maandag 10 oktober 2022

Update Park De Hoge Veluwe

Wat was het een heerlijke dag vol zon. Ik koesterde mij er languit in op een ijzeren laag stoeltje, dezelfden die er staan in de parken van Parijs. Ik keek uit op wat nu het ‘Centrale Paviljoen’ is, maar eerder restaurant De Koperen Kop was. Als een oude boerderij, binnen met donkere houten balken en zacht zittend meubilair en geweien aan de muur. Toen ik kind was, keek je vanuit de speeltuin op het terras. Ik zat er ooit midden in de winter lang bij de open haard, vlakbij de ingang, vader kon nauwelijks meer lopen. Met moeder nog op het terras, met haar rollator nog net bereikbaar, plagend strijdend om de laatste bitterbal…En nu? Het is een strakke moderne ruimte geworden, waar heel veel mensen in kunnen. Er is ook een winkel in gebouwd. Natuurlijk, de commercie is nu overal. Ik kocht als een soort van troost ingeblikte stoofpotjes van hertenvlees en wild zwijn uit eigen park, eentje met Indonesische kruiden; rendang.

Het park heeft zich, de afgelopen twee jaar dat ik er was, gevuld met eigen, andersoortige herinneringen. Op de fiets kom ik op plekken die ik tevoren nooit zag. Ik besloot nu met opzet een sentimental journey te doen en de autoweg te volgen, naar de aloude familieplek, waar we hele dagen in het zand speelden, broodjes etend, vader en moeder lezend in de schaduw van de vliegden. Omdat ik al weet dat dit ook zo ongeveer verdwenen is , zeeg ik neer vlakbij, waar het er uitziet als toen. Door bomen te kappen ontstond daar weer stuifzand. In de stilte maakte ik een filmpje. Ode aan de berk, die al mijn woonplekken markeert. En toen was er ineens een boswachter in beeld. 
Nee, je mocht niet meer zomaar ergens gaan liggen. Het struingebied waar ik op uitkeek was opgeheven. De belangrijkste reden was, dat mensen er hun picknickafval achterlieten. En dan had je ook nog de wolven, waar mensen welbewust naar op jacht gingen. Die wolf wilde Staatsbosbeheer toch eigenlijk uit het park hebben, maar dat lag nu in de handen van Brussel. Ik vroeg hoe het met de moeflons ging in het park: ‘Die zijn zo goed als, op.’
 
Ach, mijn Hoge Veluwe…Er reden nu geen auto’s omdat De Veluweloop net had plaatsgevonden. Ik heb er zoveel moeflons gezien, mekkerend en dravend door de avondschemering of ineens die donkere hoorns die in de eeuwige jachtvelden boven het hoge riet uitstaken. Nooit meer? Tenzij de wolf weer gaat plaatsmaken voor de moeflons. Ze waren de ‘natuurlijke’ begrazers van het park, nog uitgezet door het echtpaar Kröller-Müller. Ik lag opnieuw op de grond, keek de eikenboom in, nu nog met groen blad. Ode aan mijn fiets, die me nu overal brengt. Ode aan dit park; het landschap van mijn jeugd en van nu.