dinsdag 3 mei 2011

Overlopende vat

Vorige week werd er iemand in het wijkcentrum geridderd. De burgemeester kwam langs, een oud schoolgenoot van me, toen het gefrustreerde zoontje van de toenmalige burgemeester, maar hij hield van de poëzie van Hans Lodeizen, wat hem wel voor me innam. Tot op het laatste moment was het onbekend of hij wel zou komen, dan wel naar het ziekenhuis zou gaan, want de geridderde is doodziek. Ze heeft zich met moeite naar het wijkcentrum laten vervoeren.

Zo kwam ik met vrijwilliger R., die ook dodelijk ziek is, te praten over mensen die niks mankeren, maar altijd klagen en dan heb je ook nog mensen die helemaal niks hebben en een dodelijke ziekte verzinnen, zo had ik gehoord van iemand wier collega dus helemaal niks bleek te hebben. 'Allemaal aandachttrekkerij!' zei R. 'Daar moet je bij mij niet mee aankomen'. 'Nee', zei ik, 'jij doet het omgekeerde, maar dat is wel eenzaam.' Tot mijn schrik sprongen de tranen hem in de ogen. Soms zeg je iets in de vaart van het moment. 'Daar heb je gelijk in'. Hij veegde ze snel weg, want er kwam iemand anders richting het rookhok.

Gisteren begon hij uit zichzelf zacht, zijn ogen afgekeerd van me, over zijn situatie te praten. Dat zijn toch zeldzame keren. Meestal houdt hij zich groot en stoer, zoals hij gisteren zei: 'als iemand me vraagt of er iets is of dat ik wat heb, zal ik het ten alle tijde ontkennen.' Tegen mij scheldt hij weleens: doe niet zo onhandig!, ik ben toch niet invalide! als ik hem met iets probeer te ontlasten. Ik vind het ook steeds moeilijker om erover te praten, want alle pijn verwijst alleen maar naar de dood. Zeggen: je hebt nu veel pijn, hé, is bijna zeggen: je gaat zo dood.

Ik zei hem het ook moedig te vinden. Dat hij kiest om zijn vrouw zo lang mogelijk een onbezorgd leven te laten leiden. Maar dat er ook een grens aan is. Dat het samen delen en het vooruitzicht dat hij dat eens zal dóen, hem nu ook kan helpen, het langer alleen uit te houden. Want R. fantaseert ook, dat 'als het zover is' hij wil proberen om het een natuurlijke dood te laten lijken. Wanneer is het zover? De dokter heeft hem gezegd, dat hij een ongelofelijke kracht in hem heeft en een ander al lang was bezweken.

Geestkracht, in beweging en actief blijven: het helpt vast een heleboel, ja, dat zie ik in mijn omgeving. Geestkracht zorgt er ook voor dat je kunt blijven communiceren, dat het leven blijft bestaan uit communicerende vaten. Dan is het pijnlijk om je te realiseren, dat wanneer dat er niet is, het ook geen enkele zin heeft om bij iemands ziekenhuisbed te staan. Met de ene bepraat je het hele leven in een rookhok en met de andere zijn er geen woorden voor de onmacht van het waarnemen dat er geen verbinding is, niks dat stroomt.

Het leven is een vat vol tegenstrijdigheden. Soms zou je willen dat het allemaal wat simpeler was. Niet echt, waarschijnlijk, want men wil geen robot zijn, maar mens.