vrijdag 14 oktober 2011

Vogel

Dat was een erg merkwaardige ervaring: ik snuffelde langs rijen vol tweedehandsboeken in een rommelwinkel en zag daar de boeken van iemand die ik gekend heb. Ze gaf maatschappijleer op mijn middelbare school en ze was een uitzonderlijke verschijning omdat ze klein en gebocheld was. Orde houden, kon ze niet en ik dacht daar meestal bij: oké, ze wordt zo behandeld als alle andere leraren, er wordt geen onderscheid gemaakt omdat ze per ongeluk zo klein is.

Maar op een dag ging de klas te ver. Iedereen was baldadig men begon in canon iets te zingen van: Vogeltje wat zing je vroeg of Koekkoek-koekkoek, haar achternaam was Vogel, ze verliet huilend de klas en iemand zei: Het vogeltje is gevlogen. Het volgende uur hadden we Engels en de donderpreek die meneer Beek gaf, zal ik nooit vergeten. We waren ballonnen zonder inhoud, met eén speldeprikje bleef er niks van ons over, helemaal niks, een velletje. Sommige jongens begonnen te huilen.

Deze herinnering kwam haarscherp weer boven terwijl ik in haar boeken bladerde. Ze moet gestorven zijn, want je doet geen gedichtenbundels, eerste druk, Rutger Kopland, Wie wat vind heeft slecht gezocht uit 1973 zomaar weg. Of Pierre Kemp, gedichten met in vulpen de exacte dag van aanschaf: 25 mei 1959. Vijf jaar later: Zeepost van Judith Herzberg: 18 April 1964. Ze is helemaal bevlogen geweest van Sogyal Rinpoche: in het boek Dagend Inzicht, gekocht op 22 November 1996,steken nog een foto van hem en folders van meditatiecursussen en er staat op dezelfde wijze fijnbeschreven in, dat het van bonnen is van Anneke en Henk, van Ton en Wim, met een eigen bijdrage...

Het is alsof er ineens dagen uit het verleden uitgelicht zijn, belicht met een glans. Alsof ik even in haar ziel meekijk. Een mij verwante ziel: gedichten, filosofie, theologie, boeddhisme. En dan ga je heen en nabestaanden dumpen de hele handel, ongezien in dozen en brengen ze naar de kringloopwinkel. Niemand die geinterresseerd was in haar boeken. En ik koop voor 3 euro de net genoemden.

Huilend is ze de klas uitgevlucht, ze brak. De week erop stond ze weer als haar oude zelf voor de klas, die het nooit meer zover heeft laten komen. Misschien las ze thuis dan een gedicht, zoals deze van Pierre Kemp:

GOEDHEID
Ik heb altijd een zachte hand gehad
voor de bomen.
Voor die van buiten en die in de stad
zijn gekomen.
Ik ben altijd anders geweest dan de wind,
die uiteindelijk de bomen kan breken.
Ik vertegenwoordig een zeker soort kind,
dat zich nergens behoeft te wreken.