zaterdag 8 september 2018

Kranenburg en Nederlanders

Het is wel grappig. Nu loop ik anderhalve dag in Kranenburg rond en dan heb ik toch al een idee een soort van tot nu toe voor mij verborgen leven te ontwaren. Gisteren ging ik naar een restaurant in de buurt, die meedeed aan de app Togoodtogo, in de veronderstelling dat ik daar een papieren  zak met leftovers kon bemachtigen. Maar er zaten enkel vier Nederlandse pensionado’s koffie te drinken, ze deden er wat klusjes en wisten niks van de app.

Vanochtend zette ik mijn speurtocht voort, ook bij Curry moest dat mogelijk zijn. De eigenaar vertelde  me dat het alleen via die app kon, maar ik heb mijn creditcard niet meegenomen, dus helaas. Maar in hem ontmoette ik als het ware een idealistische Kranenburger die desondanks hoopte dat ik snel zo’n zak eten dat anders wordt weggegooid kwam ophalen.

En vanmiddag bezocht ik dan eindelijk de tentoonstelling Kreislauf, medegeorganiseerd door I. op wier huis ik pas. Haar man J., zo zou ik hem zelf niet noemen, dat deed een andere pensionado die ik daar trof, heeft een moestuin gemaakt bij de oude stadswallen, oorspronkelijk bedoeld om vluchtelingen erbij te betrekken, maar dat is mislukt, die kwamen hoogstens een keer kijken vanuit de fietswerkplaats die J. ook mede met dat doel heeft helpen opzetten.

‘Wat denk je, hoe moet ik dat nou aan je vragen, het is niet stom bedoeld...’ vroeg weer een andere Nederlandse vrijwilliger bij het museum, ‘maar is zo’n moestuin nou iets voor anderen culturen?’ Het valt me op dat mensen steeds omzichtiger iets aan mij vragen, als het zaken betreft omtrent exotische afkomst. Ze zien natuurlijk dat ik niet een witte ben, en mogen geen onderscheid meer maken, maar denken desondanks dat ik toch iets zinnigs zou kunnen zeggen. Ik geef ze geen ongelijk: een andersoortige achtergrond kan wel degelijke je blik mee bepalen. Persoonlijk denk ik dat zo’n moestuin, voor de ontspanning en vrije tijd en sociaal contact bij nader inzien niet aanslaat, omdat men alleen maar zoiets doet als er veel vruchtgebruik is. Sociaal contact is in andere contexten, niet gekoppeld aan het bedrijven van een hobby zoals in het drukke westen, schat ik zo in. 

Dus nu sprak ik al meerdere Nederlandse pensionado’s, die allemaal vanuit Nijmegen hier zijn neergestreken. De ene is zelfs stadsgids van Kranenburg geworden en die kende J. en I. ook, die vind ik toch werkelijk een culturele bijdrage hebben geleverd aan dit grensdorp, dat vanuit Duitsland gezien zo’n beetje als onderontwikkeld gebied wordt beschouwd, zo heb ik begrepen, maar vanuit Nederland zo ineens meteen echt het buitenland is. De stadsgids ging nu naar de organist. ‘Ken je die? vroeg hij mij, het is een hele goede’, hij liet een stukje horen vanaf zijn mobieltje. En verhip, die had ik wél horen spelen, bij een eerder kerkbezoek, die man speelt hemels.

Een vrouw, ook vrijwilligster, had me in de ochtend al zien wandelen, langs de kunstwerken buiten. Zo klein is het hier, je valt meteen op. En volgende week is er een processie, dan wordt ‘het kruis dat wonderen doet' door het dorp heen gedragen en dat heeft dit dorp tot een pelgrimsplaats gemaakt.
‘Ik verwacht je er hoor, ik ben dan ook de fotograaf’, zei de stadsgids. Ik ben van plan om te gaan.

En tussendoor sprak ik ook nog met de jongeman Derks, die de oude schoenmakerij heeft overgenomen, in een piepkleine schuur. I. heeft een  mooi filmpje gemaakt over zijn voorganger, die er 50 jaar lang schoenen heeft gelapt, in een interieur  dat hij altijd zo gelaten heeft, zoals toen hij het kocht. Vergeelde pastorale foto’s en stadsgezichten,  dieren en kindjes in het water, kalenderplaten van  bergen: venstertjes naar de wereld buiten de werkplaats. Ook het gereedschap stamt uit die tijd. Een grensganger, de zoveelste, ook al een Nederlander, die 50jaar lang niks anders wilde dan als de voorloper van de zzp-er, dit werk doen, maar nu was hij 85.

De jongeman Derks heeft  het dus overgenomen en ik geloof dat hij, helaas, alle vergeelde foto’s heeft verwijderd... Ik sprak hem aan omdat Derks mijn hele jeugd tot ver in de studententijd ook de schoenmaker was, waar ik mijn schoenen bracht, in ook zo’n ambachtelijke werkplaats vol spullen. Maar nee, hij was geen familie, es war schön gewesen, aber leider nicht, maar hij was  wel ver weg familie van bakkerij Derks in het dorp. De oude schoenmaker zou nog langskomen, die kwam regelmatig kijken en  ook met een zak schoenen die gelapt konden worden. 

Kranenburg... vroeger voor mij alleen een doorgangsstraat met wat winkels en huizen op weg naar Kleef en toen werd het een plaats waar je goedkoop boodschappen kon doen in de grote winkels erachter. De stadsgids beaamde deze beleving. Pas de afgelopen jaren is de middeleeuwse kern met stadswal en torentjes en de Wanderstrasse, waar de vrijwilliger van het museum woonde, en waar de toeristen belangstellend  doorheen flaneerden, bij mij binnen gekomen. En hij vond het leuk, om vanuit zijn tuintje van één vierkante meter, ze van info te voorzien. Volgens hem was heel Kranenburg overspoeld door de Nederlanders, wat denk jij? Nou, ik dacht niks, ik ben hier gewoon maar gast. Al heb ik al bijna het gevoel in de buitenlandse enclave te zijn opgenomen.