dinsdag 21 december 2010

(n) IK (s)

Gisterenavond bij VPRO's Wintergasten Roy Sorenson, professor in de filosofie in St Louis, Missouri. Zijn specialiteit is denken over dingen die er feitelijk niet zijn. Gaten, schaduwen, zwart ofwel duisternis, stilte. Om daarover na te denken, blijkt een soort voorwaarde, dat er eerder toch wél iets was. Je kunt bijvoorbeeld nog steeds schrikken van de skyline van New York, omdat je daar nog steeds de Twin Towers ziet. Je denkt dan over de leegte, de verdwijning daarvan en daarbinnen aan de vele duizenden doden: het leven dat er wel ooit was.

Hij toonde een scène uit een Engelse comedyserie, waar een beetje het lulletje rozenwater van een politiebureau die met een on moderne snor rondloopt waarmee hij door collega's wordt gepest, uiteindelijk zijn snor afscheert om te bewijzen dat het gepest van zijn collega's hem niet raakt: hij liet zijn snor staan want het was geen issue, en als dat waar is, dan kun je het ook weglaten. Voor trouwe kijkers van de serie blijft hij altijd: de man zonder snor; nieuwe kijkers snappen niet waarover het gaat. Hier wordt de betekenis van de afwezigheid dus ook gevormd, door een eerdere aanwezigheid.

Dat gold ook voor de enorme grote Boeddhabeelden die de Taliban in Aghanistan hebben opgeblazen. De leegte in die immens grote grotten in de woestijn is wie weet nog indrukwekkender, dan toen ze er nog stonden, betoogde Sorenson. In feite komt dit ook dichter bij de oorspronkelijke leer van Boeddha: de eerste eeuwen waren er ook geen beelden van hem.
Roel Bentz zijn interviewer, wierp op dat de grote van de beelden die overal in Azië ontstonden misschien het effect beogen dat je bij die ontzaglijkheid, des te beter kunt voelen hoe klein en onbeduidend het ego is. Sorenson beaamde dit: iets verkrijgt een extra, diepere betekenis, door het vergroten van iets wat er eigenlijk juist niet toe doet.

Voor de tweede keer in een week zag ik de uitvoering van het 'muziekstuk' 4,33 van John Cage. De eerste keer was bij DWDD door Reinbert van de Leeuw en nu weer: 4,33 minuten stilte, waar het orkest en dirigent alleen maar stil zitten. Ik weet niet wat ik ervan vind. Volgens Jan Mulder gebeurde er toch écht 'iets' in die laatste minuut . Ook de ontlading van het harde applaus in de concertzaal verwijst naar iets on bekends, zei Sorenson.

Maar wát gebeurt er? Wat is dat 'iets'? Hoor je de stilte? Hoor je door de stilte juist muziek? Veroorzaakt de stilte voornamelijk eerst ongemak in een wereld die van bedrijvigheid en geluid aaneen hangt? Is zo'n 'muziekstuk' eigenlijk in feite een excuus om eindelijk eens stil te zijn met zijn allen in de openbare ruimte en dat nog wel meer dan 4 en een halve minuut?

Misschien is stilte, stil zijn, vooral ook anticiperen op het onverwachte; de onvermoede en zelden direct gevoelde levensvreugde en vitaliteit, die het hart van ons leven is. Een bron van creativiteit waar werkelijk van alles in en mee mogelijk is. Er is als het ware een omlijsting nodig, om dit te doen plaatsvinden en die omlijsting is de stilte of de leegte.

Aan de muur bij Sorenson hingen lege schilderijlijsten. Zo is het ook met ons 'ik' filosofeerde hij. Er is een 'transcendentaal ik', die als het ware ook altijd kijkt naar dat andere ikje, het ego, dat zich elke dag op tal van wijzen manifesteert. De grote ik kijkt en beoordeelt en die is als zo'n lijst. Die is het belangrijktse, want zonder die kan dat kleine ikje niks. Maar dat ikje is tegelijk vluchtig en voortdurend aan verandering onderhevig. Wat nu, als dat ikje verdwijnt, waar blijft die lijst dan? Zal er iets van overblijven?

Allemaal heel intrigerende vragen. Ik zag onderwijl steeds Toon Hermans voor me, die zo blijkt nu uit nieuw beeldmateriaal, zijn opkomst op het podium ook oefende. Dan kijkt hij rond, werpt warme blikken rond met glimmende ogen en al zie je niks, je voelt het publiek om hem heen als een warme deken.

Dat is wat er kan gebeuren in de stilte: als je de onrust van je ikje tegen bent gekomen, het laat verdwijnen dan is daar ineens iets heel anders: warmte, liefde, stralend licht.