
Een mooi figuur die voor mij wel dit bijna oude jaar van 2010 mag symboliseren. Meer dan ooit heb ik ervaren hoe het is om geaard te zijn, je over te leveren aan het weer, je te laten koesteren in zonlicht, je te richten naar het licht dat elke ochtend weer te voor schijn komt. Zoals een tuinman, dat wat niet vruchtbaar is verre van je houden, snoeien als het kan maar als de grond uitgeput is, ergens anders weer opnieuw beginnen.
Broeder Janus heb ik na mijn vertrek aldaar nooit meer gezien, maar hij staat vaak naast me als ik met iets in de grond bezig ben, als ik dahlia's zie en ruik, ze hebben zo'n speciale kruidige geur. 'Het komt zoals het komt en het gaat zoals het gaat', zulke dingen zei hij. Er gaat alweer een jaar en er komt alweer een nieuw. De tijd snelt voort en alleen ik zelve kan ervoor zorgen dat die tijd zo is in mijn handen, zoals die in de handen is van een tuinman. Tijd die je niet ontglipt, maar die je bewerkt, elke dag weer.
In het Stedelijk Museum in Amsterdam ligt er op de grond een fragiel kunstwerk van Job Koelewijn, van wie ik ik wel fan ben (zie 'Passie-bloempje', 12 mei 2009). Hij heeft de dunne blaadjes van Spinoza's Ethica losgemaakt uit het boek en naast elkaar op de grond gelegd, bij elkaar 4 bij 5 meter. Daarop heeft hij een soort hallucinerende mozaïek-achtige spiralen gemaakt in lichtgroen, blauw en wit met een zwart midden. Ze zijn van gekleurd zand, zoals de grote boeddhistische zandmandala's.
Zo is het met de tijd en alles wat daarbinnen verschijnt: je bouwt het zorgvuldig en aandachtig op om er werkelijk in te kunnen verblijven in dat niet te grijpen hier-en-nu. En dan met een veeg, dan is het ook zo weer weg.