maandag 27 december 2010

Rood

Drie kwartier bij de bus gewacht op Kerstavond maar die kwam niet. Ik zou dus niet mee doen aan de dans van de bloem, of de ster van lichtjes bij de Clarissen. Thuisgekomen besloot ik de adventskrans op tafel naar boven te verplaatsen, naar mijn eigen kapelletje. Ik ontstak de kaarsen en ging mediteren en visualiseerde me in de kapel. Een ruimte van oranje licht voor mijn dichte ogen. Toen ik ze opensloeg was er een uur voorbij. De tijd van de kerstwake-viering in het klooster.

Ik was er fysiek niet bij, maar in mijn geest was het levendig en warm. Het maakte after all niet uit waar mijn lichaam zich bevond, de geest is een machtig mooi... instrument?... Kun je de geest vergelijken met een instrument dat je bespeelt, zo, dat het muziek maakt? Maar het blijft je lichaam die het aanstuurt; zonder lichaam is niet bekend waar de geest zich bevindt en of het jouw geest is, die nog ergens blijven zal...

We vierden de dag erop Kerst met de familie, het was warm en vrolijk met in de coulissen donkerder en zwaardere tonen, maar het eindstuk was ultieme meligheid waar ook de nieuwe generatie nichtjes en neefje een flinke duit in het zakje deden: enige competitiedrift door het gezelschapspel dat we in twee teams speelden was de aanjager. O! wat was ik goed in het raden van de tekeningen, de gezochte personen middels de interviewtechniek in 20 vragen, de uitgebeelde werkwoorden of anderszins, al zeg ik het zelf.

Neefje raakte door het dolle heen, toen hij bij het woord strand, waar je een liedje met tenminste drie regels van moest kunnen zingen, begon met:" strand, ik ga naar het strand en daar is zoveel zand, en daar is zoveel zand, en daar is zoveel zand; gewonnen, drie regels!"

Bij het woord 'rood', telde mijn Meisjes met rode haren niet mee, want het was een vervoeging. Zusje 2 riep: ik heb het, ik heb het!... en ze zette Frank Boeijen in: Denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit, maar in de kleur van je hart. Iedereen joelen en lachen, want rood, nee dat kwam er niet in voor. Of toch wel? Rood zweefde in de kamer. Maar nee: de geest van rood mocht het niet winnen van het concreet niet uitgesproken materiƫle woord.

Soms zou je willen dat de wetten andersom waren. Dat je een paar keer in je leven mag beslissen dat de geest definitief zegeviert over de materie. Dan win je zo'n allengs uitgelaten wordende kerstspel en ook dan eens een keertje, wanneer het zo uitkomt en je heel graag wilt, het levenspel. Niet uitgesproken of grijpbaar rood, dat het wint van zwart en wit.