zaterdag 10 september 2011

Tenessee me

Ik heb een dubieuse verhouding met de slakken in mijn achtertuintje. Die grote van soms bijna 10 cm, oranjeachtig, zonder huisje. De ene keer als ze langzaam zich voortslepen, hun voelhoorntjes uitstekend en rondtastend, dan vind ik ze best vertederend. De andere keer als ze uit een natte struik vallen in het donker, schrik en griezel ik. Ook heb ik me welleens af gevraagd of je ze kunt eten; ze zijn zo dik en vet, misschien smaken ze in de knoflook en kruiden wel naar grote dikke biefstukachtige escargots.

Vanochtend ontdekte ik per toeval een manier om ze te vangen en te lokken. Ik at een oude boterham met saté-salade bij de koffie en de krant, buiten en had het plastic zakje zomaar neergegooid op de grond. Toen ik na een half uur (ofzo) opkeek, bleek de zak gevuld te zijn met zes vette dikke slakken. Wat ermee te doen? Lief zijn, ze transporteren naar het compostvat, ik had er even geen zin in. Hak! Hak! Ja, Hak!, Hak, dat heb ik gedaan. Met een schopje hakte ik er eerst eentje door het midden. Slijm, wit en zwart spul stupte naar buiten. Lekker vies, aaaah! lekker puh, ze gingen er eén voor eén aan.

Ik ging naar de stad, UIT-festival in een provinciestadje. Ambigue-aardig-niks. En toen: Helemaal uit de USA, Alabama, The Secret Sisters. Zittend in het warme zonnetje dacht ik aan mijn Hak! Hak! en toen zongen ze een liedje over verloren liefjes uit Tenessee. Zoet, onschuldig en toch ergens ook een beetje ironisch met een angeltje. Tenessee me, dat wordt mijn slakkenliedje. Over het langzame, glibberige, slijmerige, voelsprietende, glijdende leven inéén: Hak, hak, Tenessee me.



PS: Hun liedje Happy Valley, is er helemaal eentje van een zoet heimwee. Slakken als diersoort roepen dat ergens bij mij op. Dat ze hun huisje altijd bij zich dragen.