dinsdag 28 juli 2009

Voorbij

Gisteren heb ik me voor het eerst een toerist in Amsterdam gevoeld. De stad gaat al zo lang met me mee, dat het voor mij toch de tweede stad van Nederland is. mijn eigen provinciestadje, voel ik me daar het meest op mijn gemak. Dat begon al vroeg.

We gingen als kind al dagjes uit naar Amsterdam en aten er Sou Yo Fan in een klein Chinees restaurant en kregen van tevoren de instructie om water te vragen en geen ander drankje, want dat was te duur. Ik herinner me kleine louche winkeltjes achteraf, waar we op jacht gingen naar Afghaanse jassen, die toen in waren. Dat was voor mij de eerste keer dat ik ontdekte, dat een stad uit meer bestond, dan een doorgaande grote winkelstraat.

Op de middelbare school moest Moeders wel twee jaar lang één keer in de week naar Amsterdam, op de dinsdag en dan reed ik met haar mee. En spijbelde dus, dat kon zomaar. Ik ging dan uren plaatjes draaien in Concerto en rondslenteren, dat ook.

Later ging Broer er wonen en zo leerde ik de plattegrond van Amsterdam een beetje kennen. Van een krap kamertje midden in de Jordaan, naar zijn etage plus klein kamertje op zolder, mijn logeerkamertje, nabij de Amstel, naar zijn appartement aan het water met uitzicht op het Nemo.

Ik heb er in een warme zomer, toen ik geen geld had om op vakantie te gaan, bijna helemaal Terug naar de verloren tijd van Proust gelezen, op bankjes aan de grachten en liggend in het Vondelpark. Zo'n zomer, zo'n sfeer blijft aan je kleven en vergeet je nooit meer, zoals het Madeleinekoekje van Proust. Wandelen door Amsterdam is ook wandelen door de tijdslagen en zones van mijn eigen leven. De onrust in de stad over de bouw van de Stopera, het volle Museumplein bij de antikernkoppen-demonstraties.

Maar gisteren zat ik voor het eerst in de zon op de Dam, tegen het monument aan en op de roze marmeren driehoek van het Homomonument een vet frietje te eten en tuurde omhoog, naar de Westerkerk. Ik heb de duifjes op de dam met brood gevoederd en 'Amsterdam, pak me dan' uit Ciske de Rat mee gezongen en 'Tulpen uit Amsterdam' ingezet. En je bemoeien met fotootjes maken, dat hoort daar dan ook bij.

In speelgoedwinkels lekker aan alles zitten en het uitproberen, net zoals de muziekinstrumentjes in de Aborginal-Art winkel, naast boekhandel Vrolijk (ook zo'n oldtimer) en weer eens door Magna Plaza. Wat lang geleden dat het geopend werd en wat lang geleden dat ik daar weer eens liep.

Dat gebeurt allemaal, als je even met nieuwe ogen kunt kijken en ditmaal waren het de ogen van Nichtje Lisa. Haar moeder vroeg aan haar op het einde of ze zich dit bezoek aan Amsterdam wél later zou herinneren. Ze dacht het wel, maar je weet het nooit.

Ooit, als ik 'ooit' haal, Michaël Zeeman (literator, colmnist en dichter) en leeftijdgenoot is binnen dik een maand tijd door een hersentumor uit het leven weggerukt, zo stervelijk ben je... maar áls ik 'ooit' haal, met rollator en stok en wie weet wat er dan allemaal weer mogelijk is, dan zeg Ikke tegen Nichtje die dan allang volwassen is: Weet je nog wel, nee dat zal wel niet meer, de keer dat je voor het eerst Amsterdam ontdekte?

Dan kijkt ze je wellicht met een vage, verwonderde blik aan: Tante, waar máák je je druk om? En zo trekt het leven aan je: Voorbij.