zaterdag 29 januari 2011

Tegen onverschilligheid

Het schilderij van Edward Hopper uit 1932, die op de kaft staat van het boek Tegen de onverschilligheid, pleidooi voor een moderne levenskunst (2007) van Joep Dohmen, die laat precies zien wat onverschilligheid is: je zit in een kamer met zijn tweeën, ieder bezig met iets van zichzelf, niet in staat tot een werkelijk gesprek en je doet het zo maar omdat je dat zo gewend bent, omdat je niet meer weet hoe het anders kan, omdat je te moe bent, omdat je denkt dat het leven zo is...

We spraken gisteren over dit boek in de boekenclub en vroegen ons af wat levenskunst is. Degene met kinderen zei dat door 'kinderen' de vraag naar de zin van je leven voor twintig jaar of zo niet meer gesteld hoefde en kon worden: het zijn die kinderen die altijd de voorrang hebben, om wie het draait dat je ze grootbrengt, terwijl elk gezin ook meestal een Probleem heeft, bij weinigen gaat het zomaar van een leien dakje. Degene die alle avonden door de week vijf verschillende koren dirigeert en zo voornamelijk haar brood verdient, zocht steeds opnieuw naar de tijd als duur omdat je daar pas op nieuwe dingen kwam. Hoe het een kunst is, om een koor gedurende een paar uur in een soort flow te brengen, ergens naar toe, een kwalitatief sprongetje verder, niks op de automatische piloot.

Maar Levenskunst en de vraag naar de zin van je leven, speelt zich ergens af, nog achter deze activiteiten. Niet onverschillig zijn, ja daar gaat het dan om. In het boek, dat uit tien aparte hoofstukken bestaat die ook los elk een geheel vormen, stelt Dohmen in één ervan de vraag: Autonomie of transcendentie? Autonomie is een groot goed geworden en de maatschappij is voort gehold hierin richting consumptievisme als zin van het leven. God is door Nietsche dood verklaard, alle oude godsdienstige kaders van betekenisgeving zijn gemarginaliseerd: moeten we dan écht alles uit ons zelf halen? Hij introduceert de term 'horizontale trancendentie' als kern van levenskunst.

Horizontale transcendentie: dat is je écht laten raken door ieder ander. Uit je eigen kleine wereldje jezelf overstijgen door je te realiseren dat elk ander ook een andere wereld aan je opent: zo gebeurt er iets, de zin van het leven ontvouwt zich omdat je niet blijft zitten waar je zit.

Ik had de dag ervoor Jolande Sap gezien in het debat over Kunduz. Integer, sprekend vanuit diepe overtuiging in optimistische politiek bedrijven, geen moment zoekend om te gloriëren. 80% van haar eigen achterban vol oud-PSP-ers wil niet, maar haar boodschap is: we moeten verder, het verleden met on realistische, romantische idealen is niet meer, dit is wat nog geprobeerd dient te worden.

Het gaat hier niet over of ze gelijk heeft of niet, naïef is of scherpzinnig. Zij deed iets wat met levenkunst te maken heeft: tegen de onverschilligheid en cynisme. Mark Rutte luisterde alert en opgewekt, het hele debat hield iets van een spanningboog vast, dat je denkt: wat is het eigenlijk onbeschoft en onbeschaaft wanneer er onderwijl door mensen getwitterd word of geSMSt. Dit is de kern van een debat: aandacht voor elkaar, kunnen luisteren, op het scherpst van de snede blijven.

Dat schilderij van Edward Hopper en veel van zijn schilderijen: ze tonen mensen als geisoleerde, eenzame atomen, die rond elkaar heen dwarrelen en langs elkaar heen leven. Je zou er eentje moeten uitvergroten en daar regelmatig naar moeten kijken: zo niet, zo niet, zo niet, zou de mantra kunnen zijn die je op onderzoek laat gaan naar scènes in je eigen leven: doe je het ergens zo wél? Keer het dan om: zo niet, zo niet zo niet...