
Wat een wijdsheid, dat water van het IJ, met blauwe heldere luchten,wat verandert het perspectief op de oude binnenstad van Amsterdam toen ik daar wandelde langs het front dat gebouwd is rondom de oude pakhuizen, naar het KNSM-Eiland. Zo nieuw, allemaal nieuw. Tot nu toe was ik tevreden met de schelp van de binnenstad, de grachten als ribbeltjes daarin verweven, maar nu ineens is dat water in de grachten een soort stelsel dat stroomt en alleen zijn bestaansrecht dankt aan dat wat ervoor ligt, het gat naar het oude IJsselmeer, het zeegat dat daarop volgt, de zee, de oceaan, de wijde wereld. Ooit kwamen mijn ouders met het stoomschip naar deze contreien, 100 dagen op de boot.
Groots opgezet die stedenbouwkundige architectuur met behoud van enige oude gebouwen: Oud en Nieuw gaan werkelijk een dialoog met elkaar aan. Amsterdam verandert van een groot dorp in een wereldstad, ik voelde de ondernemingsgeest waaien, het op drift zijn, het zoeken naar een nieuwe horizon. Uit die expansiedrang heeft het zover kunnen komen dat mijn familie hier belandde en ik als nazaat mij nu alleen hier kan wortelen.
Hoewel? Nog altijd denk ik dat ik mijn leven ook zomaar om zou kunnen gooien naar iets heel anders en nieuws, en nog altijd denk ik ook dat het er niet toe doet; dat het ook helemaal oké is wanneer ik langzaam en traag, geheel en al als een steeds oudere boom, geworteld zal blijken te zijn in de stad waar ik woon in het oosten van het land.