woensdag 5 januari 2011

Wat woorden

Vanmiddag kreeg ik van M. een liefdesbriefje. Ik was helemaal ontroerd. 'Jouw huis is nog altijd een bron van inspiratie voor me. Bij jou heb ik voor het eerst noodle-soep gegeten (slurpsoep noemde ik dat indertijd), waar ik nu lichtelijk aan verslaafd ben. Ik herinner me de hutten die we bouwden, en de glazen knikkers in het potje water en het tuintje waarin we altijd werkten, dat gaf me zo'n volwassen gevoel. Bij elk ding in jouw huis daar horen wel 100 verhalen bij en het mooie is dat het allemaal van jou is en jij het verzonnen hebt.'

Dit had gisteravond mijn voorbeeld kunnen zijn, hoe communicatie zonder veel woorden kan zijn: de dingen in mijn huis en de dingen die we deden: ik en M. en E., de kinderen van P. , waar ik een keer in de week een dag op paste vanaf hun geboorte tot aan de middelbare school. Ik heb ze in badje gedaan, luiers verwisseld, met ze geknuffeld op de kommode, kusjes op hun blote buik... De eerste woordjes, 'ik' zeggen, voor het eerst de glijbaan op, kunnen fietsen, tekenen, schrijven enzovoort.

Gisterenavond Fioretti 24: over Franciscus die met veel woorden door het vuur wil gaan om de sultan van Babylon te bekeren en naakt bij het vuur gaat liggen bij de lichtekooi. Ze worden beide bekeerd, maar dat is zoiets ingewikkelds, dus ik vroeg of iedereen in plaats van Franciscus, 'ik' wilde invullen en eventueel, van de lichtekooi een aantrekkelijke jongeman wilde maken. Wat doet zo'n enscenering je? Ver reizen op zoek naar ontmoetingen met vreemdelingen en zomaar dichtbij een aantrekkelijk iemand liggen?

Heel mooi weer, al die belevingen. En toen ik na de pauze vroeg wat je het meest in vuur en vlam zette: het gebruik van veel gepassioneerde woorden of zonder veel woorden in gaan op de vraag van een ander? En heb je ooit meegemaakt dat je door een van beide wijzen heel diep geraakt werd?

De een vertelde in één zin iets over haar relatie: 'Wanneer we met elkaar praten dan kunnen we in vuur en vlam raken, maar als ik dan te veel woorden gebruik, dan dooft de vlam ineens.' Een ander dacht aan de foto die gisteren in Trouw stond: Hans Wiegel die midden in een verkiezingdebat in tranen was uitgebarsten, hij had net zijn vrouw verloren, en de hand die Joop den Uyl op zijn arm legde.

Meerderen vertelden over kinderen. Hoe ze op een dag net te moe was om met schwung en vitaliteit de licht ge handicapte kleuter in haar klas op te tillen en dat kind meteen gereageerd had met: Hou je nou niet meer van me? ... Over de diepte in de ogen van een kleinkind die zich jaren later dat moment van elkaar aankijken ook nog herinneren kon. Ik kwam niet meer aan de beurt, want de tijd was om. Ik was ook stil geworden van de openheid, de sfeer die aan de tafel hing.

Maar nu, na vandaag, had ik gezegd: Het waren de dingen in mijn huis en de dingen die we deden die zoveel zeiden en het briefje met weinig woorden dat ik vandaag kreeg, dat die dag in de week in de jeugd van E. en M. weer tevoor schijn toverde. Een geschenkje van geluk.