Gisteren liep ik onverhoeds de Sint Willibrordkerk in Utrecht in. Er stond een bordje in het voorportaal met gestifte letters: kerk open, ik hoorde stemmen en geluid en liep door de niet verlichte zijkapel, zó de kerk in. Wat een verrassing! Prachtig gerestaureerd van 1999-2005, geheel in kleur geverfd, lentegroene koepels met bloemen, gekleurde spiralerige pilaren.
Het is uitzonderlijk dat kerken in Nederland overdag open zijn, men heeft in de praktijk teveel gestolen kostbaarheden meegemaakt, weet ik uit inside informatie, maar het is eigenlijk doodzonde dat dit niet zo is. De kern van een Godshuis komt zo toch het meest tot haar recht: als je in het Franse platteland zomaar een klein Romaans kerkje in kan lopen, waar de vogels zich hebben genesteld in de oude stenen, of in Rome en Napels: overal en nergens.
Dát zit in die ervaring van het onverwachte besloten: je bent heel eventjes overal en nergens. In de Willibrordkerk bleek een koor te gaan oefenen die na de Dodenherdenking op 4 mei het Requiem van Fauré ten uitvoer gaan brengen.
O, wat is het altijd zo heel bijzonder, als je dan van enige oefeningen, zomaar getuige mag zijn. Flarden van het Requiem dwarrelden door een viool en de prachtige geluiden van het kerkorgel de ruimten in. Het is alsof je even ontsnappen mag aan de tredmolen van de tijd van het gewone leven.
Dat het onverwacht is, en eigenlijk bedoeld is om nog niet gehoord te worden: oefeningen in de ruimte, een prelude op dat wat het straks wordt: een gewichtige uitvoering, waar prestatie en perfectie een boventoon gaan voeren: hoe anders is dit onvolmaakte: de flard, de poging tot, het zoeken en dwalen in de muzieknoten...
Ik heb het eerder meegemaakt en voor mij is het een soort venstertje op het eeuwige, op dat wat blijft: een oefenend koorknapenkoor in de kathedraal van Exeter op een zaterdagmiddag, de jochies in vuile kleding alsof ze zo van het voetbalveld komen, het gezang van een Chinese operazangeres die ik in de verte hoorde op een afgelegen tempelcomplex in Peking. Een stem die je dan volgt en dan zie je haar: midden op het ommuurde plein, zingend en danspassen oefenend.
Alles wat je niet kan controleren, kunt bedenken, wat er zomaar is en zich even openbaart: het is van een schoonheid die juist opvalt omdat het nog niet volmaakt is. Zoals het schoonheidvlekje dat men vroeger op het gezicht aanbracht: juist dat puntje zwart zuigt je een andere dimensie in: die kier in de tijd, waar het overal en nergens is.