Volgens middeleeuwse kalenders is het vandaag pas écht de eerste dag van de lente en daarbij geheel in het sterrenbeeldteken van de Ram. Waarom? Het is 24 maart en 24 is twee keer 12, twee keer een etmaal. Het is nu de dag van het jaar, dat het even lang licht als donker is: het daglicht is er twaalf uur, de nacht evenzeer.
Dat is ook een oude verklaring waarom de sterrenbeelden beginnen met de ram. De ram heeft twee horens en het is zijn gewoonte dat hij even goed op zijn linkerzijde, als op zijn rechterzijde kan slapen. Jupiter Amon werd al met twee horens afgebeeld, symbool voor die tweekantigheid van licht en donker en de twee zijden waarop we ons te ruste kunnen leggen.
Op middeleeuwse afbeeldingen wordt de maand Maart veelal afgebeeld met mensen die tussen de druivenstruiken het dode hout wegkappen, om ruim baan te maken voor nieuwe bloei. Kijk maar bij Les tres Riches Heures de Duc de Berry; het is het symbool van de lente, het nieuwe begin.
En o, dat komt wel binnen deze dagen! Heerlijk weer voor het eerst je sokken uitdoen en met je blote voeten in het zand bij de rivier, je buik ontbloten en die warme zonnestraaltjes je navel laten tintelen. Ik wil wel naar deze oorsprong van de wereld, fijn navelstaren en bedenken dat het goed is om dood hout uit je leven weg te snijden en een juiste balans te vinden tussen het donkere en het lichte.
Onderwijl las ik Titaantjes van Nescio, nog in het kielzog van het Boekenweekthema: opgroeien in de letteren. Een merkwaardig en doch ook zeer toepasselijk lectuur, voor de uren aan de waterkant: En aan de rivieren mijner gedachtenzit ik stilletjes en genoegelijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie 't water stromen, voortdurend stroomen naar het onbekende. (...) Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.
Dat is de ene kant. En de andere kant is dat ik scherfjes heb gezocht en gevonden en al eerder heb ik mijn vermeende oude potje uitgegraven (zie blogje Hebberig in Januari). Maar nu die pronkt op de tv denk ik: ís het wel écht zo oud? En dan denk ik weer: ach wat, maakt het wat uit? Laat het er maar doelloos zijn... Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen. Zo is de volgende zin bij Nescio.
Je wilt altijd wát. Zonder dag geen nacht, zonder duister geen licht en alles heeft altijd minstens twee zijden. Ik ben dus een echte ram: voortvarend en stilstaand tegelijkertijd.