donderdag 20 februari 2020

Bali-verkenningen

Gisteren toen ik terug kwam van de schilder I Wayan  Mardika, zag ik vanaf mijn stoel waar ik nu ook zit, dat al het eten van de altaartjes weg was. Uren duurde het om het neer te zetten, een dag ervoor alles klaarmaken, het lijkt ons kerstdiner wel! Alleen wordt hier dus eerst al het voedsel aan de Goden en de zielen van de voorouders gegeven en als een soort wonderbaarlijke broodvermeningvuldiging,  eten die er eerst van en geven de resten aan de stervelingen.

's Avonds de optocht van Barong en Rengda. Het hele dorp liep mee, ouderen, jongeren, baby’s en peuters op de arm, rennende kinderen die de twee figuren ook wel wat eng vonden, Rengda klapperde af en toe hard met zijn tanden, Barong bewoog trillend het hoofd en boog zich met zijn grote bolle ogen naar de kleintjes. De sfeer was gezellig, iedereen was met elkaar aan het kletsen. Geen hoogverheven religieuze sfeer dus; dat spreekt mij wel aan. Nu stonden er bij de ingangen van alle poorten die naar een familie-compound leiden en waar Barong en Rengda langskwamen, een grote schaal op één poot vol lekkernijen, versieringen, wierook en bloemen klaar.

Wij hadden heel vroeger thuis een rode  Barong-kop ergens hangen, boven een deur meen ik en boven een andere deur hing er toen ook nog een kruis en we zeiden een Weesgegroet voor het slapen gaan, boven op de overloop bij een houten Indonesische Maria met een sarong aan en Jezus op haar arm. Ik zie haar nu, als ik mijn trap oploop naar boven Zo is het dus toch met de vroegste paplepel bij mij ingegoten: deze mix van van-alles-wat aan levenwekkende verhalen...

Vandaag heb ik een lange wandeling gemaakt richting Ubud, alles is het aanzien waard, zo groen...zo mooi...zo vruchtbaar! Maar ik ben toch op een gegeven moment weer teruggelopen. Hoe dichter in de buurt, hoe drukker het al werd. Ik vind het toch niet echt een gezicht, westerlingen met grote zonnebrillen op een scooter met vrouwen in extreem korte broekjes, hotpants heten die vroeger,met een bikinitopje, terwijl in de rijstvelden de mensen werken met een simpele zeis. Ik sprak gisteren een Amerikaans stel, die het in Ubud verschrikkelijk vonden, een internationale mensenmassa bij elkaar gepakt...en dat met het Corona-virus zeiden ze. Zij hadden een stop over in Hong Kong en werden op het vliegveld meteen getemperatuurd en kregen een mondmasker. 

Iets van het gebaande pad zag ik een vrouw met een grote stapel takken op haar hoofd sjouwen en een oudere man klom naar boven, tanig en dun en zondoorstofd bruin, met een slendang om en een mand vol net gemaakte groene bamboebakjes, zo leek het. Hij ging de poort binnen waar ik voor zat en hij keek helemaal niet gek op, hij  leek het de gewoonste zaak van de wereld te vinden om mij daar te zien. Ik had een paadje door het groen gevolgd tot ik niet verder kon. Even later begreep ik waarom mijn aanwezigheid hem niet verontruste:er kwamen twee motors het pad op scheuren met twee jonge westerse vrouwen en de ene ging de poort door, waar ik voor zat, de andere bij de buren... Boeren met een gast op je erf, aan de uiterste rand van de dessa, bij het bovenste rijstterras.

De familie waar ik verblijf lijkt in aardige welstand te leven. Mijn kamer lijkt deel van het oude familiegebouw, achter hebben ze nieuwbouw gepleegd, twee huizen met een groen gazon en bloemen. Een dochter van hen leeft in Australië, ze is single en 27 jaar, heeft business management gestudeerd. Een tante van Koko woont in Queensland, is getrouwd met een Australiër en Koko is er pas geweest. Hij heeft er ook een paar jaar gewoond, maar heeft besloten om definitief hier op Bali te blijven, nu. In Australië kon hij big money maken: hij verdiende er dertig dollar per uur als kok in het restaurant van zijn tante. Maar toch... hij leeft liever hier en niet in de hectiek en de ingewikkeldheid van het westen. ‘Soms is de rust saai, maar meestal niet’ zei hij. Hoe de 177 euro die ik betaal voor een maand verblijf  past in dit geheel, met een ontbijtje van vers fruit en cake en koffie en thee wanneer ik maar wil, begrijp ik niet helemaal.... Maar als je alle vier de kamers verhuurd hebt, is het natuurlijk wel een aardig bedrag en huren voor een maand was meer dan 34% goedkoper dan per nacht.

Ik las ergens dat de naam Gusti hoort bij de derde kaste binnen de hogere kasten in het vroegere kastenstelsel hier, die van de kooplieden. Op Bali behoort 7% bij deze ‘elite’, de overigen zijn het gewone volk. De kaste van de paria’s, de onaanraakbaren, die kent men hier niet. Misschien zit er oud geld in deze familie, net als bij de schilder I Wayan Mardika? Kunstenaars horen ook bij die 7 % elite. Hij kan zijn leerlingen en de nieuwe generatie in dit dorp en omgeving zomaar schilderles geven, ze hoeven niks te betalen, hij levert al het materiaal.