woensdag 26 februari 2020

Schreeuwende varkens. Durian.

Ik zit vredig op mijn boventerras psalmen te lezen. Ik ben ze voor de zoveelste keer opnieuw aan het ontdekken... zoals dat ook in kloosters gebeurd, het eindeloos, dagelijkse herhalen ervan geeft een bedding aan een stroom die levenwekkend is.... Ik hoor ineens een dierlijk geschreeuw, kijk om het hoekje van het balkon van waar het geluid komt en zie dat een aantal mannen, voor het winkeltje een enorm roze gevlekt varken aan dikke takken binden. Ernaast ligt een groot zwartachtige mannetjesvarken al op zijn zij. Weer een gekrijs: ook hij wordt vastgebonden. Even later worden ze beide hier de straat uitgedragen.

Het ruikt hier heerlijk naar etensluchten en ik zie en hoor tegenover mij beneden, zittend op de grond voor de ingangen van een van de verblijven, een vrouw kruiden fijnmaken met een goelek. Bovenop een hoge trap ligt in een rieten mand opnieuw een hele lading saté te broeden of te drogen. Iets verderop andere hakgeluiden.Gisteren waren Koko en zijn vader een hele fijne lichtoranje klei-achtige substantie-pasta rondom de stokjes aan het kneden. Ik geloof dat het de Balinese saté lilit is, visgehakt, vermengd met kruiden, specerijen en geraspte kokosnoot. Ik heb het al geproefd, het is erg lekker. 

Het bekendste Balinese gerecht is babi guling, speenvarken... die heb ik dan waarschijnlijk net zien wegdragen. Of moeten dat alleen naar jonge varkentjes zijn? Ja, dat is zo: ‘Speenvarkentjes zijn heel jonge varkentjes die nog gespeend worden en daarom is hun vlees boterzacht en mals’ hoor ik een ex-collega die ook kok is aan me vertellen. Ik heb onderweg ook al een fokkerij gezien van varkentjes, geen grote stallen, maar een omheining met biggetjes en de moederzeug ernaast. Boven haar brandde een wierookstokje tussen wat offertjes. Het hakken gaat ritmisch door. Allemaal voor het aanstaande feest op Zaterdag: Kuningan wanneer de zielen van de voorouders weer naar de bergen vertrekken. Er zit het woord kuning in, dat geel betekent: vroeger leerde ik dat gele rijst geluk brengt.

Gisteren at ik durian, de stekelige en vies stinkende vrucht, vinden velen, naar ik ruik alleen de goddelijke geur van durian, zelfs ooit ook bij riolen in Jakarta... Ik zat bij een tentje langs de weg, naast mij kwamen drie boeren zitten met opgetrokken tanige dunne benen met blote voeten op het houten bankje. Eentje ging er eten, een groot bord rijst met groentenprut dat ook heerlijk rook met een glas melk. Ik kreeg de verleiding om het ook te bestellen,maar toch maar niet, omdat ik niet goed kon kijken naar de hygiënische omstandigheden van het donkere keukentje achter.

Een vrouw met een grote mand op haar hoofd deed wat boodschappen en liep weer terug omdat ze de sigaretten vergeten was. Er stopten mensen op scooters, een vrouw deed er lang over om goede sinaasappels uit te zoeken, een jongen kocht vijf sigaretten en een  sjieke auto stopte en die kocht éėn hele kleine ananas.En ook leveranciers in kleine vrachtwagentjes kwamen aan met een lading vol oranje Afrikaantjes en groenten en rambutan, kleine vruchten die op lychees lijken, maar dan met een rode vacht die op haren lijkt: rambut betekent haar. Ik kreeg van de eigenaresse nog een bruingeschubde salak, die in  Nederland ook wel slangenvrucht wordt genoemd, terwijl ze er ook zelf eentje oppeuzelde. Mijn Indonesisch is te slecht om te converseren, dus zat ik er alleen genoeglijk waar te nemen. De sfeer is kalm en vredig, gisteren in dat kraampje, maar hier ook op mijn terras.

PS. De schreeuwende varkens werden naar een plek in het dorp gebracht. Daar worden ze in stukken gesneden waar elke dorpeling een deel van krijgt. Er wordt saté van ze gemaakt.