donderdag 27 februari 2020

Feestmaaltijd. Selemat Makan

Vandaag is het de dag voor Kuningan en dat is ook weer een specialere dag dan de vijf dagen hiervoor, vanaf Galungan. Ik heb nu een volle buik, ik kreeg een feestmaaltijdje van de familie aangeboden. Ik herinner me het gebruik: je heet gasten van harte welkom... Het was heerlijk en ik proefde de geuren die hier gisteren rond cirkelden. Een gekruid kippenpootje, stukjes vet spek in ketjapsaus van het varken, een soort mengsel van bonen en groenten en vlees in elkaar gekookt, zodat het op stukjes worst leek, En de saté, een gekruide kippenpasta en geen vis, zoals ik gisteren veronderstelde,

Halverwege mijn maaltijd onder de boom, die weer onder mijn terras staat, terwijl een ouder echtpaar op hun mobieltje aan het praten was met iemand, staat de man op en komt met een eigen bordje uit de eigen keuken: weer vier satéstokjes, enkele dagen geleden heb ik hem een hele ochtend stokjes zien snijden uit dikkere stelen. En ook nog een smakelijk goedje gewikkeld in een palmblad.... gastvrijheid naar de mensen is gastvrij zijn voor de Goden en de zielen van de voorouders.

Op het einde van mijn maaltijd komt een heel oude herinnering naar boven. Zó was dat: je laat iets op je bordje achter en je eet niet alles op, dat is niet beleefd, dan zou het lijken dat je niet genoeg hebt gehad. Ik zie me zitten op een kinderverjaardagsfeestje en ik dronk mijn glaasje ranja niet tot de bodem leeg en liet een stukje taart staan. ‘Wat is dat nou?! ‘ riep de moeder van mijn vriendinnetje, ‘Vind je het soms niet lekker, ofzo?’ En hiermee leerde ik dat je in Nederland juist alles schoon op moet eten.

Dus dat leer je jezelf aan en dan komt daarbovenop een laag van deze tijd: doe niet aan voedselverspilling. En nog een oudere laag:de voedselschaarste die ik in sommige landen heb gezien, voedsel gooi je toch niet weg? Dan is er dus in je een nieuwe oppervlaktelaag gegroeid, die je gevoelens gaan dicteren, want het kostte me werkelijk een beetje moeite om nu iets op het bord achter te laten. Ik deed het wel, bracht mijn bordje naar de moeder van Koko, naar de dapur (nu, eindelijk na dagen komt het Indonesische woord voor ‘keuken’ in mij op) en ze gooit met de grootste vanzelfsprekendheid de resten van het bord in een vuilnisbak. Gelukkig, het gebruik lijkt te kloppen, schat ik maar in.

Ik voel de subtiele aardverschuivingen rondom het andere, wat anders is, in mijn binnenste... Wat is het toch een precair terrein, dit alles rondom cultuurverschillen.... Hoe om te gaan met gevoelens die er bij jou nu eenmaal op een bepaalde wijze in zijn gebeiteld? Ik denk aan een man uit Bangladesh die ik ooit geïnterviewd had, getrouwd met een Nederlandse vrouw. Hij was van zijn geloof gevallen, maar had van jongs af aan bepaalde reinheidswetten ingehamerd gekregen en daar hoorde ook het niet eten van varkensvlees bij. Dat at hij dus nooit. Maar hij kookte ook elke dag zijn eigen maaltijd, los van wat zijn vrouw en kinderen aten. Met zijn verstand vond hij het onzin, maar zijn gevoel kon zich er niet overheen zetten; dat hij dus ervoer dat zijn eigen vrouw op een onreine wijze een maaltijd bereidde. En zij wilde niet zijn kant opschuiven, vandaar.