dinsdag 18 februari 2020

Tèh Susu en aankomst

Dit heeft ook wel iets volkomen onwerkelijks. Ik zit hier aan een tafeltje onder de afdak van het ceremoniehuis van de familie van Koko Gusti. Zijn moeder heeft me net een mok zwarte koffie gebracht mer sedikiet gulah , een beetje suiker. Vlak achter mij de familie-tempel,de vader van Koko met zijn kleindochter sjouwden er net een zwart-wit geblokte paraplu in. ‘Is de koffie good? vraagt zijn moeder net bij het langskomen, ook naar de familietempel.

Ze zijn druk bezig met de voorbereidingen voor het feest van morgen. Bamboemandjes vullen met etenswaar, ook Koko heeft de hele dag gekookt, dus hij kon mij niet van het vliegveld halen, dat deed zijn neef die hier 1 kilometer verderop woont. Het is hier hartstikke stil, ik hoor wat hanen kraaien, heel af en toe komt er een scooter voorbij. Er wonen 800 mensen in dit kleine dorpje en Koko is de achtste generatie die op deze compound woont.

Om mij heen grote potten met donkerrode, witte paarse bougainville. Om mij heen alleen maar palmbomen en groen, groen, groen. De weg hiernaartoe werd allengs een grote tropische kas vol  met allerlei soorten van planten, met doorkijkjes naar de sawahvelden. Onderweg allemaal hoge rieten bogen, heel kunstig gevlochten met bloemen erin en eronder een vierkant met een afdakje met een lichtoranje doek omkleed,voor de offers. Dezen zijn opgericht voor het feest van morgen, ze blijven een maand, ze staan symbool voor de berg, de gunning Agung, denk ik, de heilige berg van Bali. 

Naast mij zit een oom op de grond doppinda’s te eten. Ik eet een klein banaantje. Ik meende net durian te ruiken... Hij steekt een kreteksigaretje op. Er waait een koel vlaagje wind, er zit regen in de lucht udjan. Indonesische woorden komen zomaar in mij op, in het vliegtuig vroeg ik ineens thè susu, die woorden heb ik misschien in geen dertig jaar of nog langer, uitgesproken: Vader maakte bij het ontbijt altijd Thè Susu. De Ú spreek je uit als een ‘Oe’ Wil je nog  meer koffie?  vraagt zijn moeder, nee, nee zeg ik, het is genoeg... en tien seconden later valt me het Indonesische woord in tjukup. Het voelt aan, dat het meer dan genoeg voor mij zal zijn om hier een maand lang gewoon maar te zitten in deze rust. Ik hoor een vogel, een haan kraaien en een bezem vegen.

En nu komt daar plots het technisch muziekje van een computerspelletje bij, Eiko, het dochtertje ligt op een bankje voor het voorouderhuis, aan de overkant van mij, links van de tempelpoort. Ik zit in het aan alle kanten open ceremoniehuis, rechts van de tempel en aan de andere zijde van de poort van de familietempel. De grootouders slapen in het voorouderhuis.Er loopt een magere kat voorbij. Het dondert in de verte. Zijn moeder komt net voorbij met drie gestapelde manden op haar hoofd, met appel in de randen. Ze loopt er ermee naar achteren, langs de tempel: for the ceremony tomorrow!
Een tropische regenbui. Het ruikt heerlijk naar zwarte aarde.