donderdag 19 maart 2009

Lied vol stilte

De laatste tijd denk ik weleens, dat je in principe, aanvankelijk, wel van iedereen houden kan. Tenminste: als de eerste antecedenten je een beetje aanspreken en het voorkomen van de desbetreffende. In romantische films gebeurt dat voortdurend: twee wildvreemden ontmoeten elkaar en pats boem!, ze worden verliefd en willen de rest van hun leven met elkaar delen.

Het raakt een gevoelige snaar bij menigeen, anders zou het genre niet zo bloeien. Waar doet het een beroep op? Naar welke eventuele realiteit verwijst het? Ik denk dat het iets met de essentie van een andere te maken heeft. Je ervaart iets wat de andere is of wilt zijn als er geen praktische bezwaren tussen essentie en het dagelijkse leven kleefden.

Het hele concept van essentie is bij me binnengekomen, na het heengaan van Vader. Ik kan niks anders ervaren, dan dat zijn nabijheid persoonlijk en niet persoonlijk tegelijkertijd is. Essentie ben ik het gaan noemen: degene in al zijn kracht en volheid, het allerbeste, allermooiste, allervolmaaktste wat die persoon te geven heeft én heeft gegeven in momenten waarvan je weet dat die andere je toen gelukkig maakte.

Die essentie zit ook in jezelf. Je weet het: soms val je daar mee samen. Je kunt het niet forceren dat dit gebeurd, maar er wel voorwaarden voor scheppen. Voortdurende rustige zelfreflectie, brengt je er dichterbij. Ruimte geven aan alles wat er in je woelt en het onder ogen zien: het mooie en minder mooie, het vreugdevolle en het extreem pijnlijke. Stilte helpt daarom ook: er-gewoon-maar-zijn.

Vader was nog een hele tijd in gesprek met me, na zijn dood. En toen ineens werd het stil. Alsof hij samengevallen was met... dat of degene die men 'God' is gaan noemen. God heeft nu ineens ook iets konkreets. Vader is daar en met hem alle andere geliefde doden. 'De gemeenschap van de Heiligen', zo is dat gaan heten in de katholieke traditie.

Maar die gemeenschap is ook hier, in dit hier-en-nu. Altijd en overal, waar je de essentie van een ander in herinnering houdt en in ere, ook al zie je de desbetreffende nooit meer. Die essentie van een ander en van jezelf, heeft ook iets van een onuitsprekelijk geheim. Misschien is het de God in jezelf of in de andere die je dan even ontmoet hebt en waar je van bent gaan houden.

Gregorius van Nazianze (329-389), drukt dat zo mooi uit:
Verwachting is er overal en stil verlangen:
alles reikhalst naar U,
alles bidt tot U,
terwijl al wie uw innerlijk geheim bevroedt,
een lied vol stilte zingt.