Dit was de foto die ik maakte, op het einde van de eerste paar dagen dat ik in mijn boshuisje verbleef. Helemaal tevreden toen, en het concept was toen: ‘kloostercel’. De enige en eerste afbeelding die ik meteen had meegenomen, was een vierkant, van stof gemaakt schilderijtje dat ik van vriendin W. uit Nieuw Zeeland had gekregen toen ik de kamer in het Kapucijnenklooster in Velp-Grave betrok, het hing daar ook aan een witte muur. Ik had het boven de kachel neergezet, spijkers had ik nog niet. Wel ook de theekopjes van mijn oma meegenomen in mijn spiksplinternieuwe fietstassen en een bloeiend takje hei geplukt: het was Augustus 2020 in Coronatijd.
‘Nou, het is wel helemaal een Mirjam-ruimte’, waren de eerste woorden die ze sprak, Vriendin W. dus, die nu een week in een huisje hier om de hoek verblijft; gezellig. Het concept ‘kloostercel’ is in de loop van de jaren veranderd in ‘bont hol’. Overkoepelend zijn de woorden ‘kluis’ en ‘geluksplek’.
Ik scrolde door mijn foto’s van die eerste maanden; het eerste wat werkelijk werd opgehangen, een grote graphic novel in een doos uitgespreid op de bank; in de Coronatijd heb ik die ontdekt en er ‘onderzoek’ naar gedaan. Dat was mijn input: dat ik deze dan bestelde en liet bezorgen, eerst in mijn zonnige achtertuin in mijn stadshuis en daarna nog een jaartje ofzo in het boshuisje.
Dat resulteerde in mijn ‘boekenkast-tafeltje’, een eigen ontwerp, nu tjokvol graphic novels, en van dat tafeltje geniet ik elke dag.
Ook mijn tuintje, waar ik de eerste zomer bezoek had van vossen, is geheel gemetamorphoseerd. Ik kan er nu in mijn nakie in de hangmat liggen.