Ik zit in het wijkcentrum, het is doodstil om me heen, want iedereen kijkt thuis naar voetbal. Ik moest hier weer opstarten, achterstallig onderhoud plegen op meerdere gebied. Tjeetje, ben je twee weken weg, ligt er iets van een een conflict tussen vrijwilligers, wat ik met mijn altijd bemiddelende en sussende woorden, geloof ik, anders allang in de kiem had gesmoord.
Ik wou dat ik wat begreep van de werking van mijn woorden. Soms komt iets aan en soms is er alleen maar de ervaring alsof je ze de ruimte in hebt gezonden, zonder een ontvanger aan de andere kant...Dat schrijf ik hierop, na bijna 2 weken met niemand werkelijk gepraat te hebben. In mijn tentje bij het bos en de zee: het was weer Oerol-tijd.
Ook Oerol is een verschijnsel dat me begint te puzzelen. Vroeger, en dat kan ik toch onderhand wel zeggen, na 15 jaar, liet ik me onderdompelen in grootse theaterstukken van, ook internationale gezelschappen. Met een groots gebaar werden de duinen en het wad overgenomen: Peer Gynt door Tryater, waar eruit het meertje bosfeeën en nimfen verrezen, er was een hele studio onder de grond gebouwd, bleek later, honderden meters werd er gelopen over de duintoppen, terwijl het geluid haarscherp was. Videoschermen langs boswandelingen, trapezewerkers in de nokken van de manege. Enzovoort.
En nu? Oerol vindt zichzelf op een andere wijze uit. Wegens geldgebrek, natuurlijk, ook. Veel aandacht in ene keer voor het woord en de werking ervan ( dat kost tenslotte niks) Bezoekers werden gevraagd om een woord achter te laten bij plekken waar iets te doen was en om nieuwe woorden te verzinnen uit twee bestaande met daarin hun beleving verwerkt. Ik kwam midden in de week op Luister Duin. Omdat ik in de duinen luisterde naar de zee en de wind en de roerselen in mijn ziel.
Je kon meedoen aan groepsgesprekken die ofwel de Socratische methode gebruikten ( de barende vragensteller). Of gaan 'kapittelen: van de Benedictijnse monniken, dat is even lang stil zijn, als dat een andere aan het woord was, en dan pas het woord nemen. Er is over God gepraat, begreep ik, via een Jezuïtische methode: eerst aan iedereen vragen wat ze eronder verstaan en dan uitwisselen en proberen tot een gezamenlijke algemene deler te komen. Op de laatste dag wilde men een groepsgesprek van 500 mensen organiseren met de vraag welke waarden je van het eiland en Oerol, een soort utopische samenleving van 10 dagen, met je meenam als je weer in het dagelijkse leven was.
Wat heeft dat nou nog met theater te maken? Bij Oosterend, is men een zogenaamd klooster aan het opgraven, omdat er zogenaamd kloosterlingen op Terschelling gewoond zouden hebben en het is een meerjarenplan: volgend jaar gaan ze gewoon weer verder. Is dit nu niet een beetje gebakken lucht? Uit werkelijk niks, iets maken? I was not amused. Aanvankelijk.
Maar als ik langer erover nadenk, dan lijkt het me, alsof men op zoek is. Er is een verlangen om deelgenoot te zijn van...? Elkaar. Iets wat je eigen ikje overstijgt. Van meerdere verhalen, zoals elk theaterstuk in feite een verhaal is. Woorden en projecten waar je aan elkaar deelneemt, elkaar ontmoet. Ach, eigenlijk wil en doe ik zelf ook niks anders, dan dat, daar zit ook mijn verlangen.