vrijdag 31 juli 2020

For the good times. My Future

Gek effect. Ik heb weer wilde dromen in onbekende omgevingen met mensen die ik niet ken, maar in mijn droom wel, ik ben ergens bij een familie die vlakbij een stad woont, maar wel met bergen als uitzicht in de achtertuin en daar komt Guus Meeuwis binnen met een wel anderhalve meter (!) groot opgevouwen bord van Europa, deel van een dynamisch bordspel dat hij met ‘ons’ dat weekend wil gaan spelen, maar we hebben het net uitputtelijk zelf gespeeld en waren net klaar. Ik en een jongen naast me vangen elkaars blik op: we weten niet goed hoe en of we het tegen Guus zullen zeggen.... Dan zegt Guus, goedgemutst als hij is, dat hij maar weer opstapt, omdat zijn gezelschap toch niet echt nodig is.

Ik loop de trap af en denk: waarom droom ik van Guus Meeuwis? En dan kijkt hij me aan vanaf de voorkant van de krant op de deurmat en staat er een groot artikel in  en het gaat over alle concerten die hij heeft moeten afzeggen tot en met in New York en dat hij nu concerten gaat geven met  het publiek met haar tweeën aan een tafeltje, met een lampje ertussen. Het lijkt net alsof dat het laatste is wat hij zegt in mijn droom, alvorens weer weg te  gaan. Het is een heel maf gevoel, waar ik verders maar geen reflectie op zal plegen.

Ik luisterde en keek naar het nieuwe miniconcert van Norah Jones, weer op de vrijdagochtend; de afgelopen weken doorbrak ze twee keer haar gewoonte en de laatste keer was er ook een vriendin bij en nu praat ze ook iets meer, tevoren deed ze zwijgend vier liedjes. Het laatste liedje nu is van Kris Kristofferson, die ze wel een vriend noemt, zegt ze en dit is één van haar lievelingsliedjes: For the good Times. O! Ik ken het nummer zo goed en wint nu aan diepte omdat ik nu pas besef wat er gebeurt: iemand zingt in bed naar een geliefde waarmee het ook al voorbij is met de aansporing om blij te zijn voor wat er geweest is: Hold your warm and tender body close to mine...for the good times.



Het past ook zo goed in deze Coronatijd... alles wat goed en mooi is tóch dichtbij je houden en met deze beweging terug, naar wat geweest is, toch tegelijk een sprong voorwaarts maken: er komt een nieuwe geliefde die jou weer gelukkig zal maken, zingt Norah Jones in datzelfde liedje, dat door de piano-jazzachtige akkoorden een ander, stadser sfeertje krijgt, dan zoals ik het ken in country-sfeer. Dat past wel weer bij het huis waarover ik droomde waar Guus Meeuwis in verscheen. En die past weer bij altijd goede tijden omdat hij zo onverwoestbaar positief gevoelig is. Ik heb hem zien optreden toen hij nog student was met zijn bandje op een regenachtig bevrijdingsfeest in Wageningen. Ik dacht toen: jij bent een aanstekelijke jongen, de zon gaat door jou schijnen. Zoals vandaag.

PS Ik ben nog steeds in een dromerige sfeer, het is rond 14.15 uur op de tot nu toe warmste dag van het jaar. Ik zie het animatiefilmpje met Billie Elish en haar nieuwe liedje. Het past helemaal  bij mijn stemming: My Future. Ik ga zometeen zwemmen.


donderdag 30 juli 2020

Ergens thuis

Het heeft misschien iets ijdels, om een portret van jezelf aan te schaffen. Temeer omdat ik ook al een grote geschilderde versie van mezelf heb, waar deze dan naast komt te hangen. En toch is het speciaal, niet weer een replica van mezelf. De basis is een selfie, die ik op mijn terras in Bali heb gemaakt, op zo’n moment waar ik mij helemaal thuis voel, dáár en ook bij mezelf. En L. heeft een methode ontwikkeld waar ze tekeningen met waterverf maakt met foto’s als startpunt: een mooie manier om de wereld om je heen met liefde en aandacht vast te leggen en er weer naar te kunnen terug keren met de laag van verwerking, een soort van patinaglans, toegevoegd.

Dat portret stolt dus dat ene moment in de tijd: ergens anders dan in mijn eigen huis en tuin. Thuis... En dat wordt in deze coronatijd extra speciaal omdat ik geen idee heb, zoals niemand, of dat ooit weer terug zal komen. Maar ja, voor mij is het wel erg strikt en radicaal omdat ik ook van het openbaar vervoer afhankelijk ben en daar vooralsnog geen gebruik van wil maken. Het is het criterium van de openbare binnenruimte, waar op dat moment niet aan is te ontsnappen dat ‘nee’ zegt tegen deze optie... Terwijl ik ondertussen wel denk dat het goed flaneren is in een bijna leeg museum. Was er maar een Beam me up, Scotty, zoals bij 'Star Trek', dan zou ik nu kort allerlei plekken gaan bezoeken.

Ik zag een ademloos, letterlijk, filmpje van Guillaume Néry One Breath around the World. Je ziet die kleine fragiele man in strakke superheldenkleding in een immense oceaan in de diepten zwemmen, lopend door onderwaterbouwwerken door mensen gemaakt, over grillige rotsen, tussen machtig grote vissen, op blote voeten, zonder zuurstoftanks. Hij blijkt wereldkampioen in het vrije duiken en heeft een diepte van 139 meter bereikt. In één hap adem dus, en dan weer naar boven.

Deze film duurt meer dan twaalf minuten, en blijkt bij de aftiteling op veel plaatsen in de wereld gemaakt te zijn, door zijn vrouw Julie Gautier gefilmd ook op één adem, maar is zo gemonteerd dat het lijkt alsof je mee op reis bent in de onbekende diepten van de zeeën, je door de tijd zweeft, gewichtloos in de diepblauwe leegte zonder obstakels en objecten. Het deed me ook denken aan de promo-video van Duncan Laurence bij Arcade; dat filmpje heeft zeker bijgedragen bij het winnen van het Eurovisie Songfestival omdat het een archaïsche laag toevoegt, dat ook voor deze corona-tijd herkenbaar is voor mij: een mens in het donkere water, zoals in de baarmoeder, op zoek naar het licht.

woensdag 29 juli 2020

East of West. CHEW. Trillium

Vandaag komen er twee nieuwe graphic novels aan. Je weet het nooit, als iets niet op voorraad is of het is tweedehands: bij de laatste komt het soms meteen, zelfs al twee keer met eigen hand door mijn brievenbus geduwd, heel vroeg in de ochtend. Bij de andere is er een beloofde  levertijd bij bol.com. die soms de hele periode duurt tot de uiterste datum. Het is verrassend hoeveel ze blijken te hebben, maar waar van de wereld ze het moeten halen, ik weet het niet. Als ik bij Bookdepository iets bestel, dan kan het soms meer dan een maand duren, maar uiteindelijk bereikt het wel jouw voordeur.

Dan maar even drie graphic novels hier noemen, die bij mij vallen onder de categorie: ’Amerikaanse Comics: nieuwsgierig geworden door thema en tekenwerk’. De eerste is East of West, The apocalyps: year one, van Jonathan Hickman, getekend door Nick Drogotta. Veel tekenaars beginnen hun carrière bij Marvel of DC en moeten zich dan voegen in de tekenstijl die er al is en hopen ooit onafhankelijk zelf een stijl en een wereld te kunnen ontwerpen. In dit boek is dat voor het eerst zo voor hem en hij is weer geïnspireerd door een manga-tekenaar, waar ik ook een boekje van heb aangeschaft.

De voorkant ziet er wat gewelddadig uit, een man met een revolver, en ja, het gaat ook over de verbeelde eindtijd van de wereld not the one we were supposed to have, but it is the one we made, is het motto. Er zit het thema van vier mannen ter paard in en witte figuren, zoals ze ook in de Bijbelse apocalyps, de openbaring van Johannes voorkomen. Ik ben deze gaan overlezen en toen ontstond er een aparte gewaarwording: het is een gekke en heftige tekst, maar de beelden daarbij waren tot nu toe middeleeuwse miniaturen en schilderijen en nu ineens kwamen daar sci-fi beelden bij.De aloude strijd tussen goed en kwaad en het boek eindigt met een robotachtig wezentje dat tussen de zonnebloemen naar de horizon loopt: We have to destroy this aweful, aweful place...and than build something better. Maar dat ga ik niet meemaken in jaar twee en drie, voorlopig tenminste, zolang er nog zoveel andere boeken zijn. Een sequel is toch ook vaak ingegeven omdat deel één een commercieel succes was.

CHEW  is het tweede boek, puur om het originele gegeven aangeschaft: het gaat over Tony Chu, die een ‘cibopathic’ is: als hij iets eet dan ziet hij alle omstandigheden van het gegetene: bijvoorbeeld een banaan, van welke boom uit welk land, hoeveel pesticiden er in gebruikt, hoe het vervoerd is. Of van vlees: de verschrikkelijke omstandigheden van het levende dier... dit maakt hem tot een speciale onderzoeker bij misdaadzaken. Zelf eet hij dus zowat niks, dat is niet te doen, alleen bij bieten krijgt hij geen beelden.

De schrijver John Layman heeft met dit idee lopen leuren, het is ontstaan vanuit kritiek tegen de bio- en voedselindustrie, en toen hij dan eindelijk een uitgever vond waren beide behoudend of het zou aanslaan. Maar ook dit groeide uit tot een goedlopende serie en kreeg in 2010 een Eisner-Award voor beste nieuwe serie, dat is als een Oscar in de filmwereld. Informatief is ook de zoektocht naar de juiste tekenaar, want de sfeer moest niet te donker worden, er moest een lichte ironie in aanwezig blijven en dat is gelukt met de tekenaar Rob Guillory. Ook hier hou ik het bij ‘The Omnivore Edition Vol. 1’, waar hij op het eind zijn eerste date heeft met een culinair journaliste wier woorden zo krachtig zijn, dat mensen proeven wat ze schrijft. De ideale match voor Tony, want nu kan hij eindelijk eten proeven. En zij staat haar mannetje in de misdaad waar ze door Tony in getrokken wordt, door over weerzinwekkend eten te praten  zodat de vijand kotsmisselijk wordt en moet overgeven. Ik vind het heel grappig verzonnen.

Tot slot Trillium geschreven en getekend door Jeff Lemire, uitgegeven bij Vertigo, ook een grote speler in het veld van de Amerikaanse comics. Voor schrijvers geldt hetzelfde als bij tekenaars: velen beginnen bij Marvel of DC en schrijven dan nieuwe verhaallijnen voor bestaande superhelden,  maar willen het liefst met iets eigens komen. Jeff Lemire is dat gelukt met o.a.de serie Sweet Tooth, een hybride jongetje tussen mens en dier,een intrigerend gegeven, maar ik schafde maar eerst dit  ‘stand-alone‘ verhaal aan, waar een jongen uit de eerste Wereldoorlog en een meisje uit het jaar 3797 die elkaar bij een Inca-ruïne ontmoeten en wier levens ook letterlijk met elkaar gemengd worden. Ook hier is het de mix van verbeelde tijden en  de zoektocht naar menselijkheid, dat mij boeit.

dinsdag 28 juli 2020

Zomergast Inez Weski: een deel van de keten

Het fragment dat me het meest is bijgebleven uit de Zomergasten met strafadvocaat Inez Weski, en dat mij ook bij zal blijven, is dat met de kleuters die in twee panels van drie een wedstrijd met elkaar aan gaan wie het meeste weet. Als hun antwoord goed is, mogen  ze beslissen of ze het punt zelf houden of weggeven aan de andere partij. Wat zij niet weten is, dat met opzet de ene groep heel makkelijke vragen krijgt en de andere heel moeilijke. In het begin zeggen ze natuurlijk alle drie dat ze het punt zelf willen houden en dan in ene keer zegt een jongetje dat hij het punt weg wil geven en zelfs bij het andere team wil gaan horen om ze te ondersteunen, want het is niet eerlijk, zo.

Dit is het raadsel van de mens(heid): velen volgen de meute, maar enkelen volgen hun eigen koers, gedreven door... een rechtvaardigheidsgevoel. Inez wijst op ‘de derde dimensie’: om de twee dimensionale werkelijkheid van het consumptisme te overstijgen hebben mensen schoonheid nodig, musea, boeken...zij las als kind al Russische literatuur en uit de bieb elke week vijf boeken, voor elke dag één. Later bleek dat Zadkine familie van haar was en ik zag dezelfde neus. Ze gunt iedereen zo’n opvoeding als die van haarzelf, maar tja... denk ik dan, dit is natuurlijk ook een héél elitaire omgeving waar zij uit voortspruit.

Om de werkelijkheid van het consumptisme tweedimensionaal te noemen en er een derde aan toe te voegen, dat vind ik wel een goede. Alleen hoeven dat niet persé boeken en musea te zijn, dat kan elke activiteit zijn die een extra lijn bewerkstelligen die het platte oppervlakte van het  ‘ik’ en ‘wat ik wil hebben’ hoogte en diepte geeft. Ik denk nu aan T. en R., heel actieve vrijwilligers uit mijn laatste wijkcentrum en vriendinnen van elkaar. R. vroeg een keer of ik voor haar  wilde bidden in het klooster, toen ze wist dat ik er die middag weer heen ging. Dit zijn goede mensen, dacht ik altijd en ze hadden ook een feilloos gevoel voor ‘wat niet klopte’, zo zeiden ze dat dan tegen me en dan ging het vaak over onduidelijk en troebel gedrag van iemand, dat vol dubbele boodschappen zat.

Ik kwam ze ook tegen bij de Dodenherdenking. Ze gingen altijd zeiden ze, hun mannen niet, die bleven thuis, maar de man van R. was de grote schoonmaker in de wijk, die al het afval en rommel wegprikte en wegsjouwde, hij had er zelfs een aanhangwagentje voor  achter de fiets voor gemaakt, want hij ging ook langs de berm bij de snelweg. Beide vonden de viool na de bezinnende woorden van deze of gene, kattengejammer en ze lazen nooit een boek of gingen naar een museum, dus de schoonheid van hun derde dimensie die kwam ergens anders vandaan, misschien wel gewoon uit lol en liefde voor anderen.

Mededogen, meeleven, empathie, de ene heeft het wel vanzelf en een ander niet. Die ene kleuter had het wel en zal wellicht bij ‘de rechtvaardigen’ van later gaan horen. Boeken en musea en kunst hebben er misschien niks mee te maken; er zijn zoveel geleerde en erudiete mensen die zich juist afsluiten van de wereld en met hun eigen gelijk en de boeken om hen heen , zich wentelen in een tweedimensionaal leven van het: ‘ik ben...’ en het ‘ik heb...‘

Ik vond het wel leuk dat zij op het laatst iets met het Marvel-universum bleek te hebben, die wereld vol superhelden en schurken, omdat ik dat nu ook leuk vind en ook denk dat dit nu voor velen die ‘derde dimensie’ voedt. En zo eindigde ze met een lied van de hoop, van Fleedwood Mac en beelden van exotische wezens en een ruimte vaartuig: You would never break the chain. Het aloude beeld van de mensheid als een keten, die alleen door de liefde voor elkaar heel blijft, een ieder een deel van die keten.


maandag 27 juli 2020

Menselijke continuïteit

Gisteren tijdens de boekenclub werd ik me opnieuw bewust: dat ik mijn eigen huis en tuin op dit moment beleef als bijna eens soort ruimteschip dat geland is in een wereld die vertrouwd lijkt, maar toch onbekend is. Ik kwam aan terwijl Nederland twee dagen in lock down zat: Schiphol was al vreemd leeg, het terrein van Burger King met opgestapelde stoeltjes en rood-wit lint eromheen. Het is vaker een plek geweest om na een vliegreis koffie te drinken of ook weleens een hamburger en frietjes te nuttigen, lekker vet, alvorens in de trein te stappen naar huis.

Ik kwam thuis en heb vervolgens nauwelijks mijn huis en tuin verlaten. De eerste mondkapjes die ik in het echt zag, was op Bali op mijn stoel op de veranda, bij de aankomst van twee Koreanen die hun land niet in mochten. Heel even voelde ik de crisissfeer, maar die verdampte al snel ook bij hen, te midden van de rijstvelden, al het ademend groen en de eeuwenoude familietempel voor mijn neus. Eigenlijk ben ik van mijn stoel daar, waar ik mij helemaal kon inbedden in het dagelijks leven en ritme van de familie, zó op mijn tuinstoel in mijn achtertuintje beland. 

Op Bali was er nog de illusie dat covid-19 hen niet zou bereiken, maar nu is het daar zoals hier: ik zag Koko de zoon van de familie in zijn auto in de avond door een leeg Ubud rijden met Michael Jackson’s  For a Better World  door de luidsprekers en een huilende smiley met I miss my job! De hele wereld is in een andere tijdsdimensie gekomen, een werkelijkheid zoals een aardverschuiving, niemand weet waarheen en we hopen er allemaal het beste van... Was alleen al de aanblik van een mondmasker eerst iets heftigs en surreëels om te zien in het dagelijks leven, nu gaan we proberen om het achteloos een onderdeel van je toerusting te laten zijn in de buitenwereld, zoals wij in het Westen niet op blote voeten door de straten gaan lopen...

Ondertussen is mijn enige neefje, de jongeman T., nu in Venetië. Hij heeft, net als ik het kluizenaarsgen uit de familie meegekregen. Hij maakt steeds mooiere foto’s waar iets van een eigen signatuur in gaat zitten, vooral als je ze allemaal bij elkaar ziet, en daar is de Canal Grande met enkele gondels erop in roze avondlicht en het lege St. Marcoplein en o, wat zou ik nu graag in zijn schoenen staan! Het was ‘anders’  de tijd geweest dat ik mijn laatste voorbereidingen zou treffen voor een verblijf in Venetië, waar ik mij zo op mijn gemak voel, als in mijn eigen tuin en waar ik eigenlijk voortdurend een licht lyrisch gevoel in mijn hart ronddraag.

Ik ging foto’s van vorig jaar bekijken en ik zie bewoners die hun hond uitlaten, boodschappen doen, aan de kade hengelen of er hun stoeltjes bij avondschemering uitklappen, een verkoper bij een kraam die aan het kletsen is, een vaporettovrouw aan het roer bij volle maan naar het Lido, spelende kinderen op een plein, een man met bloemen op de vaporetto, oudere dames die vroeg in de ochtend het strand opwandelen naar hun strandhuisje... Venetië is al jarenlang niet de drukke stad vol toeristen voor mij, want die mijd ik. Het lijkt er wel Coronatijd, dacht ik, maar alles bij elkaar opgeteld  is er daar meer ruimte dan hier. Toen ik gisteren met mijn fiets, ook rond etenstijd door de stad liep en reed zag ik zoveel mensen, misschien teveel, op terrasjes; een typisch Nederlands fenomeen, teken van gezelligheid.

Wat zou ik graag flaneren nu in Venetië, waar het voor de bewoners door de Coronatijd weer mogelijk is geworden om te joggen, nog steeds,  zie ik al poolshoogte nemend bij hotel Filu op de live-cam op de anders zo drukke doorgaande weg van en naar het station. Er mogen nu nog ten hoogste vijf toeristen in een gondel zitten in plaats van zes, omdat de toenemende zwaarlijvigheid gevaarlijk wordt voor de lichte gondels. Ik heb inderdaad gezien dat bij het instappen, het soms maar nét goedgaat en hoe de gondel tot diep in het water zakt. 

De gondeliers komen nog altijd uit de heel oude gondeliersfamilies van Venetië, zoals dat ook is bij de glasblazers van Murano, beroepen die van generatie op generatie gaan. Zo is het ook op Bali, bij de schilders, de maskermakers, de dansers, de edelsmeden de houtbewerkers enzovoort. Dat is de hoop, ook tijdens deze coronatijd: dat er ruimte en plaats blijft voor het uitoefenen en creëren van culturele en mooie dingen in de openbare ruimte, voor mij de corebusiness van menselijke continuïteit. 

zaterdag 25 juli 2020

De sariwinkel. Jiro Taniguchi

Gisteren ook toevallig, twee jonge mannen gevolgd in hun struggle for life op twee verschillende continenten, de ene in de roman De Sariwinkel van van Indiase Rupa Bajwa, de andere in de graphic novel Een dierentuin in de winter van de Japanner Jiro Taniguchi. De eerste speelt  zich af in Amritsar in India, de stad van de Gouden Tempel die nog op mijn verlanglijst staat, de tweede in Kyoto en Tokyo in de zestiger jaren: Taniguchi vertelt hier over zijn eigen jongelingsjaren toen hij zijn brood verdiende door achtergronden te tekenen in Manga’s in een studio met veel tekenaars en ondertussen hoopt een eigen manga te maken; hij worstelt met het verhaal en krijgt hulp van een jonge vrouw die in een ziekenhuis woont, ze is zwak en ze worden ook nog eens verliefd op elkaar. 

In het eerste boek kijk je in het leven van Ramchand die verkoper is in een grote sariwinkel. Ik was weer meteen in India door de beeldende beschrijvingen, het straatleven, de tempeltjes op bijna elke hoek van de straat en dat er ook meteen, vlak naast elkaar,  je in het allerrijkste milieu en het allerarmste zit: beide ontmoeten elkaar in de sariwinkel, de eerste als klant de tweede als bediening en verkoper. Ik ben wel in zo’n winkel geweest: je wordt verwelkomt met een drankje, een dure Cola en dan heeft zo’n winkel vele toonbanken en je wordt uitgenodigd om te zitten en wordt er van alles voor je uitgestald. In de sariwinkel komen meestal groepjes vrouwen voor wie het ook een sociaal uitje is om bij te kletsen, de verkoper houdt dan geduldig zijn mond.

Schrijfster Rupa Bajwa
In het begin van het boek is er een ontroerende herinnering van Ramchand als kind: Zijn ouders runden een piepklein winkeltje in levensmiddelen en  zijn moeder vraagt hem om hem bezig te houden te denken aan het allermooiste wat hij kent en dat te maken uit deeg  maar Ramchand weet het niet en kan niet kiezen en barst in huilen uit. Zijn vader komt vanuit de winkel naar achteren en vraagt wat er is en zegt dan: maar ik zou het ook niet weten...dan zijn ze alledrie stil, er heerst volmaakte vrede in de kamer en Ramchand krijgt een gesuikerd koekje uit de winkel, de allerduurste.

Vlak daarna sterven beide ouders, wier doel het was om door hard te werken Ramchand een Engels sprekende opleiding te kunnen geven, zijn oom wordt zijn opvoeder en pas later realiseert hij zich dat zijn oom alles heeft ingepikt, zijn zoons hebben de winkel nu, en niet hij en hij mag blij zijn toch nog deze baan als verkoper te hebben gevonden. Hij woont rondom een binnenplaats in een kleine kamer en hij spaart uit zijn salaris om tweedehands boeken te kopen om Engels te leren. 

Ramchand ziet zowel het leven van de upperclass met kinderen die in het buitenland studeren en geld geen rol speelt, doordat hij de opdracht krijgt om  stoffen te laten zien in een van hun paleisachtige huizen, maar hij moet ook naar het huis van een collega, om te vragen waar hij blijft en ziet deze in dronkenschap zijn vrouw aftuigen. Deel twee laat haar perspectief zien: ze is als fris zestienjarig meisje uitgehuwelijkt aan deze man in de grote stad, ze probeert met goede moed de agressie van haar man goed te praten, krijgt een miskraam en de boodschap dat ze ook nooit meer zwanger zal kunnen worden, ze hoopt op troost van haar man maar die zegt dat het ongeluk zijn leven in is gekomen sinds hij met haar getrouwd is en dan knapt er iets in haar.

Zij gaat stiekem drinken, wordt ook een beetje gek en gaat bij de poort klagen van de fabrikant die haar echtgenoot ooit ontslagen heeft en dat escaleert waardoor zij in een politiecel belandt waar zij in de nacht ook nog eens door twee politiemannen wordt verkracht. Ramchand ontdekt dit:  het onrecht en doet dan iets wat dwars door het Indiase klassen-of kastenstelsel heengaat, daardoor aangemoedigd omdat hij ook een gast werd op de bruiloft van de rijke gestudeerde jonge vrouw aan wie hij Sari’s verkocht, maar die zonder dat hij dat weet een boek schrijft over hem. Ramchand vertelt het hele verhaal tijdens de Sari-verkoop aan een lerares omdat hij verwacht dat ze een geleerde en wijze vrouw is. Hij ziet tranen in haar ogen en denkt dat zijn opzet geslaagd is, maar dan valt ze uit naar hem: hoe dúrft hij haar lastig te vallen?!

En zo eindigt dit boek: Ramchand ervaart niks te kunnen doen aan het onrecht om hem heen, hij verliest er ook bijna zijn baan door omdat hij ook de hypocrisie van zijn collega’s aan de kaak stelt, hij gaat na weken absentie nederig zijn excuses maken en staart in de laatste zin van het boek naar een vlek op zijn plafond... En toen had ik nog wel zin in iets anders en verloor mij zo in de poëtische tekeningen en het zachtzinnige wereldbeeld van Jiro Taniguchi. 

Onrechtvaardigheid waar je machteloos naar kijkt is er eigenlijk altijd aan de hand. Ramchand heeft alles waar hij toe in staat was gedaan, om dit te keren. Stél dat die ‘geleerde lerares ‘ in de sariwinkel wel actie had ondernomen om deze verkrachte vrouw te ondersteunen, dan was er wellicht een klein schakeltje ten goede gekeerd en een mensenleven gered. Er zijn soms momenten die je wel kunt grijpen om werkelijk vorm te geven aan tenminste de kwaliteit van je eigen binnen-leven. En soms, maar lang niet altijd, maar wél in het leven van Taniguchi,  is het ook het buiten-leven wat daardoor verandert.

vrijdag 24 juli 2020

Op zoek naar bewoning. Gipi

De vorige twee ochtenden was ik vroeg op. De ene dag kreeg ik om half acht een nieuwe voordeur en een raam en gisterenochtend deed ik ‘gezellige’ boodschappen: zoals verse croissantjes en ‘kampioentjes’, harde broodjes met veel maanzaad en sesamzaad, paté en paprikapunten, maar L. koos toch voor de worstenbroodjes. Voor het eerst weer lange bezoeken in mijn tuin deze week, na  bijna vier maanden bijna geen mensen live  gesproken  te hebben en niemand in mijn tuin, nu in drie dagen tijd twee keer weer uren achter elkaar buiten gekletst: heerlijk.

Ik las ook weer een heel mooie graphic novel: Land of  the Sons van Gipi. Ik ben helemaal voor zijn tekenwerk gevallen door De Onschuldigen uit 2005: op dik, bijna kartonachtig papier 60 pagina’s een verhaal over volwassen worden in een harde wereld. Hier in een achterstandsmilieu van hangen op straat en familie in de gevangenis en in het eerste boek is de wereld vergaan en leven er enige klusters in houten bouwvallen op het water. Beide harde en ruwe omgevingen die opnieuw bewoonbaar moeten worden gemaakt.  Hij is heel goed in uitdrukkingen op gezichten: het is genoeg  om  het gezicht van de jongen te volgen bij een tweede lezing en de hele impact van relaties onderling komt  binnen, ook de gelaagdheid van deze relaties.

Vaak in deze coronatijd was ik heel gelukkig dat  ik een veilig huis en tuin had om mij terug te trekken, de mogelijkheid van quarantaine; ik dacht dan aan Wiki en Sunjay uit India: hoe hun leven al zo basic was: geld verdienen in Zuid-India voor je familie in Nepal, naar de grote stad Chennai gaan om daar toch meer te kunnen verdienen dan in het kleine Mahabalipuram en dat Chennai nu veel COVID-19 heeft... Nu pas realiseer ik mij, dat de gezichtsuitdrukkingen bij Gipi lijken op die van hen: een doordringende blik, alert met een intensiteit. Hoe anders zal nu hun thema zijn dan mijn eigen luxe-overwegingen: o, ik kan geen uitje doen naar een museum of naar een natuurgebied omdat ik nog niet met het OV wil.

Maar het gekke is, dat in de bodem er toch ook een universeel thema is dat in deze coronatijd iedereen bezig houdt: wat zal de toekomst brengen? Je kan deze niet controleren, niet vanzelf ontwerpen, we zijn afhankelijk van een virus dat ‘onder ons’ is. Zoals de personages van Gipi, zoekt iedereen naar bewoonbaarheid en voeding en ik doe dit nu vanuit mijn eigen tuin. En nu begint er een werkdag Nine to five, zoals in dat liedje van Dolly Parton.  Voor  mij geldt dat niet meer maar ik heb voor nu al dit blogje geschreven terwijl de duiven koeren en de mussen tjilpen:  iets concreets gedaan ter bewoning van mijn wereld. 

dinsdag 21 juli 2020

John Lewis’ March

Ik zag het boek voorbij komen en het werd aangeprezen dat dit verplichte kost zou moeten zijn op elke lagere school in Amerika; het gaat over een van de belangrijkste vechters in de Civil Rights Movement naast Martin Luther King. Ik had nog nooit van hem gehoord: John Lewis heet hij en  zijn autobiografie is als graphic novel in drie delen verschenen onder de titel March. Ik bestelde Book One om inzage te krijgen in dit leven en ik vind het begin, hoe iemand komt bij een levenslange missie toch het interessants en ging niet voor de hele trilogie in ‘slipcase’.

Nu vind ik dit misschien jammer want John Lewis is dit weekend overleden en ik zag hem dansend op het Instagram-account van Michelle Obama die hem daar eert: ik zie  een kleine man met soul en vriendelijkheid door zijn hele lijf. Hij is tachtig jaar geworden en gisteren las ik het boekje bij de waterplas, weer op de vlucht voor de werklui rondom mijn huis, die nu het nieuwe cement metselden. Misschien ook wel een mooie metafoor voor hem: altijd bezig geweest om geweldloos de samenleving opnieuw te willen opbouwen.

Het boek is geschreven in samenwerking met én een schrijver én een tekenaar en de foto’s van alle drie en de teksten erbij  laten iets zien van  de enorme aandacht en moeite die erin is gestopt om alle kernmomenten  van een heel leven zorgvuldig weer te geven. De prelude van het boek is het zien van het neerslaan door de politie van zwarte mensen op de Edmund Pettus Bridge en hier was het dat Black Lives Matter doorbrak. Dan is het ineens 20 januari 2009 en twee zwarte kinderen bezoeken Cannon House waar congressman  John Lewis zijn kantoor had en het is de dag van de inauguratie van president Obama.

De kinderen zien allemaal beeldjes van kippen staan en vragen waarom en zo begint het verhaal: dat John Lewis eerste publiek de kippen waren, op de boerderij van zijn ouders, die hem vooral meegaven om ver weg van de blanken te blijven, niet op te vallen en een eenvoudig boerenleven te leiden. Later zie je dat hij zich verstopt voor zijn vader om toch de schoolbus te halen, hij wist dat educatie belangrijker was, dan werken op de boerderij. Je maakt mee dat hij Martin Luther King ontmoet en geraakt wordt door zijn visie van geweldloos verzet.

Je maakt mee hoe gevaarlijk het destijds was om als zwarte door sommige Staten van de VS te reizen en dat de kerk van zijn ouders ook de boodschap gaven  om je gedeisd te houden... maar de dominee reed wél in een heel dure auto, je ziet dat op 1 december 1955 Rosa Sparks weigert om plaatst te nemen op de plekken achterin de bus, bestemd voor zwarten, het allereerste begin van verzet en hoe er het idee ontstaat om geweldloze sit-ins te organiseren in coffee-shops. Jim Lawson ontwikkelt een filosofie en gedragswijze en discipline en John Lewis wordt daar blijvend door geïnspireerd.

Men traint elkaar om tegen geweld te kunnen door bijvoorbeeld de aanvaller altijd aan te blijven kijken en de grootste opgave is, om van de vijand te blijven houden... En dan op 28 november 1959 is er de eerste test-sit-in in een plaatselijke winkel: een groep zwarten én een enkele blanke, gaan op alle barkrukken zitten en bestellen eten en drinken. Ze zullen niet geholpen worden en dan doorgaan, terugkomen, in de gevangenis terecht komen, het aantal mensen zwelt aan zodat de politie het niet meer aan kan...En dan op 10 mei 1960 zal het voor het eerst zijn dat in Nashville Tennessee er aan zwarte mensen eten geserveerd wordt. En daarmee eindigt deel één.

Het meeste ingewikkeld van onze huidige tijd is, dat de segregatie  weliswaar overal is opgeheven, maar de discriminatie nu onzichtbaar is, ‘systematisch’ verborgen in al het doen en laten. Indertijd was er een duidelijk en concreet iets waar je voor kon vechten: letterlijk je plaats innemen in alle openbare ruimte. Hoe moet je dat nu vorm geven, hoe nieuwe ruimte te winnen voor echte gelijkwaardigheid en gelijke kansen en doorgaan met de mars naar vrijheid voor iedereen?   ... Dat is de uitdaging. 

maandag 20 juli 2020

De tranen van Typhoon

Wat verfrissend. Glenn de Ramdamie ofwel muzikant en rapper Typhoon, in de eerste aflevering van Zomergasten. Zo gewoon als hij praat over chillen met God in de bossen, al vanaf zijn veertiende, zoals in de film over Beethoven, die zegt dat alle muziek van God komt. Dat hij meer dan 40 keer Hook heeft gezien van Steven Spielberg en gewoon wéér geraakt wordt bij de scène waarin kinderen denkbeeldig smullen van een feestmaal en Peter als volwassene eerst niks ziet, pas wanneer hij zijn verbeeldingskracht weer inzet, wordt hij opnieuw Peter Pan en ziet hij ook dat lekker eten met blauwe room. En dat Glenn nu pas bij de voorbereiding zag, dat alle kinderen gekleurd waren, er zit geen witte tussen.

Dat hij op zijn achtste voor het eerst wist dat hij ‘anders’ was met een kleur omdat iemand tegen zijn buurvrouw waar hij vaak thee ging drinken, zei, dat hij zo goed Nederlands sprak. Dat hij van zijn ouders altijd te horen heeft gekregen dat hij minsten twee keer extra zijn best moest doen en hoe onbegrijpelijk je tegelijk de zin Black Lives Matter vind, want je bent gewoon een man, zoals ook James Baldwin zei, geen negro. Dat je nú pas praat over dit ‘anders-zijn’ en zijn Nederlandse vrienden dus ook nu pas iets horen hoezeer het toch een thema was. Hij werd daar even geëmotioneerd van.

Ik herken exact dezelfde lijnen waarlangs je wereldbeeld dus in feite is geconstrueerd en bij witte mensen die  verhaallijn ontbreekt: ik wist als kleuter dat ik anders was, want ik werd bij de poort omringd door jongeren die ‘Inda-pinda-poepchinees’ jenden,  ook mijn ouders zeiden dat ik extra mijn best moest doen, ook ik had tegelijk geen écht idee dat mijn herkomst, alhoewel geboren in Nederland, een rol zou spelen.

Maar tijdens het kijken bedacht ik ineens dat ik als puber helemaal niet extra mijn best wilde doen om alles uit mijn intellect te halen. Zoals bij Glenn, alhoewel hij ook zegt vanaf zijn geboorte een grote portie ‘licht’ meegekregen te hebben, hij tóch vanzelf steeds het idee heeft gehad dat hij tekort schoot en hij daartoe twee keer in een burn-out is beland. Iets in mij wilde ontsnappen aan dat scenario van de bolleboos zijn, gericht op een carrière. En iets in mij wilde bewijzen dat ik wel gewoon door iedereen geaccepteerd kon worden, zonder uitzonderlijk goed in iets te zijn. En zo werd ik mijn hele werkend leven een beheerder in een wijkcentrum... Ik weet hoeveel intens genoegen mij dat gaf: die gewone gesprekken aan de bar en het vertrouwen dat ik van mensen kreeg, als luisterend oor...

Een bijzonder moment dat alleen bij Zomergasten zo kan gebeuren omdat het live is en drie uur duurt, was, toen Glenn even werkelijk verdrietig werd na het zien van ‘Gabriella’s Song’ in As it is in Heaven.  Je zag de opmaat ernaartoe: dat zij eerst niet kan en durft te zingen en een medekoorlid knapt omdat hij van jong afgaan gepest werd door een ander koorlid als dik jongetje, niet om serieus te nemen. Gabriella ziet de pijn van een ander en haar harde schaal van onmacht en onvermogen breekt en ze kan zingen. ‘Zonet zaten we te genieten van hoe mooi dit is en nu ben je ineens verdrietig’, zegt Janine Abbing. 

Typhoon zegt dat dit zo kan gaan... alles is een moment en misschien had hij een dag later weer heel anders gereageerd. Er gebeurd in deze tijd véél met mensen zegt hij en hij noemt ook nog even zijn vriend Akwasi. Alles is afhankelijk of mensen hun eigen ongemak onder de ogen durven te komen. In Trouw van zaterdag las ik in de column van Ephimenco dat de Nederlandse activisten  (alleen al de term...) mislukt waren om politiegeweld en racisme te agenderen:’ Wat wel lukte was opnieuw de discussie over Zwarte Piet vroeg in het jaar te agenderen. Rapper Akwasi was hierin zinnebeeldig.’

Akwasi moest zich weer verweren dat hij juist een vredelievend persoon is en écht niet zomaar Zwarte Piet in elkaar zou trappen... Precies over deze overbekende beweging gaat het: de ene mag nooit eens uit de slof schieten maar moet in de pas en in de maat lopen en de ander kan met dedain spreken over wéér die Zwarte Pietendiscussie en het losweken uit de wereldwijde context rondom Black Lives Matter. Terwijl alles afhangt of de witte werkelijk kan neigen naar de ander. Kan buigen voor de woede en het verdriet dat zomaar ineens boven kan komen omdat  het voor het eerst is dat elk haar eigen  levensgeschiedenis deconstrueert en kan zien uit welke elementen deze bestaat. 

Daarom waren de tranen van Glenn de Ramedie een getuigenis dat het leven zich in het hier-en-nu afspeelt, niet noodzakelijk maar gewoon aanwezig, maar meestal verborgen: verdriet en onmacht toon je niet zomaar... Ik zou willen dat ze de kracht krijgen, zoals zijn artiestennaam: als een Typhoon door de Nederlandse wateren.

Terugkijken hele uitzending Zomergasten 1

Samenvatting in 20 minuten:


zaterdag 18 juli 2020

Drie kleine courgettes

Het onherroepelijk voortschrijden van de tijd... in de gezichten en het voorkomen van mensen, de sterfelijkheid die binnen sijpelt... Ik zag de Singer-songwriter en acteur Kris Kristofferson, die vooral toch die blakende jongeman is gebleven in mijn hoofd, maar nu lijkt op een oude eik die op instorten staat. Hij schreef het lied waar Janis Joplin beroemd mee is geworden Me & Bobby McGee met daarin de woorden: Freedom is just another word for nothing left to lose... maar uiteindelijk heb je altijd het meest kostbare te verliezen: je leven zelf en hoe en wanneer, je hebt geen idee en er geen controle op.

Vrijheid is dus iets wat je ‘in between’ kunt leven en ervaren. Tussen alles door, in korte momenten op een dag... zomaar,  en voor mij heeft het veel te maken of je de vrijheid kan creëren om je te verbinden met anderen, niet bevangen door angst of negativiteit. En verbinding heeft tegelijk onlosmakelijk een rare, op het eerste gezicht tegenstrijdige component bij zich van juist ook de ander los kunnen laten en niet willen vangen in eigen oordelen en veronderstellingen.

Wat een gedachten zo, voor de zaterdagochtend en dat terwijl ik alleen wilde vastleggen dat er op mijn tafeltje buiten nu drie jonge courgettes liggen, twee gele en een groene. Nee, niet geoogst uit eigen tuin want mijn courgette bleek een pompoen te zijn. Ik ging een paar dagen geleden naar het tuincentrum om nog wat kleurige buitenbloemen te scoren, want alle geraniums hadden hun beste tijd gehad. Ik hoopte op petunia’s , maar aangekomen was het er een kale en rommelige bedoening, bijna alsof ze in verbouwing waren of dat een storm alle kramen half had verfomfaaid.

‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg ik aan hem die ik nog ken met donkerbruin haar en nu geheel grijzend is. Nou er was niks aan de hand, behalve dat ze bijna uitverkocht waren. Nu in de corona-tijd ging alles anders: kwekers die zorgen ervoor dat als het vakantie wordt er niks meer is, want dan wordt er niks afgenomen, maar nu zijn heel veel mensen thuis en ze zitten in de tuinen en...‘Ja vertel mij wat’, reageerde ik, ‘het klopt: anders was ik ook niet meer gekomen. Dan denk je inderdaad: ik ga zó weg, dus nu niks nieuws meer in de tuin zetten’ En zo zag ik ineens zo’n ketentje waar je een deel van bent, je verwacht in de zomer dat er altijd kleurige bloemetjes te koop zijn, maar het is  niet de natuur die dit regelt, het is de kweker die er controle over heeft.

Ik scharrelde toch nog iets bij elkaar en hij, ik ken zijn naam niet eens, zei dat er vrijdag misschien nog wat binnen zou komen, maar wat en hoeveel, daar had hij geen idee van. ‘Aha, dan kom ik misschien nog wel terug, O, en dan nog iets: ik kom een klacht indienen!’ ‘O, ja, wat dan?’ Dus ik vertelde hem een kiemplant meegenomen te hebben uit een bak met  een naamplaatje courgette, maar dat er nu een pompoen door de tuin aan het kruipen was, in plaats van een grote centrale courgetteplant. Kan ik nou niet een beetje korting krijgen, dan?‘ ‘Nee, daar kan ik niet aan beginnen, ik ben ook maar werknemer hier, maar weet je wat: als je vrijdag weer komt, dan neem ik een courgette voor je mee, uit mijn eigen tuin.’ 

En zo is het gekomen dat ik toch drie jonge courgettes heb. Ik had gezegd dat ik misschien nog kwam en ik liep het terrein op en hij zei meteen: ‘Ah, daar ben je, als je nog even blijft dan ga ik de courgette nu halen.‘ Hij bleek aan de overkant te wonen. En wat heeft dit te maken met mijn mijmering aan het begin? Nou ja, alles. Hoe je op afstand toch met iemand ouder wordt en dat je tussen alles door iets van verbondenheid kunt maken. Het had helemaal niet gehoeven, die drie kleine courgettes op mijn tuintafeltje, maar ze zijn er wél, een onverwachte oogst: And buddy this was good enough for me, Good enough for me and Bobby McGee. 

vrijdag 17 juli 2020

Superhelden. Exit Wounds. Rimpels. The Park Bench

Er is het hele  Amerikaanse DC & Marvel-universum dat ik in toenemende mate fascinerend vind omdat het vol superhelden en schurken en ‘tussenwezens’ zit en deze ergens rechtstreeks naar onze eigen aspiraties en geschiedenissen verwijzen: Superman is een immigrant en Batman & Batgirl hebben een gehavende en getraumatiseerde jeugd en hullen zich in het beest waar in deze eeuw de pandemieën vandaan komen, Sars, Meers en het Coronavirus ... Alsof ze representeren dat goed en kwaad, de wereld willen verlossen, samengaat met ziekte en pijn, en niks zuiver is. 

Er is Wonder Woman die van de Amazones afstamt en Swamp Thing, een groen iets uit de natuur met bewustzijn en The Flash, die sneller kan gaan dan de tijd... Ik wil ze allemaal wel een beetje leren kennen. Het interessante is ook dat talloze vertellers en tekenaars er in de loop van soms meer dan 75 jaar, er nieuwe verhaallijnen en interpretaties aan toevoegen. Zo kan  Wonder Woman vooral alleen een zeer aantrekkelijke en wulpse vrouw zijn met superkrachten, maar ook een icoon zijn van het feminisme en een dialoog aangaan met Shiva, de veranderlijke God/Godin uit het Hindoeïsme. En het universum blijft zich evalueren, er komen nieuwe wezens bij, sommigen gaan dood en kunnen ook weer  verrijzen. 

Maar er zijn ook graphic novels die zich in de ‘gewone’ werkelijkheid afspelen, ze zijn realistisch en bieden in weinig pagina’s letterlijke inkijkjes, waarbij niet veel woorden nodig zijn en de schrijver en tekenaar een en dezelfde is. Ik ontdekte Rutu Modan; zij is een illustrator en cartoonist uit Israël en werd in 2005 door de ‘Israël Culture Excellence Fundation’ gekozen als uitzonderlijk kunstenaar van het jaar. Ik las Exit Wounds, een ontroerend verhaal waar een persoonlijk drama zich mengt met het gewelddadige dagelijkse leven in Tel Aviv. Getekend in de stijl van Hergé, met milde kleuren.

En ik vond Rimpels van de Spanjaard Paco Roca. In honderd pagina’s in een handzaam formaat krijg je alles mee van het leven in een verzorgingstehuis en hoe het kan zijn om verward te zijn door Alzheimer.  Een illustratie van de kracht van de graphic novel: in de eerste vijf pagina’s zit je al in het hoofd van de hoofdpersoon, die directeur was en nu door zijn twee kinderen in een verzorgingshuis wordt geplaatst, zijn aankomst en de herinnering aan de eerste dag op school en dat hij naar huis wil. Zijn kinderen op het kantoortje van de intake die te horen krijgen natuurlijk altijd welkom te zijn, maar zelf zeggen dat het er misschien niet veel van zal komen omdat ze zo druk zijn.

En dan is er nog het mooi getekende boek in zwart-wit van de Fransman Chabouté: Park Bench. Juist ja: over al het leven rondom en op een bankje in het park, zonder woorden. Ik dacht dat zelf weleens in de koorbanken van de kapel in het Kapucijnenklooster: als dat oude geschilderde paneel met die man erop uit de 16e eeuw zou kunnen spreken, wat zou het kunnen vertellen over al die kloosterlingen die hier in de loop der eeuwen zaten in hun bruine pijen? En nu zit daar dan heel regelmatig een vrouw in burgerkleding en ze bewoont een kamer in het klooster... En ook dat ging voorbij. Zoals dat geldt voor alle mensen rondom dat bankje.

donderdag 16 juli 2020

Leve appeltjesgroen!

Het valt natuurlijk onder komkommer-nieuws, dat het zelfs het Acht Uur -Journaal haalt: de bewoner van het appeltjesgroene huis in Den Helder moet haar huis overschilderen, zo heeft de rechter bepaald. Omringende bewoners vonden de kleur niet mooi, ze had wel al toestemming om haar huis groen te schilderen, maar deze kleur was te fel uitgevallen. Bizar. Was er maar een andere bewoner, die haar huis vervolgens roze had geschilderd en dan een aantrekkelijk artikel erover in een Woontijdschrift ofzo, dat dit een uitzonderlijke wijk aan het worden was en dan waren er vast ook huizen blauw en geel geschilderd en dan zou je het effect kunnen krijgen zoals op Burano in de lagune van Venetië, waar de pastelkleurige huizen een toeristische attractie zijn geworden.

Wat hangt hier toch een ontzettend Nederlandse aardappelgeur en grijze muizen mentaliteit omheen. Dat ook de rechter de gemeente en de bewoners eromheen gelijk geeft. De mevrouw die haar huis appeltjesgroen heeft geschilderd is 82 jaar en had tevoren al aangekondigd dat ze in hoger beroep zou gaan, als de uitslag voor haar negatief zou zijn. Misschien denkt ze: wat kan mij het schelen, ik ga door tot mijn laatste snik, leve appeltjesgroen! Dat hoop ik, dat ze daar lol in beleefd en niet verbeten haar strijd voert en het lol uit haar leven haalt.

Natuurlijk denk ik dan aan mijn eigen ‘strijd’ van meer dan tien jaar met de woningbouwvereniging en vooral één boze buurman,  over mijn mussenkolonie. Vaker dacht ik toen: verdorie, had ik maar een koophuis, dan kon ik doen en laten wat ik wilde, maar nu zie ik dat dit dus niet het geval hoeft te zijn. In mijn geval zijn het waarschijnlijk ook de omwonenden geweest, die bij de woningbouwvereniging zijn gaan klagen, want tenslotte kon het huis eerst overwoekerd zijn geweest van de klimop, zij taalden er niet naar. De ‘boze buurman’ heeft ondertussen wél een vogelbadderplaats in zijn tuin en ‘de aardige buurman’ die opperde dat de klimop op het dak brandgevaarlijk is, hij heeft het huis gekocht, en die waarschijnlijk dus óók de woningbouwvereniging heeft getipt, die meldde dat hij de hele winter elke week wel 15 euro heeft besteedt aan vogelvoer; het lijkt een soort van boetedoening....

Omwonenden hebben dus invloed en macht of je nu in een koophuis woont of huurt. Misschien dat bij ‘huren’ er sneller actie wordt ondernomen en bij ‘kopen’ je toch eerst een hele buurt bij elkaar moet lobbyen en ook de gemeente, wil je een verandering middels een rechtszaak kunnen bewerkstelligen? Ik denk nu terug aan mijn ouderlijk huis, dat bestond uit twee aaneengesloten rijtjeshuizen, die ze doorgebroken hadden. Best geinig, we hadden  dus twee trappen waarmee we op de eerste verdieping kwamen. Toen zij het huis wilden verkopen kwam er het bericht dat er een groep geestelijk gehandicapten zou komen te wonen, het was daarvoor een ideaal huis omdat het zo makkelijk brandveilig gemaakt kon worden en er op de benedenverdieping plek voor een huiskamer was in het ene huis en een kantoortje in  het andere in de voormalige studeerkamer van mijn ouders. Ik vond dat wel leuk.

Ik was toen beheerder in een wijkcentrum daar in de buurt en wij deelden dezelfde wijkagent. En deze kwam mij vertellen dat de bewoners eromheen een petitie aan het voorbereiden waren om de koop tegen te gaan, ze waren bang voor waardevermindering aan hun huizen en overlast, als er geestelijkgehandicapten kwamen wonen, hij had al  met meerderen gesproken.  Belachelijk vond hij het, maar het was vertrouwelijke info, mijn ouders mochten er nog niks van weten...Uiteindelijk is de petitie niet door gegaan en de koop gesloten. Hoe één wijkagent waarschijnlijk zijn invloed heeft doen gelden, door wellicht te opperen dat een rechtszaak hieromtrent niet zoveel zin zou hebben?

Ik weet het niet... was het mogelijk geweest dat een rechter in dezen, de omwoners in het gelijk had gesteld, zoals bij het appeltjesgroene huis?  Je mag hopen van niet...En is er hier geen sprake van kleurendisciminatie? Colours Matter!

woensdag 15 juli 2020

La Casa de Papel

Vorige week, de eerste totale regendag in de corona-tijd, ben ik overdag tv gaan kijken. Dat doe ik nooit, die tijd reserveer ik voor ergens na het Acht Uur-Journaal en dan ook niet elke dag. Een soort van indeling of ordening op een dag, als je tijd onbeperkt is en je op één plek verblijft is prettig. Dat heb ik van mijn kloostertijd overgehouden: een verandering van focus en activiteit houdt de jus erin. Een goede oefening buiten het klooster was mijn tijd in India in Mahabalipuram, toen ik niet wist wanneer ik het land weer kon verlaten.

Maar nu had ik een nieuwsgierigmakend artikel gelezen over Álex Pina, een Spanjaard die nu voor Netflix White Lines heeft gemaakt, maar door gebroken is met La Casa de Papel en die ben ik gaan bekijken en dat werd de hele dag en avond binge-watching en sindsdien hoef ik niet te zoeken naar iets wat ik wil zien, ik popel om verder te kijken, maar na vanavond heb ik alle vier seizoenen bekeken. Onlangs berichtte hij dat een vijfde seizoen in de maak is, vanuit een hangmat.

La Casa de Papel, op zijn Engels The Moneyheist gaat in de eerste twee seizoenen over een roofoverval in de Munt van Madrid, waar de euro-bankbiljetten worden gedrukt: de perfecte overval, biljoenen buit maken door zelf het geld te drukken en niemand wordt zo schade berokkend. Het geheel wordt verteld door Tokyo, een van de bendeleden onder leiding van ‘De Professor’, een intellectueel type die zijn halve leven al bezig is om dit plan dat door zijn vader verzonnen is en die bij een overval om het leven is gekomen, te vervolmaken. De bendeleden die niks van elkaar mogen weten of persoonlijke relaties met elkaar mogen aangaan, worden vijf maanden getraind en hebben de namen van steden. Berlin, de jongere broer van de professor wordt de leider binnen in de Munt, en er zijn daar Denver, Moskou, Nairobi, Rio, de broers  Helsinki & Oslo.

De serie is spannend en houdt je op het puntje van je stoel, niet door alle actie, die er natuurlijk ook is, maar door alles wat er gebeurt aan emotie tussen de bendeleden onderling en de gegijzelden binnen en de onderhandelingen tussen de inspecteur, een vrouw met een dochtertje, met een ex die gewelddadig was en tegelijk de beste sporen-onderzoeker is en de professor. Binnen de Munt draagt iedereen rode overals en een masker van Dali, ze gaan zich gaandeweg de ‘resistance-groep’ noemen, krijgen de sympathie van de bevolking door hun Robin Hood-uitstraling. Veel wordt verteld  door middel van flashbacks, door Tokyo, de Massarati onder de vrouwen, wordt ze later genoemd, recalcitrant, ambitieus en gedreven, maar natuurlijk tegelijk met het hart op de goede plek, zoals de gehele bende.

Er zitten veel liedjes in de serie, het beginlied blijkt alle vier de seizoenen te dekken en Bella Ciao, een Italiaans volksliedje tegen het fascisme heeft een wereldwijde opleving gemaakt, want de serie is wereldwijd door 34 miljoen mensen bekeken, het blijkt een hit te zijn van Netflix. Helemaal terecht en weer zie ik bevestigd wat ik ook in graphic novels en comics zie: verhalen zijn niet meer gebonden aan één genre: of drama, of humor of thriller en actie of tragedie of beschouwend en zingevend:  alles vermengd zich en gaat in een razend tempo van het ene in het andere, van straalharde actie naar zelfreflectie, uitbundigheid en weemoed en je hoopt steeds op een goede afloop ten gunste van de bende, maar de serie zegt ook:  Zo zit het leven niet in elkaar.


dinsdag 14 juli 2020

Baltic Comic Magazine. Op het strand

Gisteren tot ver in de avond bij de waterplas, ook om het vreemde luchtje in en rondom huis te ontvluchten. Nu hangt er nog vaag ‘iets’. Sinds mijn  quarantaine-tijd, waar ik écht alleen maar mijn eigen achtertuin zag en ongeveer met niemand gesproken heb, wat op zich ook een merkwaardige andersoortige intensiteit gaf, geniet ik nu bewust van mensen om mij heen.

Om samen met anderen in een natuurlijke, fysieke omgeving te zijn  je ze echt, zintuiglijk waarneemt, dat is een andere sensatie dan de waarneming met je innerlijk oog als je een boek leest; het leven voltrekt zich ter plekke. Naast mij, op gepaste afstand kwam een familie met twee kinderen zitten, die werkelijk een wereld voor zich uitstalden: stoeltjes, een parasol, een levensgrote opblaasbare tijger, badhanddoekjes, zwembandjes. Hoe deden ze dat, deze toegang is niet met de auto te bereiken.  Vader hijste alles op een Oosterse wijze op zijn fiets, alles puilde uit en wankelde, toen ze wegfietsten. Moeder ging rond etenstijd tot twee keer naar een friteszaak, de eerste keer kreeg ze niks mee, een eigen invulling van een corona-maatregel? Op haar mobiel dacht ze erover om pizza’s te laten bezorgen op het strand of iets van thuis afgehaald. Maar ze stapte voor de tweede keer op de fiets en toen ging het naar frikandellen en friet ruiken.

Gedurende de dag kwam er een transgender-vrouw zwembandjes lenen voor het kind waar zij op paste, ze waren wel bekenden, ik hoorde een zware mannenstem, maar zag een vrouw met een rose t-shirt, borsten en een strooien hoedje met bloem. ‘We zijn op de wereld om elkaar te helpen, nietwaar?‘, was haar terugkerend motto. In de avond kwamen er drie meisjes met een hoofddoek en die gingen een waterpijp roken, twee andere vrouwen met eten en wijn, een jongen hees zich in een rubberen pak en zwom de waterplas rond; voor mij is dat echt genieten, zo’n plek waar verschillende leefsferen bij elkaar komen.

Ik had Kus! bij me, dat is het Baltic Comics Magazine, het heeft het formaat van een iets grotere Dwarsligger en wordt met veel zorg gemaakt, ieder boekje heeft een eigen daarbij ontworpen boekenlegger. Ik vond het heel opwindend toen ik ze ontdekte: dat daar in  Letland in de Baltische staten een uitgeverij is, die alternatieve comic-artiesten, op internationale schaal in handzame boekjes een podium geeft. En dat je het gewoon kon bestellen op hun website bij Kushcomics. Naast het tijdschrift zijn er ook kleine verhalen van 28 pagina’s. Ik bestelde er enige en van het tijdschrift een aanbieding met vier nummers, o.a. #23 met vier verhalen over de geschiedenis van Letland gebaseerd op historische documenten en #37 ‘Down Down Under’ vol Australische kunstenaars.

Het hele pakketje, je betaalt geen verzendkosten, kwam compact in een A5-formaat bubbeltjes-enveloppe en het idee dat dit vanuit Letland dan bij je voordeur komt; ik vroeg me af of dit goed zou gaan. En misschien ging het ook bijna mis, want het paste net niet door mijn brievenbus en ik zag het liggen op mij groenten-groene klikobak. Ze zijn prikkelend om te lezen en te bekijken, op een zomerdag in de zon en bij het water, omdat er zo’n variëteit in één nummer zit, ideaal.

maandag 13 juli 2020

Woonsituaties & ooievaars

Er hangt in mijn huis een raar chemisch luchtje. Vermoedelijk gebruikt om oud cement los te boren. Wat een geluk dat ik vrijdagochtend hier vertrok naar  de boerderij. Want voor en achter zijn alle voegen los getrild en bij thuiskomst hing er een grijze waas om het hele huis en op de aarde en de planten in de tuin. En dan krijg je echt een perspectiefwisseling: ineens vond ik mijn huis binnen een hol vol rommel, ik dacht even: alles eruit, zo weinig mogelijk erin!

Dat komt ook van een weekend op de boerderij, omdat dit mij altijd in een kloosterstemming brengt. Het is er ruim, een moestuin waarin ik vanzelf onkruid ga wieden, genietend van de kleur en vormen van de gewassen, er vloog een Atalanta-vlinder met mij mee, een grote zonnebloem bloeide al, overal Oost-Indische kers en in de kas was het bij een regenbuitje en kou behaaglijk toeven terwijl ik een stripboek las. Zoals in een tent: kamperen zal ik dit jaar niet mee gaan maken waarschijnlijk, het gekletter van regen zo vlakbij, zoals ook op Bali op het terras. In plaats van de geur van vruchtbare aarde, was er hier de geur van basilicumplanten en die typische doordringende tomatengeur, waarbij ik altijd denk aan nachtschade en bloedrood.

De grootste attractie waren de ooievaars die ik pas na een dag ontdekte. Ik had ze al twee keer laag zien overvliegen, maar zag geen nest. Die ooievaren hadden een paar jaar geleden uit zichzelf een nest gebouwd halverwege een door een storm gebroken populier. Het jaar erop was de hoogte een stuk gezakt, de stomp was over, maar ze kwamen toch terug en bouwden daar hun nest op. Maar nu keek ik naar de populierenrij en zag geen stomp meer. Ik dacht: nog even van het uitzicht genieten voordat ik ga koken en toen hoorde ik het klokkende geluid van een ooievaar, tóch uit die richting. Ik pakte de verrekijker erbij en warempel: de stomp was nog lager gezakt, stak net boven de struiken uit en daar stonden twee ooievaars.

Ze stonden in de steeds rozer wordende avondschemering, eerst stil naast elkaar. En toen begonnen ze in elkaars verentooi te pikken net hun lange snavels, tegen elkaar aan te schuren, de lange halzen rondom elkaar... het keek wel een liefdesdans. Al dagen kijk ik naar de opspringende zalmen en de beren die erop jagen bij de rivier en waterval bij een rivier in Alaska, maar nu keek ik écht ‘live’, buiten met een zware verrekijker in beide handen. Ik vergat de tijd en keek totdat de schemer bijna donker was, een soort van celebratie op het leven en pas rond half elf kookte ik mijn spaghetti. 

Ook de fietstocht naar huis was heel aangenaam, iets meer alleen maar bergje afwaarts en niet het vals-plat, zoals dat dan heet, van de heenweg. Het is toch net buitenland, met uitzicht op stuwwallen, langs maisvelden en koren, door het bos en plukjes heide. En dan kom je steeds meer bij de stad en dan vereng je je blik weer naar huizen, stoplichten, zebrapaden, voorrang krijgen of verlenen, een  weg met auto’s en het fietspad ernaast.

En hier thuis moet ik terug naar het India-perspectief: overal rommelig en barstensvol, maar wel piepkleine deelwereldjes bouwend, met godenbeelden tussen de wirwar van elektriciteitsdraden boven een computer, afval en een rondstruinende koe vlak voor de tempelingang, enzovoort. Ik ruik wel veel de liever natuurlijke, organische luchten van India, dan dit vreemde chemische luchtje van nu. 
Ik tel wel bijna twintig mussen in de toppen van de bamboe midden in mijn jungletuin en ze zijn stil. Zouden ze ook last van die geur hebben in hun nesten tegen de zijkant van het huis? 

vrijdag 10 juli 2020

Onderweg

Zo. Dat geeft een voldaan gevoel: ik ben  in één uur en veertig minuten van mijn huis naar de boerderij in Kranenburg gefietst, met ook nog languit in het bos liggen. Dat voelt aan als sneller dan het openbaar vervoer dat via het centrum van Nijmegen gaat. Terwijl ik nu grotendeels fietste door het bos en langs weilanden langs het oude spoor van mijn stad naar Kleef, nu voor recreatief gebruik vanaf  Groesbeek met een soort van trap wagonnetjes.

Ook vandaag was het een beste dag om weg uit huis te gaan, want weer werd ik wakker van getril en geboor. Het leek bij de buren te zijn, maar het bleek ook aan mijn eigen schuur, waar de druivenstruik en passiebloem nu grijs was van het oude cement. Ik zat er met mijn neus in omdat ik buiten mijn tuinhek voor het eerst mijn nieuwe fietstassen achter op mijn fiets bevestigde. Binnen de tassen tot de nok volgepropt, met slaapzak, kleren en proviand: in Duitsland ben je verplicht een mondmasker in een winkel te dragen, liever vermijd ik een winkel, al heb ik toch mijn zelfgemaakt mondmasker meegenomen.

Alles lukte: wat een fijne fietstassen, blauw van Vaude, milieuvriendelijke gemaakt enzo en met het pak-en click systeem, de enige in haar soort: dat je de tassen zó van de fiets kan halen, heel handig dan kun je ze binnen als een rugzak volpakken en bij aankomst eraf en de ene uitladen bij de koelkast en het aanrecht en de andere bij het bed. En het was stabiel fietsen, ook op een stuk dat onverhard was.  

Onderweg dacht ik veel aan Broer, die voor een week het ziekenhuis ingaat. Jaren geleden genezen verklaard en nu bij de jaarlijkse controle...helemaal onverwacht...wat is het toch een machteloos en hard gelag, dat je als mens volkomen afhankelijk bent van het wel of niet functioneren van je eigen lichaam... De coronatijd maakt dit ook zo duidelijk. ‘Heel veel aan je denken, duimen, kracht naar je zenden.’  vroeger zei men dan vanzelfsprekend: ‘ik ga voor je bidden.’ Ik heb het altijd gewaardeerd als iemand dat tegen me zei, of het helpt doet er helemaal niet toe...

Er is zelfs iets in mij, dat het niet beter kan uitdrukken dan zo. Omdat je er iets van je intentie uitdrukt dat je alle krachten van het universum wel zou willen kunnen bundelen en die aan iemand zou willen geven. Zeggen dat je ‘veel aan iemand zult gaan denken’ is eigenlijk zo’n slappe hap... Broer hield als tiener van de muziek van Angelo Branduardi. Vooruit, al die muziek, want muziek is ook levenskracht, naar hem toe! Bijvoorbeeld het liedje Si puo fare: Je kunt het doen. Er zit een soort van vrolijk marstempo in, maar ook iets onvermijdelijks: je kunt niet anders.  De paden op, de lanen in... Altijd en overal.


donderdag 9 juli 2020

Kijken in de natuur

Dit is heel erg leuk: ik heb een site gevonden waar je live meekijkt naar wat er in de natuur gaande is; Explore Live Nature Cams. Gisterenavond een prachtig blauwe zee in Hawaï waar walvissen wonen,  ik heb geen staart of fonteintje boven het water gezien, maar het geluid van de zee in de zon was ook leuk na een regenachtige dag binnen. Zonet was er de zonsondergang, maar weer geen walvissen in beeld.

Waar het wel een drukte van belang is, in Katmai National Park bij Brook Falls in Alaska waar grote bruine beren in het water staan die zalm vangen, zowel gisteren voor het slapen gaan als nu, het wordt daar nu nacht. Meeuwen erom heen die de restjes eten en iets stroomafwaarts bleek er een jonge beer op een rots te zitten die wachtte tot een half opgegeten zalm haar kant op kwam. Het was me al opgevallen dat zo’n beer begint bij de staart, de zalm open ritst, het donkerroze vlees  spat ineens te voorschijn, dan nam ze er maar een paar happen uit en verorberen dan de kop. Wat een verspilling dacht ik dus eerst, maar niet dus.

Je ziet de verschillende vangtechnieken. Gisteren stond er een beer midden in de stroom, de zalmen sprongen om haar heen en dat was het, terwijl onder haar een beer met een poot de zalm opving en dat was dus veel efficiënter. Maar vanochtend zwommen er nog veel meer zalmen, vijf verschillende soorten komen voorbij, las ik in de chat ernaast, en een beer stond weer boven op de waterval en hapte zó de zalm uit de lucht, zoals vroeger het beeld bij luilekkerland was, dat de gebraden kippetjes naast de zoete rijstebrijberg voor het grijpen waren.

En zo praat je dan over de zalm als object om jacht op te maken en lekker op te eten, in de chat krijgt iemand zin in sushi en een ander meldt dat vers in de  pan, vier minuten het allerlekkerst is en een kenner met weetjes over de kodiak-beren en dat wanneer je in september kijkt de  beren vechten met elkaar wegens gebrek aan zalm, meldt zich af omdat hij in de ochtend zelf gaat vissen. Hij woont in de buurt, maar er kijken ook mensen uit Japan en India mee en de beren hebben namen. Er kijken ongeveer 1300 mensen.

Maar de zalm heeft ook haar eigen leven, kun je zeggen. Dat die elk jaar tegen de stroom in terugkeren naar hun geboortegronden om daar zelf weer jonge zalm voort te brengen, ‘tegen de stroom in om te leven’ ... dat heb ik altijd een verfrissend fenomeen gevonden. Met daarbij de hoogmoed van de mens: rondom Seattle heeft men een autoweg gemaakt over de rivier en als eerste oplossing voor de zalmen, werden deze aanvankelijk gevangen in grote tanks, over de weg vervoerd en aan de andere kant weer los gelaten. En toen bleek dat de zalm veel minder vruchtbaar werd , aangekomen op de geboortegrond annex kraamkamer. Die 600 meter onderbreking van hun natuurlijke gang, dat kon zomaar niet... En toen hebben ze een soort van ‘vissentrap’ naast de rivier gebouwd, zodat de zalm nu wel kon door zwemmen. Dat was wel een verbetering maar het nageslacht werd nooit meer zo talrijk als eerder...

Die autoweg blijft natuurlijk. De zalm die tevoren in overvloed op het ijs lag, op de vismarkt, dat was voorbij en nu importeert men dus verse zalm uit Alaska. Zo grijpen we dus op allerhande wijze in op de natuur, elke keer met consequenties. En nu zijn we zelf extra de pineut door het corona-virus dat uit het wild op een markt van vleermuis naar mens is overgesprongen, waarschijnlijk. Laat alles in haar eigen element! zou de les kunnen zijn. En de mens met haar technisch, de wereld overspannend brein niet meer op expansie en heersen gericht, maar als heler en hoeder. O, wat zouden we toch met zijn allen op een mooie aarde kunnen leven...

woensdag 8 juli 2020

Two Weeks Notice. Edge of the World

Gisterenavond had ik zin in een luchtige vrolijke film waarvan je door het genre weet dat het allemaal goed zal komen. Ik kwam uit bij Two Weeks Notice met in de hoofdrollen Hugh Grant  en Sandra Bullock. Zij heeft de film geproduceerd, dus dan weet je ook dat het geen moetje voor haar was en ze geen dingen acteerde waar ze zelf niet achter staat. En Hugh Grant staat garant voor de ietwat onnozele zachtzinnige man die keurig stuntelend zich een weg door het leven baant.

Het genre, de wijze waarop zo’n film gemaakt is, je weet bij de beginscènes al hoe het verhaal vertelt zal worden. Met veel oude liedjes die nostalgie en eigen herinneringen bij je aansteken en inkijkjes in de bijna karikatuur- achtige levens van de protagonisten: in dit geval een steenrijke handelaar en bouwer van vastgoed in New York en een intelligente advocate van Harvard die met twee zeer idealistische linkse ouders van hetzelfde laken en  pak, gekozen hebben om al het onrecht in de wereld te bestrijden. Hij woont in een hotel waar hij ook de eigenaar van is, zij is vaak bij haar ouders in een klein rommelig flatje waar je in zes stappen bij de voordeur bent, telt Hugh Grant op het einde, als alles goed is gekomen en ze elkaar dan toch bekennen verliefd op elkaar te zijn.

Het gekke bij deze film was dat elementen van mijn realiteit toch binnen slopen: zij wil er  alles aan doen om het wijkcentrum op Coney Island dat zij al kent sinds haar jeugd van de sloop te behoeden en krijgt van Hugh Grant het aanbod dat, wanneer zij voor hem gaat werken, het wijkcentrum behouden blijft. Alles wat de waarde van zo’n wijkcentrum is, wordt kort uit de doeken gedaan: al  die gewone mensen die daar komen om elkaar te ontmoeten, vaak een leven lang, je ziet ze ouder worden: ik heb dat zelf zo mee gemaakt.

En dan is ze op een feest en speelt daar achter de piano een jonge Norah Jones, als zichzelf! Ik heb haar ontdekt in deze coronatijd en ben haar miniconcerten die zij vanuit huis geeft, de eenvoud waarmee ze achter de piano liedjes zingt, haar kwetsbaarheid die ze laat zien, gaan waarderen. En toen kwam in hetzelfde feestje Trump op, die ook zichzelf speelt. De steenrijke concurrent van Hugh Grant, die ook aast op de bouwgrond van Coney Island. Wanneer het bouwproject van Hugh niet doorgaat of te duur wordt omdat om het wijkcentrum heen moet worden gebouwd, dan zal Trump de rijkste van New York worden.

Ik kijk en denk eerst: ze hebben wel een goede Trump-vertolker gevonden, hij lijkt echt en dan zie ik bij de aftiteling dat zowel Norah Jones als Trump zichzelf spelen, de film is uit 2002. En ineens zitten de huidige exponenten van dat verdeelde New York en Amerika bij elkaar in een film op een feest. De ene is president van het land geworden, woont weliswaar nu in zijn gebarricadeerde witte huis, maar regeert als gekke keizer uit zijn TrumpTower bekleedt met rood pluche en goud in New York en de andere speelt nu thuis in datzelfde New York zachtzinnige liedjes bij een kale grijsblauwe muur.  Dan vraag je je af, hoe volstrekt maf het in dat hoofd  van Trump moet toegaan, dat hij in zo’n film waar goed en slecht langs de lijnen van rijk: hebberig en egocentrisch tegenover arm en opofferingsgezind met oog voor gewone mensen lopen, hij zichzelf wilde spelen. 

En vanochtend beluisterde ik het liedje Edge of the World  van Mary Chapin Carpenter. Zo’n liedje dat je met beide benen op de grond laat landen: ‘As if my heart found new ways to beat, I never felt that way before or since’, zingt ze. Het past bij deze coronatijd maar ook bij de luchtige film Two   Weeks  Notice, want verpakt in een romantisch jasje vertelt het toch over bewegingen van het hart: ergens op de rand staan van het voor jou o zo bekende en vertrouwde en kijken of je over je eigen rand kan duikelen naar nieuwe grond.


dinsdag 7 juli 2020

Deuntje... Once Upon a Time...

Gisteren hoorde je op het Journaal dat indringende je achtervolgende deuntje op de mondharmonica uit Once Upon a Time in the West, want Ennio Morricone de componist ervan is overleden. O, wat was ik destijds onder de indruk van deze film. Die geheimzinnige, zoekende sfeer met ook iets van dreiging, er dook steeds een man in het zwart op, dat eindeloos zoeken en wandelen door de woestijn en steeds dat melodietje, vragend met ook iets van hunkering en standvastigheid. En natuurlijk komt alles als een boemerang nog honderd keer versterkt terug door de clue, op het einde.

Dit deuntje past wel bij mijn gezoek om langzaam uit mijn eigen quarantaine te komen. Ik bevraag mezelf: hoezeer laat ik mij ook door angst leiden of is het toch een logische conclusie en handelswijze gebaseerd op feiten die gaandeweg blijken? Zo is voor mij nu het gegeven dat er bij de grote demonstratie  rondom Black Lives Matter in Amsterdam met zoveel mensen op een klein oppervlakte en maar één besmetting doorslaggevend dat ik mij nu wel weer enigszins onder de mensen wil begeven, maar dan wel in de buitenlucht. Het zegt mij dat de besmettingsgraad van het virus in Nederland laag is, er kwamen daar mensen van over het hele land.

Ik kijk naar geluiden uit de Viruswaanzin-groep en vind sommige argumentatie aardig schimmig. Alleen al de suggestie dat iedereen elkaar gewoon maar moet kunnen aanraken, hoe dat simpelweg  te rijmen met het naakte feit dat door afstand te houden het virus binnen de perken is gehouden? In een interview in Trouw geeft Willem Engel de interviewer gauw een hand: dat vind ik nou respectloos en ook enigszins gewelddadig. Filosoof René ten Bos, voormalig Denker des Vaderlands heeft een boekje geschreven waar hij met de letters van het alfabet de crisis behandelt. Het doet me toch denken aan een in de haast in elkaar geflanst boekje, zoals je een optreden verzint voor een bruiloft, en dan kies je ook nog eens zo’n lekker pakkende titel: De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde.

Niemand wil voor dom gehouden worden en iedereen wil lekker ontspannen zonder uitkijken kunnen leven. Zo’n titel, net als het woord Viruswaanzin doet beroep op onderbuikgevoelens, verpakt in een verstandig jasje en daarmee ongeveer de hele wereldbevolking en de Wereldgezondheidsorganisatie wegzettend als dom en niet goed geïnformeerd. De hoeveelheid mensen en know-how maar eventjes wegredenerend met een eigen visie. Voor mij is het doorslaggevende argument dat er écht wel wat aan de hand is rondom dit virus, dat de wereldleiders (daarnaar willen luisteren is volgens René ten Bosch ‘corona-fascisme’) geen enkele baat hebben gehad bij een lock down, gesteld dat je je economie wil behouden. De leiders die niet wilden luisteren, zoals natuurlijk Trump, die kampen met de grootste besmettingshaard van corona op de wereld. Dus er klopt toch écht iets niet in, eigenlijk heel elitair en cocon-achige denkwijzen die alles rondom corona bagatelliseren. 

Het is dat deuntje uit ‘Once Upon a Time in the West‘... het nog niet weten wat er precies aan de hand is, het volhouden als alles even niet licht en luchtig is. Goed kijken wat in jouw situatie verstandig is: Eigen verantwoordelijkheid nemen, zoals Rutte zegt: een zin die op zich zelf al zó haaks staat op elke notie rondom fascisme. Dus vandaag, zometeen, ga ik mij voor het eerst weer in een auto begeven als passagier, schuin achter de rijder en dan voorzichtig op een terras zitten. Dat komt nu ook wel heel goed uit, want vanochtend werd ik wakker van het drillen en boren aan mijn huis. Dat trilt dus letterlijk op de grondvesten, zoals corona dat doet, wereldwijd. En dan maar even niet kiezen om per se de tango te willen dansen, zoals een dame op het Journaal zei, maar dat deuntje blijven volgen, en ja ook, de spanning die daarin vertolkt wordt.