maandag 30 november 2015

Storm in Vlissingen

Ik had nog een seizoensretourtje: voor 11 euro mag je overal naar toe treinen en terug. Ik dacht eens naar een uiterste uithoek van Nederland te reizen: naar Vlissingen waar ik 35 jaar geleden ofzo eens geweest ben, op Benelux-tour. Eens kijken hoe het daar veranderd is.  Ik herinner me zo'n oud pension-achtig sfeertje met oude rieten krakstoelen binnen  met uitzicht op zee, een kopje thee drinken. Nog een keer voor de winteraanvang een flinke strandwandeling, lonkte ook.

Wist ik veel, een paar dagen ervoor, toen ik het seizoensretour al had besteld en uitgeprint, dat het op die dag windkracht 8 zou stormen! De zee was grijs, witte schuimkoppen beukten op de zwart basalten keien, er was helemaal geen strand meer te zien. Het had wel wat. Tegen de wind in gaan staan, leunen in de wind, kracht bijzetten om niet weggewaaid te worden. Daar knapt een mens van op.

Ook de lange weg ernaar toe in de trein was aangenaam.  Zeeland in reizen: windmolens bij de Oosterschelde, dikke wollige schapen naast elkaar tegen de muur van een schuur gedrukt, schuilend tegen de regen. Het water aan de horizon en in de weilanden alles nattig en drassig.  Overstromingen enzo lijken heel dichtbij. In het MuZEEum van Vlissingen zag je op oude filmpjes de vluchtelingenstromen bij de watersnoodramp en op het einde van de Tweede Wereldoorlog toen delen van Zeeland waren gebombardeerd. Dat ziet er net zo uit als nu: traag lopende mensen, soms close-ups van kinderen en moeders. Dat waren toen binnenlandse zaken.

Ik las onderweg nog een keertje de gedichten van dak- en thuislozen die zuster M. voor me had gekopieerd. Ze kwamen uit die ene wereldwijd beroemd geworden daklozenkrant, waar de paus geinterviewd was. Sterke beelden in woorden. Het is steeds dezelfde gewaarwording: achter elk containerwoord: 'vluchteling', 'dak- en thuisloze' zit een veelvoud van menselijke gezichten, gevoelens en beweegredenen.

Gewoon maar blijven hopen dat mensen rechtop kunnen blijven staan, hun weg vinden, een thuis, door de stormen van het leven. Mijn zegenwens bij Psalm 81 ging zo:

Wanneer de wereld verward is en verknoopt
en je je afvraagt of daar wel plaats is voor jou
en wat je plek zou kunnen zijn

Moge je dan afdalen in jezelf
Diep binnen in je een vruchtbaar land vinden

Moge je verwonderd raken
over de ruimte van het land in je:
mild verlangen naar heelheid
dromen van zachtheid en mededogen
de verfrissing van stromen levend water in je
een alles overvloeiende, onverwachte zoetheid.

Moge die zoetheid jou voeden en troosten
je brengen naar het land van melk en honing
waar de Eeuwige,
God de Levende jou zegent met
Vrede en alle goeds.

donderdag 26 november 2015

Kort maar krachtig

Ik zat dik ingepakt naar de volle maan te kijken. De schaduwen van het bamboeblad door de maan op het terras. De echt koude lucht. De maan die  hoog aan de hemel stond op een heel andere plek dan een paar dagen geleden om dezelfde tijd. Ik weet niks van de maanstanden. Ik weet niet waarom ik, daar zo zittend, me zo intens levend voel.

De buurvrouw was net weer binnen. Die rookt elke avond voor het slapen gaan een sigaret bij het schuurtje. Zwijgend in het donker. Ik hou me dan ook stil. Ik wil geen woorden wisselen dan. De scherpe nicotinelucht in de frisheid van de nacht. Een ander ademend mens vlakbij. Gescheiden door de schutting en  hoge struiken. Ik hou van dat moment.

dinsdag 24 november 2015

Half Mens

Maartje Wortel: een jonge schrijfster; voor de tweede keer duikt haar naam bij mij  op als aanrader. Dus ik kijk in de bieb of er iets van haar is. Ja hoor: Half Mens, haar eerste roman uit 2011. Ik begin thuis te lezen en kan niet ophouden. Op het einde van de avond is het boek uit. Het zijn de korte zinnen, de sfeertekening van Los Angelos en de vele taxichauffeurs, wiens levensinhoud in een halve pagina, even tussendoor, gegeven wordt.

Het zit 'm in de hoofdfiguren, het 20-jarig Nederlandse meisje dat met haar ouders naar Amerika is geëmigreerd en die door een taxi wordt aangereden en wier been moet worden afgezet. En in de uiterlijke mooie  Mexicaan Michael Poloni die in de taxi als passagier zat en moet getuigen tegen de chauffeur zodat Elsa drie  miljoen aan schadevergoeding krijgt. Iets waar ze zelf niet achteraan wil, maar haar ouders wel.

Je  krijgt beurtelings inzage in het innerlijk van beide. Polloni noemt zich bij een psycholoog een half mens, en worstelt met er-te-zijn, Elsa worstelt met het been dat verdwijnt, waar ze geen keuze in heeft, en juist wanneer het weg is pijn gaat doen, fantoompijn. Al lezend weet je niet precies waarom je almaar door blijft lezen. Al weet je door een derde figuur, een  getuige in de jury , dat er tot twee keer toen een rechtszaak is, waar beide in figureren.

Als je het boek nog wil lezen, dan kan ik hier de clou niet vertellen. Maar door de clou, ging ik  erna meteen weer passages herlezen. In het boek wordt gerefereerd aan de Japanse film Rashomon, waar hetzelfde gegeven, de moord op iemand, verteld wordt vanuit de verschillende perspectieven van de aanwezigen, waardoor je totaal verschillende verhalen ziet. Dus dat is hier ook het geval.

Als lezer wordt je er bij de haren in meegesleurd. Want uiteindelijk gaat het over een blinde vlek. Michael Poloni, die in de tweede rechtszaak beschuldigd wordt van iets, wil een dvd laten zien. Het gaat over een echt gebeurd experiment: je ziet twee teams, de ene in het wit en de andere in het zwart, een basketbal naar elkaar werpen. Er wordt gevraagd om te tellen hoe vaak het witte team de bal werpt. Nou, dat kan toch iedereen: tellen: vijftien keer dus.

Dan zegt de opdrachtgever: heb je de witte gorilla niet door het beeld zien lopen? Als je dan nog een keer kijkt, dan blijkt er een man door het beeld te lopen, verkleed als een witte gorilla, die midden in ook nog eens zijn handen op de borsten klopt : Niemand ziet die witte gorilla, in eerste instantie en dat heet selectieve waarneming.

Dan herlees je Half Mens nog eens en zie je hoe selectief jezelf gelezen hebt. En dat sleurt je., terwijl het boek vlot en met vaart, in een bijna spreektaal geschreven is, in een onverwachte diepte. Hoe iedereen voor een ander eigenlijk een 'Half Mens' is. Een knap boek.

maandag 23 november 2015

Station Arnhem Centraal

Zomaar wat indrukken van het afgelopen weekend: het nieuw station van Arnhem. Weer even ervaren wat mooie architectuur met je kan doen. Jaar in jaar uit die verbouwing. Een waar tochtig doolhof met elke keer weer ergens anders schuttingen en koude doorgangen. De laatste jaren af en toe een puzzelstukje van wat je in volle glorie nog niet  zag: Hm, toegegeven, best aardig. Maar wie wil er nou zoveel geld besteden aan een station? En al diezelfde treinreizigers die zich daardoorheen moesten worstelen, wat koop je voor die ellende, 18 jaar lang, jaar in, jaar uit?

Ik herinner me enge trappen, de enige die je op kon,  met gaten ijzeren treden en helemaal open, ik had geen hoogtevrees, maar daar gebeurde het me wel. Ik herinner me zwervers die in hun auto's voor het station bivakkeerden. Dat je er 's avonds slaperige en ongewassen mensen  in en uit zag gaan, de ruiten beplakt met krantenpapier. Er werd daar flink gedeald, met het station als toegangspoort en aanleveringspunt.  Ik herinner me dat je bijna overreden werd, voordat je er vanuit de stad aankwam: wegen die zich onlogisch naar die bouwput kronkelden. Enzovoort.

Maar nu geloof ik, dat het toch best de moeite waard kan zijn om alleen maar aan de toekomst te denken: aan die droom hoe je wilt dat het zal worden en zal zijn. Want nu ligt daar een soort verlichte, golvende schelp, die aanvoelt als de baarmoeder van de stad: ergens waar je naar toe kunt gaan en vanwaaruit je allerlei delen van het land en Europa kan bereizen. Een schelp van verwachting, van  nog ongekende hoop en avonturen.

Waar je boven en onder kan lopen, waar je anderen kunt zien in een soort van glanzend klavervlier-blad, waar iedereen loopt  met  'een valies vol dromen'. Dit maakt blij, zeker natuurlijk met zulke berichten van ergens anders, dat er rondom de kerstboom van Brussel alleen maar jeeps waren en dat ook Sinterklaas in Nederland nog nooit zo treurig was aangekomen.

Goh, ik wilde over een aantal indrukken bloggen. Maar het blijft bij dit ene station. Dat je door de dode materie heen kunt kijken, door alle tegenslag en mislukking heen: want het kan wel: dat er uiteindelijk iets moois uit voortkomt.

zaterdag 21 november 2015

God en de maan

Psalm 81, waar voor ik een meditatie schreef, opende een nieuwe beleving. De psalm begint met een en al muziek. De psalmist zegt eigenlijk: God maakt de muziek. Hier geen gedoe of de vraag of geloof in God tot geweld en onderdrukking en terreur leidt, dus dat Godsgeloof maar beter kan worden afgeschaft, zoals de teneur is van het Westen. Nee: God is daar, waar de muziek is, waar je muziek maakt, bij nieuwe maan en bij volle maan: het kan dus altijd feest zijn.

Dat beeld van  de maan die in feite altijd aan de hemel is en aan de nachtelijke hemel beweegt en telkens een andere verschijningsvorm heeft, van onzichtbaar,naar nieuw, een sikkel, naar half tot een volle maan: zo kun je ervaren dat God, dat is de ervaring van muziek en later in de psalm van degene die je mond vult met tarwe en honing,een ervaring van zoetheid en overvloed, dus, dat beeld van God als de maan, altijd aanwezig in het donker en duister, is voor mij nieuw.

Het mooie ervan is, vind ik, dat de nacht en het duister daardoor geen vreemd element wordt,maar dat het evenzeer aanwezig is, daar waar ook iets van het schijnsel van de maan is,of alleen maar vermoed wordt. Dus gisterenavond deed ik mijn dikste vest aan, plus een bodywarmer, en ging op mijn ligbank in de hoek van de tuin op zoek naar de maan.

Eerst zag ik die niet.  De lucht zat dicht en was grijs. Toen begon er een lichtgele vlek te ontstaan en al snel zag ik daar de halve maan en werd het een spektakel-achtig schouwspel: de lucht werd helder diep zwart-donkerblauw, witte wolken joegen voort zodat het bij de maan soms lichter werden, er zat ook grijs in die wolken en daar verdween de maan weer achter. Ondertussen verschenen er ook her en der sterren en alles was de ene keer heel goed te zien, dan weer niet:wat een veranderingen van minuut op minuut in die grootse ruimte boven me!

Het gaf me energie en het voelde aan als een poort naar vrijheid: altijd en altijd zal die maan daar zijn, elke nacht met steeds weer een veranderend schouwspel. Ik kan dat elke nacht zien en tot me door laten dringen en ervan genieten en ervaren dat ik eenzelfde soort steeds veranderend wezen ben in een steeds veranderende wereld overdag.

Dat je voor zo'n feestelijke ervaring niet hoeft te reizen, alleen maar buiten hoeft te zijn in de nacht, met nu wat koude op je huid en de warmte van je uitademing: ik kan het iedereen aanraden,waar je ook bent: ga elke nacht even buiten staan en denk eraan dat het licht in je, of God, of hoe je het ook wilt noemen, altijd aanwezig is en je met zoetheid en muziek kan vullen, ook al zie je het niet meteen.

donderdag 19 november 2015

Langzaamaan tekst

Ik zag het ineens weer helemaal voor me: hoe langzaam het vroeger ging eer je een tekst netjes 'gedrukt' op papier had. Hoeveel handwerk daarin besloten lag. Allereerst die oude typemachines met aanslag; je moest vrij hard drukken wilde de inkt op het typelint op papier komen. Je hoorde de vingers elke letter indrukken en je zag dat oude mechaniek: hoe zo'n stalen pootje naar voren sprong en 'tik!', de letter afdrukte. En na elke regel moest je de machine met een hendel terugzetten. En dan hoorde je: Ting!

Dan had je het hele gedoe, als je per ongeluk de verkeerde letter had aangeslagen. De typemachine een slag terughalen. Met een wit bepoederd papiertje nogmaals de letter tikken, zodat het poeder in de inkt kwam. Weer terug en dan de goede letter daarbovenop typen. Meestal zag je toch in het eindresultaat waar het verkeerd was gegaan. Dan was er ook typ-out: dat witte spul met een kwastje. En dat duurde heel lang eer het droog was, alvorens je weer opnieuw de letter kon intypen. Was je iets te ongeduldig dan werd het een vlekkerige kliederboel.

Alles vroeg handenarbeid en iets afstellen. De regelgrootte, het teruglezen wat je geproduceerd had door te draaien aan een knop en dat was wel handig om te doen eer je het hele vel uit de machine haalde. Want je kreeg het nooit meer precies zo terug als je onverhoopt toch nog  een correctie zou moeten plegen. Over lettertypes had je niks te zeggen, dat zat gewoon in de typemachine ingebakken.

Waar je wél nog iets over het lettertype te zeggen had, was als je grotere koppen wilde maken. Met wrijfletters die je één voor één van een doorzichtig  papiertje wreef, die je in vellen in de winkel kocht. En dan moest je tevoren met een liniaal lijntjes trekken en uitgerekend hebben waar je precies begon met die letters. Eenmaal verkeerd, was verkeerd. Geen kans meer om dat snel te herstellen.

Zo heb ik middagen lang besteed op de zolder van de theologische faculteit, die toen nog in een deel van het Albertinum zat, het klooster van de Dominicanen. Daar fabriceerden we het faculteitsblad: artikeltjes uittypen, met wrijfletters de titels maken en daarna: stencilen! Ik vergeet ergens een tussenstap: die helemaal-klaar-vellen werden gebrand? Of zo? In ieder geval ging er iets op de stencilmachine, draaien maar en al die bladzijden legden we in een lange gang op stapels, waarna we de boel moesten rapen: voor elk exemplaar van het  blad die gang door en papier op papier pakken, op elkaar leggen, kaften en door de nietmachine.

O, wat bewerkelijk! Maar wat was dat ook oergezellig. De geur van drukinkt, dat gehannes en samen over de bladzijden buigen en naar het resultaat kijken. Letterlijk schouder aan schouder werken aan tafel.Ik bedoel maar: ik geloof toch werkelijk dat dat langzaamaan ook een soort van genot opleverde. Dat je zinnen en teksten meer echt proefde. Of was het de drank daarna in een café, die de herinnering van smaak ingeeft?

woensdag 18 november 2015

Broadchurch, Der Turm, Molenbeek, glazen stolpen

Zal ik hier iets 'lichts' bloggen? Over de series die ik laat in de avonduren bekijk? Vooruit dan maar: Ik zag Broadchurch, een detective-verhaal van zes uur lang, leuk voor een paar avonden. Over een Engels kustplaatsje waar een jongetje gevonden wordt op het strand, het lijkt alsof hij van de kliffen is neergestort. Een ongeluk? Nee, blijkt als snel. Het hele dorp raakt ervan in de greep. Ook de nieuwe politie-onderzoeker heeft zo zijn eigen problemen. Een beetje Twin Peaks van vroeger met een heel onverwachte ontknoping die tot nadenken stemt.

En ik zag Der Turm, ook zes \ uur, naar een roman van Uwe Tellkamp, die ik er ook weer bij had gepakt. Gelezen aan de zomers oevers van de Elbe: over Dresden in de laatste jaren van de DDR, voor de Wende. Ook aangrijpend op een andere wijze. Het mengde zich opnieuw met de echte verhalen van U. en anderen, die ik er heb gehoord. Je kunt je bijna niet voorstellen hoe volkomen onvoorstelbaar het voor DDR-mensen was: het Westen van nu, hoe wij leven en denken en doen. Zonder een levensvisie: ook U. heeft nog steeds heimwee naar het ideaal van het socialisme, tegenover het kapitalisme dat het Westen bevangt.

En zo kom ik er toch op om over wat zwaars te bloggen: Molenbeek de immigrantenwijk in Brussel waar waarschijnlijk al de wapens van de aanslag van Parijs vandaan komen. Ik heb Molenbeek bezocht in september 2003 voor het tijdschrift Franciscaans Leven, dat als thema de Islam had. Op bezoek bij de priester Daniël Alliët, die daar vanuit zijn parochie cohesie probeerde te brengen en zoveel mogelijk mensen met verschillende achtergronden bij elkaar probeerde te brengen.

Ik herinner me mijn eigen gevoel: aan de ene kant grote hoge blinkende kantoorgebouwen, je stak de straat over en het was alsof je in een andere wereld kwam. Een wijk die dreigt te verloederen, zei Alliët. Ik schreef: Op een mooie zonnige nazomerse dag zou je dat niet meteen zeggen: dan roepen de steegjes het rommelige, levendige, exotische Oosten op: Jongens en mannen op terrasjes op de stoepen, gesluierde vrouwen bij de winkeltjes, her en der slagerijen, internetcafés, fruit-en groentestalletjes. Toch is dit de vierde wereld: het grootste deel van de mensen die er wonen is werkeloos. Bij het stembureau stond hij in de rij met twee blanken en veertig anderskleurigen. Op school zitten twee blanke kinderen, door een arts die er werkt naar toegestuurd, maar 's avonds krijgen ze bijles.

Van de kinderen die ik er destijds op straat zag spelen zijn er wie weet, een aantal van geradicaliseerd. O, ik beschrijf er diverse  mooie projecten van interculturaliteit, waar mensen met verschillende religieuze achtergronden vreedzaam met elkaar samen werkten. Misschien zijn ze er nog. Maar tegelijk is ondergronds de wapenhandel en de rest gaan floreren.

Ik las deze zomer in de Koran. Het viel me op hoezeer het doordrenkt is van het idee dat God voor allen gelijke kansen en mogelijkheden wil. Het geven van een maandelijks geldbedrag aan hen die armer zijn dan jij, hoort bij de godsdienstige plichten en de oproep komt telkens terug in de Koran. Hoeveel geduld vraagt het van jonge, aanvankelijk idealistische, door God bevlogen mannen om elke keer weer dat rijke, zelfgenoegzame rijke Westen de gang te zien gaan? In dat zelfde interview zegt Daniël Alliët:

"Ja, er zijn in de wijk ook spanningen rondom het iets gegroeide fundamentalisme in de islam. Maar fundamentalisme is altijd een economische kwestie. Als mensen economisch kunnen meedraaien, onstaat er geen groepsvorming en dan verdwijnt 75% ervan". Ook als de wijk Molenbeek niet meer had bestaan omdat het opgenomen was in de omgeving, zonder onzichtbare glazen stolp, komen dan uit die 25% de echte jihadisten?

Vragen, vragen vragen. Hoe hou je het toch ook licht in deze verwarrende tijden? De glazen stolp aan de andere kant, het rijke Westen, lijkt doorbroken: zowel door de aanslagen en de dreiging ervan, als door de grote vluchtelingenstromen.  Toch iets dan maar, van de olijke houding van Daniël Alliët: Het is met God hetzelfde als met manneke Pis: onder de kleedjes die je telkens kunt wisselen, is het allemaal gelijk'. Elkaar blijven zien door de ogen van God: menselijk, allemaal gelijk, op zoek naar vrede en geluk.

maandag 16 november 2015

Raar leven, mezzotint

Het was een raar weekend met een raar bewust zijn, zo met die aanslagen in Parijs op de achtergrond. Parijs: Lichtstad, stad van de flaneur, van de parken in de zon met de stoeltjes, die je kunt verslepen: met groepjes bij elkaar zitten, of alleen afgezonderd in de zon,  en die nu ook allemaal gesloten werden... en dat snap ik toch niet.

Laat alsjeblieft het gewone leven zo veel mogelijk haar gang weer gaan! Niet uit disrespect voor de slachtoffers, maar om een duidelijk signaal naar IS uit te zenden: jullie krijgen mensen zo gek om zichzelf op te offeren, maar dat heeft geen enkele zin: jullie beoogde signaal van shock en oorlog negeren we, we gaan rouwen om de doden, maar we vieren tegelijk ook het leven.

Want het leven gaat overal ook echt door: in Nijmegen kwamen er de volgende dag  uit het station stromen hardlopers voor de Zevenheuvelenloop, die in regen en wind plaatsvond. Op Facebook kon je ondertussen je profielfoto veranderen, door er de Franse vlag doorheen te laten lopen. In de hoofdsteden over de hele westerse wereld werd het eye-catcher gebouw verlicht in de kleuren van Franse vlag. Ik snap echt niet wat de bedoeling daarvan is. Hoeveel soorten slachtoffers zijn er niet, over dezelfde  hele wereld, door het geweld dat de ene groep de andere aandoet?

Het is de shock dat het jezelf zou kunnen gebeuren. Overal waar groepen mensen samen komen in dat wat het gewone leven lijkt: in cafeetjes, bij een sportwedstrijd, een theater, waar muziekoptredens zijn. Overal waar jij en ik zich kostelijk amuseren, zich verpozen, elkaar ontmoeten. Ja, het leven is kwetsbaar. Op allerlei manieren en wijzen. Door natuurgeweld, een dodelijke ziekte, verdrinken in zee,  bommen en granaten die uit de lucht neer regenen, een aantal mensen die zich weten te organiseren om zich te vermommen en zich tussen anderen te begeven als levende, bewegende bommen.

Ik heb dit weekend een boompje afgezaagd met een kleine handzaag. Dat geeft voldoening. Een beetje arbeid in de novemberzon en ineens heb ik weer de wijde lucht boven me op mijn terrasje. Je verandert de zichtbare werkelijkheid met één daad. Die avond zouden een aantal mensen ook zo denken in de vierkante centimeters van hun brein: God zal me belonen. Ik strijd tegen het kwaad van het Westen. Ik ben een boodschapper van God en zo meteen ben ik in het paradijs.

De dag erop  liep ik door de bossen van Beek, door de Elysese Velden, naar Huis Wylerberg, een prachtig expressionistisch gebouw uit 1921-1924 In de muziekzaal met uitzicht op de bossen en de Ooijpolder in de verte, was daar een concert van Ensemble Joyeux: barokmuziek met een klavecimbel, een blokfluit, een viool en een viola da gamba. Over het Franse Hof ten tijde van Lodewijk de 14e. De strijd van Franse en Italiaanse componisten en hoe die subtiel werd uitgevochten middels elkaar opeenvolgende en naar elkaar verwijzende composities.

Overal strijd dus. En overal vrede? Of ook wel: leven is een mengelmoes van beide. In het Wijkcentrum vertelt L. dat ze dit weekend naar een begrafenis is geweest. In een kroeg. Eerst waren er een paar toespraakjes, toen kwamen de bitterballen en de hapjes, pullen bier werden uitgedeeld.Het werd een soort bruiloftje. Raar? Zo raar als het leven zelve nu eenmaal is.

Op de achtergrond van de vier musici en in de muziekzaal rondom hing grafiek van Caroline Koenders (1961): Mezzotint, zwarte kunst waar van zwart naar wit, van donker naar licht gewerkt word: heel arbeidsintensief schuurt ze een koperen plaat ruw, hoe ruwer, hoe zwarter,daar vloeit straks de inkt in en wat glad is, blijft licht. Wat ze eerst ruw maakt, kan ze ook weer glad maken.Er ontstaan mezzo-tinten: halftonen, een geheimzinnig schemergebied.  Ze tilt uit het donker, het licht.

donderdag 12 november 2015

Knuf

Ik heb een rare tic: dat ik verbannen knuffelbeesten of popjes die ik ergens vind maar moeilijk daar achter kan laten. Niet als ze in grote hopen bij elkaar liggen zoals op Koninginnedag of in kringloopwinkels of rommelmarkten. Maar als ze ergens helemaal alleen verlaten en verloren liggen. Of aangespoeld bij de rivier of de zee. Of zo.

Dan neem ik ze mee naar huis en stop ze in de wasmachine. En dan zet ik ze neer, allemaal op een rijtje, ergens op een vensterbank boven. Gelukkig heeft vriend T. er alweer langer geleden een heel aantal meegenomen en heeft er foto's van gemaakt. Die zijn dus vereeuwigd in Echte Kunst. Of ik ze terug wilde? Nee, hou maar! Ook degenen die de foto's niet gehaald hebben.

Nou heb ik op de laatste Koningsdag een heel grote egel meegenomen die verlaten tegen een boom stond en  die is uitgegroeid tot een werkelijk lievelingsknuffel, Knuf geheten. Elke avond zeg ik hardop: Hoi Knuf! Hoe gaat het met je, Knuf! Of : O, Knuf, nou heb ik je nog helemaal niet gegroet!

Knuf brengt me terug naar mijn kindertijd. Zijn hoofd is precies zo groot als een grote mensenhoofd, en zijn ogen staan ook precies zo levensecht menselijk. Ik heb echt de indruk dat ie me aankijkt, soms langs zijn eigen spitse neus heen. Ook heeft hij twee slappe armpjes en is precies zo dik en groot, als dat een knuffel vroeger was in je armen. Groot dus. Zo groot dat je hem niet helemaal kunt omvatten. Warm en zacht. Ahum.

Eerst dacht ik dat Knuf een vrouwtje was. Toen dacht ik: nee toch een mannetje. En toen verdween die gedachte helemaal. Knuf is gewoon Knuf. Net zoals je bij een kind op een gegeven moment ophoudt om te bedenken of die meer op de vader of de moeder lijkt.

Knuf lijkt me een knuffel die niet meer van mijn bed zal verdwijnen. Dat is natuurlijk een ereplaats. Net zoals ik het niet kan nalaten om  knuffels op te rapen,  zo kan ik me niet meer voorstellen dat ik Knuf zou degraderen naar een kamer achteraf.

Had zo moeten zijn

Eergisteren liep ik zo fijn te wandelen dat ik dacht: kom ik neem de langere route: niet naar station Rheden, maar naar station Velp. Net nog wat meer Posbank en bos. Maar ik had me aardig vergist, dat het al zo snel en vroeg donker wordt. Op een holletje terug kan natuurlijk niet meer. Dus iets flinker doorstappen in plaats al mijmerend lopen, zoals ik in het algemeen doe. Het schemerde al, en toen maakte ik ook nog eens een schuiver op een schuin bospad vol nat blad.

Net op tijd was ik wel al bijna de bossen uit en zag daar een stel lopen met tussen hen in een baby die waarschijnlijk net zo de eerste pasjes doet. Ik vroeg hen hoe ik bij station Velp kon komen. De man nam het woord en deed gedetailleerd uitleg, met straatnamen en al. 'Jullie komen zeker hier vandaan?"vroeg ik. Nee dus, ze kwamen uit Maastricht Maar hij was hier wel opgegroeid. ze waren op vakantie en op bezoek bij zijn ouders.

Ik vervolgde mijn weg,  maar werd door hen terug geroepen. Of ze me misschien een lift konden geven naar het station? Nu, dat sloeg ik niet af. Dus zat ik ineens in een sjieke auto, die nog spiksplinter nieuw rook.(Ach, wat mooi, zo'n jong beginnend gezin)  Al rijdend merkte ik dat het toch nog verder was dan ik had gedacht en ik zei dat en daarbij dat ik pas mijn enkel had verzwikt en over een bospad een uitglijder had gemaakt en dat deze lift dus wel heel erg fijn was! 'Nou, dan had het zo moeten zijn", zei zij, op de achterbank.

Dat is zo'n opmerking die je wel vaker hoort: Het had zo moeten zijn. Wat zeg je daar nou eigenlijk mee? Meestal is het iets in de positieve zin: het lot heeft iets geregeld, je had het zelf niet in de hand: Het had zo moeten zijn, dit is goed zo, hier zijn we blij mee.

Welbeschouwd, alles bij elkaar, regelt 'Het Lot' ongeveer alles. De mensen die je ontmoet, waarmee je optrekt, van wie je wellicht gaat houden of met wie je het niet kan vinden en die toch dagelijks in je omgeving zijn: Je verzint ze niet zelf, je hebt er geen eentje van gemaakt, al die konkrete leefomstandigheden, ze zijn er zomaar.

Misschien is dit het mooiste: als je bij dit alles niet zegt:hier ben ik mee opgescheept, dit overkomt mij weer, maar: Het had zo moeten zijn. Vanaf de eerste stapjes die je doet, tot je laatste ademtocht. Makkelijk is dat niet altijd.

woensdag 11 november 2015

Tee en Jee

Poeh. Soms heb ik het gevoel in het Wijkcentrum dat ik gewoonweg elke keer weer in een volkomen vreemde cultuur wordt ondergedompeld, waarvan het maar afwachten is, wat jouw signalen van communicatie doen. De twee belangrijkste vrijwilligers reageren héél primair. De ene keer schelden ze, in mijn beleving,  erop los, de andere keer zijn ze zo mak als een lammetje. Vanmiddag bakten ze pannenkoeken voor de kinderen,vanavond ga ik met ze uit eten van de fooienpot, misschien zet dat de spanning er extra op.

Eigenlijk is het een constante oefening in geduld hebben en loslaten. De echte  communicatie lijkt  niet zozeer in de woorden te zitten, maar in iets daaronder. Een bijna instinctief aanvoelen en aftasten, antennes die ver buiten het woordbereik liggen.

Je kunt er allerlei analyses op loslaten: Twee arbeidersvrouwen tegenover mij als persoontje, hoog opgeleid en ook nog verbonden aan een klooster. Ik, gevoelig voor woorden en zoeken naar gelijkwaardigheid, tegenover twee waar een gevecht om de macht en wel of niet het onderspit delven, hoort bij hun dagelijks bestaan. Enzovoort.

Soms denk ik, dat ik het me makkelijker zou maken, door af en toe te bulderen. Autoritair te zeggen: nou houden jullie de mond, we doen het sus en zo, ik ben de beheerder. Van anderen in het wijkcentrum krijg ik, wanneer de twee er even  niet zijn,  ook weleens die suggestie. Want ja, gewoonweg dominantie speelt ook een rol. En dat ik geneigd ben om véél over mijn kant te laten gaan, het van me af laat glijden en het relativeer.

Twee dominante vrouwen, met ieder op een ander moment een groot hart en een klein hart. Die soms ook niet voor elkaar onder willen doen. De ene kan soms haar doopceel lichten over familiegeheimen en privéverdriet en zegt dan, O, daar komt T. aan, en  binnen een minuut veranderen in een kenau die tegen mij tekeer gaat. De andere kan haar beklag doen over J. maar op een ander moment in huilen uitbarsten toen het leek dat J.  haar passeerde.

Enfin. Het blijft interessant. De gevarieerdheid aan menselijke uitingsmogelijkheden en betekenisgeving lijkt oneindig.

dinsdag 10 november 2015

Tussentijdse tuin

Mijn tuintje is een klein universum op zich.Ik stopte wat oud brood in het lege kokosnootje en prikte het aan een tak en prompt zwermen de musjes af en aan. Van brood, naar bloempotranden, naar boven richting dak, waar ze wonen, hoog de bamboetakken in, kwetterend en fladderend.

Ik wilde een grote plastic overpot, die vol water stond omkeren in de hoek van de tuin,bij de achterdeur, onder de haag en toen sprongen er allemaal kikkers uit, kleine en grote: een hele familie had daar haar intrek in genomen. Nu begreep ik ook,wat die witte poes daar de hele zomer te zoeken had. Ik was al bang dat het een nest muizen zou zijn,die dan naar binnen zouden kunnen glippen. Nu ga ik ervan uit dat het de beweging van de kikkers is, die het jachtinstinct wekte.

Ondertussen zijn, in deze milde november weer een rode en een gele primula gaan bloeien. Een plantje dat ik met de lente associeer. Maar in het boek Winter van Jac Thijsse, zo'n oud Verkade-plaatjesboek, deze  komt uit 1909, weer voor 1 euro, las ik dat men vroeger  bij kwekerijen juist primula's  kon bestellen om die binnen neer te zetten.

Geheel actueel is wel de ervaring, dat in oktober er al heel wat gekleurd herfstblad is, maar dat pas bij de eerste novemberstormen de bomen geheel kaal zullen worden. Mijn Boeddhabeeldje achter in de tuin lijkt te zwemmen in het blad: tot hoog boven de navel. Boeddha steekt er met zijn hoofd en schouders nog net bovenuit.Maar de bijna-zekerheid dat er altijd wel minstens een weekje geschaatst kan worden, is nu voorbij.

Ook zijn er 's avonds nogal wat muggen, de laatst vliegende insecten wellicht, voordat de kou straks echt aanbreekt. Ik heb een grote witte chrysant in een pot gekocht,die bolchrysanten kosten helemaal niks meer. Jarenlang heb ik het niet aangeschaft, 'het is een grote gifbom', zei iemand mij ooit,maar nu kon ik het niet laten. Het is zo'n mooi licht contrast in al die bruine herfsttinten in de tuin.

Zo meteen beweeg ik me nog eenmaal naar dat grotere hof van Eden van Nederland: de bossen boven Dieren bij de Veluwezoom. Nu mijn enkel wel weer een lange wandeling aan kan,wil ik weer die stilte inlopen, het gele beukenblad zien, al is het zonder zon. Gewoonweg wandelen, verstand op nul, domweg zijn.

maandag 9 november 2015

Warme badkuip

Vertrouwen
dat het licht in mij
haar eigen gang gaat
door mist en nevel heen
klaart de dag.

Dat waren mijn  woorden voor de ochtendmeditatie. Ingegeven door de mist die gisteren tot vroeg in de middag hing en die het zicht aardig belemmerde en het wat donker maakte. Ik zag voor me hoe het licht in je, als een waakvlam, nauwelijks nog zichtbaar is, je zou er naar moeten zoeken. Maar dan, zonder dat je weet waar het licht is, wordt het helderder en helderder en dan is daar weer ook de ruimte van de lucht zichtbaar, met zelfs wat blauw, als een koepel om je heen.

Bij de deur kletsen M. en ik - eigenlijk razendsnel - de wetenswaardigheden van de afgelopen week bij. Zij had heerlijk Chinees gegeten, hier in de buurt, ik had een geweldige buit bij de Klaasmarkt van de kerk. Vijf boeken van ieder 1 euro. Onder andere Zenboeddhisme en het Westen van Erik Fromm  die al in 1962 analyseerde dat het Westen alleen nog maar het consumptisme als 'hoger doel' heeft. En Jeruzalem van Karen Armstrong: een geschiedenis van die stad van vrede, voor drie godsdiensten tegelijk.

Naar aanleiding van dat boek en een radio-uitzending bij de WDR die live een forum met wetenschappers liet uitwisselen over de mogelijkheid en onmogelijkheid van vrede in de wereld, zowel in jezelf als in het groot, kwamen we op onze persoonlijke ervaring: dat we het beide zó moeilijk vinden om iemand af te wijzen, om 'nee 'te zeggen. Maar dat je al doende dus zelf helemaal verdwijnt, in de grenzeloze mist en nevel: 'Vertrouwen in het licht, dat de dag klaart', daar gaat het toch om, in jezelf en in een ander... zei M. en ik beaamde dat.

En dan toch de erkenning van een soort van kortsluiting in mijn hoofd, als ik definitief 'Nee' zou zeggen tegen een ander. Toen kwam M. met een beeld, dat ik deze week toch eens van alle kanten tot me wil nemen: 'Dan ben je als een badkuip, vol warm water, waar de andere zich lekker in wentelt. Ja, heerlijk toch, de andere zal zo nooit weten wie jij bent.  Kijk maar eens wat er gebeurd als jij de stop uit de badkuip trekt'... Ze had het zelf net gedaan en dat voelde aan als : Hèhè, eindelijk.

Eindelijk wat? Dat je met beide voeten op de grond belandt. En die ander zo ook met beide voeten op de eigen grond kan belanden. En dan maar blijven vertrouwen... en misschien genieten van een nieuw, ruimer zicht.

donderdag 5 november 2015

Dichter-monnik-haiku

Vandaag kwam er ineens de gedachte bij me binnen dat veel Japanse dichters uit oude tijden ook monnik waren. Van de haiku-dichter Basho (1644-1694) is bijvoorbeeld bekend dat hij zich wel tot zen-monnik heeft laten wijden, maar nooit in een klooster heeft willen wonen en is gaan rondzwerven.

Ik wist het natuurlijk wel al, maar het is toch ook weer een her -uitvinden van mezelf: dat ik erg beïnvloed ben door haiku en Japanse zen-gedichten en juist ook door dat beeld van zwervende monniken door de natuur. Ryokan (1758-1831), die deed dat ook. Bedelmonnik zijn en genoeg hebben aan wat woorden die naar hem toekwamen.

Vroeger kwam haiku als donderslagen bij me binnen: een en al verrukking, werkelijk alsof je telkens over de drempel werd geduwd naar een andere wereld en ervaring. Nu lees ik ze en vind ik het vooral alleen maar herkenbaar. Misschien is het zoals leren fietsen: de eerste keren los een hele straat door, die jubel, dat vergeet je nooit meer. En daarna wordt het gewoon.

Toch is het prettig om me dat weer eens bewust te worden: In mijn kamer staat een kleine lachende zen-monnik. Ik kijk hier in het Wijkcentrum naar een grote stenen vliegenzwam die ik gekregen heb: 15 centimeter hoog, levensecht rood en witte stippen, gekregen van twee vrijwilligers hier. Ze konden het niet laten staan, want jij bent er zo dol op, zeiden ze. Ik heb er eikeltjes en kastanjes en herfstblaadjes onder  gelegd: Jij en de natuur! zegt R. daar lachend over.

Ja, zo is het wel. Ik ben het liefste buiten en de sensaties daar, kleuren, geuren, uitkijkjes, inkijkjes,  zijn in de loop van de jaren intenser geworden. Misschien prevel ik in mijn hoofd wel voortdurend haiku's, al ben ik me daar niet bewust van. Als gebeden, als in een eindeloze kapel naar de Stilte waar de lofprijzing begint.

Pot vasaline

Vandaag eindelijk eens in het Wijkcentrum wat lucht in het gesprek over de vluchtelingen in Heumensoord. Tot nu toe was de toon alleen maar negatief. Maar een van de dochters is er op bezoek gegaan. Ze is gewoon het kamp ingewandeld met haar twee kinderen en niemand hield haar tegen. 'Ze dachten natuurlijk dat ze er ook eentje was, zo met haar kinderen', zei L.

Ze ging er op bezoek. Bij een gezin dat ze via Facebook heeft leren kennen. Het is helemaal niet waar dat er nu genoeg kleren zijn voor iedereen, had ze verteld. Er worden kleren in hoopjes neergelegd en dan kunnen ze kijken of er iets past en als dat niet zo is, gewoon pech, ronde voorbij.  Dus haar dochter had winterjassen mee genomen en dicht schoeisel, want er lopen  nu  kinderen met open sandalen rond.. En een tweede keer allerlei koekjes en een pot vaseline.

Zo'n detail, dat komt wel binnen. Dat gezin had een goed huis en ze hadden een baan, ze hebben alles achter zich gelaten omdat ze niet meer veilig waren. Punt uit, dat is het verhaal. Op Facebook vertelt ze dat ze het eerst ook eng vond, om zomaar op bezoek te gaan. Dat ze ook vooroordelen had van allemaal mensen die het in hun eigen land wel goed hadden en nu hier zijn. En dat die er ook zijn, dat is zeker, dat zeggen haar nieuwe kennissen ook. Maar niemand haalt het in zijn hoofd om je huis en alles en alles te verlaten, als het niet echt nodig is.

Dus dan is daar ineens een fotootje op Facebook: Haar dochter, de twee kleinkinderen die ook regelmatig even in het Wijkcentrum komen en twee andere kinderen, dezelfde lengte, dezelfde olijke oogopslag, hun moeder, haar schoondochter. Dat haar kleinzoon J. had gezegd: gaan jullie nou maar weg, kun je me straks komen ophalen?, ik wil  hier samen gaan spelen.

Zo'n verhaal: Dan verstommen de stemmen over 'al die gelukzoekers die straks de huizen van de Hollanders inpikken'. Wie dolblij is met een pot vaseline, omdat je geen idee hebt hoe je daar aan zou kunnen komen, daar in de bossen in een ver vreemd land, die wordt gewoon weer een mens, zoals jij en ik.

woensdag 4 november 2015

Kloosterheimwee

Ik kan het niet anders omschrijven, maar dit is het gevoel: kloosterheimwee. Onstaan omdat ik gisteren aanwezig was bij een nieuw initiatief bij de Clarissen: Vuurvlammetjes. Drie Clarissen vertellen op drie avonden over iemand die hen persoonlijk inspireert. Gisteren was dat zuster M., 89 jaar,  die vertelde over Meister Eckhart. Ze deed dat persoonlijk en helder en dat maakt dat je ook ontroerd raakt. Woorden cirkelden rond in de huiskamer van het klooster, woorden.... die allemaal raken aan dat wat wezenlijk is, wat in jezelf wordt geboren, elk moment opnieuw, alles wat gaat leven in je, de liefde...

Van God houden als van niemand: zo zei Eckhart dat en net als zuster M. heb ik ook lang geleden gedacht:  ja, ja, zo is het... dat is het... alleen maar zo... Dus dan is God er niet op een plek en is die overal aanwezig in alles wat je bent en doet, God verandert van een tegenover in dat of degene, of het welke, het zijn allemaal maar onmachtige woorden, waarmee je het diepst en intiemst verbonden bent, altijd en overal.

Zo ben ik ook gaan leven. Nooit gedacht om in een klooster in te treden, geen kerken en kerkdiensten missen, want werkelijk: in de stilte heradem je altijd, krijgt het leven een glans, is alles goed en volkomen.

Na M.'s verhaal kon je nog mee, naar de kapel.  Wat is het dan fijn om de dag samen in de kapel af te sluiten, om in hetzelfde gebouw, het klooster dus, naar je eigen ruimte te gaan, en dan te weten dat je ook samen weer zult opstaan en weer in de kapel de dag met een lofprijzing zult beginnen.

Dat heb ik zo ervaren in mijn periode toen ik een kamer had in het klooster van Velp-Grave: dat ritme van samen bidden, samen werken, die afwisseling en weten dat de anderen om je heen ook gericht zijn met al hun aandacht, hun intentie, hun liefde en passie naar... God, van wie je houdt als niemand... dat je probeert te wonen rondom dat grote geheim, dat alles vervult: dat was ook zo fijn!

Maar ik ging de kou in en ik fietste naar huis, en al is God overal altijd nabij, het is er anders dan in een klooster. Concreet, bijna materieel zou je kunnen zeggen,  niet aanwezig als ik s'ochtends naar het Wijkcentrum ga en niet als ik daarvandaan, na een dag  weer thuis kom. Ik kom thuis in mijn eigen huis, maar niet thuis op een plek waar ik samen met anderen van God hou, als van niemand...

Dat is mijn kloosterheimwee: ik weet dat ik nooit voor altijd en eeuwig in een klooster zou kunnen leven, maar dat ik dat wel bijna twee jaar een paar dagen in de week dag-in-dag-uit zo leefde vanuit mijn eigen kamer in het klooster: samen met anderen dat doen. Gisteren ontdekte ik dat dit verlangen niet zomaar gestild is.

dinsdag 3 november 2015

Monomaya

Zonet op de dinsdagochtend-meditatie, deze keer in plaats van de maandag, een vrije interpretatie uit psalm 65: 'Is niet de eenzaamheid de gezellin van de stilte? Is de stilte niet een lofprijzing op God?' Al mediterend voelde ik als het ware de stilte in me dalen. Als een lichte glans die me tegemoet kwam. Die me omhulde en mild en zacht maakte. Dit is het ene 'standje' dat telkens, ondanks mezelf terugkeert, waarbij ik wil blijven: de eenzaamheid die de gezellin is van de stilte.

Maar het andere 'standje' houdt ook zoiets aantrekkelijks: gezellig, met mensen samen, lekker niks doen en hoeven, 'chillen' noemt de jeugd van tegenwoordig dat. 'Nee hoor,we doen niet alleen maar dingen op de iPad, een gewoon spelletje kan ook', had nichtje L. me verteld. Dus ik zag in de winkel 'Chinees schaken', in andere woorden heet het Halma, kwam ik later achter, gaf het als cadeautje, en wat leuk, ze hadden het met zijn zessen in de nacht gespeeld.

Het leven als een gezelschapsspel. Dan maakt het alles uit met welke intentie en doel je het speelt. Er zullen altijd, overal, ook irritaties zijn, gekrakeel, dingen waarover je het oneens bent. Wordt je dan elkaars vijanden, ga je elkaar proberen af te troeven, speel je het spel alleen voor eigen gewin? Of is het spel ook een uitlaatklep, een wijze waarop je uiteindelijk gericht bent op het grotere geheel en daarin dan zet voor zet een stapje verder komt?

Halma heette vroeger bij ons thuis Monomaya. Het was een houten spel, gemaakt van authentieke soorten hout uit de bossen van Sri Lanka. Het heette zo, omdat het was aangeschaft in een schattig, oud-Engels land huis in de koele bergen van Sri Lanka, met een prachtige Engelse tuin eromheen.  Er stond een afgehakte uitgeholde olifantspoot als paraplubak. Er was een butler en een kok die de heerlijkste gerechten maakte en alles werd uitgeserveerd. In die droom was ik als kind beland en dat betekent Monomaya ook: een mooie droom.

Monomaya werd  het familiespel,waar ik me kan herinneren hoe je steeds beter werd om ook een weg te maken naar jouw kant, zigzaggend over de  pionnen van de andere heen, soms zelfs het halve bord in alle uithoeken door crossend: Je hebt de anderen nodig om zelf vooruit te gaan. Als het goed en mooi is, dan is er een teer evenwicht tussen eenzaamheid en samen, tussen jezelf en alle anderen. Dat evenwicht wordt teer en krijgt glans in het milde licht waarin je besluit om elk andere te blijven zien. Dan is het leven Monomaya.

maandag 2 november 2015

Brokkendagen

Nou, nou, het waren me een paar brokkendagen bij elkaar. Het begon op woensdag toen ik de Regenboogvlag, nota bene, wilde verhangen in het Wijkcentrum, van een pontificaal zichtbare plek naar voor het grote raam, nu  ietsjes naar achter, maar nu wel zo dat het er permanent blijft. Een kleine overwinning aldaar, want de discussie ging van: 'Helemaal niet nodig zo'n vlag', naar: 'Mijn halve familie is homo en lesbisch' en 'Ja, het is zo: een neefje werd gepest en durfde pas op het einde van de havo te zeggen dat hij 'zo' was.'

En toen verstapte ik me, ik ging per ongeluk  op de verrijdbare plastic plantenbak staan, maakte een smak en hield daar een half verstuikte enkel aan over. Dan ben je ineens een mank lopend gevalletje geworden. Wat heel erg vervelend, niet gewoonweg mobiel kunnen zijn.

De dagen erop bleek ik niet meer in dit blog te kunnen,niet op mijn werk en niet op Sammie en niet in de bieb, maar gelukkig dat is nu verholpen. Net zoals het afwasteiltje, mijn allereerste,  gekocht toen ik voor het eerst op kamers ging. Ik, hinkepoot, deed de afwas en toen liep al het afwaswater er ineens uit! Maar des zondags waren de winkels open, he, dan kan het ineens fijn zijn dat afwassen lukt.

Maar daartussen in gebeurde het me, dat tijdens het zaterdags ontbijt de radio ineens uitviel. En de hele stroomvoorziening in huis, zo bleek. Zekeringen verwisselen hielp niet. Op het einde van de middag hopen dat alles het gewoon weer zou doen, ook niet. Ik besloot niet de nooddienst te bellen. Dan moet je daarvoor natuurlijk thuis blijven en dan zou ik niet naar Nichtjes verjaardag kunnen gaan.

Dus ik nam voorzorgsmaatregelen. Vlak bij de achterdeur een zaklamp. Lucifers klaar bij de kaarsen. Mijn dekbed al opengevouwen met een extra deken erbij, want de verwarming deed het natuurlijk ook niet. Toegegeven: het had ook iets prikkelends om dat zo te doen: kamperen in je eigen huis en iets van kou en ontbering je voor te stellen. Uit jezelf doe je dat niet, maar in ene keer wordt wel duidelijk hoe erg de elektriciteit de geciviliseerde wereld in gang houdt. Want ook de telefoon deed het niet meer, enzovoort.

Dan doet Sammie, het mobieltje, het nog even, zolang die niet opgeladen hoeft te worden, maar daarna?... Ik zou er bijna zin in krijgen dat in heel Nederland een dag lang de stroom uitviel. Misschien zou het een schokje van wakker schudding geven: over het paradijs waarin we met zijn allen wonen.

Enfin, nu doet alles het weer. Broer deed de suggestie dat ik elk elektrisch apparaat en elk peertje moest controleren, en thuisgekomen begon ik in het donker met de waterkoker en hoorde meteen de muziek weer. Dus ik hoefde niet terug naar de primitieve basics.En mijn enkel wil ook weer lopen. En dit blog wil nu wel, in de bieb. Fijn, alles kan weer zijn gewone gang gaan!