donderdag 28 april 2016

Tulp en kou

Lekker behaaglijk warm weer vind ik wel fijner, dan wat het nu is. Maar dit weer heeft wel één voordeel: de tulpen in mijn tuin gaan eindeloos lang mee. Een tulp is echt een gekke bloem: een bloem van hoop en geduld. Je stopt de bollen in de herfst in de grond,zó, dat je alvast visualiseert hoe dat er straks uit moet gaan zien: lange kaarsrechte stelen in het perk met daarboven die felle , bolle kleuren.

Dan komen er, als het lente wordt, wat groene blaadjes op die plek, verfrommeld en slordig, langzaam in de vorm van tulpenbladen. Elk jaar weer, denk ik dan, dat de planting mislukt is. Dat er géén tulp zal verschijnen en het zal blijven bij dat verfomfaaide groen op de grond. De neiging om het maar weg te harken, te samen met het laatste oude bruine herfst- en winterblad, moet ik dan onderdrukken.

Maar langzamerhand verschijnt er in het midden van dat blad toch een groene knop, die rijst en rijst op een groene, bleke steel. En dan gaat er kleur schemeren in die steeds groter wordende knop en ontplooit de tulp zich: sommige kleiner en anderen worden heel groot en dan wiegen ze uiteindelijk in de wind. Bij zon en warm weer gaan ze open en dan zie je de binnenkant en sluiten ze zich weer in de avond.Tot slot groeien ze nog door: de kaarsrechte steel wordt langer en buigt zich en de kleurige tulpen reiken dan alle kanten uit.

En nu komt het: bij warmer weer heb je maar kort plezier van dit hele proces. Maar bij het koude weer van nu, staat de tulp als het ware stil in haar groei. Ze opent zich ook niet: de kleurige bollen zijn als ovalen ballonnetjes en blijven zo: overdag tot in de nacht.

Ik hou wel van tulpen. Sommigen bloeien een jaar en verdwijnen geheel. Anderen komen het jaar erop toch weer op, maar dan in Madurodam-vorm. En dan heb je nog de kleinere botanische tulpen, die elk jaar terug kunnen komen. Maar die vind ik eigenlijk minder spannend. Dat oneigenlijke grote en die zo duidelijke aanwezigheid in mijn kleine tuintje: het geeft het gevoel naar iets vreemds te kijken, zo heel anders dan elke andere bloem. Ik kijk dan naar  Het Verschijnsel Tulp.

Koningsdag, belevingsdag

Heerlijk:  het was weer de Nederlandse dag-der-dagen: Koningsdag. het zou de koudste worden van ooit, met regen en wie weet hagel. Dus ik trok onder mijn kleren mijn lange wollen onderbroek en hemd aan  uit het leger, die ik ook al jarenlang mee neem naar Oerol, Terschelling. Terwijl ik mij aankleedde, keek ik naar buiten: kijk dat bedoel ik nou. Bij een overbuurvrouw, die ik overigens helemaal niet ken, ik dacht dat er een man alleen woonde, zo'n Koningsdag-tafereel. Klein meisje, trappelend van ongeduld op de stoep, met haar rijdende speel-mobiel voor zich, terwijl haar moeder de spullen uit het schuurtje haalde. Te beginnen met een oude kinderwagen vol speelgoed, en daarbovenop, een matrasje, een hoepel, een hobbelpaard. Daar liepen ze, richting de vrijmarkt in de buurt. Waar ik haar even later vol verve het matrasje zag aanprijzen. Het mooie houten hobbelpaard was al weg.

Koud, ja , dat was het. Op de Grote Vrijmarkt in de Goffert, waren mensen aardig inventief geweest. Sommigen hadden hun heel grote familie-kampeertent opgezet, met daarbinnen een eigen winkeltje. Een jongetje zat ergens, helemaal alleen, zo leek het, in zijn iglo-tent verscholen en verkocht van daaruit zijn oude speelgoed. Maar er waren ook heel veel kinderen, die moedig, met halve wanten aan, viool en cello en klarinet speelden. Het was veel minder druk dan andere jaren, maar even zo gezellig.

Ik vind het echt kneuteren: met een oranje sweater aan en dan je eerste aankoop doen: een Snoopy-kleurenstripalbum. 50 cent! zei het jochie, niet duur! Nou, voor 20 cent neem ik het!, zei ik. Daar was hij ook blij mee. Ik liep weg en herinnerde me dat ik er ooit met J. had gelopen, die bij alles wat kinderen aanboden, meteen, een euro of zelfs twee erbij gaf. Ze vond het zo sneu... die kinderen die geen benul van geld hebben. Nee, zo ver ga ik niet. Ook volwassenen hebben op deze dag geen benul van geld. Ze doen het voor de lol, dat moet wel, want wie gaat er nu al in de nacht iets opbouwen, voor die paar rottige centen?

Al jarenlang is er een groep ouderen, die in een lange strook wel vier party-tenten opbouwen, vol waar. Tegen het einde van de markt, dalen de prijzen in rap tempo: alles moet weg! Drie dingen voor één euro! Nee, we nemen niks mee naar huis. Dus uiteindelijk is alles voor de graai.

Dit jaar heb ik weinig meegenomen. Ik vond wel op de grond, precies dat plastic kampeerbestekje van vork-lepel-mesje in één, dat geloof ik, in de winkel toch wel 9 euro kost en ik dus toen niet kocht. Iemand bood me gratis een schuine boekenplank aan, in een v-vogeltjes-vorm, die liet ik toch maar achter. Thuisgekomen toch spijt: ik had daarmee ook een heel hoge stapel koffieboeken kunnen maken, met de lange poot van de V als ruggensteun...

Maar ik nam wel een popje mee, met kort rood haar en felle ogen en een oranje gebreid broekje aan. Die kijkt me nu , parmantig staande aan , vanaf een plank in de badkamer. En Kermit de kikker, als handpop. En een museum-puzzel van Clementoni van die twee peinzende barok-engeltjes onderaan dat heel grote schilderij van Maria. Elk stukje prachtig van de geschilderde kleur, maar het wordt nog een hele dobber, zoveel lucht, zoveel bruin engelenhuid... Zou die volgend jaar gelegd zijn?

Tot slot een Duits engelen-orakelboekje met 32 kaarten met allerlei engelen uit de kunstentraditie, voor 50 cent van een serieus-type-vrouw. De eerste kaart die ik trok was die van de wijsheid.De tweede van het geduld... zo kan ik nog een heel jaar voort met engelen-belevingen tot de volgende Konings-belevingsdag.



maandag 25 april 2016

Spiegeldagen

Het waren een paar intensieve dagen achter elkaar. Op vrijdag vierde Moeder haar 89-ste verjaardag. Ik had een heel grote crêpepapieren bloem gemaakt in regenboogkleuren. Dat crêpepapier is ook niet meer wat het was. Vroeger was het dik en stevig en kon je het alle kanten op vormen en vouwen, nu werden de bloemblaadjes wat slap. Maar a la: het werd toch een BLOEM.

De volgende dag was het dansen in het klooster. Het inoefenen van de Pinksterdansen. De geest die ontvlamt, waait, van binnen en dan  naar de wereld... elke dansstap die ik zet, is ook een teder gebaar... Heerlijk om te gronden, jezelf en het leven om je heen te dragen, te dansen, te vieren. Erna wandelen in de kloostertuin, weer wat nieuwe dingetjes tot bloei gekomen, andere op het einde en na de viering  zomaar het klooster uitlopen, naar huis. Weer onverwachte doorkijkjes en perspectieven; over de sluizen van Weurt, langs het kanaal.

Gisteren een prachtige ochtendwandeling in het op-en-neer heuvelland bij Beek. Felle warme zon, in frisgroene landerijen, feestelijke lentebomen in alle tinten geel en groen en lichtroze en wit. In een dal walmde het witte mist uit de aarde, cirkelend, dwalend, dampend. De koude natte grond die haar water loslaat aan de zon. En dan: later op de middag witte hagelbuien en een tempratuur die daalt tot het vriespunt. Zoals het leven zelve: van alles wat, warm-koud, donkerte en licht.

Er was weer een concert in Huize Wylerberg. Een viola gamba, een klavecimbel en een piano. Het waren de spiegel-fuga van Bach. Uit het inleidend praatje begreep ik dat Bach stukken uit de Kunst der Fuge, ook  exact in spiegelbeeld gecomponeerd heeft, het notenschrift naast elkaar spiegelt. Dus waar de muziek omlaag gaat, is het nu omhoog. Ik ben een muziekdummie, maar hoorde wel dat wat anders basaal, naar de grond gericht is, nu soms weifelend en dan weer exact en doelgericht naar omhoog ging: Op! Naar de hemel.

Muziek componeren was indertijd ook wetenschap: niet voor de verstrooing en het vermaak. Elke noot, na elkaar, beschrijft dus iets van de werkelijkheid. Bij Bach heb ik vaker de ervaring dat hij de ruimtes in je eigen brein aftast. Zijn cello-stukken maken me altijd helder.

Werelden die elkaar spiegelen: het een dat niet zonder het andere kan: dat was de grondervaring van al deze dagen.

donderdag 21 april 2016

Hemel en hel

Het blijft, vind ik, wel een heel krachtige beeld: het antwoord op de vraag: Wat is het verschil tussen de hemel en de hel?  Stel je daarbij voor, dat je met heel veel mensen  aan een tafel zit, met allemaal heerlijke gerechten voor je neus. Maar je hebt geen handen om het te pakken: daarvoor in de plaats heeft een ieder hele lange vorken, maar die zijn te lang om het eten op te prikken en het naar je mond te brengen.

Welnu: het verschil tussen de hemel en de hel is deze: In de hel blijft een ieder zitten waar die zit, kreunend, en klagend en kermend: hongerig en onvervuld, alleen maar bezig met zichzelf.  Maar in de hemel...dan prikt een ieder het eten op haar vork en brengt het vervolgens naar de mond van een ander: zo voeden we elkaar.

Dit simpele beeld is op elke situatie toepasbaar: dat wil zeggen: het kan elke keer weer, corrigerend werken op je eigen houding: Blijf je zitten waar je zit, besloten in je eigen behoeftes, zonder oog voor een ander, zonder je bewust te zijn dat je zowel kunt geven, als ontvangen?

Of zie je langzamerhand, dat het aan jou is om zowel te willen geven, als te kunnen ontvangen? Dan belandt je vanzelf in de hemel. Dan ervaar je dat dit een dynamiek is, waardoor je deel krijgt aan het leven, deel krijgt aan elkaar.

Dan ervaar je dat je in alles onderling van elkaar afhankelijk bent. Dat dit niet een tekort is, maar   een rijkdom. Dat het aan mensen gegeven is om in aandacht en wederkerigheid met elkaar te leven.

Onder mannen

Ik heb een heel onderhoudend boek gelezen: Onder mannen van Norah Vincent. Zij is een 'mannelijke' vrouw, tenminste zo zag ze zichzelf altijd, alvorens ze de reis ondernam naar de wereld van de mannen, door 18 maanden lang als Ned door het leven te gaan. Ze heeft filosofie gestudeerd en is journalist en ze leeft met een vrouw: Over dat aspect hoefde ze dus bij al die hetero-mannen niet te liegen.

Ze schrijft scherp, met hele rake voor mij ook herkenbare analyses, met humor en een vermogen om zichzelf te relativeren. Heel eerlijk ook: over haar emoties, haar mis-inschattingen, haar eigen vooroordelen die gaandeweg worden afgebroken. Op het einde van het boek stort ze in: het heeft van haar teveel gevergd, om die vrouw in een namaak-mannenlichaam te zijn, of ook wel:  zich als man proberen te gedragen, en ontdekken dat ze in wezen een vrouw is.

Het eerste circuit waar ze zich in begeeft is een bowling -club en haar eerste ontdekking is, dat mannen onder elkaar een vanzelfsprekende kameraadschap en verbond met elkaar hebben. Ze voelt het bij elke handdruk die ze krijgt: bij vrouwen ervaart ze altijd een elkaar aftasten, subtiele macht- en territoriumneigingen, maar bij mannen in het geheel niet. Ze is en blijft de slechtste in bowlen, maar iedereen, zelfs die van het concurrerende team wanneer er competitie gespeeld wordt, zijn oprecht bezig om haar prestaties te verbeteren.

Dan gaat ze stripclubs bezoeken. Daar proeft ze iets van het mannelijke testosteron, dat mannen ertoe beweegt om stiekem, zonder dat aan vrouwen en vriendinnen te vertellen, naar zo'n club te gaan. Puur het lozen van seksuele spanningen:  hier is geen enkel menselijk contact, noch van de kant van de mannen, als de vrouwen. Ze hoort van binnenuit dat al die mannen, welke plek ze ook hebben op de maatschappelijke ladder, geen andere oplossing hebben dat dit: zo'n stripclub. En anders dan kijken ze naar porno... Voor de meeste mannen is dit a fact of life.

Vervolgens gaat ze undercover in een klooster. Haar beschrijvingen van de spanningen en de wijze van niet-communicatie, de subtiele hiërarchie, hoe elke vreemdeling het hele web van zo'n gemeenschap laat trillen, vond ik zeer accuraat. Hoe zij binnen drie weken het hele 'pscychologische plaatje  'uittekent, iets wat ik pas, na anderhalf jaar een kamer gehad te hebben in een klooster, een beetje door begon te krijgen...

Enfin: ze gaat ook nog daten en had daar heel hoge verwachtingen van: ze dacht voor veel vrouwen een ideaal soort gevoelige  man te kunnen zijn, maar ze ontdekt dat simpelweg haar tengere postuur voor vele vrouwen, na geanimeerd mailcontact, een afknapper is. Ze ziet de dubbelheid in het verwachtingspatroon van hetero-vrouwen: de man moet én gevoelig en gelijkwaardig doen en zijn, maar tegelijk ook de sterke redder blijven, degene die het overzicht houdt, enzovoort.0

Het boek is uit 2006 en ze concludeert dat zowel vrouwen als mannen baat zouden hebben bij een mannen-emancipatie, zoals ze aan de lijve meemaakt in een wilde-mannen-emancipatie-groep.  Want ook mannen hebben een gevoelsleven, maar hebben dat nooit kunnen ontwikkelen.
Ik denk dat er in 10 jaar tijd wel wat veranderd is. Er is een generatie van huidige jongemannen ontstaan die wel  veel zacher en gevoeliger zijn, en kwetsbaarheid durven te tonen. Ik vind dat verheugend.

woensdag 20 april 2016

Museum of Everything






Ik deed het om mezelf een beetje op de proef te stellen: Naar The Museum of Everything in de Kunsthal in Rotterdam. Daar waren de grote zalen helemaal omgebouwd tot een labyrinth-achtig gangenstelsel vol met wat men noemt: Outsider Art. Kunst van mensen die daartoe niet zijn opgeleid, maar vanuit de aard wie ze zijn, hun hele leven wijden aan het maken van objecten, ze schilderen, tekenen, enzovoort.

Dat zijn dus vooral mensen, die - om welke reden dan ook - niet passen in de reguliere maatschappij. Ze leven soms in afzondering, in een mentale inrichting, onder de hoede van familie en wat dies  meer zij. Ook Vincent van Gogh, zou hier, volgens de suggestie van The Museum of Everything onder kunnen vallen omdat hij op het einde van zijn leven immers ook opgenomen is geweest en zijn eigen oor heeft afgesneden.

De algemene discussie rondom Outsider Art, in de volksmond dus kunst van gekken, is, of het wel echte kunst is. Rudi Fuchs zegt bijvoorbeeld eenduidig van niet. De samenstellers van deze tentoonstelling, eenduidig van wel. Op de Biennale in Venetie van 2013 was er ook veel ruimte voor deze vorm ingeruimd, en mijn eigen gevoel ervaarde het als soms intrigerend, vaak obssessief en beklemmend, en soms verwondering-makend: hoe iemand zo'n specifieke consequente wereld vorm geeft. Dat laatste  doet me wel hellen naar het idee, dat dit 'gewoon', 'echte kunst' is whatever that may be.


Ik toog naar Rotterdam omdat er op die dag een hele interviewcyclus was, met 'kunstenaars'-zelf. Eerlijk gezegd raakte ik toch snel de weg kwijt... Deze mensen  zaten ergens toch opgesloten in hun eigen wereld, er was er geen bij waarmee er werkelijk een wederkerige uitwisseling mogelijk was. Een oudere dame uit Zuid Amerika of die contreien, in rode lange jurk liep schreeuwend en lachend rondom haar kleurige schilderijen en wilde met iedereen op de foto. Er liepen vier beveiligingsmensen mee.

Een andere oude man in een sjofel pak uit Roemenië die heel knappe collages maakte en ook op de Biënnale had geëxposeerd en waarvan gezegd werd dat het een subtiel commentaar was op het regime van Ceaușescu en op het Westers kapitalisme, bleef alleen maar almaar herhalen dat hij dus meer dan 2000 speelfilms had gemaakt: elke collage was er één. Hij was daarmee dus in zijn eigen ogen, de meest productieve regisseur van de wereld. Een jongeman die in de bibliotheek in Rotterdam een vast stekje had gevonden voor het maken van zijn tekeningen, wist ook niet te antwoorden of de kleurige, expressieve gezichten die hij maakte, niet allemaal zelfportretten van hemzelf waren...

'Echte kunst', om toch maar eens dat criterium te blijven gebruiken, lijkt mij toch iets te maken hebben met een welbewuste poging om met de wereld te communiceren. Of weet te hebben van de traditie waarin je staat. Of bewust dat niet weten, maar wel iets van zelfreflectie te berde kunnen brengen...Wanneer beroemd geworden kunstenaars, zoals uit de Dada of de Art Brut, zich hebben laten inspireren door werk uit de Outsider Art, dan is dat toch éénrichtingverkeer.

Hoe rijk, oorspronkelijk of expressief de voortbrengselen zijn uit een innerlijke belevingswereld...Ik geloof toch dat ik dat zelf geen Kunst noem. Niet om elitair te willen zijn, maar om catergorïen en expertise helder te houden. Het was een leerzame dag.

Nachtmijmering

Vanochtend was het een werkelijke prachtige, perfecte lenteochtend. Op de fiets al dat jonge, jonge lentegroen aan de bomen, met het gefilterde morgenlicht. De forsythia die bloeit, er zijn al pinksterbloemen in het gras, de witte krentenbloesem, de zware heel roze kersenbloesem, helemaal uit. Zo'n heel klein fietstochtje, door het park en  de wijken waar de mensen  wonen in hun stenen huizen... wat een gelukkige omstandigheden.

Het is uitbundig lente. Het voelt dit jaar ook als een milde lente. Gisteren tegen de heldere nacht aan, keek ik naar de drie kwart maan en rookte een sigaartje in de koele lucht voor het slapen gaan. De wijde open hemel, enkele stralende sterren.

Ik dacht aan de woorden, de enige die ik vond, voor de maandagochtend-meditatie:

In de stilte
alleen
deze woorden
JA
ik ben -
het geheim
van
leven.

dinsdag 19 april 2016

Beheerdersmijmering

Hier zit ik dan, weer in het oude ,maar verbouwde Wijkcentrum van vroeger. Hoe het hier dezelfde sfeer ademt als vroeger. Gezichten komen me vaag bekend voor. Wie weet de zonen en dochters van hen die ik hier vroeger trof. Meer dan twintig jaar geleden. Het maakt me wat weemoedig. Generaties gaan en komen, maar het mensdom blijft gelijk.

Sfeer is een ongrijpbaar iets. De geest van een plek... Wat er nog ronddwaalt van ooit. Alles is hier verbouwd, het is reconstrueren hoe het ooit was. Maar moeiteloos zie ik ze hier voor me.  De oudere mannen in de WAO van de carnavalsvereniging die hier onder hun honk hadden en plannen smeedden hoe ze aan geld konden komen. Knutselend, oude zooi repareren. En dan in de middag naar boven komen, veel pils drinken, veel roken, veel ouwehoeren.

Bulder heette de eerste en dus oudste Wijkcentrumbeheerder. Want dit Wijkcentrum heeft de naam de eerste in het ganse land te zijn. Bulder: heel dik, groot, machtig, bulderen kon hij. En na de dienst slokte hij nog een pilsje weg en een jonge klare: dat kon toen nog.

Mensen lopen weg met kilo's aardbeien in kistjes. Drie euro per kilo van een teler uit de buurt. Ik ben ook nog op een holletje naar buiten gerend. Het is dit soort onverwachte dingen, die ik zo leuk vind aan mijn werk. Elke buurt met de eigen soort van mensen en gebruiken. Zelfgemaakte cupcakes proeven, een vrouw die uitgebreid vertelt wat de ingrediënten zijn van de koek. Met gember en pompoen.

Ik zal mijn werk missen, als het ooit zal stoppen. Iets in me houdt daar al rekening mee, getuige deze mijmering.

donderdag 14 april 2016

Hersenkneuzingtraject (1)

Het is me wat...Het gaat op mijn werk zó veranderen dat ik zo meteen niet meer mee kan... Ik was - of beter: bén - een beheerder-van-de-oude-stijl: verbindingen leggen tussen mensen, een luisterend oor zijn, mensen stimuleren om dingen te ondernemen,  lol hebben als mensen zich thuis voelen in een wijkcentrum. Maar de nieuwe beheerder wordt een vliegende kiep, die overal, door de hele stad heen,  inzetbaar is en ten alle tijden beschikbaar moet zijn.

Nu heb ik in 2003 een hersenkneuzing opgelopen. Daar heb ik jaren niet veel meer van meegemaakt, maar de voorspelling van toen is wel aan het uitkomen: op latere leeftijd zouden klachten kunnen terugkomen. Niet tegen fel licht kunnen, dat het broeit in mijn hoofd, fijne coördinatie die niet goed werkt, onbewuste handelingen, enzovoort:... het werd een hele waslijst, toen ik het op verzoek van de leidinggevende ging opschrijven.

Daarmee gingen we vandaag naar de bedrijfsarts en die vind dat ik in de loop van de tijd toch wel al veel heb moeten inleveren. Dat ik geniet van stilte en daar deels in woon, dat heb ik er niet bij verteld: s'avonds stil zitten, zonder tv, vind ik heerlijk, maar in het kader van een hersenkneuzing lijkt het inertie en niks meer kunnen doen.

Ik wil liever geen beheerder nieuwe stijl zijn, zie dat niet zo voor me. Met de hersenkneuzing is er een fysiek argument om het ook niet te kunnen... Dus wat nu? In mijn huidige wijkcentrumpje ben ik als een vis in het water, alleen hier werken, daarmee kan ik nog jaren voort. Maar vliegende kiep worden is de nieuwe functie-invulling.

Dus dit is het begin van een nieuw traject waar werknemer, ik dus, en werkgever kijken of er 'mogelijkheden voor aanpassingen' zijn. Zo niet; dan betekent het 'nadenken over alternatieven'. Hum. Ik ben een ambtenaar van de gemeente en er schijnen banen te zijn waar je geen vermoeden van hebt, dat ze bestaan, zei mijn leidinggevende.

'En er maar voor bidden' zei hij.  'Je kijkt erbij alsof ik een grapje maak?' Ik zei hem dat ik  de laatste tijd wel een andere kant van hem had gezien, maar inderdaad dan niet weet of dit een grapje is. 'Nee, dat is niet zo', zei hij. 'Voor mij is dat heel belangrijk. Ik heb ook een heel  zachte kant hoor.... die je niet meteen ziet.'

Ik ga het maar als een nieuw soort van avontuur beschouwen. Want vliegende kiep wil ik niet worden. Wordt vervolgd.

woensdag 13 april 2016

Franciscus in Utrecht

Ik was naar de tentoonstelling gegaan over Franciscus van Assisi, gemaakt door Henk van Os, in het Catherijneconvent in Utrecht. Ik was na afloop een beetje teleurgesteld. Ik had me er meer van voorgesteld. Henk van Os is kunsthistoricus, was hoogleraar in de kunst en cultuurgeschiedenis, directeur van het Rijksmuseum en heeft kunstprogramma's op de tv gepresenteerd.

Ik denk dat ik hoopte dat hij zijn licht zou laten schijnen op de kunstenaar die Franciscus voor mij ook is. Dat hij voor het eerst een levende kerststal heeft gerealiseerd, de kruisweg voor zich zag in staties, het eenvoudige bruine  habijt verzon, geïnspireerd op kleding die de boeren vroeger droegen, een beeldmerk dat zijn kracht niet verloren heeft, zijn Zonnelied: het getuigt voor mij allemaal van een groot beeldend vermogen.

Franciscus heeft als het ware de kleurige icoon-achtige kruis van San Damiano de wereld in gebracht , waar Jezus met helende, zachte ogen de wereld inkijkt: dat juist dit kruis tot hem sprak, met al die mensen eromheen, dat heeft altijd tot mijn eigen verbeelding gesproken. Misschien hoopte ik dat Henk van Os  iets van die speelse, creatieve Franciscus zou kunnen koppelen aan moderne kunstenaars. De verhalen hoe hij van twee takjes een viool maakte, dat hij wormen uit de aarde pakte: en er is toch zeker een link naar de stroming van de Art Povera en de beeldend kunstenares Andrea Büttner, en wie weet nog veel meer...

Maar Henk van Os kijkt vooral naar Franciscus vanuit het perspectief van de gelovige en de wijze waarop Franciscus in de geloofstraditie gestalte heeft gekregen. Er is de Franciscis van de dieren en de natuur en de Franciscus die gezien wordt als een tweede Christus, omdat hij de stigmata, de wonden van het kruis,  ook op zijn lijf geschreven heeft gekregen. (Ook een heel beeldend en lichamelijke gegevenheid)  Daar heeft hij afbeeldingen bij gezocht ter illustratie. Sommige kende ik niet en dat was verrassend, anderen of vergelijkbare, kende ik wel. Dat heeft ook iets vertrouwds, net als de dia's  van Assisi:  alsof je bij familie op bezoek komt.

Er liepen alleen maar ouderen op de tentoonstelling, met de grijze permanentjes. Ander publiek zal er waarschijnlijk ook niet komen, zo dacht ik. Daarvoor spreekt de tentoonstelling te weinig het 'moderne' levensgevoel' aan.

Kunst en religie liggen voor mij in elkaars verlengde en Franciscus met zijn beeldende leven is voor mij een soort van grensganger. Ik hoopte dat Henk van Os wat nieuwe mijlpaaltjes zou plaatsen. Ik denk regelmatig aan Franciscus bij het zien en beleven van kunst.

Vlak tevoren nog, in het Aboriginal Art Museum bij een kleurenets:  ik zag ontelbare vissen in een wervelend water met een grote X, die op een mens leek, de armen naar de hemel, de benen op de grond. Het bleek dat deze vissen in een legende als de zielen van mensen beschouwd worden, die bij een heilge rots leven en zo de aardse binding ontglippen. Franciscaans!, denk ik dan:  maar wellicht is dat geheel en al, alleen mijn eigen persoonlijke insteek.

Susan Boyle (2)

In de kringloopwinkel stootte ik op Dreams can come true, uitgegeven bij Penquin: de ongeautoriseerde biografie van Susan Boyle door Alice Montgomery. Zoiets beschouw ik dan maar als géén toeval: dat ik nou net even vol van haar was, en dan dit boekje vind. Na lezing was ik nog voller en heb een heel aantal fimpjes en interviews met haar op YouTube bekeken.

Ik geloof nu, dat het niet alleen maar sentimenten waren die gemanipuleerd worden, daar bij dat filmpje van haar eerste auditie. Er gebeurd werkeljk iets uitzonderlijks. Dat het wereldwijd zo'n respons heeft gehad, onmiddelijk, is daar ook een teken van. Dat ze, ondanks haar handicap, er wordt het syndroom van Asperger geopperd, naast dat zuurstofgebrek, nog steeds schittert als ster aan het firmament is ook niet niks.|

Susan Boyle heeft nooit een baan gehad, heeft altijd gewoond in haar ouderlijk huis, waar ze nog steeds ook woont en heeft gezorgd voor haar oude moeder. Toen die dood ging heeft ze zeven maanden nauwelijks gepraat, laat staan gezongen. Op dat totale dieptepunt in haar leven bedacht ze zich dat haar moeder altijd tegen haar gezegd had, dat ze naar Britain got Talent moest gaan. Vooruit dan maar, áls laatste en uiterste, in de geest van haar moeder...

Het is als de graankorrel die eerst moet sterven om werkelijk vrucht te kunnen dragen. Ze vertelt dat tijdens het zingen ze de hele tijd het gevoel had dat haar vader erbij stond. Als je dan nog eens kijkt naar dat filmpje, dan zie je iets van 'mannelijke' energie in of rondom  haar: iets wat in al haar andere optredens niet meer aanwezig is. Dan zie je vooral, ook een kwetsbare vrouw met die heel heldere, warme, krachtige stem.

Ze zegt ook dat haar katholieke geloof haar door alles heen heeft gedragen.Voor haar doorbraak is ze in Lourdes geweest, ervaarde dat als  helend, en was lid van The legion of St Mary, een vrijwlligersorganistie. 'Het geloof dat je erdoorheen trekt'... 'Dat is het soort notie, waar veel mensen alleen maar hun schouder over ophalen en dan zeggen: Énfin: ze doet er zo niemand kwaad mee, baat het niet dan schaadt dit niet'.

Maar wie zich inleeft in de inhoud daarvan, die kan daar ook van gaan stamelen. Dan is het God zelf, die haar geholpen heeft, dat haar droom is uitgekomen;  dat ze werd wie ze ten diepste was. Dan zijn het de goede geesten van haar vader en moeder die haar vleugels hebben gegeven. Dan zie je in dat filmpje ineens een mens die zichzelf naar haar bestemming zingt en dat ergens, op een bijna instinctief nivo ook wist.

Het is ook het contrast ervoor en erna: dat voordat ze gaat zingen, je bijna het bloed ruikt, een hele zaal die tegen is, je hoort al bijna in de lucht hangen: Kruisig hem! Kruisig hem!  De hysterie van de anonieme massa. Dan gaat ze zingen en na vijf seconden lijkt het alsof er een engelkoor  is neergedaald. Je gaat snappen waarom er in kloosters zoveel gezongen wordt.  Heel bijzonder.

Familiebanden

De kern van 'leven', is toch wel de volkomen onvoorspelbaarheid daarvan. Je denkt iets te weten, daar stel je je op in en dan kan het toch weer heel anders lopen dan verwacht, en hoe dát weer loopt, zal ook koffiedik kijken, blijken te zijn...

Ik zag de Japanse film Like father, like son. Een rijk stel in een duur, modern appartement, hij werkt tot in de avond, zij zorgt voor hun zesjarig zoontje, krijgen het bericht dat dit jongetje niet hun biologische kind is. Het is een schat van een kind:  grote ogen, zorgeloos, levend in het moment: precies dat wat zijn piekerende ouders niet hebben. Vader wil dat het kind goed zijn huiswerk maakt en pianolessen volgt. Hij is afstandelijk, onhandig, heeft geen echte band met hem. Hun biologisch kind blijkt terecht gekomen te zijn in een huishouden van Jan Steen: Vader heeft een winkel in elektrische apparaten, is speels, verzint fantasiespelletjes, gaat met zijn drie kinderen in bad... 'Ik wist het!, vandaar! reageert de afstandelijke vader.

Er wordt hun aangeraden zo snel mogelijk, nu kan het nog, de kinderen te ruilen. Afstandelijke vader krijgt zijn zoon, die slim is, alles meteen onthoudt wat hij vertelt, maar die op een gegeven moment zelfstandig de metro neemt, op weg naar  huis... Daar past, schijnbaar,  het 'onechte' zoontje goed in zijn nieuwe omgeving, en hij verstopt zich zelfs wanneer Afstandelijke Vader zijn biologische zoon komt ophalen. Hij is op een missie gestuurd, had deze tegen hem gezegd, die zou duren tot hij groot is...

Dan vindt afstandelijke vader op zijn camera allemaal foto's die zijn leef-bij-de-dag zoontje stiekem van hem gemaakt heeft: slapend op de bank, een voet in een sok, zijn wang van heel dichtbij... Hij breekt. Einde van het liedje is dat de jongetjes weer teruggaan naar het gezin waar ze zijn opgegroeid. 'Is de missie nu voorbij?' vraagt het zoontje. 'Ja!' zegt de vader met heel zijn hart. Ik vond het een heel mooie en ook af en toe humoristische film.

Dus de biologie wint het niet van de banden van liefde die al gesmeed zijn. Het actuele leven gaat haar eigen gang, ontplooit en ontwikkelt zich en de uitkomst kun je niet voorspellen of afdwingen. Je woont in je eigen lichaam, maar je woont toch vooral in de wereld en de mensen die jou daarin gegeven zijn.

Zo blijkt Moeder, geheel onverwacht, te goed te zijn voor het hospice. Ineens moest er gezocht worden naar een andere woonruimte. Dat is toch raar, je verwacht dat niet. Het is zo'n andere energie: weer een beetje opnieuw beginnen en een inwijdingsfeestje plannen rondom je eigen verjaardag,  in plaats van afscheid nemen... Maar ook mooi dat dit mogelijk is. Elke dag dat je ontwaakt is eigenlijk altijd weer, een nieuw begin.

donderdag 7 april 2016

Zonder klooster

Ik blijf me er erg van bewust dat ik tegenwoordig, dat is dus vanaf januari, veel minder in het klooster ben. Op elke Vrijdag ben ik me daar het meest bewust van: omdat dit de dag zou zijn die ik al jarenlang mijn 'kloosterdag' noem en die één keer in de twee weken gevuld was met de meditatie in het klooster.

Vorige week had ik in het wijkcentrum ertegenover een afscheidsreceptie van een oud-collega. Ik had de intentie om tevoren de vespers bij te wonen en daarna over te steken naar de andere kant van de straat. Maar mijn dwaaltocht erheen, al wandelend, er ontvouwde zich weer een nieuwe weg, ditmaal langs het kanaal, had enige obstakels. Ik kwam op een bouwterrein en er bleek geen uitgang aan de andere kant, dus ik moest helemaal terug. Ik was dus te laat voor de vespers.

Morgen is het weer vrijdag en nu denk ik erover om de andere kant op te wandelen: vanaf station Ravenstein naar het Clarissenklooster in Megen. Of ik dan mee ga doen met de vespers én de euchrastieviering, zag ik net op hun site, dat weet ik niet. Misschien wordt het ook iets heel anders: bijvoorbeeld naar de tentoonstelling over Franciscus in het Caterijnenconvent in Utrecht.

Ik mis de meditatie op zich niet. Iets voor anderen doen, is eigenlijk juist uit de beslotenheid treden, dus de 'kloosterdag' zonder dit, is eigenlijk veel meer een contemplatieve kloosterdag dan in al die acht jaren hiervoor. Maar iets in en rondom het klooster mis ik wel of houdt me nu anders bezig, getuige mijn nachtdromen.

Ik droom eigenlijk al jaren bijna nooit. Heel zelden,  had ik dan wel een heel heldere, duidelijke droom, alsof ik in een speelfilm was beland. Maar nu wordt ik bijna elke ochtend wakker en weet ik dat ik iets rondom het klooster heb gedroomd. Er komen zusters in voor en het vreemde is, dat ik dan met hen ergens buiten het klooster ben: op een busreisje, in een landschap, ergens iets doen met een groep erbij.

Wat zou dit betekenen? Geen idee. Ik kan er wel allerlei interpretaties op los gaan laten, maar het blijft allemaal gissen. Misschien is het gewoon mijn brein, dat prikkelingen van jarenlang aan het verwerken is. Maar toch... het houdt ook levend dat ik me ergens, ten diepste, wellicht toch een beetje een soort buitenzuster voel. Of in ieder geval iets van een 'besloten leven'  koester.

Susan Boyle

Ergens ben in een ongelofelijk sentimenteel type. Ik houd van die levensverhalen waar iemand ineens ontdekt wordt, waar iemand uit een  onzichtbaar en eenvoudig leven ineens gaat stralen en bekend en rijk en beroemd en op handen gedragen wordt. Of iets wat erop lijkt. Zo heb ik nog altijd een zwak voor Jamai, die zestienjarige jongen met de bril, die Idols won, daarna uitkwam als homo en toen ook weer eens eerste werd bij Dancing with the stars: hij kon aanvankelijk niks en zweefde en tolde later in perfecte beheersing over de dansvloer.

Een ander zwak van me is de Engelse Susan Boyle. Ik bleek een groot krantenartikel uit de NRC bewaard te hebben van 21 april 2009 met de kop: Ja - een lelijke vrouw kan een ster zijn - en hoe. Haar auditie heb ik vele malen bekeken. Natuurlijk worden je sentimenten dan gemanipuleerd. Je ziet eerst een beetje gekke vrouw, met borstelige wenkbrauwen en een slordig zelf ingezet krulletjespermanent, zo lijkt het, die giechelend, met haar ogen rollend, vertelt dat ze nog nooit gekust is, heel veel houdt van haar poes  Pebbles én dat ze een wereldster wil worden.

Dan komt ze hobbelend en sloffend op, in een goudkleurige jurk, die gemaakt lijkt uit oude gordijnstof, je ziet de blikken van de jury die nauwelijks hun lachen kunnen inhouden en dan gaat ze zingen en dan wordt een ieder ontroerd en heel nederig. Na twee weken is het filmpje op YouTube 60 miljoen keer bekeken, toen nog nooit vertoond en is ze die wereldster geworden.

Later komen er berichten dat ze bij haar geboorte kort zuurstofgebrek heeft gehad, haar hersenen dus licht beschadigd zijn en ze daarom nooit de spanning en de stress zal kunnen doorstaan om in het echt langdurig op te treden, buiten de kerk, dat tot dan haar podium was. Ze woont in een klein huisje in het Schotse Blackburn.  En er komen discussies los of ze nu gerestyled moet worden of dat ze gewoon haar oude zelf moet blijven. Later zie ik filmpjes waar ze verhuisd is en sjieke kleding aanheeft.

Nu, 7 jaar later beluister ik Standing Ovation, the greatest songs from the stage.  Op de voorkant staat ze in de schijnwerpers op een podium, het donker in te kijken, naar een publiek dat je niet ziet. Heel slim gedaan: al haar fans weten dat je naar haar droom kijkt. Ze zingt met Donny Osmond, haar held uit haar tienertijd , ik kende ook iemand die haar kamer behangen had met foto's van hem, All I ask you en This is the moment. Slim, slim, slim: ze zingt precies wat ze voelt: zeg tegen me dat je van me houdt... en dat dit het moment is, om nooit meer te vergeten.

En toch: mijn sentimentele ik wordt geraakt. Ze is zorgvuldig gekapt en opgemaakt in haar donkere diva-japon met glitter. Op een andere foto lacht ze in een blauw vestje en een mooie dure  ketting op haar witte jurk,verlegen naar Donny Osmond. Ze heeft een helemaal lieve en zachte uitstraling.  Dat gun je elk mens, en bovenal: ze zingt de sterren van de hemel. 

woensdag 6 april 2016

Rare leeservaringen


Ik heb een raar boekje gelezen, dat nog geen twee uur in beslag nam: Hoe ik een non werd van de Argentijnse schrijver César Aria. Ik had het boekje natuurlijk om de titel meegenomen. Dat wou ik wel weten, hoe zo'n gang in zo'n dun boekje besproken wordt. Het begint ermee, dat een meisje met haar strenge macho-vader voor het eerst een ijsje gaat eten. Haar vader hoopt haar een bijzondere kinderervaring te geven, maar ze vindt het rose aarbeienijsje vies en bitter en durft dat aanvankelijk niet te zeggen

Lezend dacht ik: o, ja de beleving van een vader;  dat die alles overheersend aanwezig is en hoe je je daartoe gaat verhouden: Dat is dan vast de prelude op het ervaren van de Aanwezigheid van God, in het klooster en leren daartoe een eigen verhouding te vinden, zó dat je een zelfstandig individu blijft.

Vervolgens gaat het boekje door: haar vader proeft het ijsje, vindt het ook vies, maakt zo'n ruzie met de ijsverkoper dat hij daarvoor in de gevangenis belandt. O, dacht ik, dit wordt een soort van mijmering over leven op een kleine plek en hoe dat de hoofdfiguur gaat vormen om je thuis te kunnen voelen in een cel in een klooster.

Om kort te gaan: ik zat er volkomen naast! Het boekje vertelt verder over de ook wel surrealistische dingen die er in dat dorp gebeuren en een abrupt einde van alles, ik dacht af en toe aan het werk van Garcia Marquez, maar nergens meer komt er een klooster of een non in voor! Ik dacht: dit boekje betrapt me vooral op je eigen wijze van lezen: de titel roept iets op en je bent vast bereid om je in bepaald soort wereld te begeven en je wacht op de signalen in de woorden dat het voor je geestesoog zal gaan verschijnen.

Het gevoel van een rare leeservaring heb ik ook bij het boek van Hendrik Groen: Pogingen om iets van het leven te maken,een dagboek geschreven vanuit een verzorgingstehuis. Ik kreeg het van Moeder mee, die het wel aardig en scherp vond, maar het toch ook zo vond, dat al die anekdotes op een gegeven moment beginnen te vervelen. Het rare is hier ontstaan omdat Bert Keizer, zelf verpleeghuisarts in Trouw in een column opperde dat nog steeds niet bekend is wie Hendrik Groen is, maar dat hij het niet erg zou vinden als het door een kleinzoon of zo geschreven is.

Dus het beeld van een scherpzinnige, heldere man van ondertussen over de 85 jaar, kantelt naar een jong persoon dat in al die dagboekaantekeningen aardig systematisch beschrijft  waar ouderen die zorg nodig hebben, tegen aan lopen. Ik dacht aan M. Februari van wiens column ik fan was, en dat toen ging over het leven van een alleenstaande bijstandsmoeder. Later bleek het fake te zijn: Marjolijn, en nu Maxim, bleek zelf maar heel even ooit in de bijstand te hebben gezeten en al helemaal niet met kinderen.

Ik was gedesillusioneerd. Je verwacht dat niet. Je wilt iets van de werkelijkheid meenemen en ineens had dit soort fictie voor mij niks meer met de werkelijkheid van doen. Wat ook een rare gewaarwording is omdat van fictie immers gezegd wordt, dat deze juist een veel helderder licht kan laten schijnen over de werklijkheid, juist omdat het fictie is.

Zumba

Gisteren deed ik dan voor het eerst mee met zumba in het wijkcentrum. Even snel googlen leert me dat zumba een Spaans-Columbiaans woord is en  staat voor: snel bewegen en lol maken en dat het ontwikkeld is door een  Colombiaanse danser en choreograaf, Alberto 'Beto' Perez die woont in Miami. Er zitten onder andere salsa-, meringue- en samba-danselementen in, maar je doet dus aan fitness.

Het is erg leuk en maakt je vrolijk. Al duizelde het me van de dansstappen en de bewegingen die je in rap tempo uitvoert. Elk muzieknummer heeft een eigen dans en al doende krijg je het vanzelf wel onder de knie, zei de instructrice, na afloop. Ze vond dat ik het al erg goed er vanaf bracht. Er is een grote kans dat ik dit tot vast onderdeel van de week maak: een uurtje dansen en bewegen, vlak bij huis op een fijn bekende plek, makkelijk toch?

Ik bevond me voor het eerst van mijn leven, realiseerde ik me, tussen allemaal gekleurde vrouwen, op twee na. Een smeltkroes van rassen, sommige met meer negroïde trekken, anderen met Javaanse, Spaanse en ... weet-ik-veel wat. Een vrouw met een hoofddoek, een dijk van een vrouw met kortgeknipte haren, van glorierijk, aards, rondborstig, naar klein en kittig: een wilde bende. Ik viel helemaal niet op, behalve dat degene die het organiseerde mij tussen twee nummers tegen het einde vroeg wat ik ervan vond en meldde dat ik 'de beheerder' was.

Iets opgevallen, in mijn taalgebruik: de woorden 'wilde bende'? Ze zijn ingegeven doordat de zumba-lerares vertelde dat ze die ochtend voor het eerst les had gegeven bij Basic-Fitt, een fitnesscentrum. Daar zeiden de aanwezigen tegen haar: 'Ja, jullie, die uit de wildernis komen, die kunnen dat wel goed: met je heupen bewegen, enzo.' 'Uit de wildernis!, wat bedoel je daarmee?' had ze gevraagd. 'Nou, ja, je weet wel wat ik bedoel'. 'Nee, dus!' had ze gezegd, 'verklaar je nader'. 'Jullie uit het buitenland', was er uiteindelijk uitgekomen.

Zo kijken ze dus tegen mensen aan uit het buitenland: dat die uit de wildernis komen! brieste ze. Haar felheid hieromtrent vond ik innemend.

zaterdag 2 april 2016

Zoveel lichtjes

Gisteren had ik besloten dat het nu definitief lente was geworden. Ik zag het eerste vlindertje, een citroengeeltje, fladderen bij de bijna open ribes en de gele flufferige bolletjes van de kerria japonica. Wel wat minder aanwezig in mijn tuintje omdat ik flink aan de zijkanten gesnoeid heb, maar genoeg voor het lentegevoel. Bovendien bloeiden de dwergnarcisjes, en de blauwe druifjes en één paars viooltje dat de winter heeft overleefd.

Dat viel vanochtend tegen. Ik dacht dat de zon stralend aan de hemel zou verschijnen, maar het is grijs bewolkt...De dingen zijn nooit zo, zoals je dat van  tevoren voorstelt. Maar voor mij bleef het lente. Dus het buitenleven is begonnen. Dus dan maar, met vest aan, voor het eerst weer buiten ontbijten onder de gekleurde vlaggetjes. Een merel baadde zich in mijn kleine vijvertje. Zoveel mussen die her en der voortdurend rondfladderen! Een tortelduif pakt wat takjes op. Waar zou die nu broeden, nu de grote dennenboom op de hoek is omgehakd?

In de modder van mijn vijvertje, op zoek naar vergaan en rottend blad, schepte ik per ongeluk twee kikker- of paddenparen op: brengen die zo bovenop elkaar de winter door?  Ik weet zou weinig van de natuur, maar geniet met volle teugen van de kwetterende bende in mijn tuin. Ik ga nog veel meer mozaïek-zonnencel-lampjes halen: overdag schijnt het zonlicht in het oranje, paars of blauw erdoorheen en voor in de nacht wil ik nu dat het door de hele tuin, ook in de hoeken, bezaaid is met kleine lichtjes.

Gisterenavond was het ook drie uur lang bezaaid met lichtjes: Op de muziekavond van nichtje L. op het Stedelijk Gym. Wat ontroerend; al die kinderen die al 4-7-8-9-10 jaar hun klarinet, gitaar, viool , piano, saxofoon bespelen en allerlei muzieksoorten en liedjes ten gehore brengen. Wat een goed schoolklimaat; docenten eromheen, die zorgvuldig elke keer opnieuw de microfoon precies goed afstellen en die zelf in een koortje When I am sixtyfour van de Beatles ten gehore brengen.

'Ook wel héél elitair!'zei B. 'Zie jij hier gekleurde kinderen? Alles is wit!' Ja, dat is ook zo. Nu hoorde ik toevallig, dus ook N. de dochter van B. en K. die vorige jaar ineens opera is gaan zingen, als talent ontdekt is en nu op het pre-conservatorium zit. Het Ave Maria uit heel haar wezen, waar alle wildheid en felheid van haar persoontje 'getemd'  is en kan zege vieren.
Nichtje L. zong samen met drie meisjes, allen in een zwart kort jurkje, ze was 'zóó zenuwachtig', melde ze in de pauze, 'na iedereen die écht goed is', het liedje Titanium: Dat, al val je, je niet te breken bent, omdat je zo sterk bent als Titanium.