zondag 30 december 2018

Helpende handen

Wat is het fijn om lekker de hele dag binnen te zijn terwijl het buiten grijs en nat is en na te sudderen in de afgelopen tijd. Scrollend door mijn foto’s, omdat ik er enige nog na zal mailen aan twee groepsgenoten, viel het me weer op: hoeveel mensen recht in de camera kijken, terwijl het soms maar een moment in het voorbij gaan was, dat ik op iPad drukte, die ik standaard als een soort van boek in mijn hand had.

Het is wat me de eerste dag in Delhi al opviel: zoveel mensen die ik in de ogen had gekeken, ten midden van alle drukte en hectiek. Dat is de hele reis zo gebleven. Als de bus door een dorp reed, op de marktplaatsen en de aaneensluitende rijen van winkeltjes, de kapper, garages, de smid enzovoort, er waren altijd mensen met wie ik blikken heb gewisseld. En als de bus niet vooruitging, dan zwaaide je naar elkaar.

Het lijkt alsof er in al die drukte, op elke 50 centimeter staan of zitten er wel mensen, soms zitten er drie verschillende wereldjes in éėn busraam, een  groepje zit in een kringetje te praten, ernaast ligt er iemand te slapen, daarnaast wordt er op een kar iets gekookt enzovoort, alsof er ook nog een ander onzichtbaar web is waar een ieder zich bewust is een levend wezen te zijn te midden van andere levende wezens en dat je als vanzelf voelt hoe nabij die zijn, dat je er rekening mee houdt, terwijl je tegelijk wel je eigen gang gaat.

In het vliegtuig was het ook zo. Ik zat naast  een Indiaas meisje dat aan mij vroeg waar ik vandaan kwam. Zij kwam uit Lucknow, ging nu voor het eerst weg uit India om te studeren in Edmonton in Canada. Dit was niet het begin van een gesprek, want ze zette haar koptelefoon op en was steeds bezig op dat universele schermpje vol apps.

Maar zonder woorden was ze steeds aanwezig in de schemer van het vliegtuig. Met helpende handen. Kreeg ik, met mijn slechte fijne coördinatie, het cellofaantje van de verpakking van een etenswaar niet los, dan nam ze het van me over en deed het voor me. Ik kreeg het tafeltje niet goed vast, zachtjes liet ze mijn handen rusten en klemde het tafeltje weer vast. Zonder woorden, onderwijl gewoon met haar oordopjes in. Zo vanzelfsprekend: aandacht die zich in een andere werkelijkheid afspeelde, alsof alles dubbelgelaagd is.

Er hangt overal een groot vanzelfsprekend respect voor elk levend wezen. De koeien en de honden die ook ontweken worden in het verkeer, de wijze hoe iedereen vol vertrouwen langs elkaar heen manoeuvreert.... Misschien vind ik dit wel het indrukwekkends van India... In Nederland ervaar ik zo veel lege blikken: mensen kijken langs elkaar heen, of boven elkaar uit of dwars door de ander heen: objecten en obstakels van elkaar. Zo anders dan het besef dat we allemaal levende wezens zijn in een universum dat leeft en ademt en vitaal is en alleen behouden en ongeschonden blijft, als we dat voor elkaar mogelijk maken.

vrijdag 28 december 2018

Lotustempel, Sikhtempel adventskrans

Een soort van subplot van mijn reis naar  India in de decembermaand, het grootste deel van de adventstijd tot en met de Kerst, was de vraag of ik dit zou missen. Jarenlang advent en kerst in het klooster beleefd, een kerstkrans met vier kaarsen thuis, elke vrijdagavond na de vigilie-viering in het klooster een nieuw kaarsje aansteken, totdat deze  met de Kerst, in volle glorie, alle vier branden. Zou ik dit ritueel en het kerstverhaal missen, op reis?

Het antwoord is: helemaal niet. Ik heb er geen moment aan gedacht, behalve af en toe de notie dat Kerst heel ver weg leek, behorend bij een andere wereld en een ander continent. En dat was ook zo, natuurlijk. Alleen is het in India wel zo, dat iedereen vrij heeft op elkaars religieuze feestdagen, dus op Eerste Kerstdag is iedereen vrij. Men heeft zo 18 vrije feestdagen. Zou in Nederland ook maar moeten worden  ingevoerd, vind ik. Het schijnt uit economische belang niet te kunnen...

Hieruit is  gebleken dat ik de christelijke religie, ondanks bijna meer dan 15 jaar (!) in christelijke kloosterlijke sferen, niet verinnerlijkt heb. Dat zei ik ook altijd tegen vrienden en bekenden: het is maar een vorm, het kan net zo goed anders. Ik geloof dat het voor bijna iedereen iets onbegrijpelijks had, omdat ik het tegelijk zo intens mee beleefde.

Op de laatste dag Delhi was ik in de Lotustempel en de Sikhtempel. De Lotustempel is van de Bahäi, die niet kiezen voor een godsdienst en ze allen in hun eigen waarde laten. In Nederland horend bij de kleine groepjes, zwevend aan de rand van het religieuze universum, new-age achtig van sfeer, misschien. In Delhi staat een grootse tempel, een witte Lotus, als het ware drijvend op het water,op het punt zich  open te vouwen. Binnen moet je stil zijn, en dat is al een verademing in de drukte van Délhi. Het is er leeg, helemaal leeg. Geen  afbeelding of verwijzing naar ook maar iets. Zó kan het ook, dacht ik. Mocht ik in Delhi wonen, dan zou ik me wellicht regelmatig terugtrekken in deze tempel.

En dan de tempel van de Sikhs, een groot terrein met rondom de tempel zelf,  waar gezongen en gebeden werd, een keuken en een eetzaal, waar iedereen voor niks een maaltijd mag nuttigen. Rijen en rijen mensen, etend op de grond op matten, terwijl er anderen langslopen  om het bord weer bij te scheppen en af te ruimen. In de keuken een professionele afwasmachine, zeer grote wokken, mensen die deeg rollen, balletjes maken, groenten en vruchten snijden.  tienduizenden mensen per dag eten er. Alles gerund door vrijwilligers. En weer dacht ik: dat zou ik ook kunnen doen, mits het kan, als je zelf geen sikh bent. 

Bij de kersttoepraak van koning Willem Alexander viel mij meteen de brandende adventskrans op naast hem, Opmerkelijk, toch? Hiermee zou je kunnen denken, dat hij zich duidelijk profileert als een christelijke koning. Maar in geseculariseerd Nederland ziet het grootste  deel gewoon een mooi kerststuk staan, met vier brandende  kaarsen daarop. Hij noemde dat christelijke geloof wel even, maar ging vrijwel in dezelfde zin over in ‘geloof in ons zelf en in elkaar’. Precies dat is toch ook de kern van alle religie: een samenbindend geheel geven, waar mensen saamhorigheid kunnen beleven en er plek is voor al die gedeelde emoties, van extase en vervulling tot diep verdriet om verlies. 

De Top2000 in deze dagen, door ons zelf samengesteld,daar de hele  dag naar luisteren en kijken en voelen dat je niet alleen bent, dat al die liedjes een collectieve stroom vormen, waarop we allemaal al zolang drijven, dat is ook hetzelfde: we willen ergens bij horen. Wij horen bij  elkaar.

dinsdag 25 december 2018

Allahabad, Varanasi, Sarnath

Na de grootsheid van India's rijke verleden, onvoorstelbaar, terwijl Europa nog in de modder stond, waren er in India al koninkrijken met zo’n grandeur, veranderde het thema van de reis langzamerhand naar het huidige India en de religie, zoals die beleefd wordt. We gingen naar Allahabad. Daar komen de twee rivieren de Ganges en Yumana samen en in januari vindt hier een festival plaats waar letterlijk miljoenen mensen op af komen. Iedereen wil zich baden in deze samensmelting.

Je zag dat er enorme tentenkampen gebouwd werden op de oevers, met waterleiding en al. Enorm is enorm: zo ver als het oog reikte. De tenten variëren van heel lux als een hotel tot heel simpele witte overkappingen. De enormiteit van het fenomeen is bijna niet te bevatten. Miljoenen mensen. Dat het allemaal goed zal lopen, dat leert de praktijk en ook als je hier in het krioelende verkeer in een tuktuk zit en alles haar weg vind zonder stoplichten en verkeersregelaars, auto’s, fietsriksja’s, tuktuks, mensen met handkarren, fietsen, scooters , voetgangers, alles door elkaar, dan krijg ik een vermoeden van de Indiase blik, die dus ook heel scherp en alert moet zijn, terwijl je wel rustig in je zelf verzonken blijft. Nergens hangt er stress.

Toen naar Varanasi. Het was de stad waarvan ik aanvankelijk het plan had, om deze drie weken lang te bezoeken. Nu weet ik dat dit teveel tijd was geweest. Het is indrukwekkend, vooral de plek waar de crematies plaatsvinden, enorme boomstronken overal huizenhoog opgestapeld, brandstapels die er gemaakt worden, ik zag twee lijken  in doeken gewikkeld. Ze worden eerst in het water in de Ganges gedompeld en daarna verbrand. Maar er mogen geen lijken meer de Ganges in, wegens de te grote vervuiling,alleen speciale personen en zwangere vrouwen: die worden dan met een steen in het midden an de Ganges ondergedompeld. Maar verder is deze plek, helaas, ook toeristisch qua sfeer, er hangt geen heilige sfeer, zoals ik had gehoopt.

Aan alle kades krioelt het van de bootjes, die je vragen of je de Ganges op wilt varen, en de lichtjes met bloemen en ook het baden in de Ganges gebeurt dus tussen de bootjes in. Geen ruim baan voor de Ganges meer... Er lopen mensen in oranje shirts die de lichtjes die al gedoofd zijn meteen verwijderen, dus aan de ene zijde van wat bootjes zie je mensen die een lichtje door de Ganges mee willen laten nemen, en aan de andere kant is iemand het alweer aan het opruimen. De zonsopgang was prachtig en ook het grootse dagelijkse ritueel met zeven priesteres en duizenden mensen erom heen bij zonsondergang bijzonder. Ook hier is  de sfeer tegelijk, ook alsof je in een groot openluchttheater zit, met snoepverkopers en andere verkopers met kettingen en prullaria die je aandacht vragen. 

Toen ook nog naar Sarnath, waar Boeddha voor het eerst zijn leer heeft verkondigt en van daaruit zij  leerlingen de wereld zijn in gegaan. Met meer succes dus in de omliggende landen, want India bleef hindoeïstisch. Hier was de sfeer rustig met overal opleidingsplekken en kloostertjes, allerlei landen zijn er vertegenwoordigd. Ook staat er de  bodhi-boom, waarvan gezegd      wordt dat Boeddha hier onder tot verlichting kwam. Er zijn er drie van, een loot ervan is in Sri Lanka terecht gekomen en die heb ik heel lang geleden al gezien. In het museum prachtige Boeddhabeelden uit de 5e eeuw na Christus, zo mooi, ik kreeg er bijna tranen van in mijn ogen...

En toen werd het de opmaat naar kerstavond, en ineens zag ik enige verkopers met kerstmutsen. Ik liep  naar de St Thomaskerk, een klein kerkje op de weg naar de belangrijkste Ghat in Varanasi en daar was men de boel aan het versieren, met roze en witte ballonnen in de kerk en felle glitterslingers. Op de terugweg, toen het al donker was, was de kerk één felgekleurde lichtjeszee, die van kleur veranderde en flikkerde. In het hotel stond een kerstboom met pakjes eronder en er was een kerstbuffet op kerstavond, buiten. En toen werd ik die nacht ziek, ziek ziek. Je bent er niet op bedacht in een groot hotel. De avond ervoor in een klein tentje wat gegeten, toen was ik erop gespitst, maar er gebeurde niks. Maar nu, koorts, krampen, en alles kwam er gedurende de nacht aan twee kanten uit.

Slap als een vaatdoek, een binnenlandse vlucht doorstaan en in Delhi meteen in bed gekropen. En nu voel ik me iets beter er is er nog een laatste dag in Delhi.

donderdag 20 december 2018

Kubussen, Orchha, krokkedillen, ‘guide’

De bus reed van Agra naar Orchha en kwam door een dorpje waar ik allemaal ingepakte houten kubussen zag van ongeveer anderhalve meter, aan een kant open en op pootjes van ongeveer 20 centimeter. Wat is dat nou weer? Al voortbewegend kwam alras het antwoord: het kan gebruikt worden om er een winkeltje van te maken. Of een grote voorraadkast.Ik begon erop te letten en nu zag ik ze ineens overal. Iemand had er een opklapbed in gemaakt. Of een garage gecreëerd door deze vol gereedschap erin gehangen Een rijtje aan elkaar en een afdak en een voorfront en je krijgt veranda-achtinge multifunctionele ruimten. Of je gaat er in zitten als wachtershuisje. Of je laat je kindjes erin slapen, terwijl je zelf ervoor op de grond groenten verkoopt. Enzovoort. Naar buiten kijken uit de bus is een lust voor het oog en blijft bron van verwondering.

Toen maakte de bus een stop bij het begin van een lange brug over een rivier. ‘Ga maar krokodillen kijken’, zei de Indiase reisleider in zijn gebrekkig Nederlands. Ik betrapte me weer op mijn scepticisme omdat er dan door mij heen schiet dat het vast voor de toeristen verzonnen is. Maar nee, er lagen oude bloemkettingen en lege doosjes wierook, op het water dreven oranje bloemen, er zijn speciaal openingen in het hekwerk, om te kunnen offeren, waar drie jonge Indiërs met kekke kapsels in het zwart, op gingen staan om zichzelf op de foto te zetten. Het water was krokodillengroen. Heb ik ze nou gezien? ... Twee mannen gooiden vanaf de kant iets in het water, het zou vlees kunnen zijn, het water maakte gekke kringen en bubbelde na...er hing een aparte sfeer daar, ook omdat er rondom die rivier ineens krijtachtige geel-oranje rotsen waren, na een vlak landschap. De krokodil is het beest van Ganges, zoals de rivier en de god ervan heet.

En toen kwam Orchha... daar had ik rustig wel een weekje willen blijven. Een paleis  en tempels uit de 16e eeuw, slecht geconserveerd, bijna ruïne-achtig en dan verborgen in de donkere slaapkamers van de koning en koningin prachtige fresco’s. Er waren nog zoveel tempels is de bossen erom heen te bezoeken en in de ochtend wassen mensen zich op de rotsen van de rivier, terwijl de apen toekeken en papegaaien op de telefoondraden zaten. Het dorpje eromheen vol kleine winkeltjes aaneengeregen, leek eerder een groot verlichte gezellige woonkamer, met her en der een tv-tje waar meerderen half hangend over hun eigen koopwaar naar keken en er wordenop straat overal vuurtjes gestookt, voor de warmte. 

Ik kreeg een klein meisje met stralende ogen helemaal gek, die begon met: Hello, mem, Nice to meet you, where do you come from?' Ik zei: 'I come from Orchha and you?’ ‘No, no, no!!!  gilde ze, 'I  come from Orchha!!!' Enzovoort. In een heel klein winkeltje, als een donker hol waarin  je afdaalde en dat meer iets van een werkhok had, zag ik tussen de ‘rommel’, een kleine bronsachtige gegoten Ganesh, pakte die zonder nadenken op en vroeg de prijs. De eigenaar vroeg een voor hier belachelijk hoog bedrag 2000 rupi, dat is 25 euro. You mean 200 rupi, vroeg ik. No! But what will you give? Two hunderd  rupi, zei ik resoluut. Ik kreeg het mee voor 300 rupi. 

En nu ben ik in Khajuraho. Morgen de ‘kamasutra-tempels’ bezichtigen. Deze middag was vrij en een jongen liep met mij op, ik zag het oude gedeelte van Khajuraho, waar drempels in strepen op straat  de verschillende wijken van de oude kasten aangeven, terwijl de burgemeester die ook recht spreekt  bij de oudeste en hoogste boom woont. Dit had ik zonder hem niet geweten, maar ik had waarschijnlijk wel de vier kleine tempels bij een klein meertje gevonden.

Een jongen die 's ochtends op school zit en in de middag local guide is, vrienden heeft die fietsen verhuren en een tuktuk rijden. Tegen hem zei ik voortdurend dat ik géén gids wilde en hem dus geen werk kon verschaffen, maar het wel leuk vond om met hem te praten. Een jongen die zelf aan yoga doet en aan meditatie, en die opkeek toen ik hem vertelde zelf meditatie te hebben begeleid, die Trump ‘greedy’ noemde, dat je dat aan alles kon zien, hoe hij bewoog en keek, die ongeveer twee-drie keer in de week iets ging offeren in de tempel, zijn ouders gingen maar één keer in de week, maar die offerden wel elke dag bij het huistempeltje. Dat hij misschien in reïncarnatie geloofde omdat de goden hem de ene keer wel tegemoetkwamen en de andere keer helemaal niet. Dat je dat toch niet kunt controleren, zoals niks in het leven, en dat je het verleden achter je moest laten, alleen wat-er-nu-is, telt. En dit blogje zit alweer vol. 

dinsdag 18 december 2018

Taj Mahal en nog véél meer...

De Taj Mahal gezien. Prachtig. Dat een bouwwerk, gemaakt door 20.000 mensen tussen 1632 en 1653, geheel van wit marmer, met bloemmotieven erin gebeiteld en belegd met kostbare steensoorten, getransporteerd uit Perzië, Rusland, Afhanistan, Tibet en China en zó spic en span als nieuw uit kan zien. De dichter Tagore noemt het a tear on the face of eternity. En dat roept het ook op: ongenaakbaar en tegelijk droomachtig mooi aan de rivier de Yumana. Islamitisch uit de Moghul-tijd, helemaal kaal en zonder afbeeldingen en beelden, dus.

Je kunt het zien liggen vanuit Agra Fort, het paleis van de Moghul-dynasty, die aan de andere kant van de Yumana ligt, vanuit alle balkons in de galerijen doemen de contouren van de witte Taj Mahal op in het uitgestrekte landschap. De Taj Mahal is een mausoleum  waar de vrouw van Shah Jahan begraven ligt, dat moet toch wat zijn, dat je besluit om dit te bouwen en dat het dan 20 jaar later pas klaar is, dan doe je iets toch ook voor de eeuwigheid...

Ik ben totaal flabbergasted door India, waar elke dag alleen maar hoogtepunten bevat. Gisteren eindigde de dag in Kealadeo Natianal Park, een vogelpark. Sceptisch als ik ook kan zijn, denk ik dan: kan goed zijn dat je niks ziet. Op krakkemikkige fietsen een lange weg rechtdoor en meteen al een uil in een boom die sliep! En er volgde nog veel meer: voor het eerst een grote ijsvogel gezien en de gids die mee was, had er lol in om met mijn IPad door de telescoop alles dichtbij te halen. Hij maakte een filmpje van de painted storks, waarvan er 2000 genesteld zijn in het park, de ouders met lange roze-oranje snavels en de jongen die om eten vroegen eronder. En dan waren we er  maar anderhalf uur! Maar het hele dorp eromheen, Bharatpur, leeft ook  van de vogelspotters die van over de hele wereld komen. 

Daarvoor een bezoek aan de grootste trapput van de wereld. Trapput, wat is dat nou weer, dacht ik. Kom je in een Escher-achting vierkant bouwwerk dat de diepte ingaat, weer gebouwd door een van de vele koningen in Rajasthan, die groef en groef tot hij bij het grondwater kwam, en hij bouwde in de gigantische kuil er een paleis omheen, met vertrekken  voor zijn haremvrouwen, het was een zwembad en hammam, maar ook de bevolking mocht er gebruik van maken en  die daalden af via de vele trappen en rustplekjes. Ertegenover was een kleine hindoeïstische tempel met het eerste heel fijn gebeeldhouwde werk van wulpse rondborstige vrouwen, dat ik zag. 

En daarvoor was ik bij Mandir Thikana Shri Galtaji, zoals mijn bonnetje zegt, een tempel vol apen gebouwd in een rotskloof boven Jaipur, dat je verlaat via de koninklijke weg: alles wat geel gebouwd is, was van koninklijke huize in Jaipur, en waar nu druk verkeer is, was het vroeger in de weg van de maharadja’s, naar Amber Fort, waar ze met olifanten binnenkwamen en toegejuicht werden door het publiek dat in balkons boven de weg zat...

En in Jaipur ook nog naar de Jantar Mantar, werelds grootste van stenen gebouwde observatorium, de hobby van marahadja Jai Singhrond 1700, die 43 jaar regeerde en nakomelingen had van 28 vrouwen en en vier concubines. Hij ontwierp twee zonnewijzers die nog steeds met een schaduw de tijd van de dag geven, het lijken futuristische kunstwerken en ingewikkelde bouwsels voor elk teken van de dierenriem, één, ik snap er allemaal niks van, maar dat doet er niet toe.

De grootse schaal van het verleden van India, met hindoeïstische en islamitische koninkrijken, die veel verder terug reiken dan de beschaving van West Europa, gecombineerd met dat dagelijkse leven dat je vanuit de bus ziet, ook al zo gevarieerd... het woestijnlandschap van Rajasthan is nu veranderd in vruchtbare rijstvelden van de basmatirijst, gecombineerd met gele rechthoekige mosterdzaadvlakken en andere groenten. Zo kom je door een dorp dat zich gespecialiseerd lijkt te hebben in het maken van ronde mestkoeken, dan weer rode marmer, ergens een pleintje vol apen, kleine kleurige hindoe-tempeltjes, overal... enzovoort. Het is wel weer genoeg, voor dit blogje...

zondag 16 december 2018

De olifant van Amber Fort

Vanochtend gewekt door het gezang van de moskee hier vlakbij. Gezang: zacht lokkend, zoals ik me kan voorstellen dat God je lokt... We gingen naar Amber Fort, het paleis in de bergen, 10 kilometer buiten Jaipur. Opnieuw was ik verrast: daar was het in een lichtgele gloed van de ochtendzon met een kunstmatig meertje eronder, het waterreservoir van dit grootse verblijf van maharadja’s, in vier verdiepingen tegen de berg gebouwd vanaf 1592. Het geheel is omgeven door een 11 kilometer lange muur, die aan de Chinese muur doet denken, over de kammen heen slingerend.

En toen raakte ik ontroerd. Ik zag olifanten in rode kleden de verdiepingen op sjokken en wist nu dus, dat dit de plek is waar Vader en Moeder ook geweest zijn. Ze zitten beide op een olifant en ik kreeg een zelfgeschilderde afbeelding ervan door Moeder. Het was een van de laatste wensen van Vader, zo leert het vervolg, dat zij dit voor mij zou schilderen. Want ik spaarde olifantjes, door Vader ooit zo besloten. 

Moeder was eigenlijk niet tevreden met het resultaat: zij zelf zijn wat knullig afgebeeld, Vader alleen herkenbaar door een petje en zijn stok en zij als een oud omaatje in een gebloemd jurkje en het was niet goed gelukt om de boom op de achtergrond goed weer te geven, vond zij zelf en dat klopte wel.Nu zag ik hoe fijn en klein het blad ervan was. Wat ze wel goed vond gelukt was het rode kleed met blauw, geheel langs de flanken van de olifant, waar de draagstoel op was bevestigd. Met hulp van haar schilderleraar, die haar ook de tip had gegeven om hiermee te beginnen en de olifant erom heen te schilderen, daarom was de olifant ook nog wel aardig geworden.

Oef, dat krijg je als je in opdracht van een ander iets moet doen... Vader was erg blij om het te kunnen geven, Moeder bleef er wat zuinigjes over. Was het hun laatste reis samen? En dat ik nu onverwacht exact de plek ontdekt heb van deze olifant...

Erna gingen we naar een batik en tapijtenfabriek. Gerund door de regering, waardoor het grootste deel van de prijs naar het dorp zou gaan waar het tapijt gemaakt was. Ik had er bijna een blauw handgeweven tapijt van kasjmier-wol gekocht met de motieven van de ramen van het roze palace of the winds. Ik had lol in het afdingen, maar was me ook bewust dat er sentiment meespeelde, omdat Vader van afdingen hield en omdat een souvenir  van deze plek van ‘de olifant uit Rajasthan’ zo noemden mijn ouders het schilderijtje, mij mooi leek. Dus toen het niet lukte voor mijn bodemprijs, was ik ook tevreden. 

zaterdag 15 december 2018

Koeien, Mandawa, Pushkar

Ik zit hier in een royale fauteuil in de zon in hotel Mandawa Haveli in Jaipur, de hoofdstad van de provincie Rajasthan. Het was het stadsverblijf van de koning van Mandawa en daar heeft de familie een hotel van gemaakt. De mooiste kamer wat uitzicht betreft, schat ik in, op de bovenste verdieping: een hoekkamer, aan de ene kant de binnentuin, aan de andere kant in de verte de straat. De moskeeën roepen nu op voor het middaggebed.

Het is zo bijzonder wat ik tot nu toe allemaal gezien heb, ik heb er in het kort geen woorden voor. Vanuit Delhi naar Mandawa door een landschap vol felgeel bloeiend mosterdzaad. Vlak buiten Delhi al koeien langs de kant van de weg. Eerst ben je verbaasd, maar ze zijn werkelijk overal. Ze sjokken rustig tussen de mensen, ze eten op afvalbergen, dus het plastic en blikjes blijven over, eigenlijk best milieuvriendelijk. Hoe is het om hier koe te zijn? Je hebt geen natuurlijke vijanden. Auto’s en alles rijdt om je heen, ruim baan! Je snuffelt gewoon mee aan tafeltjes waar mensen zitten, geen probleem. Wat zegt het over de mensen, dat zij zo gewoon met de koeien samenleven? Op de allernieuwste snelwegen, die in de hoogte worden gebouwd, daar mogen geen koeien meer op, die moeten op de servicebaan, zoals die heet, blijven. Maar op de oude  ‘snelwegen’ ontstaan er files door een koe, of  omdat mensen over willen steken, of omdat er een kleine tractor, vrachtautootjes, een trekkar met een paard ervoor, you name it, rustig haar gangetje gaat. 

Je ziet hier alle tijdslagen en mensensoorten inėėn, een smid op de grond op een aambeeld, een jongen met een mobieltje ernaast, zwerfhonden ertussendoor, vrouwen met spullen op hun hoofd of waterkruiken of in jeans, scooters, auto's , soms een wagen getrokken door een kameel. Dat kunnen nomaden te zijn, die om de zoveel maanden van plaats te veranderen. Aan de randen van elk dorpje of stadje wonen ook mensen in tenten met zeer weinig middelen. Ik zag in twee dorpjes vrouwen in het zwart in burka, hier bij binnenkomst in Jaipur, een vrouw totaal bedekt, maar dan in fel blauw met glittertjes. Ja, de kleuren... die felle sari’s die je tot ver aan de horizon kunt herkennen, in het op sommige plekken droge woestijnlandschap wat later kwam, wel met bomen overal, die natuurlijk zijn ontstaan. Maar sommige stukken zijn intens groen, want de regering geeft subsidiemogelijkheden om het grondwater op te pompen.

En dan Mandawa: koopmanswoningen met fresco’s, de bouwstijl, met een balkon voor, doet me  je aan Venetië denken. Zou dat kunnen, dat kooplieden uit India, daar hun inspiratie vandaan haalden? Zo mooi.
En Pushkar: een heilige stad aan een klein bergmeer, waar de enige tempel van Brahma staat.De trappen ernaartoe zijn gewijd, er staat 150 witte tempeltjes omheen, men offert er mandjes met rozenblaadjes en oranje bloemetjes, met zakjes met nootjes, kleurige snoepjes, popcorn.  Bij zonsondergang klonken er door de microfoons gezangen, alles verzadigd van muziek, het meer als klankkast, priesters waren aan de kant in de weer met een vlam en zwaaibewegimgen met de armen en een pluim in de hand. Ik Iiep per ongeluk op een stuk waar ik op dat moment niet had mogen komen... Het grote kamelenfestival was net geweest, er hing een sfeer van opruimen , met wat achterblijvers.
Tot zover, maar even, uit de explosie aan beleving.

woensdag 12 december 2018

Duizelingwekkend Delhi

Het begon met de zoetige, weeïge smaak van papaja bij het ontbijt. Wat is dat lang geleden! Lekker met de krant erbij, de Indiase en de westerse smaakjes mixen. En toen... Delhi is groots en zo prikkelend en de mensen hebben een soort rust over zich in alle kleur-rijkheid.  Ik had dit niet verwacht. Dacht aan chaos en hectiek en een soort van dol dwaasheid. Ja, de auto’s toeteren de hele tijd, riksja’s, tuktuks, mannen op motors en af en toe op een paard door elkaar, er hangt smog en alles  is stoffig, maar...

Zoveel kleine tafereeltjes, die in zich een wereld herbergen. De wijze waarop verkopers hun waar uitstallen, dat je overal mensen met elkaar ziet praten, dat een ieder haar eigen ding doet, fysiek vlak naast elkaar en ik heb nog nooit tegelijk zoveel mensen recht in de ogen gekeken, hoe dat werkt weet ik niet, er is geen opdringerigheid in de ogen... Eén moment komt nu in mij op.

Ik zat al in de bus, bij het uitstappen bij de grootste moskee van India maakten enkele vrouwen met een baby op de arm, een bedelgebaar zonder aan te dringen. Ik keek er nu van boven op  en dacht: wat een klassiek Madonnabeeld, moeder met kind, alleen is het waarschijnlijk de oma, zij is al op leeftijd. Precies op dat moment kijkt ze me aan, ze heft opnieuw haar hand voor een aalmoes, maar ze glimlacht erbij. Bijna alsof ze zegt tegen me: we spelen beide ons goddelijk spel, jij de rijke toerist, ik aan de andere kant.

Ik kreeg een gevoel van milde heimwee, heel apart, wandelend over die grootse complexen, die moskee van rood zandsteen in de ochtend en de Qutb Minar op de middag, met een islamitische toren uit de 11e eeuw met de 100 namen van Allah daarin gebeiteld, vijf lagen hoog, er is gebruik gemaakt  van stenen uit Brahma heiligdommen die er eerder waren, menselijke gestalten en dieren afgevlakt en onherkenbaar gemaakt, de islam doet niet aan afbeeldingen. Alsof de stenen vanuit het verleden mij riepen: wij hebben zoveel gezien en meegemaakt, jij klein mens... Er stond ook een ijzeren paal uit de vierde eeuw, die nauwelijks geroesd heeft. Men weet nog steeds geen antecedenten, waarom en hoe deze gemaakt is.

Het memorial van Gandhi, een waakvlam op zwart marmer en bloemenkransen, hier is hij gecremeerd, een groot park eromheen met uitspraken van hem: A word uttered fron a pure heart, never goes in vain en: the soul dries up without the company of the good... De vader van de natie, zo heet hij, mooi toch? 

En verder: groepen kleine apen in het groen tussen de witte villa’s , ooit de woonwijken van de Britse kolonialen, ik zag een grote baviaanachtige aap op een zeil boven een winkeltje zich te weer stellen tegen drie grote honden onder hem, een boom vol eekhoorntjes, groene papegaaien, roofvogelachtigen boven de bomen, veel vogelgeluiden, zwerfhonden, maar geen koeien op straat, dat mag in Delhi niet meer.
Duizelingwekkend Delhi; daar vat ik het maar even mee samen, eigenlijk heb ik geen woorden voor de mix van alles wat ik op één dag gezien en beleefd heb.

dinsdag 11 december 2018

Eerste indrukken

Sikhs in het vliegtuig, kittige stewardessen in lange broek, heel rustige sfeer op Delhi Airport. Handen van Boeddha in verschillende gebaren, groots met lotusbloem als frontversiering in de aankomsthal, een douanebeambte die zijn tijd nam en er genoegen in leek te scheppen om mensen die iets niet volledig hadden ingevuld weer achter in de rij te zetten. 

Aan mij vroeg hij, waarom alles zo slumsy was ingevuld (de ballpoint deed het niet goed), maar toen ik met een glimlach hem recht in de ogen keek en ik vol verwondering vroeg: Excuse me?, leek hij in elkaar te krimpen en hoefde hij ook geen vingerafdrukken meer van me.

Buiten op het luchthaventerrein liepen goed doorvoede honden (drugshonden? vraag ik me nu af), het was mistig en de Indiër die het kleine reisgezelschap van 15, in een grote bus, die nieuw ruikt, welkom heette  zei verrukt dat het nu heerlijk weer was in Delhi, want het regende, goed tegen de pollutie en het stof: This is a perfect climate. Het was 16 graden.

Het is heerlijk donker overal op straat, de lichtsterkte die voor mij precies goed is, dat viel al op bij de landing. Er straalt je geen zee van licht van een westerse wereldstad tegemoet. Alleen de benzinestations met een internationaal merk, baadden in het licht. En ja, in het donker leek de bus ook zeer spaarzaam verlichte woonwijken te passeren en toen in een taartpunt, scheve planken en rommel en zeil en daar sliepen mensen... Ik ben heel benieuwd naar Delhi, morgen overdag.

maandag 10 december 2018

Koffer gepakt

'Ik heb gehoord  dat je een halve koffer met eten meeneemt', zegt nichtje L.,  'Waarom?! Je bent ook wel een Einzelgänger, hè?!'  'Ik geef je drie redenen', reageerde ik. 'De eerste is dat, stel je komt aan in zo’n hotel en je kunt alleen maar eten in het restaurant daar en ze vragen gigantisch hoge prijzen, bijvoorbeeld 30 euro, dan ben ik daar niet afhankelijk van, het geeft me dus vrijheid. Ik hoef niet tegen mijn zin extra hoge kosten te  maken.' Ik geloof dat Nichtje wel gevoelig was voor dit argument, want met zakgeld en bij Appie werken om je bruisende leven te kunnen betalen, vraagt vast weleens wat rekenwerk, schat ik zo in.

'De tweede reden is, dat je de hele dag al onder de mensen bent, dan kan ik het, stel ik me voor, het wel lekker vinden om de hele avond op mijn hotelkamer te zijn en niet meer verplicht naar  buiten te hoeven. Wéér die groep en stel je nou ook voor, dat, en dat is de derde reden, die mensen van die groep niet zo leuk zijn. Dan heb je toch geen zin om wėér met ze te eten?'
'Dat je daaraan denkt! Om op het idee te komen, dat mensen in de  groep niet leuk kunnen zijn!'
'O, maar dat heeft een reden, heb je nooit gehoord over die Turkse rondreis? Daarna dacht ik: noóóit meer een groepsrondreis! Halb Sechs aufstehen, bis Seven Uhr fruhstuck, halb Acht abfahrt, zo deed nichtjes moeder de reisleider na. Ja zo was het, staccato, elke dag hetzelfde.  Maar dat was niet het ergste.'

Ik vertelde haar dat de groep onverwacht was samengesteld uit Nederlanders en Duitsers. En toen bleek dat een oude man in het gezelschap in de oorlog fout was geweest en er een vrouw van dezelfde leeftijd met twee  dochters,  haar man had verloren in het verzet. De sfeer was te snijden, in de bus wilden ze zover mogelijk uit elkaar zitten. Aan tafel zaten de Duitsers bij elkaar en zo ook de Nederlanders, en dan was het : ofwel elkaar negeren ofwel dodelijke blikken en hatelijke opmerkingen, die bij mij aanvoelden als bommen die tot ontploffingen zouden kunnen komen, explosiegevaar, op het scherpst van de snede. 

Nichtjes moeder was te jong om dat meegekregen te hebben, zegt ze. Wat bij haar de grootste indruk heeft gemaakt was, dat er een echtpaar was wier koffers zoekgeraakt waren. Dat de bus in een achteraf-steegje stopte zodat ze wat toiletartikelen konden kopen en dat iemand een bikini uitleende. Dan heb je toch helemaal geen vakantie, als je alles moet improviseren?

Zulke dingen kunnen dus allemaal gebeuren tijdens een groepsreis, maar ik vrees niks. Die koffer heeft zich gaandeweg gevuld, vanaf het idee dat je misschien een kleine waterkoker kunt meenemen. Maar als je die moeite doet, dan moet je ook een beetje werk maken van wat je dan kunt doen met kokend water. In het begin dacht ik een half lege koffer mee te nemen, want ik ben  gewend dat deze voor driekwart met campingspullen gevuld is, Maar net kreeg ik de koffer aanvankelijk niet dicht en zou die ook een beetje overwicht kunnen hebben: zo snel kan dat dus veranderen. 

Stiekem was dat, wat ik het eerste dacht: wat verandert alles en wat gaat de tijd toch snel. Zó bouw je met nichtje L. voor het laatst een zandkasteel bij de Waal en zó komt het moment dat ze je een Einzelgänger noemt... Wat ik ook wel ben misschien. Maar anderzijds ook helemaal niet.

zondag 9 december 2018

Winterswijk, Viceroy’s House

Gisteren, tot een uur voor vertrek, getwijfeld of ik wel zou gaan: wandelen van Winterswijk naar Lichtenvoorde. Regen en wind streek in vlagen door de tuin, de avond ervoor was er zelfs onweer. Als ik zou gaan, dan met een seizoensretour van NS, maar die moest ik nog wel bestellen. Met dat vlugge internet is dat zó gebeurd, weet ik ondertussen. Aan mijn kledingkeuze merkte ik wel al, dat het waarschijnlijk wandelen werd, het waren niet de zondagskleren voor een kerkgang.

Ja, ik kreeg zin in lege ruimte, zandpaden, wat boerderijen, kale bomen in het grijze groen van de Achterhoek. Zo lang was het een wandelgebied waar ik heel regelmatig kwam... Ook al zou het de hele dag grijs en bewolkt zijn, met regen, het is ook wel heerlijk, een dag lang te voet een afstand overbruggen,zeker ook omdat de komende 17 dagen mijn vervoermiddel een vliegtuig en de bus worden. Dus ik ging en het werd een voornamelijk droge dag, met zelfs vlagen zon en geanimeerde gesprekken.

Thuis gekomen een warme douche en de film Viceroy’s House, die opende met beelden van Delhi. Dat ik daar ben, heel binnenkort, de exotische beelden vol kleur en levendigheid, de ruime opzet van de grote oude gebouwen,  tempelcomplexen en Britse koloniale grandeur, dat ik dat zó in het echt mag gaan zien! De film ging over de laatste dagen van het British Empire en hoe er besloten is om een deel van dat grondgebied aan Pakistan te geven. Dat Indieërs moesten kiezen waar zij bij wilden horen, maar bij de concrete invoering, dwars door straten en dorpen, sneuvelden in het geweld uiteindelijk een miljoen mensen, voornamelijk moslims en sikhs.

De regisseuse blijkt de kleindochter te zijn van een net op het nippertje in de chaos geredde moslimvrouw. Het verhaal in de film is geromantiseerd met een liefdesverhaal tussen een hindoeman en een moslimvrouw, beide personeel in het majesteitelijke Viceroy’s House, waar meer dan 500 mensen personeel, hindoes, sikhs en moslims door elkaar, het mogelijk maakten dat op die plek deze grote politieke beslissing gemaakt werd door Lord Mountbatton aan de Britse kant, de laatste vicoroy, de plaatsvervanger van de koningin van Engeland in India, en Nehru, Jinnah en Gandhi aan de andere kant. De opsplitsing van het toenmalige Britse grondgebied in twee naties, India en Pakistan werd door Mountbatton vrijwel meteen als een foute beslissing ervaren, zo vertelt deze film dat.

Dat politieke kopstukken zomaar een lijn trokken op de kaart door een land en de dramatische gevolgen daarvan, hoe het toch mogelijk is, dat een met de ratio en hoop omgeven, gemaakte beslissing ontaard in geweld, oorlog, onderdrukking, zeer veel menselijk leed, dat was ook het thema van de boekenclub de avond ervoor. Maar nu ging het over Israël en Palestina naar aanleiding van het boek Ochtend in Jenin. Op tv is nu een mooie documentairereeks van Natasha van Weezel, Mijn beloofde land, waar zij, een jonge vrouw, elk perspectief voor zich laat spreken. Knap, hoe zij toegang heeft gekregen tot al deze mensen.Van een Palestijnse familie met martelaren tot een Amerikaanse jonge jood, die naar Israël is geëmigreerd, die tank heeft leren rijden en in elke vezel van zijn lichaam voelt dat hij zijn land moet verdedigen.

Mensen met al hun goede bedoelingen en intenties: hun project hoop en verlangen naar vrede en harmonie als hun ene been. En op het andere been dat andere terrein waarin we staan, het ongestructureerde gebied van de dromen en de emotie, opgelopen pijn, verdrongen verlangen, honger naar macht en erkenning... hoe dat woekert over al het mooie en het goede waar we zo naar hunkeren...

Ja, de wereld blijft gespleten en gefragmenteerd, vol scherpe tegenstellingen en woelige bewegingen waar je als individu geen vat op hebt. Maar wat kun je anders dan in jouw eigen persoonlijke werkelijkheid, elke dag die je gegeven is uit te pakken en er te doen, wat er te doen is?

donderdag 6 december 2018

Afscheid van C.

Het is rondom tien uur in de avond en het is mild weer buiten. Ik heb er net twee sigaartjes gerookt tezamen met een rest bananenlikeur, zo uit de fles, nog uit Tenerife. Met een buitenkaars op de grond, op een campingstoeltje onder mijn afdak, mistig en vochtig en stil, een besloten  milde sfeer, wat hou ik daarvan. Net binnen, een bericht van P., dat C. op sterven ligt, kanker die teruggekomen is.

C. was een van mijn vriendinnetjes op de  lagere school en we verloren elkaar uit het oog omdat het gezin naar de andere kant van het land verhuisde. Jaren later kwam ik haar weer tegen op verjaardagen van P.  Ik zie haar voor me, zoals ze nu is en hoe ze was toen we kinderen waren. Ze was zo zachtzinnig en altijd aardig, met een soort van ernst, die ik ten diepste ook had, dat resoneerde. We droomden vooral met elkaar. 

In haar grote tuin bij het doktershuis vertelden we elkaar verhalen. Ik had toen vriendinnetjes en buurvriendjes waarmee ik dingen deed, verkleedpartijen en spannende verstop-en speurspelletjes Maar C. was mijn eerste ‘praatvriendinnetje’. Ik herinner me ook goed dat tijdens het eten er niet gepraat mocht worden, als haar vader er was, die soms pas later aanschoof omdat hij praktijk aan huis had, de beklemming daarvan, iets waar C.ook last van had, maar ze klaagde nooit.
Met haar grote ogen zuchtte ze alleen diep na afloop en daarna zwierven we weer weg in onze droomwereld. En nu? De sterfelijkheid, die hoe ouder je wordt, je metgezel wordt...

Ik las vandaag  Brieven aan God en andere mensen van  Paul van Vliet. Zijn sterfelijkheid, nu hij 83 jaar oud is, is daar ook een thema. Hij zegt tegen God: ‘Ik zie U in dit stadium van mijn leven vooral in het mysterie van het mooiste, het beste, het diepste. Daar ben ik naar op zoek. Ik vind U in de liefde, in adembenemende kunst, in de onschuld van een kind. Dat noem ik voor het gemak dan maar "God".'

Ik geloof dat ik met C. zo ook op zoek was. Wij ontsnapten aan de alledaagse werkelijkheid; er was een gemengde sfeer van mijmering en vrolijkheid tussen ons. Paul van Vliet vervolgt zijn brief: 'Ik zal veel moeten loslaten en afscheid moeten nemen van alles wat vertrouwd is en succesvol. Ik ben benieuwd waarmee of met wie de vrijgekomen ruimte zal worden opgevuld. Het zou mij niet verbazen als ik Ú daarin uiteindelijk zal tegenkomen. (...) Ik zal weten dat Ú het bent als ik mij onvoorwaardelijk heb overgegeven en mijn eenzaamheid zal zijn verdwenen.

Ik hoop dat C. in vrede kan sterven. In de zachte, milde sfeer waarin ik toen ik kind was met haar verbleef.

dinsdag 4 december 2018

Bladergehark tegenover scherpzinnigheid

Vandaag was het een perfecte dag om me weer eens verdienstelijk te maken als bladopruimer in de speeltuin. De eerste keer arbeid na mijn vakantie, vorige week heb ik alleen voor de poorten gestaan door miscommunicatie bij de werkgever.Er was toen trouwens ook nog geen blad te harken, maar zie: binnen een week is alles gevallen, een oranje tapijt dat weer lichtbeige moet worden van het zand eronder.

Het is lekker werk, met een blauwe lucht en een zon; gratis fitness. Ik ga voor mijn eigen lol geen harkbewegingen maken en nu kan dat royaal met gestrekte armen en weer terug, met het gewicht aan natte bladeren aan de hark. En dan de bukbeweging:  met één hand de hoop bladeren tegenhouden, en een draaibeweging vanuit de heup: het blad aan de hark in de kruiwagen laten vallen. Ik voelde me erna werkelijk fitter en ben in mijn tuin nog gaan snoeien tot de schemering viel. De mussen vlogen diep in de kale bruidssluier en klimop, maar vlogen er weer uit, toen ik met de bezem het gangpad veegde.

Zo, en nu mag ik op de bank gaan liggen. Bij regenweer en kou, zoals afgelopen zondag, dan word ik een soort Oblomov, onbeweeglijk op de bank met een boek, en gisteren heb ik dat voortgezet. Behoudens de bollen die ik in de tuin ben gaan planten, want gisteren was het zacht en zonnig, op enige momenten. Moet ik niet in april weggaan, dit jaar was ik in Londen en heb ik alle bollenbloei gemist.

Het excuus voor twee dagen op de bank is o.a. de dikke detective The Punishment she deserves van Elizabeth George. Vooralsnog slaat de titel, vermoed ik, op Barbara Havers, een van de twee politiespeurders van New Scotland Yard. Tesamen met Thomas Linley vormt zij het onderzoeksduo dat ondertussen al een hele reeks moorden hebben opgelost. Twee tegenpolen: hij is van adelijke komaf, voorzichtig en braaf, zij is een meid van de straat, draagt slonzige T-shirts met gekke opschriften, woont in een kaal appartement, kookt nooit.

Zij is dwars van conventie, zeer scherpzinnig, ongehoorzaam aan bevelen van haar superieuren, kleurt buiten het boekje, volgt haar instinct, kruipt door het oog van de naald, maar blijkt steeds op het juiste spoor te zitten. Maar nu wordt ze op de proef gesteld: ze mag niks zelfstandigs meer doen: als ze het dienstbevel niet opvolgt, dan dreigt ontslag en anders een overplaatsing naar  het hoge noorden, weg uit Londen.

Het is opvallend hoeveel eigenwijze, scherpzinnige vrouwelijke speurders met een rauw randje er de afgelopen vijftien jaar aan de verbeelding zijn ontsproten: Het begon met Lisbet Sallander in de Millenium-trilogie van Stieg Larsson, toen kwam Sarah Lund in de tv-serie The Killing in 2009 en vervolgens Saga Norén in The Bridge. Nederland heeft nu op de tv Lois, ook zo’n eigenheimer, verrassend gespeeld door Noortje Herlaar, die mij tot nu toe alleen is opgevallen in vrolijke,  luchtige rollen, ze werd Mary Poppins in de gelijknamige musical en speelde in Moeder ik wil bij de revue.

Maar een reconstructie leert mij, dat Barbara Havers er al  véél eerder was: zij is al  in 1988 verzonnen, in de eerste uit de serie, Totdat de dood ons scheidt, in het Nederlands. Maar de serie is bekend geworden en ook voor tv verfilmd, met de naam van de mannelijke hoofdrolspeler: The Thomas Linley mysteries. Maar hij is niks zonder haar, de hele dynamiek tussen die twee maakt het smakelijk! Tijdgeest, zullen we maar zeggen. Dan is het dus des te opvallender, dat die Nederlandse serie een vrouwennaam als titel heeft. 

Zo, nu heb ik een uur op de bank besteed. Tijd om te gaan koken en morgen weer een dagje totaal niet scherpzinnig bladergehark.

zondag 2 december 2018

Van Abbemuseum, Hildegard van Bingen

Ik voel me het meeste thuis, als er verschillende sferen en invloeden bij elkaar komen in dezelfde ruimte en tijd. Dus ik geniet dan in de FlixBus naar Eindhoven. Waar ze vandaan komen, ineens bij de bushalte? Uit de trein, denk ik, ook: mensen van allerlei leeftijden en nationaliteiten met koffers en ik hoorde Barcelona, Parijs en Londen vallen. De FlixBus brengt je in een totaal andere reizigersstroom dan  de trein.

In Eindhoven ging ik eerst naar het Van Abbemuseum. Nog nooit vanaf het station bereikt. Ik moet er al meer dan 15 jaar niet geweest zijn, want ik kende de nieuw aangebouwde vleugel niet. Mooi gedaan zo, met het oude gebouw behouden, van de sigarenfabrikant Henri van Abbe. Dat schijnt nog een hele strijd geweest te zijn omdat de architect eerst alles tegen de vlakte wilde gooien. Het thema ‘wat was en wat wordt’, mijn favoriet mix en mengeling dus,liep ook door de tentoonstelling die gisteren geopend werd: Positions #4 . Er hing een geanimeerde sfeer van openingspubliek.

Vier internationale kunstenaars geven hun visie over turbulente leefplekken op de wereld. Ik heb het werk van Sandi Hilal en Alessandro Petri uitgebreid bekeken, dat gaat over de Palestijnse vluchtelingenkampen, hoe zij opgejaagd wild blijven binnen de staat Israël. Hoe het trekken van een rode lijn, die bepaalde wat voortaan van Israël was in het Palestijnse leefgebied, die lijn een woonhuis in tweeën kon delen en ook dwars door een gebouw ging waar indertijd het Palestijns parlement samen kwam. Dat gebouw is nu een spookachtige ruine en deze kunstenaars hebben heel zorgvuldig in de vergaderzaal van het gebouw, de lijn zichtbaar gemaakt, door het puin en het vuil weg te ruimen, te vegen en te boenen.

Zo’n actie en daar naar kijken heeft iets helends omdat het de menselijke maat verbindt met de gevolgen van politieke beslissingen, je voelt de pijn en de onmacht mee als je de bezem ziet vegen en  je handen met een spatel zorgvuldig de rechte lijn zichtbaar ziet maken door gruis op te ruimen. Daaromheen interviews met activisten en belanghebbenden. In een andere zaal grote  schermen kriskras , zodat je eromheen kan lopen, met aan beide kanten lichtgevende afbeeldingen van simpele Palestijnse onderkomens en weer in een andere zaal die The Tree School heette, rondom de gedachte dat kennis, ideeën en actie wereldwijd vaak onder een grote boom ontstaan. De zaal was behangen met landkaarten die het gehele innerlijk leven van mensen weergeeft van de Chinese kunstenaar Qiu Zhijie, ik kende hem al van de Biënnale in Venetië.

Weer dus die mengelingen van stijlen en perspectieven dat  mij boeit en met die gemoedsgesteldheid ging ik naar de Catharinakerk naar Hildegard; opera van nu, gregoriaans van toen, over het  leven  van Hildegard van Bingen Wat  er nu  precies echt gebeurd is toen, weet je niet, zij leefde van 1098-1179. In deze opera werd in ieder geval  haar strijd met het mannenbolwerk van de kerk zichtbaar, toen zij een eigen klooster wilde stichten en dat zij zich zeer verbonden voelde met een medezuster Ricardis. 

Mij heeft altijd ook de natuurbeleving van Hildegard aangesproken, haar beeld van de groenende levenskracht van  God en levenskracht als lichtende stralen van de zon. In deze Opera werd vooral het beeld van de rivier gebruikt, hoe je jezelf daarin kan reinigen en mee kan stromen. Eerlijk gezegd is dat beeld mij nooit opgevallen, maar het kan ook dichterlijke vrijheid zijn van degene die het libretto schreef.

Ik vond het een intense ervaring. De entourage, in de grote steeds donkerder wordende Catharinakerk, omdat de avond viel, droeg daar ook aan bij. Het verhaal wordt verteld in het Nederlands met nieuw gecomponeerde muziek van Steven Kamperman, waarin een mengeling van klanken en invloeden  zat verstopt, uitgevoerd met een altviool, klarinetten, een pijporgel en een contrabas. Daartussendoor waren de gregoriaanse muziek en teksten van Hildegard van Bingen zelf verweven. Dit alles loepzuiver gezongen door het vrouwenkwintet Wishful Singing en twee vocalisten. Heel prikkelend gedaan.

Wat mij veel voldoening gaf, is dat de hooggestemde teksten van Hildegard ineens voeten in de aarde kregen omdat de opera haar persoonlijke verdriet, wanhoop, kwaadheid, doorzettingsvermogen lieten zien. Die échte verbinding en vermenging aangaan tussen het mooie, harmonieuze hooggestemde; dat wat je ‘goddelijk’ kunt noemen en het ‘gewone menselijke’ mag van mij wel dagelijkse kost zijn.