dinsdag 30 juni 2020

Bevestig mijn bestaan

Er kwam weer een herinnering naar boven drijven omtrent wit-zwart-bruin. Ik had een lievelingspop en die heette Tima. Ze staat al op een foto terwijl broertje in de box is, dus ik was 3-4 jaar. Tima had blonde krulletjes en bolle blozende wangen en Moeder naaide voor haar hetzelfde schort-jurkje, grijs met een rode tulp als zak voorop, als dat ik zelf aan had.

Op een dag kreeg ik een negerpopje en die was een stuk kleiner dan Tima. Moeder spoorde aan haar ook een naam te geven, maar dat kwam er niet van. Ze wilde graag dat ik ‘negerpopje’ minstens zo leuk zou gaan vinden als Tima. Maar dat lukte haar niet, misschien kun je maar één echte lieveling hebben. Maar als ze op een rijtje van belangrijkheid in mijn bed naast me lagen, dan was er dus eerst Tima en dan kwam het stoffen konijn, zelf gemaakt door ‘een zuster uit het klooster’ weet ik nog wel, vaker vind ik het jammer dat die verdwenen is. En daarna kwam Beer en vooruit ‘negerpopje’ mocht er ook bij.

Moeder vroeg  mij waarom ‘negerpopje’ zo achteraan  bleef hobbelen, kwam het door de kleur? Ik begreep de vraag helemaal niet, maar nu wel. Ik denk dat zij toch graag wilde sturen dat ik niet-blank mooi of lief zou vinden...Want zij stuurde mij in mijn poppenwensen:  later mocht ik geen Barbie krijgen, hoe erg ik daar ook over heb gezeurd. Ze vond het een rare pop: veel te dun en stijf. Ik heb haar niet duidelijk kunnen maken dat de lol erin zat dat je Barbie steeds andere kleertjes kon aandoen,  vriendinnetjes hadden hele garderobes.

Veel later kreeg ik toch een ‘Barbie’. Zij had knieën die konden bewegen, daar kon je tenminste wat mee, niet zo tuttig, zei Moeder. Maar ik kon er niks mee: zij bleek kleiner dan Barbie en kon dus niet meedoen in verkleedpartijtjes. Ook Ken mocht ik niet krijgen, maar ik denk nu, dat als er een zwarte Barbie was geweest, die wel mijn richting op was gekomen.

Moeder komt steeds meer naar voren als iemand die zich wel erg bewust was van kleur: zij was misprijzend over het gegeven dat Oma haar huid met een paraplu beschermde tegen de zon, die wilde zo wit mogelijk zijn. Mijn eerste vriendje H. had een witte huid en een jongensachtig gezicht. Oma was weg van hem: ‘Halus, manis, cantik’, zei ze: fijntjes, lief, knap... Dat vond ik natuurlijk zelf ook, maar Moeder had hier gemengde gevoelens bij. Zij had ook het idee dat tante A. de vrouw van een broer van vader, letterlijk een wit voetje voor had bij Opa en Oma. Misschien klopte dat wel: Opa was heel erg op Nederland gericht.

Moeder was wel trots op haar kleur. Een andere herinnering ontspringt. Ik ging altijd mee met kleren kopen voor haar. Moeder past een lichtgeel mantelpakje met een groen-bruinig koltruitje eronder met abstracte motiefjes die wel aan de natuur doen denken. ‘Wat stáát het u goed en wat kleurt het mooi bij uw huid’, zegt de winkeljuffrouw. Ik zie moeder glunderen, ze koopt het ook en RODIER, werd, of was al, haar lievelingswinkel wier kenmerk, kleurige kleding was.

‘Kleur’ is in de grond neutraal. Daarom begreep ik de vraag rondom ‘negerpopje’ niet en waarom moest ik haar een naam geven? Maar voor Moeder die als meisje niet mocht zwemmen in het openbare bad in Surabaya; ‘voor Chinezen verboden’ , golden al de dichtregels van Neeltje Maria Min en ik denk dat dit ook de kernboodschap is van Black Lives Matter:
Noem mij, bevestig mijn bestaan
Laat mijn naam zijn als een keten 
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
O, noem mij bij mijn diepste naam

Voor wie ik liefheb wil ik heten.

maandag 29 juni 2020

'God Loves, Man Kills' / 'Kingdom come' / 'Disobedience'

Zondag. Deze ‘Dag des Heren’ draaide uiteindelijk rondom drie mannen Gods. Nee het heeft in dit kader geen zin om sekseneutraal te zijn... exacter, je kán niet sekseneutraal  zijn want het was nooit de ‘dag der Dames’... ‘Vrouwen Gods’ zijn er gelukkig wel bij de protestanten en de Anglicanen, nooit zal ik de verrukking vergeten toen ik meeliep met een internationale Franciscaanse voettocht van de Tochtgenoten van Sint Frans op Gotland, waar Pipi Langkous ook woont. Ik hoorde dat de eindviering door drie priesters zou worden gedaan, twee uit Zweden en eentje uit Engeland, ik vroeg me  de hele week af, of ik daar wel zo’n zin in had, in zo’n traditioneel einde, en toen bleken het drie vrouwen, en in Malmö was een vrouwelijke bisschop!

Maar in het algemeen zijn het mannen die het voor het zeggen hebben in de kerken, moskeeën en synagogen. De eerste man Gods die ik vandaag tegen kwam was William Stryker, in de graphic novel God Loves, Man Kills. Deze titel zou je een soort van statement kunnen noemen en in het voorwoord zegt de schrijver Christopher Claremont dat hij een verhaal hoopte te schrijven dat lang mee zou gaan met een duidelijke boodschap: het zijn mensen die doden, nooit God, wanneer men elkaar tot niet-menselijk maakt, de ander tot demon, dan begint de discriminatie en het moorden.

William Stryker lijkt op de tv-dominees, hij vermoordt eerst zijn eigen pasgeboren kind en dan zijn vrouw en hij wordt gered van zelfmoord en dan gaat hij het als zijn roeping beschouwen dat hij het heeft overleefd: hij moet de wereld verlossen van de X-men: het zijn mutanten, afwijkingen van de natuur. Dezen hebben speciale gaven, dus je kunt ze ook super-mensen noemen maar voor de gewone mensen met angst, een gevaar: ze zouden het kunnen overnemen, Zijn kind was niet normaal, een monster en daarom moest het wég.

X-men is wereldwijd een hit, een deel van de popcultuur, er zijn minstens drie films van gemaakt, heel veel comics en animatiefilms zijn er ook. Maar dit is het oerverhaal dat zich in het NewYork van de tachtiger jaren afspeelt. Kunnen de X-men een gewone, volwaardige en gewaardeerde plek in de samenleving krijgen of regeert de angst voor het onbekende en het andere?

De tweede man Gods heet Norman Mc Cay in de graphic novel Kingdome Come. Hij zit in zijn kerk, na een preek over de openbaring van Johannes en hij vraagt zich mismoedig af of het al de eindtijd is, er is zoveel chaos. Dan wordt hij bezocht door een soort van engel, die hem over de wereld en in het heelal leidt en hem aanspoort om Superman terug te halen. Sinds deze tien jaar tevoren met pensioen is gegaan, heeft de wereld de hoop verloren, mensen hebben nou eenmaal een figuur nodig om tegen op te kijken en die belooft hen altijd te redden: eerst was dat God en daarna werd dat Superman.

Er ontspint zich een heel origineel verhaal, geschreven door Mark Waid: Superman heeft grijzend haar, hij wil met andere superhelden een reddingsgroep voor de aarde vormen, allemaal oudere heren en een enkele dame, en ook Batman is half kreupel met sneeuwwit haar en lijkt aanvankelijk niet mee te willen doen. Het superteam stuntelt, de mensen gaan aan hen twijfelen en op het einde trekken beiden de conclusie dat er geen superhelden nodig zijn: het zit in mensen zelf om er iets van te maken.

's Avonds bekeek ik de film Disobedience, die begon met een preek van een rabbijn in de synagoge, die qua taalgebruik helemaal aansloot op de twee eerdere voorgangers van God, vol Bijbelse verwijzingen, maar nu naar de Thora, God heeft de mensen gemaakt naar zijn evenbeeld, maar die kunnen ook beestachtig zijn... de rabbijn stort neer en sterft. Zijn dochter is fotograaf geworden in New York en heeft de zeer rechts-orthodoxe Joodse gemeenschap in Engeland verlaten. Ze komt terecht in haar verleden, waar ze een hecht driemanschap vormde met Dovad en Etsi. Hij is de spirituele zoon van de gestorven rabbijn en opvolger, en Etsi is na het  vertrek van Ronit ingestort en hersteld, ook door  te  trouwen met Dovad... Dat had Ronit niet kunnen bedenken...

Een mooie, intense film met datzelfde thema wat al de hele zondag speelde: wie maakt de wereld? God en zijn geboden of hebben mensen keuzevrijheid en kunnen ze hun hart volgen en zullen ze zo het onverwachte kunnen toelaten en tot vernieuwing in staat zijn? Laten ze zich klein houden en zaaien ze namens God verdriet en vernietiging en vernederen ze zichzelf of putten ze uit het vat van een positief geloof in zichzelf, zelf een bron van creativiteit naar een wereld waar men in harmonie met zichzelf en elk andere leeft? Het was een  welbestede zondag met één enkele korte regenbui; van buiten dus naar binnen en dit niet alleen maar letterlijk.

zaterdag 27 juni 2020

Lagere school-herinnering

Gisteren lag ik languit in de zon en liet mij opdrogen na een zwempartijtje. Mmm.., heerlijk. Plotseling kwam juffrouw H. mij voor de geest. Zij was mijn onderwijzeres in de derde klas van de lagere school. Ze was zwart en had iets ongenaakbaars en dat had te maken dat haar man een sjieke modezaak in de stad runde, die er nog steeds is met dezelfde naam, zij was rijk zeiden we tegen elkaar en zij was ook modieus en hip gekleed. Heel anders dan de andere juffrouwen. Of voelde zij ook ‘anders’ omdat zij de enige zwarte was?

Een keertje nam ze me apart en ze zei heel vriendelijk en lachend tegen mij: jij en ik delen iets met elkaar hè? Ik had geen idee waarover ze het had... ze zag mijn verwarring en liet het zo. Nu komt deze herinnering zomaar terug en nu denk ik: ze bedoelde vast dat wij beide niet wit waren! Ik voelde me geen buitenbeentje op de lagere school: sterker nog, ik was het lievelingetje van juffrouw N. in de vierde en vijfde klas. Dat was een combinatieklas, waar in één leslokaal aan twee klassen les werd gegeven: als de ene helft les had, dan was de andere helft iets schriftelijks aan het maken.

Zo zat ik in de 4e en de 5e met naast je dus ook een 4e en 5e die een jaar jonger of ouder waren. Je was toch wel ook een eigen klasje en ik was van zo’n klasje een beetje de ‘leider’,  ik verzon en schreef toneelstukjes voor de verjaardag van de juffrouw en voor bij het einde van het jaar, en toen de juf ging trouwen. We kregen daar alle gelegenheid voor. Ik moest voor een onschuldige operatie een weekje naar het ziekenhuis en kreeg toen een map vol lieve brieven en getekende kaartjes van de gehele klas en er was een toneel-en muziek-avond, de eerste keer uit het ziekenhuis dat ik het schoolplein weer betrad. De hele klas kwam naar me toe: 'Mirjam, Mirjam, mag ik zometeen naast je zitten?' Moeder was stomverbaasd dat ik zó populair was en heeft dit herhaalde malen in familiekring verder verteld.

Maar in de zesde klas veranderde alles. Ons groepje werd gemengd met de al bestaande klas en die had ook een leider Maaike heette ze, en zij was duidelijk het lievelingetje van juffrouw M. die ook nog eens de directrice van de school was en waar ik met angst en beven wel al mee te maken had gehad, want je moest bij haar een briefje halen, als je te laat was. Dat was ik weleens, niet door eigen toedoen: ik had twee broertjes op de kleuterschool, die ik naar school moest wandelen en die treuzelden en bleven spelen op de twee kilometer erheen. 

Ik viel van een voetstuk, al was ik mezelf helemaal niet zo bewust dat ik die had en wellicht ‘de leider’ was van mijn oude klasje... Maar juffrouw M. zei mij dat letterlijk: dat ik nu niks waard was en ook Maaike met haar vriendinnetjes pestten me. Het lukte me maar niet om anoniem te worden in die grote klas en juffrouw M. plantte ook het idee in me, dat ik eigenlijk nogal dom was en naar de huishoudschool zou gaan. Weer waren mijn ouders verbaasd: 'Hoe kom je daar nu bij?!' en ze hebben toen een keer met juffrouw M. gepraat, het schooljaar was al bijna ten einde. 

Vreemd genoeg werd ik bij juffrouw M. thuis uitgenodigd, alleen. Ik weet nog hoezeer mij dat verbaasde, het had iets van een eer, kinderen kwamen echt niet bij de onderwijzers thuis. Ze woonde in een flat die heel modern was ingericht, met gekleurde meubelstukken in felle kleuren van Artifort. Thuis hadden we ook zo’n tongstoel, die nu overigens bij mij in de kamer staat. Juffrouw M. was héél  vriendelijk, zo had ik haar nog nooit meegemaakt, ze presenteerde koekjes en limonade en ze bood mij iets van excuses aan, denk ik nú. 

Wéér begreep ik er helemaal niks van. Wat wilde ze van me en wat bedoelde ze? Vanwaar deze plotselinge omkeer? Ik zie nog haar speurende ogen die mijn ogen zochten op zoek naar...iets, maar naar wat, dat wist ik niet. Enigszins verward stond ik later weer buiten. 

Nú pas vraag ik mij af, of ‘discriminatie’ hier iets mee te maken heeft gehad. Hebben mijn ouders op de een of andere manier juffrouw M. onder druk weten te zetten en haar gedwongen tot iets van excuses? Ik weet wel dat Vader de hoofdcommissaris van de politie goed kende. Hoe, weet ik niet, misschien vanuit zijn universitaire functie. Ik weet wel dat ik dat vaker te horen heb gekregen en daarin zat ook iets van: als het erop aan komt;  ons maken ze niks, we zijn beschermd. 

En deze herinnering komt nu naar boven, in deze Black Lives Matter tijd... ongewild, spontaan. Zo geldt dat vast voor velen: dat er nu kwartjes beginnen te vallen en je bewust wordt dat dit soort van ervaringen je beleven van de wereld mee bepalen.

donderdag 25 juni 2020

Veerkracht

Dàt is me nog eens een omslag door de corona-crisis: als je anders met het Mahler Chamber Orchestra op tournee was geweest in Amerika en Europa en nu in de teststraat corona-tests aan het afnemen bent, zoals er vanochtend in Trouw te lezen is. En dan had violiste Paulien Holthuis nog het geluk dat ze twaalf jaar geleden, tussen optredens door, de opleiding tot doktersassistent heeft gedaan. Ze is al 22 jaar zzp-er, maar of ze ooit nog met viool spelen de kost kan verdienen is de vraag... als doktersassistent trouwens ook, want ze heeft een contract van drie maanden.

Wat een euvel is dit bij artiesten in het zo brede spectrum dat er is: je hebt publiek nodig, dat hoort bij je vak en als dat niet meer mogelijk is dan sta je dus met lege handen. Het doet me denken aan de theologie-studie. Die deed ik met veel bevlogenheid, ik heb ook nooit spijt daarvan gehad, maar dan kom je op het einde van een lange rit erachter dat je je niet kan vinden in de beroepsperspectieven en wat dan? Dan kun je niks, je bent tot niks opgeleid... Gelukkig werd ik beheerder in de wijkcentra en kon daar toch ook iets vanuit mijn hart kwijt.

Maar ergens blijf je ten diepste ‘een theoloog’... Raar is dat. Het is toch blijvend vormend hoe je de wereld bekijkt en analyseert. Van klooster-tijd tot en met mijn belangstelling nu, voor ‘graphic novels’, al is dat wellicht niet zomaar begrijpelijk, hoe dat dan werkt. Het gaat over communicatie, uitingsvormen; hoe mensen zich met elkaar verbinden en met het leven, middels verhalen en beelden... Comics en graphic novels bevinden zich exact op de grens tussen het woord en het beeld en putten uit de bron van de verbeeldingskracht, zoals alle religie dat ook doet.

Die verbeeldingskracht hebben artiesten nu wel nodig om het hoofd boven water te houden, ook in hun eigen beroep. Hoe krijg je een niet volle zaal toch aan elkaar verbonden?.... En hoe blijf je toch artiest als je nu incognito in een teststraat werkt? Als je een mooie Italiaanse viool hebt uit 1750 en al vanaf je zesde jaar viool speelt en tien jaar intensief daarop gestudeerd hebt en je hele leven voor de muziek hebt gegeven en dan ben je nu 47 jaar... In je vrije dagen zoveel mogelijk spelen, zegt ze nu. 

Deze Coronatijd doet zóveel met mensen... Soms snap ik zelf niet hoe gedachten en gevoelens door je heen gaan...Gisteren lag ik op het strand aan de rand bij het riet: met opzet daar natuurlijk, om aan één kant tenminste geen voorbijgangers en strandliggers te hebben. Komt er een oma op dat stukje strook gelopen met in haar kielzog twee kleinkinderen. Ik schrik op en ze weet dat ze de 1,5 meter niet respecteert. Zegt ze lachend tegen mij: Wat bent u mooi bruin! en ze loopt door. En ik vraag me dan af, of ik dit ook onder een vorm van rassendiscriminatie kan scharen... of neem ik dit dan te zwaar op? Maar is dit niet exact de vraag die je je altijd hebt gesteld wanneer iemand onverwacht onaardig tegen je deed of een grens overschreed of je de toegang weigerde en is dit niet precies waar witte mensen zich  nooit mee bezig hebben gehouden?  Wat ook niet helemaal waar is: in de Britse standenmaatschappij is ook de term ‘white trash’ geboren. Ach...

Alles wat mensen nodig hebben, elke keer weer, is Veerkracht. De letters die op het Imaginaire Eiland van Oerol daadwerkelijk op Terschelling verschenen op het strand, de duinen, in het bos en de weilanden. De naam die een deelneemster verzon voor de nieuwe gymclub voor ouderen in mijn laatste wijkcentrum waar ik de beheerder was. En hoe ik toen dacht: dit is een écht theologisch woord.

woensdag 24 juni 2020

NOW en Veronika Muchitsch

Fantagraphics is een uitgeverij van alternatieve comic-books in Seattle. Alweer een hele poos geleden zag ik een filmpje waarin je hen in de begintijd zag: een barstensvolle garage annex schuur vol opgestapelde boeken en tijdschriften Op tafels en op de grond: vanuit hier publiceerden ze en verstuurden ze de bestellingen. Het nam me meteen voor ze in (het lijkt natuurlijk op mijn eigen huis, ondertussen!) en ook hun soort van idealisme en passie: om buiten de reguliere uitgeverijen van toendertijd, DC, Marvel, Vertigo op zoek te willen naar originaliteit.

Ik was ooit alles bij elkaar ongeveer anderhalve week in Seattle, het begin en eindpunt van een rondreis met de auto en tent door Oregon & Vancouver-island, Vancouver, Jasper National Park. De stad ademt ruimte en vrijheid, mooi gelegen aan een baai aan zee en groene natuur eromheen. De fiets was er een veelgebruikt vervoermiddel, boekhandels waren tot laat in de avond open. Starbucks komt er vandaan, toen nog geen wereldhype, maar wel al heel hip aldaar, de vismarkt, de veerboot naar een eilandje iets verderop, de film Sleepless in Seattle en de woonboot gaan bekijken die er nog lag, veel huizen in het groen met 's avonds wasberen in de tuinen... Maar dit terzijde.

Nu bleek Fantagraphics ook een tijdschrift uit te geven; NOW, waar beginnende artiesten een podium krijgen. Dat  is leuk, dan maak je kennis met werk van meerderen tegelijk en krijg je een gevoel voor wat er gaande is. Dat is sowieso leuk van comics/graphic novels: dat het zo internationaal is. Ik besloot twee nummers te bestellen, nr zes en acht, puur ook om de kaft. De eerste met een afbeelding in de sfeer van het werk van Maria Lassing en de andere met een gekke kikker en twee mensjes die op het hoofd in een fauteuil zitten. 

Heel toevallig blijkt er in beide een verhaal te zitten van Veronika Muchitsch, zij woont in Cornwall en op haar site zie ik een sympathieke jonge vrouw, die een sfeer om zich heen heeft, wat er ook in beide verhalen zit, I Keira en They Who Eat Alone. Het eerste verhaal gaat over een vrouw van middelbare leeftijd die in een Ikea-winkel gaat wonen. In de tweede is er een fictieve conversatie tussen vijf eters die zichzelf filmen op internet. Zij heeft stills daarvan geschilderd en ze door elkaar gehusseld.

Mukbang heet het, ik zocht het op en ja, het is verbazingwekkend: filmpjes van mensen die je naar een winkel ziet gaan, dan alles uitstallen op tafel en dan alles opeten. Of je ziet een Koreaanse vrouw eerst alles koken en klaarmaken en opeten, een dikke vette man met stapels hamburgers, een conversatie al sushi etend. Voor de camera eten is de gemeenschappelijke deler, soms met smekkende en slurpende, kauwende geluiden.

Maar dit wist ik nog niet toen ik beide verhalen van Veronika las en bekeek. Wel dat ze meteen een impact hadden. Die aparte combinatie van real life, een Ikeawinkel en internet en hoe zij daar mensen ten tonele voert die daarin leven op een uitzonderlijke wijze. Haar kleurgebruik in pasteltinten, het ‘geschilderde’ effect, niet het scherp getekende. Nu blijkt dat deze twee verhalen, ook de enigen zijn die zijn gepubliceerd. Ze schildert ook een man die zichzelf 24 uur per dag filmt en nauwelijks zijn huis verlaat, ‘cyberman’ en ze belt aan bij zomaar een huis en tekent het interieur. 

Over zichzelf meldt ze: ‘With an interest in observing solitude and the way we inhabit and experience the world, her comics are a declaration of love to people who create their own worlds in the digital age’. Zij geeft een Gmail-adres en nodigt uit om ‘hi’ te zeggen, ik heb bijna de neiging om dat te doen.

dinsdag 23 juni 2020

(Zelf)isolatie?... Rough and Rowdy Ways

Ze zeggen dat we in historische tijden leven en misschien is dat ook zo. Tevoren kabbelde alles voort met bekende evidenties, volgens ongeveer de helft van de mensen die zich lieten horen en de overige zwijgende meerderheid: de rijken worden rijker, de armen armer, met de planeet moet anders om worden gegaan wegens opwarming, smeltende poolkappen, vervuiling, maar hoe kun jij als enkeling daar nou invloed op uitoefenen? En dan waren er de bekende brandhaarden omtrent burgeroorlogen, vluchtelingen, repressie.

Dat alles is er nog steeds, maar door corona lijkt het alsof we het anders behandelen: van binnenuit, dichter op de huid? Greta Thunberg deed dat al rondom het klimaat en nu is er ook Black Lives Matter, wereldwijd, terwijl de term al veel ouder is, maar nooit, zoals het virus, meerderen, besmette. Er is een wereld die nu een subthema collectief deelt: COVID-19 en het mondkapje is werkelijk overal te zien en er zijn er nog velen die aan thuisisolatie doen en bijna  even zo velen - in Nederland tenminste - ondertussen, die dat niet meer willen en af willen van een 1,5- of 2-meter-samenleving.

Thuisisolatie blijkt steeds meer ook een luxe. Je moet de hort op als je geld moet verdienen voor een dagelijkse maaltijd, samenlevingen balanceren of eerder, zitten op de wip, op-en-neer tussen Corona en de economie. Er is bij mij een soort van vermoeden, dat het virus veel verraderlijker is dan de groep van ‘corona-waanzin’ denkt: Nederland heeft een soort van luxe om te kunnen kiezen en te laveren. Kijk naar India: daar moét de samenleving weer open. Mijn dagend optimisme dat Corona nu wel onder controle lijkt, wordt door de vette kop van Trouw op de voorpagina weer gesmoord: 'Één dag zonder corona-doden zegt nog maar weinig'. Ook de reportage op het journaal van een jonge vrouw, ex-corona patiënt die nu bloed geeft ten bate van een geneesmiddel en zegt geen idee te hebben, hoe ze het heeft opgelopen, nee ze deed niet aan carnaval en grote groepen, brengt mij bijna in een complottheorie: dat insiders weten hoe grillig en onvoorspelbaar het virus is, maar geen paniek willen zaaien, want de mens heeft behoefte aan perspectief. Zelfs Jort Kelder, een van de eersten die over de economie begon, zei een keertje later, dat we natuurlijk ook niet willen dat het virus een tweede golf kan veroorzaken... alsof hij in een een-tweetje door Rutte zelf was bijgepraat...

Enfin. Ik zit nog thuis en realiseer me mijn luxe-positie, vergelijkbaar met artiesten in Amerika die ook thuis zitten. Een aantal volg ik al vanaf het begin van de corona-tijd. Zo is daar Norah Jones die trouw elke week op mijn vrijdagochtend een miniconcert aflevert. Maar nu was ze er ook vanochtend en ze praat voor het eerst: ze draagt dit concert op aan alle zorgverleners en familie van slachtoffers van COVID 19. Ze is in het zwart gekleed en eindigt met het liedje dat ze ook op film heeft gezet, met Zoom en medemuzikanten: To Live: een liedje met perspectief: lééf in liefde in het moment.

En Mary Chapin Carpenter zet elke zondagochtend een liedje op YouTube vanaf haar boerderij in Virginia met haar hond Angus die wel eens in beeld is en een poes die in de buurt rondzwerft, zegt ze dan. Ze eindigt elk optreden met de woorden: ‘Stay strong, stay mighty’ en dan balt ze haar hand tot een vuist en laat spierballen zien. En dan is er Melissa Etheridge, die elke dag muziek maakte tot en met Day 57. En toen zag ik een bericht langs komen dat haar zoon gestorven is aan een overdosis... Nu meldde ze zich weer met een concert vanuit de garage die ze nu speciaal daartoe heeft ingericht, sfeervol en kleurig met kerstlichtjes: Healing me (dus ook Melissa Etheridge). Ze praatte ook veel en ik vond het hartverwarmend om te zien dat je zowel haar pijn en verdriet zag als machteloze moeder van een drugsverslaafde, als haar roeping van artiest-zijn: zeggend dat iedereen in het leven dingen meemaakt die je neerslaan en verwonden, maar dat muziek helend kan zijn: tenminste voor haar, nu, en hopelijk ook voor luisteraars.

Zo vergleed de avond en lag ik uiteindelijk in een donkere kamer naar muziek te luisteren, want daarna hoorde ik het nieuwe album van  Bob Dylan: Rough and Rowdy Ways, zijn eerste album na acht jaar, met eigen liedjes. Tevoren bracht hij drie cd’s uit met covers van ‘crooners’ zoals Frank Sinatra. Misschien dacht hij zelf ook, dat hij wel klaar was met zelf-schrijven; alles en zoveel al gezegd en ook al de Nobelprijs voor literatuur binnen. Misschien dat de corona-tijd hem weer creatief maakte: de teksten zijn veelgelaagd met honderden associaties en verwijzingen. De titel en hoes passen in deze tijd, waar alles wrikt en kantelt: met op de voorkant mensen die bij een jukebox, zonder gezichten in beeld binnen een dansje wagen...zoals je dat nu graag zou willen... In deze historische corona-tijd: ‘Rough and rowdy ways’...


maandag 22 juni 2020

Vrijheid en Mevrouw S.

Vanochtend werd ik wakker met de woorden: I wish I knew how it feels to be free. Dat is een liedje van Nina Simone, er zijn meerdere uitvoeringen van, waar ze vrij preludeert. In eentje noemt ze Jonathan Livingston Seagull, de meeuw, die weet wat het is om vrij te zijn. De ene keer blijft ze tot het einde van de uitvoering worstelen met het thema, ergens anders zingt ze triomfantelijk op het eind: I know how it feels to be free!

De woorden gingen gepaard met beelden van Mevrouw S. Die heb ik zo’n twintig jaar gekend tot haar dood, we hebben kennis met elkaar gemaakt in de Stichting Ouderen-Jongeren ‘67. Ja, zij was een echt vrijheidsmens. Ik struinde met haar in de begintijd langs het grof vuil dat op straat stond en heb ooit een bank met haar naar binnen gesleept. Ik heb uit die tijd ook zelf nog een stoel. Als huisvriend had ze een zwarte kraai die ze tam had gemaakt, die zat er gewoon bij op de rand van de tafel en op haar schouder en vloog rond. Veel, veel later, na haar hersenbloeding kookten we op een klein pitje in haar kamer in het verzorgingshuis: zij gaf aan wat ik moest doen aan snijden en bakken en we hadden dan tevoren met haar rolstoel de boodschappen daarvoor gedaan. Ik heb nog steeds haar oude keukengerei in gebruik: een grote lepel, vleesvork, schuifspatel met lichtgele en oranje handvatten. 

Waarschijnlijk is zij weer zo levend tevoorschijn gekomen omdat haar kleindochter ergens woont op weg naar de waterplas en ik vorige week daar bijna elke dag fietste en mij afvroeg of ik haar zou herkennen, nu zij ook alweer twintig jaar ofzo ouder is geworden... Ik ken haar als kind en toen als tiener en jonge vrouw. Zij heeft een grote slak van glas die ik uit Venetië als souvenir had meegenomen. Mevrouw S was daar heel blij mee, het werd een pronkstuk in haar kast. Na haar dood zei haar dochter dat ze die slak zonder nadenken aan haar dochter had gegeven, die deze ook altijd zo mooi vond: Of ik deze terugwilde? ‘Nee, laat maar hoor’ zei ik. Tenslotte heb ik van Mevrouw S. mijn eerste beeldje van Franciscus van Assisi gekregen en een klein Mariabeeldje die op de tv stonden. ‘Neem maar vast mee, want mijn familie begrijpt daar toch niks van’ zei ze erbij. Dat was lang, lang voordat ik zelf echt iets met Franciscus kreeg...



zondag 21 juni 2020

Egel & egeltje

Dit is erg leuk: ik zit op een stoel op het terras in de vroege ochtendzon, zo komt deze achter in mijn huis en tuin, nog voordat deze in het midden van de tuin gaat schijnen. Een boek op schoot, van koffietafel-grootte (Winsor mc Cay, His life and Art door John Canemaker, om precies te zijn). Hij is beroemd geworden met de gekleurde paginagrote comic Little Nemo in Slumberland in de New York Herald in het begin van de 20ste eeuw) - en ik hoor getrippel vlak onder mijn voeten. Ik kijk over het boek heen en daar loopt Egel met een klein egeltje achter haar aan, voorbij! Zo lief en schattig, achter elkaar over het terras en dan verdwijnen ze in de struiken aan de zijkant.

Ik ren naar binnen en pak iPad van de lader, heb het startklaar, naar natuurlijk kan ik ze niet meer vinden. Mijn tuin verandert in een Safari-jacht-terrein, ik loop op mijn hurken langs de struiken met de iPad voor me en spits mijn oren: hoor ik ze ergens schuifelen? Maar ik hoor alleen maar het gekwetter van de vele mussen in de toppen van de bamboe. Nog steeds laat ik iPad liever niet los, want als ik ze nu toch nog zie, dan kan ik razendsnel van app wisselen en ze toch nog vastleggen. Daarom dat ik  maar dit blogje ben gaan schrijven, en voor mijn eigen herinnering, natuurlijk. 

En nu ik dan toch bezig ben: de laatste week fietst ik elke dag wanneer het niet regende naar de Berendonck, een beetje indachtig, dat ik anders op Terschelling ergens heen was gefietst. Het was redelijk weer, maar er was ook een dag vol kou en mist en op het Imaginaire Eiland zag ik de twee talk-show-hosts in regenkleding op een tapijtje bij de Liesinger Plak, de duinrand vlak achter de camping, waar ik vaker heen wandelde en die ik dan steil omhoog beklom om van daaruit de zee te zien. Anders... had ik nu bijna de hele dag in mijn tent gezeten, mijn handen warmend aan een beker koffie of thee. Nu was het thuis véél comfortabeler.

Het is vaker zo geweest, dat het tijdens Oerol slechter weer was, dan in de week die erop volgt. Nu wordt in het binnenland een hittegolf voorspelt vanaf de woensdag, over de 30 graden, terwijl op Terschelling de warmte achterblijft met een voorspelling van 23 graden. Ook dat is vaker voor gekomen: op het vaste land warm weer, op Terschelling veel wind en zelfs regen... Nu hoef ik dus niet op het eiland te bedenken of ik gebleven was of naar huis zou gaan, want ik hou van warmte en dus ook van een hittegolf, die ik graag in Nederland mee maak, dat voelt toch nog aan als uitzonderlijk. In mijn directe omgeving, het park hierachter, is het nog steeds overal groen.
O! Ik dacht Egel te zien bewegen, maar het is de schaduw van een tak van de bamboe.

PS: Later op de middag: ik hoor geproest, vlakbij mijn stoel. Egel ligt er, temidden van droge bamboeblaadjes, als in een nest, midden in het bamboebosje. Alleen. Misschien is het pappie-of mammie-egel, zonder jonkie en zijn die andere twee ergens anders aan de wandel. 

zaterdag 20 juni 2020

Droombeeld: lichtgroen en bruin

Het droombeeld blijft bij mij hangen, dus ik zal er dan toch maar een blogje aan wijden. Ik hang met mijn neus boven een heel fijn geweven, met de hand gesponnen, licht groenig behang op de muur van een kloostercel. Vooral die ene lichtbruine ‘aardse’ draad er doorheen valt mij op. Maar het behang zal worden weggehaald en vervangen door een veel bruiner, ook handgeweven behang. Waarom? ... vraag ik.  ‘Dat doen we altijd bij een nieuwe bewoner, het nieuwe wordt ook heel mooi’.

O, zeg ik, en ik loop de kloostertuin in. Daar zie ik de oude bewoner op een balkon (nee, die heb je in het echt niet in kloosters) dollen en lachen, een beetje dansend op muziek, met een ander, die ik niet zie maar wel vermoedt. Iemand naast me zegt: kijk, zij neemt het helemaal niet serieus, haar studie, zij spijbelt veel, nou zie je het zelf. Ik zeg terug dat ik dat nu werkelijk nergens op vind slaan: juist in het niet stil zitten en andere dingen doen, juist dat kan een nieuwe bron van kennis zijn en kom je op nieuwe ideeën. Einde droom.

Tja, wat moet je ermee? Ik kijk bij het opstaan naar mijn kamer vol dvd’s en bedenk dat als ik deze allemaal nog eens wil zien, ik jaren verder ben, Tezamen met al mijn boeken, kan ik de rest van mijn leven wel vooruit. Ja. Logisch want het verzamelen ervan duurde ook mijn hele leven tot nu toe... Als ik nu elke ochtend zou beginnen tot in de avond, dan kan ik nog lang vooruit. Al die ‘kennis’ ooit tot je genomen en wat doet dan verder met je? Moet ik het wellicht vergelijken dat het ooit als lichtgroen behang mijn wereld binnenkwam en het deze bekleedde en mij beschutting gaf, maar dat ik nu een andere bewoner ben en de muren bruin zijn geworden?

Bruin... de kleur van de Kapucijnen, Franciscanen,  Clarissen, de kleur die mij lang tegemoet kwam in de habijten van de kloosterlingen en die ik nu nooit meer zie. Bruin: de kleur van compost en vruchtbare aarde, van het verenkleed van de mussen die de hele dag om mij heen kwetteren en vliegen. Groen... de vele nuances daarvan in mijn tuin, een muur van groen om mij heen en sinds de quarantaine mijn belangrijkste leefomgeving?

Gaat deze droom over nieuw en oud, elke keer weer? Over verandering en continuïteit inéén? Over vooroordelen, waar mensen elkaar in vastzetten en mijn voortdurende streven om daar niet in te raken? Is mijn droom ook gevormd door het liedje To Live dat Norah  Jones op video heeft gezet, in dubbelgangers-vorm op een trap en achter haar piano, ‘omgeven‘  door mede-muzikanten? Samen en toch alleen, het motto van deze Coronatijd en wellicht ook wel een beetje van mijn leven? Zo, genoeg erover. Eens kijken of ik mijn droombeeld nu achter mij kan laten.

donderdag 18 juni 2020

Snackbar Gods

In de St Jan Kathedraal in Den Bosch kun je nu een hostie ontvangen die je door een loket wordt aangegeven in een  vierkanten papieren bakje met grote flappen, het ziet er van de bovenkant uit als een kruis, maar het zijn de handvaten en erna kun je het bakje weggooien. Dit in het kader van het Coronavirus, natuurlijk.

Mijn eerste associatie is toch een snackbar, een goddelijke snackbar waar je in een soort van frituurbakje een stukje van God kunt halen. Ik dacht aan de snackbar die ik als peuter weleens bezocht, zo oud moet ik geweest zijn, want het was vlakbij waar ik toen woonde: ‘de torenflat‘ heette het gebouw in de volksmond. Ik vond het er spannend, er was een klein loket waar vader de bestelling deed en daarachter was dan een grote keuken waar je niet in kon kijken, maar je hoorde sissende geluiden en er waren de dampen van gebakken frituur. Ik wist dat we dan papieren zakken meekregen met de frieten en toch dacht ik elke keer ook magische dingen: dat er iets uit zou komen dat je sterker maakt of waar je van zou kunnen vliegen. Die mensen achter dat kleine gat in de muur waren misschien ook tovenaars... tenminste: ik liet die mogelijkheid open.

Ook denk ik terug aan de tijd dat ik stage liep, om misschien wel pastoraal werker te worden in de katholieke kerk. Toen bleek dat je als je op ziekenbezoek ofzo ging, tenminste naar mensen die niet mobiel genoeg waren om zelf naar de kerk te gaan, je dan gezegende hosties kon gaan halen in de kerk, om ze uit te delen. Let wel: gezegend en geconsacreerd door de priester, zelf mocht je dat ritueel niet voltrekken, en daarmee had je dus echte stukjes... ja, wat, Jezus bij je?, omdat het brood en de wijn daadwerkelijk verandert in het lichaam en bloed van Christus, volgens het katholieke geloof? 

Nee! dacht ik, dat ga ik NIET doen, en ik voelde het ook tot in mijn vezels,  ik zie me al fietsen heen en weer naar de kerk en door de stad,  alles in mij verzette zich daartegen, onberedeneerd: dit kon niet waar en echt zijn... Het werd een van de redenen om te ervaren dat ik niet hoorde in die katholieke kerk. En nu weer, vraag ik me dit af: wat zit hier voor een vreemde gedachtegang achter en hoe moet ik me dat concreet voorstellen: zit er nu achter dat loket een priester, die één voor één in lange rijen al klaargezette bakjes, in elk dan een hostie legt en dan prevelt: ‘Lichaam van Christus’? 

Ik denk dan terug aan de tovenaars die ik als peuter vermoedde en die mij ook wat ontzag inboezemde, in die friettent, in mijn herinnering, héél groot, een beetje zoals de kathedraal van nu: ruimte om je heen die wanneer je die betreed niet meer hoort bij de alledaagse wereld. Maar peuters worden groot... En nu zou ik willen dat al die hocus-pocus en die industrie omtrent ‘het heilige’ afgelopen zouden zijn. Zoals de aflaat-praktijken in de Middeleeuwen: een kerk die rijk werd door het product van verlossing en vergeving te leveren aan de gewone gelovigen. 

woensdag 17 juni 2020

Ochtendpost. Alfabet

Dit is de dag beginnen met een Oerol-ervaring op het imaginaire eiland: je kunt de Ochtendpost ontvangen met de optredens die er vandaag zijn en het is nu Nynke Laverman die nu ‘goede morgen’ tegen je zegt. Zij is Fries, is begonnen met fado’s te zingen, vertaalde gedichten van Slauerhoff in het Fries, en zij is een echt ‘kind van Oerol’. Ik heb prachtige optredens van haar gezien en haar voorstelling Wachter had haar première in een kerkje op Terschelling. Ook haar man Sytze Pruiksma zit in het DNA van Oerol: hij heeft ooit een geluidsinstallatie in de duinen gemaakt die me bij is gebleven. Misschien hebben beide elkaar wel leren kennen op Oerol.

Nu zong ze, met alleen haar gezicht in beeld, je aankijkend Your Ancestor, een voorproefje uit haar nieuwe voorstelling PLANT waarvan ze hoopt dat deze in November in première kan gaan. In het Engels:
Hello there
This is your ancestor speaking
Your predecessor  from the 21st century
When you emerged repressing me
Remember? That was us
The Homo Economicus
De ‘You’ zou ook het Coronavirus kunnen zijn, maar ze richt zich aan ons nageslacht: wees mild voor ons, want we bedoelden het goed, we wilden echt niet met ons idee van ‘groei’ de wereld vernietigen.

Gisteren bij Opium op Oerol met Cornald Maas, dat dus gewoon doorgaat, een inkijkje in de loodsen waar alles wat voor Oerol nodig is bewaard wordt, er wordt nooit iets weggegooid, alles wordt opgeslagen. Splinter Chabot loopt er rond met Joop Mulder, oprichter van Oerol. Gast was Tyfoon die ook op Oerol zijn vleugels heeft uitgeslagen. Of misschien was hij al bekend, maar is hij verliefd op eiland geworden tijdens Oerol:  nu komt hij elk jaar op Oerol en was ook veel op Terschelling tijdens zijn burn-out. En Ruben Terlou gaat elke dag op zoek naar een vogel: in de archieven zoekt hij zijn eigen kinderhandschrift op, waar hij als 10-jarige heeft geschreven welke vogels hij heeft gezien. Ik zag hem enkele jaren geleden: hij maakt foto’s enkele meters boven mij op de dijk bij het wad. 

Vleugjes van Oerol terwijl je thuis zit en elke keer weer rustige straten en fietspaden ziet, terwijl het duinlandschap en de zee en de boschplaat er even rustig is als wanneer je er zelf bent; dat blijft voor mij het bijzondere van Oerol: swingend tussen de mensen of stil in afzondering met de wind...ik hoop dat het eerste toch echt weer ooit terug komt...

Gisteren kwam er ook weer een mooi boekje aan: Alfabet van Charlotte Dematons. Ik beschouw het als staande aan de uiterste rand van de ‘graphic novel’, maar het valt wellicht onder de prentenboeken. Zonder woorden zie je op elke afbeelding die twee pagina’s beslaat, als een zoekplaat van alles wat begint met de desbetreffende letter en dat reikt ook tot de omgeving: bij de N speelt alles zich in de Nacht af, bij de E zie je eigeel rondjes drijven in een lucide eigeel en denk je dus ook aan einder en eindeloos en roept het impliciet het woord evenaar op. De woorden buitelden dus juist in me, terwijl je er nergens eentje leest. Dat is ook apart: zonder woorden is het toch een uniek Nederlands boek geworden (nou ja, Vlaams-België kan ook meedoen) omdat je afbeeldingen niet kunt vertalen naar een andere taal. Het boek is dus een soort van imaginair eiland: alles is er tegelijkertijd niet en wel. 



dinsdag 16 juni 2020

Mondmasker. Padman

Vandaag heb ik in een half uurtje tijd, vier mondmaskers gefabriceerd uit een oud t-shirt waar naast katoen, ook spandex in zit, voor de extra rek. Ik had nog heel oude stofzuigerzakken en had gelezen dat die goed werken als filter en dat dichtbij die van de medische mondkapjes kwam. Op internet had ik een handig patroon gevonden. Kort gezegd vouw je een A4-tje in de lengte doormidden, je maakt het aan beide zijden rond met de rand van een schoteltje ( dat is al de vorm van het masker) dan maak je 4 cm vanaf beide kanten een gat in de vorm van een smalle paperclip van 6 cm lang en een halve cm breed (voor de oren). Je vouwt het papier weer uit, tekent het patroon op een t-shirt, je knipt het geheel uit, (daar heb je wel een goede stofschaar voor nodig, die ik voor dit doel speciaal had besteld)  en klaar: ertussen in kun je een in drieën gevouwen stofzuigerzak leggen. De achterkant van het t-shirt is je tweede mondmasker en dan kun je nogmaals het papieren patroon leggen op de bovenkant van het t-shirt. Resultaat: vier maskers, een ieder met acht filterlagen, 6 stofzuigerzak, 2 t-shirtstof. 

Ik was aardig content, maar besloot toch nog even bij het RIVM te kijken wat zij zeggen over mondmaskers. Welnu, die raden stofzuigerzakken juist af! Want daar kan allemaal spul in verwerkt zijn die weer slecht zijn voor de ademhalingswegen... Al mijn werk voor niks? Het zou op de verpakking moeten staan, wat er in de stofzuigerzak verwerkt is. Welnu, in de mijne staat alleen dat het is gemaakt van ‘een nieuwe synthetische stof’: polypropyleen. Het zijn héél oude stofzuigerzakken nog van mijn eerste stofzuiger. Wie wat bewaart heeft wat... Zij lijken me dus wel veilig om te gebruiken.

Ik moest meteen denken aan de Indiase film Padman. Het is het waargebeurde verhaal van de man die voor India de ‘pads’ heeft uitgevonden. Hij zag dat zijn vrouw onhygiënische oude doeken gebruikte bij de menstruatie en bovendien vijf dagen lang geen sociaal contact mocht hebben. Hij koopt voor haar een pak westers maandverband, maar die kost 55 rupies, een vermogen, zijn vrouw wil ze niet dragen. Dan slaat hij aan het experimenteren: hij gaat ze zelf maken met katoen en watten. Zij vrouw is eerst welwillend om ze te gebruiken, maar ze werken niet, ze heeft haar bebloede sari moeten wassen voor het oog van haar familie en ze schaamt zich.

Arunachalam Muruganantham, geboren in 1962 kan er niet mee stoppen, hij blijft experimenteren, hij probeert medische studentes zover te krijgen om zijn verbeterde sanitaire pads uit te proberen, die willen niet, en dan zijn nichtje, maar de familie komt erachter en spreekt er schande van en dan gaat hij het zelf maar uitproberen met dierenbloed, maar het werkt niet, hij besmeurt de rivier ermee, en dan kan uiteindelijk zijn vrouw de schaamte niet meer aan en wil scheiden. Hij gaat zwerven en gaat zorgen voor het zoontje van een professor, in de hoop om kennis te vergaren. Uiteindelijk krijgt hij deze via de computer, die de jongen kan bedienen. Het materiaal van een pad, dat zijn geen watten en katoen, maar een samengeperst iets, dat in het westen in grote fabrieken wordt gemaakt.

Hij bouwt zelf in een schuur een installatie, uit eenvoudig materiaal, dat de vier fasen tot het maken van een pad bevat en nu kost 1 pad maar 2 roepie. Toevallig is zijn eerste gebruikster een studente die in nood in het dorp zocht naar maandverband, de pad werkte perfect en zij helpt hem verder. Hij wint er een nationale prestigieuze prijs over innovatie mee en spreekt uiteindelijk in New York in de VN, omdat hij besloten heeft om niet rijk te gaan worden door de verkoop van het patent, maar zelf deze installaties te plaatsen in dorpen zodat vrouwen zelf goedkoop deze ‘pads’ kunnen maken. Hij wordt sindsdien liefkozend ‘Padman’ genoemd, een verwijzing naar Batman.

Volgens mij was dat spul ook polypropyleen en anders lijkt het erop. De film uit februari 2018 is overigens verboden in Pakistan en Kuwait, wegens het schandalige onderwerp, maar in India is het aantal vrouwen dat ze nu dus gebruikt alleen maar gegroeid. Ik ga mijn eigen gefabriceerd mondmasker wel gebruiken, maar wanneer weet ik nog niet.

maandag 15 juni 2020

Imaginair eiland

Ik keek in mijn foto’s terug van vorig jaar, de Biënnale in Venetië en blijf hangen op een uitspraak van Jesse Darling: ‘The consistent thread is that everything is connected and everything is vulnerable’ Hoe waar is dit gebleken, nu in de Coronatijd... Ik lees in mijn eigen blog terug dat ik met haar mijn Biënnale-tijd afsluit, op 30 augustus, alweer op weg naar huis, in de trein. Zij wilde beeldhouwster worden, maar werd ziek en had de lichamelijke kracht daar niet toe. Dus ze is gaan beeldhouwen met gewone dingen om haar heen. Eyecatcher waren een groep rode plastic stoeltjes op wankele poten. Dat associeerde ik met het mensdom, maar nu, in deze Coronatijd, kan zo’n groepje helemaal niet meer zo aanwezig zijn, zo dicht tegen elkaar.

Ik ben benieuwd wat zij nu maakt, in Coronatijd...Zij weet dus heel goed, hoe het is om in je aspiraties tegengewerkt te worden doordat je ook je lichaam bent en haar eigen wijze van kunstenaarschap is een voorbeeld hoe je toch ten volle kunt zijn wie je bent, ondanks de beperkingen. Dat is een ervaring die een ieder nu heeft te realiseren: wie ben je, wie blijf je en misschien vooral ook: wie wil je nu worden? Deze tijd heeft veel wat verborgen was ineens in de openbaarheid gebracht: geweld en seksueel misbruik wereldwijd in thuissituaties, dat alcohol een belangrijke oorzaak is van geweld in Zuid Afrika, waar twee rivaliserende jeugdbendes zich verzoenden met elkaar en voedsel bij de anderen gingen brengen. In Nederland de omstandigheden van mensen die werken in de slachthuizen en dat wist ik al 25 jaar geleden, toen een vriend van mij één dag meeging, midden in de nacht gestouwd in een vol busje met onbekenden: hij is er meteen mee gestopt. En dan is er natuurlijk Black Lives Matter: mensen die nooit meer terug willen gaan naar hoe het eerder was en nu dan eindelijk met hun ervaringen van negatie, vernedering, discriminatie naar buiten komen...

Ondertussen heeft Oerol een ‘Imaginair Eiland’ opgericht: er is een programma dat je gratis kunt bezoeken, je kunt je deze hele week tot en met vrijdag je ermee bezig houden. Er zijn optredens en podcasts en interviews, er komen ‘Zoom-meetings’ waar je aan kan meedoen. Aan  mensen die op het eiland zelf zijn, wordt gevraagd om géén publiek te gaan vormen, dus ook voor hen, aanwezig op het echte eiland, blijft Oerol imaginair, oftewel virtueel. 

Gisteren zag ik een bijna lege boot naar Terschelling, alle mensen met mondmaskertjes en Kasper op het eiland arriveren, een fiets huren aan de kade, waar ik deze ook altijd huur, zijn fietstocht over bekende paden en dan zet hij zijn tentje op, op een verder volstrekt lege camping, de natuurcamping bij West-Terschelling. En je hoort hem een plas plegen in de bosjes. Vanochtend keek ik meer dan veertig minuten naar Kasper op de Noordsvaarder. Een camera met dat weidse zicht op het Groene Strand, het is wat mistig, ook daar is het gras verdroogd zoals hier, er komen met regelmaat fietsers en een enkele wandelaar in regenkleding voorbij en de camera moet zichtbaar zijn, want één van de vier dames die voorbij wandelen, gaat uitgebreid zwaaien.

Er is geen geluid, maar uit jezelf hoor je de wind waaien en de capuchon bij je oren wapperen en de enige constante in beeld, is dus dat kleine mannetje in de verte. Hij tuurt lang op het Wad, loopt naar het midden van het beeld, heeft zijn dagrugzakje achtergelaten, loopt weer terug, staat stil en loopt naar de rand van het water, draait zich weer om en loopt uiteindelijk de verte in, richting de duinen en ontmoet daar een ander minuscuul klein figuurtje. Het anders  ‘zo zinderende eiland’ , uit zijn eigen aankondiging, is leeg... Elke dag zal hij ergens anders op het eiland zijn.

Toch aardig gedaan. Ik ontbeet en las onderwijl de krant, maar  het gebeurt toch wel een beetje dat je naast je terrasstoel met zicht op de bloemetjes in de potten en de groen omsloten tuin, óók een beetje daar bent, de sfeer van Oerol én Terschelling om je heen. Ik zie twee vrouwen in de buurt van hem op het strand wandelen, je ziet ze kijken naar hem, twijfelen of ze dichterbij zullen komen en dan lopen ze toch door. Zou er live wel iets van muziek te horen zijn, zoals het filmpje ook eindigt? Ik ben benieuwd of en hoe het Imaginaire Eiland mij kan boeien: ‘alles is met elkaar verbonden en alles is kwetsbaar’, een aardig motto voor deze imaginaire Oerol-week.


zondag 14 juni 2020

Keeping quiet

De buurtjes gingen vanochtend, Zondagochtend, het huis stofzuigen en de twee stroken groen aan weerszijden van het rechte tuinpad maaien, met een gemotoriseerde grasmaaier. Wat een lawaai, als je de zondag rustig wilt beginnen. Zondag wil ik toch graag een beetje anders dan de andere dagen maken, al ga ik nooit meer naar de kerk. Wat trouwens ook nu in Coronatijd helemaal niet kan. Buiten Nederland zoek ik wel doelbewust een christelijke kerk op, de feestelijke en drukbezochte rommelige viering in Pondicherry en dat de mensen met de benen buiten de open ramen hangen en er een hele processie was met jubelend gezang in Benin , of de baby’s die tijdens de dienst gewoon naar buiten en weer naar binnen gebracht, met blote billetjes om te plassen in een klein kerkje aan het Tobameer op Sumatra: het zijn de vieringen waarvan ik weet, dat als het zo in Nederland zou zijn ik wel vaker zou gaan... Een veeg teken is, dat ik het maandelijkse Vietnamese loempia’s ruiken en eten na de dienst in de buurtkerk, het liefst niet wilde overslaan...

Enfin. Zondag: niet als de dag des Heren, maar als een dag waar je toch een pas op de plaats maakt, maar niet letterlijk. Vandaag kwam Keeping Quiet tot mij, een gedicht van Pablo Neruda, in een filmpje met rustgevende waterbeelden. Ik dacht aan gisteren toen ik lang keek naar twee zwanen in het blauwe water en ze pootje badend tot bijna mijn middel, volgde. Dat had ik nog nooit eerder gezien: hoe zij voedsel op de bodem zoeken en hoe komisch dat eruit ziet, als ze helemaal duikelen en je de twee zwarte flapvoeten aan weerszijden van een veren puntmuts boven het water ziet uitsteken. Ook hoe ze bijna synchroon samen optrekken, met hun bewegelijke lange witte halzen, alsof ze met onzichtbare touwtjes onder water aan elkaar verbonden zijn. Zo helemaal gericht op elkaar. Zwanenparen zijn, geloof ik, monogaam en trouw aan elkaar.

Het gedicht heeft zoveel lagen...het gaat ook over de drukte die we maken om niet aan onze dood te hoeven denken, alles willen opvullen met activiteit, dan heb je het gevoel constructief te zijn.De droevenis die dat juist soms kan geven, omdat al onze daden ook voorbij gaan en niks opleveren. Maar ook hoeveel geweld we ons zelf en de andere en de aarde toebrengen, door steeds maar te handelen.

Ik vind de rust, het tot stilstand komen van deze Coronatijd ook wel iets louterends hebben. Niemand kan meer gedachtenloos vooruit, naar méér, méér en nog eens méér. Voorzichtigheid is geboden. Toch ook fijn, geen voortdurend voorbij zoevende auto’s en geen stank meer van uitlaatgassen, als ik een drukke weg oversteek, op weg naar de waterplas. Het ruikt overal naar droge grassen, en bloemig en naar het zoete water in de sloten. Fijn ook, om je lichaam uit te strekken en in de zon te liggen en er weinig mensen om je heen zijn. De opvallendste regels in het gedicht zijn voor mij:

It would be an exotic moment
without rush, without engines 
we would all be together 
in a sudden strangeness.

zaterdag 13 juni 2020

De doos rondom Churchill

Zo. Het beeld van Churchill in Londen is vast ingepakt uit voorzorg: men verwacht dat er vandaag weer veel mensen op de been zullen zijn voor Black Lives Matter. Een grote dichte doos om Churchill en ik dacht erbij: lekker puh, net goed. Toen ik de dikke biografie van Gandhi las, moest ik regelmatig aan dit beeld denken, dat op zo’n centrale plaats in Londen staat. Er wordt veel geciteerd uit reacties van Churchill toen Gandhi bezig was om India onafhankelijk te krijgen. En ook al in zijn jongelingsjaren toen Gandhi advocaat in Zuid Afrika was en  bezig was om de apartheid aan de kaak te stellen. Churchill is ronduit racistisch omtrent het zwarte en het gekleurde ras, die hij te dom vond om onafhankelijkheid aan te kunnen.

Als er een ander mens dan Churchill aan de macht was geweest, dan was de geweldloze strijd die Gandhi heeft gevoerd, wellicht helemaal niet nodig geweest: anderen in de regering rondom Churchill wilden wel al ‘toegeven’, maar Churchill hield voet bij stuk. Boris Johnson kan nu wel beroep doen dat hij Europa goed door de tweede Wereldoorlog heeft geleid, maar ook daar kun je vraagtekens bij zetten, als je alleen al naar The Crown kijkt. Hij lijkt eerder een symbool te zijn geworden van strijd tegen Nazi Duitsland, maar symbolen hebben geen recht van spreken en hebben ook geen standbeeld.

Gisteren las ik bij het water Een muur van de Pest uit van André Brink. Het boek groeit naar een climax en het wordt helemaal één op één: De Pest , de Zwarte Dood, die in de 14e eeuw Europa teisterde is op het einde de rassendiscriminatie. De helft van alle mensen heeft altijd de Pest gehad, er zijn muren gebouwd om hen weg te houden uit het publieke, politieke machtsdomein: dat realiseert Andrea zich uiteindelijk, een kleurlinge die voor haar blanke vriend Paul op zoek is naar filmlocaties in Zuid Frankrijk over de pest en dan toch ineens verliefd wordt op Mandla, een zwarte man, een vluchteling, die haar noodgedwongen vergezeld op deze reis. Voor nu kun je zeggen: Covid 19 is de ziekte die door blanken aan alle zwarten en kleurlingen is toegedicht: je moet er afstand van houden, voor hen heeft altijd een 1,5 meter samenleving gegolden, terwijl de blanken knus bij elkaar hokten en de wereld regeerden. 

André Brink weet via beschrijvingen van geuren heel goed het leven in Zuid Afrika op te roepen. Mandla, de zwarte man brengt Andrea terug naar de wereld en de leefwijze uit haar jeugd, waar alles zo anders is dan in de burgerlijke westerse samenleving met alle nette afgesloten huizen,  hij brengt haar terug naar de pijn en vernederingen die ze heeft ondergaan en die ze het liefst vergeet, maar ook naar de geschiedenis en de verwantschap met haar familie en haar volk: daarin is ze geworteld en niet in Europa waar ze, al is het daar in 1983 beter dan in de apartheid van Zuid Afrika, toch een vreemdeling zal blijven.

Het boek bracht mij terug naar mezelf, naar de keuken van mijn oma vol heerlijke geuren en smaken. In haar persoon verwees zij naar een ander land en een andere leefwijze: tussen de planten in huis, de rozen en rabarber in de tuin. Dat oorspronkelijke leven van daar is nooit aangetast, beschermd door mijn opa, die wel op de Nederlandse samenleving was gericht. Mijn oma heeft nooit Nederlands geleerd, maar voelde zich wel thuis in de winkel van het dorp waar zij de boodschappen deed. Zó kan het zijn, heb ik altijd gedacht: je leeft met en naast elkaar. Het is als dat liedje van Reinhard Mey, Viertel vor Sieben dat ik hoorde op YouTube: het zijn de goede, eenvoudige herinneringen uit je jeugd die je blijvend doen verlangen naar een thuis dat ongecompliceerd is en je blijvend vormen...

Het beeld van Churchill: wanneer kan het dan weer worden uitgepakt? ... En wil je daar dan 24 uur politiemensen omheen zetten? Want diep in de nacht is dat beeld natuurlijk altijd te beschadigen en kapot te maken. Het inpakken ervan lijkt op de laatste vormen van actie van de blanke hegemonie. Dit is misschien een nog sterker signaal, dan wanneer mensen het van de sokkel hadden getrokken, tenminste dat hoop ik: dat er uiteindelijk mee wordt gezegd: wij gaan vrijwillig de doos in. 

vrijdag 12 juni 2020

Vijf films

In de keuze van een film, waarmee ik regelmatig de dag beëindig, is een criterium dat ik naast het verhaal, graag iets nieuws wil leren of iets konkreets wil zien. Zo keek ik naar Dobhi Ghat (Mumbai diaries), dat zich dus afspeelt in Mumbai, waar ik bijna heen was gegaan, afgelopen Februari. Het bleek ook nog eens een film, waarin het lukt dat mensen uit  verschillende kasten een band met elkaar krijgen. Hij is een schilder, zij dochter uit het allerrijkste milieu die als hobby het gewone straatleven fotografeert en degene die hen beide kent is de man die de was voor hen doet, vuile was ophaalt en keurig gestreken weer aflevert.

Die was wordt door hem gedaan in Dhobi Ghat, een grote openluchtwasserij aan de rivier en hij komt uit de allerlaagste klasse: hij woont in een oude treinwagon en heeft als extra baantje ook nog eens dat hij ratten vangt in de slums. Hij wordt verliefd op haar, maar weet dat zij alleen vriendschap wil en hij komt er gaandeweg achter dat zij weer verliefd is op de kunstenaar. Het geheel is op de guerrilla-manier gefilmd, zoals dat heet: er is geen enkel decor gebouwd, alles is live gefilmd op straat, in bestaande gebouwen, tussen de mensen in. Mumbai is een ander hoofdpersonage: deze filmkeuze was dus oké. Ik zie daar ook wel dat typische terug van de Indiase samenleving: je kunt gewoon doen wat je wilt in de openbare ruimte, allerlei werkelijkheden spelen zich pal naast elkaar af. (Wat mis ik dat nu, dit straatleven...)



Ook in de Zweedse miniserie waarvan ik gisteren de laatste episode zag The most beautiful hands in Delhi, werd mijn wens naar India-beelden ruimschoots beloond in een aansprekend verhaal: de ontslagen Goran Borg, al negen jaar treurend over zijn scheiding en een dochter die hij nauwelijks ziet, nooit verder gekomen dan het kleine Zweedse stadje, laat zich overhalen om mee te gaan op een India-reis. Hij wordt meteen doodziek omdat hij water uit de kraan drinkt, blijft in Delhi achter en wordt onder de hoede genomen van een Indiër die werkt in de toeristenbranche en woont bij zijn dominante moeder in een prachtig huis met bedienden. Goran blijft in India, hij wordt verliefd op een vrouw die in een schoonheidssalon die zijn handen verzorgt, en zij blijkt vast te zitten in een huwelijk met een zeer rijke, machtige multimiljonair, die zaken heeft in zowel strandhotels in Goa als in de kledingindustrie.

Herkenbaar is de wijze waarop zijn Indiase vriend hem wegwijs maakt in de Indiase samenleving door al zijn contacten en slimmigheden: ze gaan ergens een perskaart laten drukken voor Goran, zodat hij als journalist aan het werk kan, hij regelt een flat en hij blijft Goran stimuleren en bemoedigen door steeds maar te zeggen dat hij aan God moet vragen wat goed voor hem is, bloemetjes werpen op een beeld in een kast, en hij ziet dat God het beste met hem voor heeft. Zo charmant vind ik dat: die mix van heel gewoon God erbij halen, beroep doen op vertrouwen en tegelijk allerlei praktische vaardigheden hebben en blijven handelen.



Een film waarover ik wel moest lachen is The Tourist, met Johny Depp en Angelie Jolie, twee aangename mensen om naar te kijken en het leek erop dat zij op een bootje stonden in de lagune van Venetië. Dat bleek zo te zijn, de hele film speelde zich in Venetië af, maar er klopte niks van! Heel Venetië aan elkaar gemonteerd, komen ze aan in een hotel dat in het echt aan de kade ligt, maar nu in het midden van het Canal Grande zou zijn, en dan wel een uitzicht op SanMarco plein en dan staan ze ineens op de groente en fruitmarkt achter de Rialtobrug, maar het is zogenaamd vlak naast het hotel, en zo ging het maar door. Toch was het wel leuk om hiermee in Venetië te zijn en om te ervaren hoe goed ik het daar nu ken...(nee, de weg weten, dat schrijf ik niet op, daarvoor blijft Venetië ook een doolhof van straatjes).



Ik werd verrast door de film See You Yesterday: ik had zin in een gewone luchtige film en zag dat de hoofdrollen twee zwarte kinderen waren, die een tijdmachine uitvinden, met het meisje in de hoofdrol: dat leek me dan wel geinig. De film begint met een vette knipoog naar de bekende Back to the Future films, waar Michael Fox de tijdreiziger speelde en hij nu een oude docent is, die de twee kinderen belachelijk maakt met hun tijdreis fantasieën. Maar dan blijkt de film een bloedserieuze ondertoon te hebben: de broer van het meisje is door een blanke politieman doodgeschoten en zij probeert meerdere malen terug te reizen in de tijd om het ongedaan te maken. De film is uit 2019 en je ziet er op de tv demonstraties met spandoeken met ‘Black Lives Matter‘. De zwarte regisseur Spike Lee is producent van de film.



Die mengeling van filmgenres en stijlen, is ook terug te vinden in I kill Giants. De titel is mij bijgebleven omdat ik meerderen, voornamelijk jonge vrouwen, heb gezien die vertellen over hun favoriete graphic novels en die zeiden hoe ze tot tranen toe bewogen waren, zo ontroerend vonden ze het boek. Het gaat over een meisje, op eenzame missie, die reuzen dood in het bos achter het huis aan zee, waar zij woont en zo het stadje redt van de ondergang. Zij wordt door niemand begrepen, zij heeft hutten achter gordijnen op zolder en op het strand waar ze drankjes brouwt en spreuken maakt om de reuzen te verslaan. De film begint ook met verstilde natuurbeelden, waardoor je kunt voelen dat het niet zomaar een fantasy-film is, waarin je bent belandt. Ook ik was na het kijken op het einde geroerd...


donderdag 11 juni 2020

De touch van Maggi Hambling



Fijn om in de vroege ochtend al een nieuwe ontdekking te doen: de Britse kunstenaar Maggi Hambling. Een oudere vrouw kijkt mij aan in de serie Tate-shots, zodanig indringend dat ik het meteen wil aanklikken en dan verschijnt ze met meteen iets volstrekt eigens en eigenzinnig en dan loopt ze alleen nog maar naar een schuur in de natuur, waarachter haar atelier ligt.

Wat ik dan zie grijpt mij meteen bij de lurven, ik zou willen dat ik het in het echt ergens zou kunnen zien. Ze schildert portretten, de zee, maakt sculpturen van stukjes hout, zij is dode en stervende mensen gaan tekenen, grote uitwaaierende jakobsschelpen op het strand van Suffolk waar zij haar leven leeft, een ode aan Benjamin Britten, weer iets heel anders dan al het andere werk: groot en van staal, mensen trouwen eronder, schuilen, beginnen daar hun begrafenis, vertelt ze met die intense blik...ze wil zich niet in een hokje laten zetten, ze is altijd maar bezig, ze ziet wel wat het wordt.

Ze wacht op  het moment dat ze al haar eigen kleine dingen kwijt raakt en dat iets  het overneemt vertelt ze in de film Maggi’s Hambling Habit of Subverting Expectations. Ze maakt iets en daarna geeft ze het uit handen, wat anderen ermee doen of wat ze ervan maken is aan hen. Er is een zeer controversieel beeld dat ze van Oscar Wilde maakte; dat maakt haar niet uit, zo kwam Oscar Wilde te voorschijn uit het materiaal.

Ze noemt zich een ‘lesbiocon‘ lees ik in Wikipedia, zij heeft twee zeer langdurige relaties gehad met vrouwen, de laatste was ook haar model,  en ze verscheen vroeger veelal in smoking. Ze rookte stevig, is op late leeftijd daarmee gestopt en op haar 65ste er weer mee begonnen.De aanraking, ‘touch’ is het woord dat vaker valt: zij raakt de verf, het materiaal aan, ze wordt geraakt door wat ze ziet, ze wil en  hoopt dat deze ‘touch’ ook anderen raakt. Ze onthult een klein zelfportretje van de hand van Rembrandt, die ze liefkozend Ronny noemt en wat ze erover zegt geldt ook voor al haar werk: ‘je hebt een menselijke ontmoeting met deze kleine tekening...een visuele conversatie...er is iets anders aan de gang’, zegt ze.

Ik heb jarenlang gedroomd over de zee en bij haar zie ik die zee als een persoon worden, heftig en in beweging en zeer present. Ze schildert nu het smeltend ijs op de poolkap, dat grijpt haar aan, zegt ze en een bootje dat nog net te zien is in zee, er waren eerst wat gedaantes op, maar die zijn in het proces verdwenen... zegt ze. Wat ze zegt doet er eigenlijk niet zoveel toe. In al haar werk zie ik die aanwezige presentie, die doorborende en tegelijk nabije blik die ik al zag voordat ik het eerste filmpje op YouTube aanklikte. 

woensdag 10 juni 2020

De muur van...

Nee, er past nergens meer een boekenkast in mijn toch al overvolle huis... dus dan maar een meter boeken opruimen om plaats te maken voor de aangeschafte stripboeken en graphic novels’ en alles wat herorganiseren. Ik kwam twee boeken van André Brink tegen, nog nooit gelezen, maar eentje lijkt erg van toepassing in deze tijd: De Muur van de Pest. Alle thema’s van nu komen  bij elkaar: Paul is een blanke man, zeer geïnteresseerd in de tijd toen de pest in Europa in  de 14e eeuw uitbrak, hij wil een film en een boek erover maken, zijn huidige vriendin Andrea is kleurling en zij moet zich ontfermen over Mandla, een vriend van Paul, een zwarte man, gevlucht uit Zuid Afrika.

Het boek is uit 1984 nog in de tijd van de apartheid en deze zwarte man verwijt Andrea, onderweg in Avignon, op zoek naar filmlocaties  voor Paul, dat zij vlucht in Europa en geen verantwoordelijkheid neemt voor haar land, ze moet ook  haar stem verheffen, ze is Zuid-Afrikaanse, dat mag ze niet verloochenen.Andrea heeft aanvankelijk een hekel aan hem, maar ergens weet zij ook dat er misschien een kern van waarheid in zit. Paul heeft haar ten huwelijk gevraagd en zij weet dat wanneer zij ‘ja’ zegt, ze definitief aan de ‘witte’ kant van de samenleving komt te staan, Mandla zegt steeds dat zij in feite zwart is. Ook vraagt ze zich af of Pauls obsessie met de pest: Mensen  die het privilege hebben om zich af te zonderen in huis en een oplossing vinden in het samenleven met elkaar, man-vrouw, geest & lichaam etc, dat het onderwerp is van films die hij maakt, iets is, waar zij wel warm voor kan lopen.

Opmerkelijk; dat thema van de muur: tussen zwart en wit om te slechten en tijdens de pest letterlijk indertijd op veel plaatsen opgericht om groepen van elkaar te scheiden en jezelf te beschermen: we leven ditzelfde thema nu volop. Iets in de gedachtengangen van Andrea, als kleurling is mij bekend, dat heen-en-weer , het leven in een soort van tussengebied. Zou dat een reden zijn dat ik deze twee boeken zo ongeveer opgedrongen kreeg? Ze zei erbij dat het haar absolute lievelingsboeken waren. Ik kon ze niet weigeren, ze stopte ze zo ongeveer in mijn tas, maar heb ze tóch geweigerd door ze dus nooit gelezen te hebben...

Al lezend kwamen er steeds meer herinneringen naar boven, over T. de geefster van deze boeken (ook in het boek zelf worstelt Andrea voortdurend met wat ze wel of niet wil aannemen van haar mannelijke geliefden en het lukt haar niet goed om ‘nee’ te zeggen) T. was een mededeelnemer van een reis naar Assisi en het Rietiedal, de voettocht die ik een jaar later zelf begeleidde. Er kwamen reünies van twee groepjes waarvoor ik beide gevraagd werd en dat verwaterde, maar L. de Jezuïet, zag ik afzonderlijk en T. nodigde mij, ook met veel aandrang, uit om bij haar te komen logeren, toen ze hoorde dat ik enthousiast was over het Groninger Museum  en de binnenstad.

Het werd een heel apart weekend. T. lag in scheiding, ze treurde nog erg om hem, en zou een maand later uit het huis verhuizen en haar moeder was een half jaar eerder overleden. Ze vroeg me of ik mee wilde om bloembollen te planten bij haar graf, bij een heel klein kerkje op een terp in de uiterste, hoogste punt van Groningen. Uitzicht op de weilanden zover je kon kijken, in stilte , alleen de koude wind woei in onze gezichten en zij was af en toe in tranen. We plantten er honderd bollen. ’s Avonds kookte ze heerlijk: een Aziatisch gerecht, het eten was gewikkeld in lotusbladeren. Ze woonde in een groot modern huis, vol kunst met schijnwerpers erop,  ze was in het zwart gekleed met zilveren sieraden, een edelgesmede hanger en brede armbanden en ontworpen ringen. Heel anders dan de sjofele T. tijdens de voettocht en door wie ik ervaren heb hoe hard tandenknarsen in je slaap klinkt: als schurende, piepende schuurdeuren.

Toen kwam ze met die twee boeken aan. Waarom? Ik vraag me ook af, of er meespeelde dat ik zelf een kleurtje heb? Ze zou me een adreswijziging sturen. Die is er nooit gekomen, ze is dus onvindbaar voor mij geworden, de boeken kan ik haar niet terugbezorgen. T: ik heb al heel lang niet meer aan haar gedacht en dan ineens komen er allemaal scènes in brokjes weer binnen: die laatste ontmoeting was toch wel raadselachtig.

dinsdag 9 juni 2020

Geen Oerol, dan maar tuintheater

Anders... had ik vandaag om deze tijd op de boot naar Terschelling gezeten. Ik had ook in de planning om geen terugreisticket te nemen en daar te kijken hoelang ik het nog na Oerol leuk zou vinden in mijn tent, in de natuur. ‘Helaas, het is wat het is...’ Deze zin is al ontelbaar veel door een ieder gebezigd, natuurlijk. En dan je zegeningen tellen dat je een dak boven je hoofd hebt en genoeg te eten en te drinken. Of niet: juist in totale paniek en stress schieten, bestaanszekerheid die op de helling is komen te staan, knagend gemis en machteloosheid om mensen om je heen...

Ik kan mij alleen gelukkig prijzen. In mijn tuintje dat als klein rustig paradijsje voelt, vol leven om mij heen: kikkers in allerlei maten springen langs,  mussen tjilpen, merels vliegen op ooghoogte voorbij en scharrelen soms op enkele meters van mij af. Er moest ook een nest zitten, nog geen twee meter vanaf waar ik veel zit, in de dikke bruidssluier, want een mannetje en vrouwtjes merel duiken er regelmatig in of komen eruit en turen dan op een uitstekend takje om zich heen. Dat lijkt op hoe ik graag over de duinen aan zee tuur, dacht ik vanochtend, midden op Terschelling...

Gisteren stak ik mijn neus in de struiken, maar kon het nest niet vinden. Maar vandaag keek ik nog eens en keek zo recht naar het bewegende kraaloog van Merel! Tenminste als ik me het niet heb verbeeld, ik zal de check nog meermaals maken. Er vliegen  ook tortelduiven die dit jaar, geloof ik, een nest in de kruin van een boom hebben in de voortuin, de musjes zitten nu ook weleens op de warme kale dakpannen en er waren zes eksters. Ik weet  niet of ik daar nu blij mee moet zijn, roven die geen eitjes en jonge vogeltjes? Ik heb al een jong dood mereltje gevonden...

Tja, nu heb ik deze weken dus genoeg tijd om het verloop van alles te aanschouwen, zoals ook de groei van de courgette, de aardappel, de munt en de rabarber. Ik kan alles water geven, als het nodig is. Andere jaren is na Oerol de tuin een beetje een woeste ravage. Dus ik ben naar het tuincentrum gegaan en heb er drie grote roze, in verschillende tinten, vlijtige liezen bijgehaald en een lichtgele margriet en lupine Een bont geheel, die bloemetjes tegen al het omringende hoge groen. En er bloeien meerdere passiebloemen in de bamboe.

Geen zee, geen wijdsheid, geen prikkelende voorstellingen, geen duinpan om in te liggen... Naar de opmaat van deze dag, de actuele afwezigheid van wat er anders was, gebeurt het me al meer dan een week dat, terwijl ik iets heel anders doe, er ineens haarscherpe herinneringen van iets van Oerol en Terschelling voorbij komen, soms van heel veel jaar geleden. Hoe je brein in je hersenpan werkt, dat blijft een verrassing. 

maandag 8 juni 2020

All Lives Matter

Toen waren er nog onschuldige tijden... Ik was beheerder in een Wijkcentrum waar elk jaar een zaaltje gehuurd werd door een Sinterklaasverhuurbedrijf. Af en aan veranderden gewone mensen in Sinterklaas met enkele Pieten en gingen zo een gezin ofzo verblijden. Het gekke vond ik altijd dat meneer Pietje gewoon de weg vroeg en dan als Sinterklaas naar buiten schreed en dan aan je vroeg of je wel braaf was geweest, en je meteen je weer dat kind voelde en heel beleefd: 'Ja, Sinterklaas' zei. Nu denk ik steeds aan die keer dat er een jongen lachend bij de bar stond, vroeg waar hij moest wezen en er stralend bij zei: Ik hoef niet geschminkt te worden, dat scheelt veel tijd! Een zwarte jongen dus, die nu een groot voordeel had in de Sinterklaastijd. 

Toen de Pietendiscussie begon, vroeg men in het Wijkcentrum waar ik toen de beheerder was, expliciet wat ik daar nou van vond. Ik hoefde niet na te denken: Zwarte Piet is zwart en ik heb toen zelfs een lichtbruin houten Pietje die ter decoratie diende, met een viltstift zwart gemaakt. Het verhaal van Sinterklaas en Pieten was toen allang niet meer dat van een witte overheerser met zijn knechten: in het Sinterklaasjournaal was de Sint eerder een oude, broze man die zonder zijn Pieten helemaal niet meer in Nederland kon komen om alle kinderen blij te maken en de Hoofdpiet was het intelligente brein dat alles coördineerde. Black lives matter: mooi toch dat Nederland een verhaal had waar een keer per jaar er zoveel zwarten het publieke domein overnamen? Sint kon dan wel met zijn paard het dak op, maar zonder alle zwarte pieten zou er geen cadeautje de huiskamer in komen.

Gisteren keek ik naar de film Two is a Family, over een man die een baby in handen wordt geduwd door een vrouw, het resultaat van een nachtje. Demain toute commence  is de Franse titel van deze tweetalige film en dat is eigenlijk beter. Ik keek om te zien hoe deze zwarte man werd neergezet. Hij is een mooie grote viriele man, een feestbeest die heel makkelijk witte vrouwen weet te versieren in de tropische vakantieomgeving waar hij zich bevindt en hij is de kapitein of bootbestuurder van een jacht, dat hij als liefdesnest gebruikt, waarvan de eigenares een oudere blanke vrouw is. Ik dacht: alle clichés zijn dus aanwezig: een vrolijke man, die zich wat dommig houdt, maar met zijn charmante sex appeal wel een potje kan breken bij iedereen, misschien is dit Senegal, waar rijke westerse vrouwen een zwarte 'lover' zoeken om even alle stress van zich af te laten werken...

Maar het verhaal evalueert. Hij krijgt dus die baby in de handen geduwd van een blanke vrouw, hij besluit de huilende baby terug te brengen naar Londen, hij valt al op in de metro naar de pub waar zij zou werken, door een blanke, wat dikke homo met baard, die producent is in de filmindustrie en die hem meteen een baan aanbiedt als stuntman, omdat hij zich van een van de heel hoge roltrappen die Londen rijk is in de ondergrondse, naar beneden laat glijden omdat hij onderaan de baby vergeten is. 

Dan worden heel veel jaren in korte tijd verteld: de moeder blijkt onvindbaar en hij wordt stuntman en verdient goed, met de homoman is een vriendschap ontstaan en het meisje wordt acht jaar en krijgt een soort droomwereld en droomvader: Een huis met een kinderglijbaan en een ballenbak en grote playmobil poppen, wolken tegen de blauwe muren... Ze hebben allerlei spelletjes en rituelen met elkaar, ze dansen en basketballen door de straten. Maar ze verschijnt maar vijf dagen per maand op school. Nog steeds hangt er om hem heen, als je dat zou willen, iets van de dommige cliché-neger, zo'n mannelijk tegenwicht van de dikke down -to-earth bediende en tweede moeder van Scarlett O Hara in Gone with the Wind.

Maar hoe verder de film vorderde werd ik toch meegenomen. In een korte scene waar vader en dochter een dokter bezoeken, krijgt hij de onheilstijding dat er niks meer aan te doen is... Hij veegt de tranen uit zijn ogen weg en zegt tegen zijn dochtertje die buiten wacht dat de dokter zei dat ze naar het pretpark moesten. Dolle scenes in achtbaan en attracties, maar zij begint haar moeder te missen, waarvan ze denkt dat deze een geheim agente is die over de wereld reist: elke dag zet hij een berichtje namens haar op de mail... De homo-vriend, die zich als een moeder voelt van het kind raadt hem aan de waarheid te vertellen, ze komt er toch een keertje achter. Maar hij twijfelt en wil haar perfecte droomwereld niet verstoren... Dan duikt de biologische moeder weer op en wil het kind. De rechtbankscene lijkt op die van Meryl Streep en Dustin Hofmann in Kramer vs Kramer.

Kortom: het is allemaal "In the eye of the beholder" Ik kan wel denken dat een zwart mens als een cliché wordt neergezet, maar dan is het mijn cliché, gevoed door de opinie van anderen... Zwart is in feite neutraal zwart. Maar als voor zoveel zwarte mensen in Nederland een zwarte piet onverkort met slavernij wordt geassocieerd en dus pijn  doet, dan kan dit niet meer. Misschien is het jammer dat rassendiscriminatie in Nederland gekoppeld is geraakt aan de ZwartePieten-discussie en heeft het vertroebelend gewerkt.

Het is alweer tien jaar geleden, zie ik in mijn blog, dat ik over Giovanca schreef, en daarna noem ik haar nog twee keer, en ik zag in haar de toekomst van Nederland. Nu is zij zowel talk-show-host in Op1, naast zangeres natuurlijk, en ook zij was vorige week in M emotioneel: het moet over gaan, dat altijd extra je best moeten doen met een soort van drijfveer in je, dat je elke kans moet grijpen om te laten zien dat "black is beautiful", zeg ik nu in mijn woorden, naar een slogan die ook langer geleden al opmars deed.

Ook ik ken, als gekleurd mens, subtiele discriminatie en weet wat het is om ergens op de achtergrond dat zeurdeuntje te hebben: 'zal ik dat nou wel gaan doen,  speelt in deze kortaffe reactie nou toch mee dat ik een kleurtje heb?'... enzovoort. Toen Barack Obama tot president werd gekozen, was Moeder emotioneel. 'Een mens als ons, heeft het zover gebracht', zei ze. Misschien zou de slogan van deze Coronatijd kunnen zijn: "Black Lives Matter; All  Lives Matter."