donderdag 28 februari 2019

Exit Permit, krokkedillen, Mamallapuram

En toen was ik nog steeds in India.... India, de Regelgever is monsterlijk groot... Er verscheen ineens een nieuw woord: ik moet een Exit Permit hebben om het land uit te mogen, alleen via internet aan te vragen, bleek toen ik wéér bij de immigratiedienst in Chennai binnenliep. Op de vlieghaven zeggen ze dan  nog dat ik het zó mee kan krijgen... Al die misinformatie...

Net als een poel met krioelende krokodillen, die ik vandaag onderweg van Chennai naar Mailbalipuram waar ik nu ben, heb gezien. Een krokodillen-dierentuin, met crocs van over de hele wereld, door de overheid ingericht. Gaat er weer onverwacht een brede bek vol tanden open... Mij gaf het wel energie om ze te zien, want ik had de hele nacht tot 10.00 in de ochtend in de vertrekhal doorgebracht. Het vliegtuigpersoneel was heel aardig, hebben van alles geprobeerd, liepen met mijn paspoort op en neer van hun incheckbalie naar de immigratiedienst, alles ‘knus’ gehuisvest in één ruimte. Maar het mocht niet baten... Wij zijn hulpeloos, zeggen ze dan en kijken daar dan ook zo bij. 

Dat was dan weer een aardige tuktuk-rijder, die me uiteindelijk op dit heel fijne plekje heeft gebracht. Lakshmi Cottage, in Mamallapuram, ik hoor in mijn kamer de branding, het ligt bijna aan een zandstrand. Dat blijft zo apart: precies op het moment dat ik moe werd in die tuktuk, zegt hij: Je hebt vast vannnacht weinig geslapen... donot worry God will help you... he is helping everybody... hindu, moslim, christian, I always say: there is only one God! Hij trakteerde me onderweg op thee. Tegelijk heeft hij genoeg ‘zakeninstinct’, om toch nog de afgesproken de prijs een beetje te willen verhogen. En dan denk ik: gelijk heb je, waar hebben we het over, voor jou is die paar honderd rupie zoveel meer waard, dan voor mij. Het dan toch speels kunnen doen, hij had ook nog geldbriefjes uit Oman op zak, liet het zien en zei: Hier, deze dan erbij voor jou! 

De aanvraag en honorering van de Exit Permit, en dan moet het me eerst nog lukken, zoeven viel de site op de krakkemikkige computer in het guesthouse steeds weg en kon mijn iPad geen verbinding met de WiFi aldaar maken en Google pakte die computer ook niet, die aanvraag dus kan volgens de site twee weken duren. Nu lift ik mee op de smartphone van de zoon van de eigenaar en is er niks aan de hand. Ik beschouw het maar als een verlengde vakantie. Het heeft ook wat prikkelends, elke keer een onverwachte situatie. En dit is het soort plek, vol gezellige winkeltjes en een klein goed boekhandeltje, een strand met palmbomen, waarvan ik me altijd heb kunnen voorstellen zo te willen overwinteren....
Dus tja, ach... India wil me nog niet kwijt, denk ik nu maar.

dinsdag 26 februari 2019

India; haar diversiteit, Serinty Beach.

Ik ging naar Serinity Beach. Nog even fijn op een strand liggen. Ik kwam de tuktuk-rijder met wie ik eerder gepraat had weer tegen. Die zat op hetzelfde bankje in de schaduw waar ik langs liep, onderweg daarheen. Ik dacht het eerst te gaan bewandelen, het was 6 kilometer, maar na het stuk over de boulevard merkte ik toch dat ik nog moeie voetjes had van de dag ervoor. ‘Hee, this is my friend!' zei hij tegen zijn collega’s. ‘She is a social worker! How are you!’ 

We praten weer wat. Zijn kinderen waren nu naar school en zijn vrouw was naar het ziekenhuis voor een check up aan haar hart. Eerder had hij me al verteld vijf kinderen te hebben, de oudste was 28 jaar en de jongste 8. Hij zou in april 50 jaar worden. Hij woonde in een huis met een puntdak, had ik begrepen uit het gebaar,  niet zo ver weg, aan zee. Hij zou me wel naar Serinty Beach brengen voor een vriendenprijs. 

Pondicherry is als een ovaal gebouwd, zoals een Frans Fort, had ik ergens gelezen. Buiten de ringweg ben je meteen in dorpjes die eraan vastgekleefd zijn. We bleken dus langs zijn huis te rijden. Een puntdak ja.... gemaakt van zinken golfplaten, tegen een verhoging van stenen aan, in het begin van het dorpje dat verder wel ‘gewone’ stenen huizen had. Hij woonde dus aan de rand van het dorp en behoorde vanuit het dorpsperspectief bij de armsten. Het was zijn familiehuis, zijn vader woonde er ook. Terwijl hij wél aardig verdienden voor hier, met de tuktuk, had hij eerder beaamd, dat komt omdat er zoveel buitenlanders zijn voor ritjes.

Hoorde ik het nou goed, de tuktuk gaf veel lawaai, dat hij vroeg of ik die nacht in zijn huis wilde komen slapen? Misschien is het een wijze van spreken, want in een bus raakte ik ook in contact met drie meisjes, we hebben foto’s uitgewisseld, en daarvan vroeg ook eentje: Stay with my family! vlak voordat zij uitstapte. Toen vroeg hij ook of ik hem misschien kon ondersteunen... ik was toch social worker? Toen ik zei dat ik een poor social worker was, kwam hij er niet meer op terug.

Armoede... ja, die is er hier ook in overvloed... In deze straat heeft wel een week lang een man in een hoek gezeten, bij een rafelige doek en iedere keer als ik langsliep riep hij: Madame! En dan loop je dus toch gewoon door. Toen ik een keer laat terug liep, lag hij op de grond te slapen, in zijn vodden. In de avond aan de boulevard zijn er ook enige bedelaressen, vooral in het weekend.  De vrouwen van mijn leeftijd, die raken me wel. Ik heb er weleens eentje gevolgd, zo ver als mijn ogen konden reiken. Elke keer die hand op en geen enkele keee iets krijgen....Er is ook een meisje met een klein aapje op de arm, de eerste keer dacht ik even dat het een baby was. Gisteren sloeg ze me over bij de vraag naar iets. Een man met krukken zag ik overleggen met zijn metgezel: laten we naar dié vrouw gaan, iemand met een mooie sari en sieraden om, maar ze kregen niks...

Ik ben van Serenity Beach wel terug gewandeld naar Pondy, langs de zee. Terwijl de grote weg die veel verder op, die er parallel aan loopt, krioelt van de winkeltjes en mensen en verkeer, zijn er vlak langs zee alleen maar in plukken verspreid kleine huizen en daar waar strand is heel kleine vissersbootjes, waar je met twee mensen op  kunt staan en een klein motortje. Het vraagt veel inspanning om die door de branding de zee op te krijgen en ook weer terug het strand op. En dan zie ik  nauwelijks tot geen visvangst....

Het was wat surreëel, die wandeling terug. Het begon met best een aardig dorpje, kleurige huizen, tempeltjes die met de straat naar zee wijzen Maar ik kwam ook in geheel verlaten vuilnishopen, 
staketsels van nooit afgemaakte huizen, waar nu wel mensen in leefden, en ergens een stukje met een
 rij geheel verroeste prullenbakken. Was dit dan ooit wél een welvarend plekje?  Nu stonden er ruïnes van huizen. Soms zo naar wat rieten hutjes, waar mensen in leefden bij stilstaand stinkend water, een geit..De Zee lijkt het strand hier geheel aan het op te eten. Overal hoge dijken met basaltblokken, met stukjes strand uitgespaard... Ook Pondicherry had ooit gewoon een breed zandstrand. 

India... zoveel diversiteit, gecondenseerd en geconcentreerd op elk stukje grond... arm en rijk, zó dichtbij elkaar.... En overal kijken de godheden mee... Nu ga ik koffie drinken op de hoek, voor de laatste keer, ik neem samoza’s met groene saus mee in mijn boterhamtrommeltje, mijn rugzak is al gepakt. Een bus naar Chenbai en dan een vlucht die vertrekt in de nacht. En dan nog meemaken hoe India, als de Regelgever en Autoriteit bij de grens aan me verschijnt. Ik denk aan al die avatars van één en dezelfde God: de ene keer dreigend en angstwekkend en dan weer liefdevol en levengevend...

PS: ik heb ook maar alvast geluncht, twee chapatti’s met saus voor 45 rupie, nog geen 60 cent. En een blokje om, even nog aan zee zitten, even alles nog eens goed in mij opnemend. Met een weemoedig hart. Want ik heb hier een geweldige, onvergetelijke tijd mee gemaakt. 


maandag 25 februari 2019

Auroville, tweede keer

Waarom uitstellen, wat vandaag nog kan? is al langer mijn motto. Zo ben ik ook voor de tweede keer in korte tijd in India verzeild geraakt omdat ik dacht dat het nog kon op hetzelfde visum.... Dus waarom niet nog een keertje naar Auroville, op onderzoek uit naar de stad? Weet ik ook beter of ik het het de moeite waard vind om er nog eens terug te komen. 

Ik ben er gaan wandelen, met de kaart in de hand.  Aurovilliaan G. had gemaild dat ik meer concrete info bij The Solar Kitchen  kon krijgen. Dit bleek eeen gebouw te zijn waar elke dag lunches en diners gemaakt worden en waar je je dan voor opgeeft. Heeft iets kloosterachtigst; samen eten. Midden in de gaarkeuken, gerund door Indiase vrouwen, de sfeer had verder iets wijkcentrumachtigs. Prikborden met aankondigingen van activiteiten, de wekelijkse nieuwsbrief word er verstrekt. Op naam, zo bleek, want ik had er al eentje meegenomen en zag toen pas het etiketje.

Daarnaast een gebouw dat Pour Tous heette, een distributiecentrum van voedsel voor Aurovilianen, er stond uitdrukkelijk bij dat gasten en bezoekers niet naar binnen mochten. Hier een voedselbanksfeer. Ik zag Aurovillianen met plastic kistjes naar binnen en buiten lopen en de oude flesjes en verpakkingen werden weer gescheiden verzameld. Het had ook iets van de afwasplek op een camping, ieder bezig met een eigen bedoening, niemand praatte met elkaar.

Zo kreeg de zin die ik eerder gelezen had, ‘communicatie’ is moeilijk in Auroville’ die me al opgevallen was, wel een betekenis. Want ook verder , ik  wandelde de residentiële zone, in waar alle gemeenschapjes zijn, allemaal verbonden op ongeasfalteerde wegen en olifantenpaadjes, passeer je elkaar en de ander keek dan langs mij heen.  Niet dat ik er veel mensen trof, de 2000 Aurovillianen zijn waarschijnlijk aan het werk, ik zag ze zitten in het gemeentehuis achter computers in het Financial Center en bij het info-centrum boven de Solar Kitchen. In de keukens, ook van de drie cafétjes die ik er trof, westerse prijzen,ik kon er niks nuttigen, want je moet een Aurokaart hebben, werden bemenst door Indiërs. Evenals geiten die ergens gehoed werden en veegwerk. Aurovillianen zijn waarschijnlijk vooral hoog opgeleid en doen dan dus geen handwerk...Er wonen ook Indiërs in Auroville in heel kleine hutachtige huisjes. 

Het was overal dus doodstil, alleen de vogeltjes floten en dat gaf het geheel een ijle en ook wat onwerkelijke atmosfeer. Waarom zou je elkaar niet gewoon groeten, met een glimlach? Waarom ook die gedachte dat je geen vrienden van elkaar bent, want je hebt elkaar niet gekozen? Is niet elke plek waar je mensen treft, juist een gelegenheid om nieuwe vrienden te maken? Een soort van gedachte dat dit je afhoudt van je concentratie op ‘het Hogere’? Ik heb daar ondertussen niet zo veel mee....

Er staan prachtige gebouwen in Auroville, ronde vormen, veel doorkijkjes en licht. Er is een performance center, een grote zaal met een parketvloer, ik zag het artscenter, met een groot atelier, dat als geheel Last School heet. In deze culturele zone, was er ook een Future school en een Transition School en het heette daar ‘Transformatie’, maar daar was niemand te bekennen. Alsof er te weinig Aurovillianen zijn om alles te bemensen....Het gemeentehuis kijkt uit op de Mantrimandir. De ‘woonwijken’ , dat was een doorsnee van de samenleving, zou je kunnen zeggen. Mooie villa’s, en wooncomplexen die duidelijk ontworpen zijn, maar ook kleine losstaande huizen, vrij eenvoudig. 
Alleen bij het Youth Center hoorde ik menselijke geluiden, ofwel veel kinderstemmen. Onder een boog door, waar Peace City opstond, waren daar heel veel kinderen werkelijk van alles aan het doen, met hout en klei bezig, een toren met touw bouwen. Heel veel Indiase kinderen, er rijdt ook een schoolbus, en ook ‘witte’ kinderen.

Kortom: het intrigeert me genoeg, om er langer te willen blijven, want er is veel dat ik nog niet gezien heb. Toen ik weer bij de Mantrimandir zat, bij het uitzichtpunt, vroeg ik me ook ineens af, hoe dat zal zijn, om daar samenkomsten mee te maken, bij zo’n enorme bol van goud. Leidt dat niet af? Ja, het is het symbool van The Divine Light in je, maar het straalt dus ook een enorme materialiteit uit...

zondag 24 februari 2019

Zondags kuierdagje in Pondy.

Ik had zin in een zondags kuierdagje, en dat werd het. Eerst naar weer door de dorpse straten van de islamitische wijk. Ik kwam er op een hoekje een plekje met plantenbakken tegen, met daarboven plaatjes van Ganesh, Jezus met zijn rode hart, en symbolen uit de Islam aan elkaar geplakt. Eronder een zwart bord met op witte krijt en drie groene spruiten die daaruit kwamen en daar iets geschreven met een uitroepteken. In Hindi, maar de boodschap leekme duidelijk: alle drie de religies hebben evenveel recht van bestaan!

Het is bijzonder hoe dit kleine stadje Pondy, is het liefkoosnaampje, naast alles van Sri Aurobindo uitpuilt van religie, op zo’n klein oppervlakte. En zonder spanningen of problemen. Op straat en op de boulevard flaneert alles door elkaar. Ook heel wat zwarte burka’s, dus, niemand die opkijkt. Er is de rustige Moslimwijk, maar pal aan de rand is die hoge, gotisch-achtige basiliek van Jezus met zijn heilig hart gebouwd. In een tussenstraatje in de moslimwijk, zag ik op nog geen honderd meter afstand van elkaar een heel klein katholiek kerkje ter ere van Anthonius van Padu, én een hindoetempeltje, ter ere van Shiva.

Er bleek de zondagse mis te worden gevierd in de basiliek. Er zijn tv-schermpjes en toen ik de hostie voor ging halen, bleek er vooraan een regie-cabine te zijn met twee cameramensen. Tijdens de liedjes verschenen er afwisselende beelden van wegvliegende witte duiven in den blauwe hemel, Jezus en zijn rode hart, de teksten in Hindi, beelden van zee en natuur. Diegene voorzanger in zijn eigen DJ meubel er vlakbij, klonk af en toe naar Frans Bauer en verder zat de beat er goed in, een mix van jongerenmis, zoals dat vroeger heette, met een levensliedjes sfeer.

Erna hervatte ik mijn kuiergang en kwam bij de Botanische tuin uit en zag zo’n duister hol met een een gat, waar vanuit drank wordt verkocht. Kingfisher, stond erboven dat is Indiaas bier. Zou ik er eentje kopen en die lekker in de botanische tuin opdrinken? Maar de flesjes die hij me liet zien waren over de datum, dus nee, toch maar niet, ook niet zo verstandig eigenlijk, alcohol midden op de dag, daar  kan ik verder geheel geveld raken.

Dus weer kuierde ik verder en zag op het einde van een straatje een klein winkeltje, waar ze van alles aan etenswaar verkopen, te herkennen onder andere, aan de lange ritsen met kleurige zakjes met van alles erin die als slingers buiten hangen. Ja, daar  was vast cola te koop, een betere drankoptie. Ik zeeg neer op de stoep voor het winkeltje om die eens rustig op te drinken. Aan de onderzoekende blik van een klant, maar hij zei niks, bleek ik pal onder het altaartje te zijn gaan zitten. Opschuiven, dus maar en toen was mijn hoofd omgeven door al die zakjesslingers. Ha, lekker een klein zakje Lay’s chips erbij, voor 5 rupie, dat is 7 cent. Zou India met allerlei grote buitenlandse merken deals hebben gemaakt, dat er zo India-prijzen zijn? Bij de boeken waren ook allerlei grote uitgeverijen present en ook cola enzo is hier goedkoop.

Ik hoorde een keer in de tien minuten een flink kippengekakel. Ik keek nog eens goed naar de overkant van de straat: daar bleken kippen geslacht te worden. Ze werden per twee uit hokjes gehaald en gekakel en dan hoorde je boem-boem en was het stil. Toen ik verder liep bleek er een hele rij poelieren naast elkaar te zijn, de kraaien zaten op rekken erom heen, te wachten op een restje, soms vechtend met een hond. Porna Chicken, fresh, tender, delicious, zei een uithangbord boven het winkeltje. Nu weet ik tenminste waar dat lekkere kippenvlees vandaan komt, dat ik bijna dagelijks eet... Kip smaakt hier nog naar kip, in Nederland is het veelal smakeloos met een bittere nasmaak, ook al is het biologisch. 

Op de zondagsmarkt kocht ik mijn souvenirs: een oranje plastic waterkan, die staat hier in een emmer onder de douche. Goede wijze om waterverspilling te verminderen, dat ga ik thuis ook doen. En een sari, in een donker-roze kleur met blauw en groene strepen en vogels erop. Zo’n sari’s is een heel aantal meters, en misschien hang ik het geheel aan de muur, rondom mijn bed. Net als vorige week gebeurde het me, dat een vrouw vroeg of ze foto’s van mij mocht maken, terwijl ik aan het lezen was bij een boekstalletje. Dat is goed hoor, daarna vraag ik of ze die willen mailen. Die van vorige week is niet aangekomen, eens kijken of dit wat oplevert. Nadat ik mijn e-mailadres gedeponeerd had, maakte ze nog eens extra foto’s, close-up, instellend met dure lenzen van een Cannon camera. Beide vrouwen kwamen uit Chennai en waren op Comfort-trip, mooi woord wel, voor een-dagje-uit.

Bij het evenementenplein voor het Gandhimonument was er nu een soort van talentenjacht bezig en het was weer over op mensen. Het podium was geheel omgebouwd, want de dag ervoor was er een Indoor Rowling Contest. Roeiers op roeiapparaten, op grote schermen kon je zien wie aan het winnen was, er waren roeiteams van ook verder weg aanwezig: ik hoorde Delhi en Jaipur. Tenzij een team zich vernoemd naar een andere stad, kan ook nog. 

Weer heerlijk gegeten in de Food Court, alleen in het weekend maken ze het klaar: Parotti, een soort brood en dan met gravy, een dikke saus, gisteren met kippenstukjes en gember, paprika en ui en vandaag was het butterchicken, een rode, beetje zoette saus. Heerlijk!

Nog even zitten in de zwoele tropische nacht bij de halve maan aan zee... einde van een geweldig kuierdagje.

zaterdag 23 februari 2019

Ashram Auroville, Kunst; Matrimandir

Hoe langer ik hier ben, hoe meer het me opvalt: de Ashram van Sri Aurobindo is uitgebreid aanwezig in White Town en ze bouwen dóór. Het is de rijkste ashram van India. Hier in de straat een vervallen bouwterrein, maar wel met een bordje dat de grond van de ashram is. Overal, waar aan de kant van de weg bouwmaterialen liggen, dan is er vlakbij een lichtgrijs-met-wit ashramgebouw. Ondertussen heb  ik gebouwen gezien waar meubilair gemaakt wordt,  dat ze een eigen wagenpark hebben met gereedschappen enzovoort. Apotheek, tandarts, de school, kleinere huizen met namen als ‘Grace’ en ‘New Home',  maar ook appartementencomplexen van drie verdiepingen hoog.

Alleen al aan  de kust liggen in de ene uiterste hoek, hun sportvelden: een keer stond de poort open, vol kinderen met donkergroene en witte shirts, en de meisjes dragen een soort witte tulband, zoals The Mother. Een bordje met: privé-terrein, strictly prohibited. Aan de andere kant het mooie grote guesthouse met groene tuin, al zei Auriovilliaan G. dat het van binnen, de kamers, heel sober zijn. Maar van buiten ziet het er als een resort-oord uit. Daartussen in viel mij allereerst hun AURO-winkel en café op, omdat het de enige plek is aan de hele boulevard waar het kunstlicht je op westerse wijze tegemoet straalt. Maar daartussenin zit ook nog hun Press, een groot uitgeversgebouw, van alle boeken, nog een guesthouse, een goederengebouw en gisteren ontdekte ik hun tentoonstellingsgebouw. 

Wat de verhouding is tussen de ashram en Auroville is mij niet geheel duidelijk. Auroville is een Stichting, behoort aan de mensheid en heeft juist geldgebrek. Wat er gebouwd is, is op eigen initiatief en geld, die gebouwen kunnen ook niet doorverkocht worden bij vertrek, en worden een deel van Auroville. De belangrijkste inkomstenbron is nu wat er vanuit de guesthouses binnenkomt, begreep ik van G. Maar ook het begin, de Mantrimandir, moet al gebouwd zijn met geld uit de ashram en ook het tentoonstellingsgebouw was er al, want er hingen foto’s dat The Mother het bezoekt. 

Er waren nu vier schilders. Met de blik van het Westen is het ‘braaf’ werk. Conceptuele kunst behoort niet bij de visie van The Mother, of bestond toen gewoonweg nog niet: kunst is er om de schoonheid van de wereld te bejubelen, is hier de gedachte. En  niet alleen schoonheid, maar ook het goddelijke. Zij wordt geciteerd: In Truth, Image Expresses More Than Words’. Er was werk dat me wel aansprak en ik wilde de flyer ervan meenemen, maar er lag nog maar één exemplaar. Het zonder gene praten over de zin van het leven en wat je ten diepste bezig houdt en heel gewoon praten over ‘het goddelijke’ en meerdere vormen van bewustzijn, dat blijf ik bijzonder vinden. 

Deze kunstenaar, Jagdish Mohamty, zegt bijvoorbeeld: ‘Art, particular Painting for me is a pelgrimage into the wonderful worlds of The Most Wonderful. A flight from the physical world to the subtle inner worlds. It is a bridge. A perfect space where I can communicatie with bothe ends of consciousness. It develops my perspective. It is joy personified’ Eigenlijk denk ik, dat iedereen die tekent of schildert en iets nieuws creëert, toch iets daarvan zo beleefd...

Ik mocht de flyer meenemen, er waren er nog wel meer, zei de man bij het tafeltje. Toen bleek het de kunstenaar zelf te zijn! Hij vertelde verbonden te zijn aan de ashram omdat zijn dochter er studeerde. Hoe? Geen idee... om ashramlid te worden? Deze leven celibatair. In tegenstelling tot Aurovillers die op alle denkbare wijzen leven, vermoed ik. In het boek las ik een liefdesverhaal van twee Aurovillers, waar de ene om medische redenen terug ging naar het Westen en toen een agressieve vorm van kanker bleek te hebben waar ze heel snel aan overleden is. Hoe hij doorleefde in Auroville, ook namens haar. Weer een andere vertelt dat hij een Auroviller die in een streng veganistische gemeenschapje daar leeft, een reuzensteak in een restaurant in Pondy zag eten... Op mijn  vraag aan de kunstenaar of hij vaak in Auroville kwam, zei hij: Yes, of course, to the Matrimandir. 

Leven rondom de Mantrimandir en iets met dat visioen doen, lijkt de grootste gemeenschappelijke deler van Aurovillers. Het is grappig dat ik in het boek letterlijk dingen las, die ik mensen rondom kloosters ook zo heb horen uitspreken: wij hebben elkaar niet gekozen, we zijn geen vrienden van elkaar... Communicatie is een van de moeilijkste dingen, terwijl we een gemeenschap van de mensheid willen zijn. En: rondom de Matrimandir, waar we samenkomen met zo velen tegelijk, zijn we ieder juist ook volstrekt alleen. 

Ik sprak even met een tuktuk-bestuurrder, op mijn bankje in de schaduw. Die bleek christen te zijn. Hij vertelde over een huis hier 2 km verderop, in Black Town, waar 130 weeskinderen worden opgevangen. Nee, dat geld kwam niet van de Ashram, maar van een Belgische echtpaar. De christelijke ‘naastenliefde’ is in een context met werkelijk materieel gebrek, wel een heel vitaal concept. Zo’n soort van gebouw ben ik van de ashram uit hier nog niet tegen gekomen.


Het christelijke en hindoeïstische

Gisteren wandelde ik na de koffie en samoza door de islamitische wijk, om bij de basiliek van The Sacred Heart of Jesus uit te komen. Het klopte precies, ik kwam aan de zijkant ervan uit en er was een dienst bezig: uitbundig zingen van één man, zo bleek, die achter de knoppen zat in een eigen DJ hokje. De basiliek zat goed vol, maar net als in hindoeïstische tempels blijven er ook mensen op en neer wandelen, ze zitten op de grond of schuiven er ergens een plastic stoel bij, mij werd er eentje aangeboden. 

Ook ik ging weer aan de wandel, tijdens de preek in Tamil, dat schiet tenslotte niet op voor mij. Het is een heel kleurige kerk, veel beelden, heel kneuterig van gips, schat ik in, maar er zijn wel sjieke, Europese glas-in-lood ramen. In een zijkapel, een groot bos geschilderd, met een beeld van Jezus en zijn heilige hart en Bernadette van Lourdes aan de andere kant, beide zwevend in het gebladerde. Lourdes en de grot, zie ik hier bij elke kerk, het past wel in de belevingswereld van India, waar saddhu’s zich nog steeds terugtrekken in grotten en in de grote Hindoe verhalen wordt er ook regelmatig een periode geleefd in bossen en grotten, op zoek naar het goddelijke of verlossing. 

Vandaag wandelde ik na de koffie naar twee hindoetempels, vlakbij elkaar, aan de M. Gandhi-road, precies aan het andere uiteinde als waar de basiliek zich bevond. De ene de Varadaraja Pernual Temple, is de oudste van de stad, van 600 na Christus, en Vishnu wordt hier vereerd. De andere tempel Eashwaran Koll, is gewijd aan Shiva. Het valt me op dat het religieuze gedrag in de christelijke basiliek en in de tempels, eigenlijk hetzelfde is. Mensen raken de beelden aan, in de ene knielt men, in de andere gaat men languit op de grond, in beide zitten er mensen op de vloer. Ik vind dat wel leuk, dat expressieve, het lichaam is er ook in betrokken. In die zijkapel met het bos, bewegen mensen zich op de knieën naar voren. Bij de hindoeïstische tempels is er ook nog een pleintjesgevoel, bij al die huisjes van de goden wordt niet alleen devoot gemediteerd,  maar ook met elkaar gepraat of op de mobiel gekeken en men loopt er kris kras door elkaar. 

Nu ik weet dat de glanzende paal vlak na de ingang, waar mensen languit voor op de grond gaan liggen de concentratie van het goddelijke belichaamt, realiseer ik me dat ik, daarbij zittend, mij meer op mijn gemak voel, dan in de Samedhi van Sri Aurobindo en The Mother, waar toch wel, de schijn van heiligheid hangt. Ik was er enkele dagen geleden en er was daar een soort vrouw, die ik herken van vrijwilligsters rond katholieke kerken en kloosters. Steeds maar alles bedisselend, druk, druk.  Ze stopte al haar energie om bezoekers op de matten te laten lopen en ze te controleren, dat hoedjes en petjes en mobieltjes per se in een tas gestopt moeten worden. Iemand die zelf regels erbij verzint, om zelf zo dicht mogelijk bij het goddelijke te zijn., interpreteer ik. Bij de katholieken speelt onmacht een rol, omdat de hoofdmoot, de overweging en de eucharistie het terrein van de mannelijke priester is.

Dat ‘podium’ dat centraal staat in de katholieke kerken, met het altaar, midden in het kruis, welke de vorm is van veel kerken, wat doet dat met een mens die priester wordt? Jij alleen centraal, alle ogen op je gericht, het ‘wonder’ verrichtend dat brood en wijn, lichaam en bloed wordt? ... Geef mij dan maar liever de hindoeïstische tempels, waar iedereen even, ergens,  op bezoek gaat bij een godheid en waar er veel priesters tegelijkertijd bezig zijn, met vuur en bloemen, half in hun nakie, bezweet. 

donderdag 21 februari 2019

The Mother’s birthday met een boekje

Toen ik terugkwam uit Auroville en zo’n beetje weer werd afgezet - ik was met de tuktuk gegaan - bij de Sri Aurobindo Samadhi, zag ik dat er tentdoeken gespannen waren over de straat aan de zijkanten  van het gebouw, naar de andere gebouwen, ook van de ashram. Het bleek dat het de dag erop, 21 februari dus, de verjaardag van The Mother is. Dat is de enige dag in het jaar dat je door de vertrekken en de slaapkamer van haar kan lopen, boven op de eerste verdieping. Vanaf haar balkon gaf zij tot bijna het einde van haar leven, dagelijks een ‘darshan’, een groet of zegening.

Het zou er heel druk worden en dat wilde ik weleens meemaken. Wellicht ook maar eens in de rij gaan staan,  om naar binnen te kunnen? Een stem in mijn achterhoofd denkt ook: grenst dat nou niet aan heiligenverering?  Hoe hebben Sri Aurobindo en zijzelf daar ook aan bijgedragen? De ‘Mantrimandir’ in Auroville betekent ook ‘Goddelijke Moeder’ en zij heeft van  Aurobindo de naam The Mother gekregen. Zij, op haar beurt noemt de gedroomde stad Auroville, op zijn Frans, de stad van de dageraad, maar er zit ook de naam van Aurobindo in.

Dus gisteren besloot ik een ochtendwandeling langs de zee te maken en zo uit komen  bij de ashram. Daar was het héél druk. Mensen stonden in verspreide groepen in de rij, er was een time-lock, elk half uur werd er een klein groepje doorgelaten, richting een zij ingang, naar  boven, onder de tentdoeken door, dus. Bij de hoofdingang naar de Samadhi puilden de plek waar je je schoenen kwijt kunt uit, er stonden nu vrouwen om de schoenen aan te nemen.Nee, dit ging ik niet doen, ik ging er geen kaartje voor halen.

Ik wilde naar de boekhandel om er een boek te kopen waar ik al eerder in gelezen had: Auroville, Dream and Reality; an anthology, samengesteld door Akash Kapur en vorig jaar uitgekomen, bij de vijftigste verjaardag van Auroville. Het is een Penguïnboek, maar te koop voor een Indiase prijs, slechts 399 rupie, ongeveer 5 euro. Zo kun je ook Harry Potter en Haruki Murikami enzovoort opslaan voor dit soort bedragen. De uitgaves zijn exact hetzelfde.

(Op dit moment worden overigens bij de receptie, waar ik typ, de zes schilderijen van goden boven de receptie met fragapani omkleed en een vrouw ging met vuur en wierook  rond en een belletje en er brandt nu een lichtje bij het altaartje dat er ineens is, of dat me nu pas opvalt,  naast het bewakingsscherm met alle verdiepingen, daarop. Op de modem staat nu ook ineens een beeldje met bloemen.)

Ik besloot om met het boek weer naar de zee te gaan. Daar vond ik een bankje dat vanaf vroeg in de middag steeds meer in de schaduw komt te staan en daar heb ik de rest van de dag op gezeten en gelegen, lezend in het boek, met een lekker zeebriesje. Wat een gepionier was het daar in den beginne, in Auroville! Er was niks, een dorre vlakte op een plateau, waar je in de verte de zee kon zien. Ooit is er een  bos geweest, maar dat is weggekapt voor brandhout. De erosie was zo erg, dat de zee tijdens de moessontijd rood kleurde van de rode aarde. 

Mensen heb en in het begin lukraak allerlei soorten bomen geplant, er was nog geen bron, ze haalden met vrachtwagens het water van ergens anders. Een pionier vertelt dat hij een dam had gebouwd, om water te verzamelen, toen er eenmaal een put was geslagen, puur hand en graafwerk, en hij was gestegen in de achting van anderen, maar bij de eerste storm en regenval, was de dam verbrokkeld. Aardig laconiek zegt hij dat dit voor hem Auroville is: jezelf betrappen dat je wel geniet van het respect dat je krijgt, dan weer van je voetstuk valt, om vervolgens met een glimlach de dam weer te gaan herstellen...

Een ander reflecteert dat mensen van buiten Aurovillers vaak arrogant vinden. Hij zegt dat in de beginfase, het stuk komt uit de tachtiger jaren, er aanvankelijk Aurovillers nodig zijn die daadkracht en helemaal zonder scrupules geloven in het ideaal, er was nog bijna niks!, en dat er later wellicht ruimte zou onstaan voor de zachtere krachten.... Gaandeweg in de vijftig jaar komen er woorden dat Auroville vooral een menselijk laboratorium is, waar van alles wordt uitgeprobeerd op elk gebied, van menselijke samenlevingsvormen,  tot allerlei technieken om er daadwerkelijk te kunnen leven en dat Auroville vooral ‘een proces’ is, en dat er zoveel Aurovillen zijn, als dat er mensen zijn die er wonen..The Mother, die drie jaar na de oprichting van Auroville stierf, ging uit van 50.000 mensen, maar G., de Aurovilliaan die ik eergisteren sprak, zei dat het niet anders is dan dat de groei heel langzaam gebeurt. 

Een ander stuk is geschreven door een man die geboren is in Auroville, landbouwtechniek buiten heeft gestudeerd en nu terug is en die heel sceptisch is over al die idealen van eco-vriendelijke landbouw in Auroville. Auroville zou graag zelfvoorzienend zijn wat voedsel betreft, nu komt er ongeveer 20% oogst vandaan, vertelde G. mij. We moeten meer nadenken over de planeet als  geheel,  want Auroville, als stad van de mensheid, staat nu een maal op deze planeet...

Ik zag, al lezend mezelf voorbij komen: een vrouw met een geel  petje en een klikobak, die elk blaadje dat er lag naar een hoopje veegde en in de klikobak gooide. Ik ben thee en lekkere hapjes gaan eten en drinken, hier op  de hoek, weer een douche en daarna de rode maan zien opkomen bij zee, de dag eindigend met weer een chicken bryani. Na een week in Pondicherry is het heel aangenaam om te navigeren op de kaart die in je hoofd ontstaan is, naar favoriete plekjes waar ik eet, fruit koop of koude Coca-Cola: daar heb ik dan ineens zo’n zin in: een halve liter helemaal in ene keer wegdrinken! Ik drink thuis nooit Coca-Cola. Hier is het erg verkwikkend.

Auroville

Ik ben naar Auroville geweest. Dat ligt iets meer dan 10 km uit Pondicherry en is door The Mother opgericht. Volgens het verhaal ging ze in meditatie en wees een plek op de kaart aan. Daar vond men, midden in de kale vlakte een grote banyanboom, dat is in India een heilige boom. Het typische eraan is, dat het luchtwortels aan de takken krijgt, die vervolgens weer in de grond wortelen en  nieuwe stammen worden. Resultaat is op deze plek een boom van 50 meter doorsnede, waaronder tijdens lunchtijd schoolklassen en een groepje vrouwen aan het eten waren, in grote kringen.

Centraal in Auroville, letterlijk, de stad van de dagenraad, op 28 februari 1968 opgericht, en dat ‘de stad van de mensheid’ wil zijn en waar bij de oprichting 124 hoopjes aarde uit verschillende landen in een lotusurn verenigd zijn, is de Mantrimandir. Het is een gouden bol, een soort van spirituele zon, het is geen tempel, maar een plek waar de mens misschien haar bewustzijn ontdekt: een deel te zijn van het goddelijke. Onderin is een kristallen bol die drijft in een Lotusvijver en pal erboven kan er zonlicht inkomen en dan ontstaat er een lichtstraal die direct naar het kristal gaat, symbool van de vereniging van licht met de materie.

Om de bol zijn twaalf meditatieruimtes. De eerste acht representeren elk een houding naar het goddelijke: Sincerity, Humility, Gratitude, Perserverance, Aspiration, Receptivity, Progress, Courage. En de laatste vier, je houding naar de mensheid: Goodness,Generosity, Equality, Peace.En dan zijn er buiten twaalf tuinen, met ook allemaal mooie titels... Er is een amfitheater bij, voor samenkomsten. Je kunt er wel in, maar dan had ik 's ochtends vroeg moeten komen, nu is er een uitzichtpunt. Het roept allereerst bij mij iets science-fictionsachtigs op. De Mother was ook kunstenares, dan hoort het bij je aspiratie om iets moois te willen creeëren: een stad van vrede en eenheid van de mensheid, zo’n symbool...

Ik had al eerder een kaart van Auroville gekocht en die staat ook tjokvol mooie woorden. Het deed me denken aan kaarten uit de Atlas van het Gevoel. Als je aankomt is er eerst, langs een groen pad een Visitors Centre, met cafeetjes en winkeltjes. Een wandelpad brengt je bij de Mantrmandir. Er lag een geasfalteerde weg naast, waar enkele scooters en fietsers rijden en soms ook een tuktuk, vrachtwagens en ik zag een Auroville-schoolbus. Maar waar is de echte stad, waar wonen de mensen? 

Na de Mantrimandir bekeken te hebben, ben ik wat gaan rondwandelen. Een ongeasfalteerd zijweggetje in. Toen kwam ik uit bij het Central Guesthouse en daar trof ik een echte Aurovilliaan, een Nederlandse vrouw, getrouwd met een Fransoos. Ze hebben drie kinderen grootgebracht in Auroville, ja alles is aanwezig ,ook een schoolsysteem die toegang geeft tot de gewone universiteiten. Twee van haar kinderen zijn dat ook gaan doen, de andere is bezig met hout.Het is helemaal aan jezelf wat je wilt....’ zei ze, er zijn geen regels of doelen....

Dat geldt  ook voor je ingroei in Auroville. Er zijn heel veel guesthouses, ook voor familieleden en vrienden en een ieder staat een derde  van  de inkomsten af aan Auroville, dat is voor alles wat  er ondernomen wordt of aangeboden, als geld een rol erin speelt. Een prikbord bij het restaurant toonde van alles in het New Age-aanbod, zoals dat eerder heette, maar ook salsa dansen en metaalbewerking. Een ieder komt met eigen talenten en vaardigheden. Als gast ben je gast, maar zij kende ook iemand die nu tijdelijk op het huis van  een Auroviliaan paste, dan ben je dus weer iets er tussen in...alles is mogelijk. Elke Aurovilliaan werkt als vrijwilliger en krijgt een vrijwilligersvergoeding. Als je niet rookt en drinkt, kun je daarvan leven, zei ze.

Het maakt voor mij meteen veel uit, als je een mens ontmoet waarmee je wel een klik voelt en dat die dan vertelt over haar leven. Ze vertelde dat haar moeder onlangs geworven was en dat ze na 19 jaar weer even in Nederland was. Zo koud!. De gewaarwording dat je lichaam dan inkrimpt en zich te weer stelt. Ze was dankbaar dat ze op het juiste moment was gekomen, ze was bij het vertrek van de geest van haar moeder, uit haar lichaam. Ze vond het afscheidsritueel bij de dood van een Aurovilliaan altijd heel mooi.  Die wordt dan naar Farewell gebracht, het is daar stil, mensen leggen er bloemen bij, geen  uitgebreide teksten of woorden, soms wel wat mantra’s, soms, maar ook dat is in samenspraak met de dierbaren, en dan wordt het lichaam naar Adventure gebracht, Dan wordt voor mij ineens levend, dat dit ook een woord kan zijn, voor ‘begraaf- of crematieplaats’

En dat er dus werkelijk gewoond en gewerkt wordt in Auroville. Zij dacht dat ze er niet zou sterven: ‘Ik ben nu 58... ik merk dat ik steeds slechter tegen de hitte kan... Nu is het goed te doen, maar tussen maart en september, voordat de moesson begint, is het ook een hard klimaat. Ik heb nu wel wat maniertjes gevonden om ermee om te gaan, maar ik zou toch graag in Frankrijk willen gaan wonen, dan. Als mijn man dat ook zou willen...’ Er zijn overigens ook jonge Aurovilliaan die jaren ergens anders gewoond hebben, maar uiteindelijk juist naar Auroville terugkeren.

Iedereen kan alleen zelf ontdekken, wat Auroville voor je is, zei ze. Wanneer je dan uiteindelijk echt Aurovilliaan wil worden, dan maken zij een letter of recommendation, die je aan de Indiase staat kunt laten zien. Die geven dan een verblijfsvergunning voor vijf jaar, want Auroville is al erkent als belangrijk project. Er zijn nu ongeveer 2000 Aurovilanen.

Maar ik vermoed dat de impact van Auroville wel groter is, dan 2000 idealisten, om ze maar even zo badinerend te noemen. Een boek liet zien dat het bijvoorbeeld architecten van over de hele wereld heeft getrokken, die er van alles gebouwd hebben. Zelf melden ze dat ongeveer 40.000 mensen in de dorpen rondom Auroville ook profijt hebben, via scholing, landbouwprojecten en kledingnaai-ateliers, medische zorg etc. Ik heb meteen in de avond per mail alle info omtrent Auroville opgevraagd, zoals wat het kost om er gast te zijn. In het Centrale Guesthouse gaat de prijs van 1200-1900 rupie per nacht, 1200 roepie is ongeveer 15 euro. Daarvoor krijg je ook een ontbijt en avondmaaltijd, plus een fiets en de was wordt voor je gedaan.

Ik ben wel geïntrigeerd. Wil al die woonwijken en speciale plekken in Auroville, met al die mooie namen weleens uitgebreid bekijken. Mensen van zoveel verschillende nationaliteiten ontmoeten. Bovendien ligt het op fietsafstand van zee en er is ook, overigens een zwembad. Eigenlijk ken ik Auroville al  sinds mijn puberteit. Wie weet ga ik er nog eens heen, voor een maandje ofzo. ‘Als the divine! in het taalspel van Sri Aurobindo en The Mother, dat voor mij in petto heeft. Maar als ik straks vijf jaar niet India in mag, dan wordt de kans van een ‘Misschien tot ziens!’, die Auroviliaan G. bij het afscheid zei, wel klein.

dinsdag 19 februari 2019

Pondicherry museum, Dosa, volle maan aan zee

Gisteren was ik in het Pondicherry Museum. Daar zijn een heel aantal mooie bronzen beelden uit de Cholatijd, dat is van 875-1278, toen deze dynastie over Tamil Nadu regeerde. Heel mooi, zoveel aandacht voor lichamelijke details: mollige benen, soms een beetje vet dat over het kledingstuk stulpte. En nieuwe gezichtsuitdrukkingen: alsof  je mensen uit die tijd tegenkomt. Wat een vak en kunstenaarschap, toen het Westen nog weinig beelden had waar je iets persoonlijks in tegenkomt. Hier zijn het allerlei goden, die in hun uitstraling belichamen waarvoor zij staan.

De beelden stonden in houten kasten met glazen deurtjes. Niks extra belicht, je moest soms bukken om met de juiste lichtval van buiten het goed te kunnen zien. En de beschrijvingen hingen eronder, soms aan de kast geplakt met plakbandjes, steeds opnieuw, over elkaar heen. De rest van het museum was een allegaartje: van kanonskogels tot oude ‘bankstellen’ , snuisterijen nog uit de Franse periode, munten van over de hele wereld, een oud bureau. Met overal kaartjes wat iets was. ‘Cupido uit 18e eeuw’ stond er dan, bijvoorbeeld.. 

Ik maakte er een foto van, eigenlijk meer om te onthouden dat  de grootste zaal van het museum de sfeer had van een uitdragerswinkel en al die prachtige bronzen beelden in de zijzaaltjes verstopt waren. Ineens lawaai en geschreeuw naar mij: Nee! ik mocht geen foto’s maken! En hij zei nog iets , maar ik begreep het niet, Een aantal vrouwen uit de andere zaaltjes, overal op plastic stoelen, bewakers, al had ze dus niet gezien dat ik al een aantal foto’s van die  Chola-beelden had gemaakt, snelden ook toe. O, hij riep delete!, delete!, ik moest de foto verwijderen. Wat een rumoer ineens, in de rust die hier verder overal hangt. 

Heel even denk ik dan, dat ik het moet verwijderen, zodat ‘de buitenwereld’ niet weet wat voor een zooitje er is in het museum. Maar dat is natuurlijk onzin. Ik moet hier steeds ‘omdenken’. Mooie beelden, bewaard in stofvrije kasten is kennelijk genoeg. Hier geen musea die elkaar beconcurreren met het maken van prachtige tentoonstellingen. Dat er een glanzend nieuwe marmeren vloer was, in The Painting Gallery, een mix van enkele europeesche landschapjes, wat Indiaas werk en een traditioneel schilderij uit Rajasthan, dit allemaal opgehangen aan bevlekte muren, komt waarschijnlijk omdat iemand  die vloer geschonken heeft.

Waarom de Botanische Tuin helemaal opgeruimd en schoon maken, als alle Indiërs het gewend zijn om te leven met zoveel verschillende werkelijkheidjes op kleine oppervlakten? Voor die enkele toeristen die er ook komen? Toen ik er was, zag ik er twee. En nu kan iedereen er gratis in. Rondom de boulevard is er wel een duidelijk beleid: daar is het helemaal schoon en elke dag worden er weer versperringen geplaatst tegen het doorgaande verkeer overdag en er rijdt dan een auto, die dat met een luidspreker aankondigt. 

Het rumoer rondom mijn overtreding, de heftigheid die erin besloten is, zegt me weer iets over de orde en de regelgeving, die strikt moet worden nagevolgd. In bussen vind ik het bijna aandoenlijk, dat je dan een vodje van een papiertje krijgt met het bedrag erop en dat wanneer je het betaald hebt, dat ook nog eens met een ballpoint bevestigd wordt. Bij de supermarkt in het buurtje in Chennai, die een staatswinkel is, moet je buiten een stempel halen voor op de kassabon. Waarom weet ik niet, want je bent het zelf die de bon weer meeneemt.

Ook hier in Pondicherry, lopen al die werkelijkheden door elkaar. Als je op internet kijkt dan gaat het ook over de cuisine, je ziet sjieke hotels en restaurants, die ik vanuit mijn standpunt nauwelijks ontwaar. Al loop ik 's avonds, terug naar mijn slaapplek wel altijd langs een groot verlichte uithangbord, waar sjieke cocktails beloofd worden, en wie weet in wat voor luxe rijkdom je terecht komt, als je eenmaal binnen bent. 

Het was gisteren volle maan en de weerwolf in me, kon er niet genoeg van krijgen om in de tropische avond, lang naar het maanlicht op de zee te kijken. Dat is sowieso wel heerlijk hier: tot laat op de avond  op de boulevard, waar al die mensen dus gewoon maar zitten met een flesje water en soms een ijsje. Ik at nu hier, op de hoek: Dosa heet het, een opgerolde flinterdunne groot soort flensje met sausjes erom heen. Ik zag het iemand in de ochtend toen ik er koffiedronk eten, en vroeg naar de naam ervan.

Toen snel, na een hele dag toch weer rondslenteren, met een middag-siësta op een bankje in de schaduw dat ik vond aan het uiteinde van de boulevard, vlakbij de Sri Aurobindo Samedhi, even douchen en toen weer terug naar de zee. Ik realiseer me steeds meer dat de zee is mijn favoriete meditatieplek is.


maandag 18 februari 2019

Met kleren in zee

Gisteren had mijn lichaam behoefte aan rust. Even niet de hele stad op en neer wandelen, zoals ik in Venetië ook altijd doe. Het is wel sterk overigens, terwijl ik hier typ bij de receptie, kijk ik tegen een schilderij van een Venetiaanse schilder aan: een vrouw staat bij een muurtje, met op de achtergrond water en ze plukt iets uit een boom... door dat schilderij moet ik ineens aan Venetië denken. Dat ik dit hier allebei tref; een kapucijnerkerk vlakbij en een teken uit Venetiē...

Rust dus, maar waar die te vinden? Er is hier zee, maar geen strandcultuur. Zomaar zitten bij de boulevard zou overdag veel te heet zijn. Ik had ook wel erge zin in een duik in zee... Ik besloot naar de pier te wandelen, waar een klein stukje strand is. Tenminste even pootje baden. Royaal, flink het water in... er waren jongens en een vrouw met kleren aan in de golven aan het spelen...zou ik ook?....Toen mijn onderbroek toch ook al nat was, besloot ik het te doen. Helemaal onder water, met kleren en al. Heerlijk! Helemaal onderdompelen en je wat mee laten nemen door de branding, zo verfrissend.

Toen moesten mijn kleren drogen. Maar die natte kleren gaven exact de juiste koelte om toch gewoon daar op de stenen te zitten en half te liggen. Ondertussen was er genoeg te zien. Een vrouw met burka, alleen een bril gaf haar gezicht nog een contour, ging pal voor me pootje baden. Haar man, heel zachte uitstraling, met kindje op de armen, keek toe. Er verscheen een heel grote groep Indiase vrouwen in felgekleurde sari’s met goud en zilver geborduurd en die gingen ook met zijn allen voorzichtig de voeten nat maken. En er was een jong stel dat aan mij vroeg of ik een foto van hen wilde maken. Ze namen een stramme houding aan, met zo’n afgestreken vijftiger jaren blik. Maar vervolgens waren ze wel een uur lang bezig met eigen fotosessies en filmpjes: zij rennende door de branding, hij stoer, breedlachend op een steen  iets in zee, enzovoort.

Terugwandelend in de namiddag, zag ik een nieuw fenomeen: Franse kleuters met hun Indiase oppassters op het strand bij de boulevard en in het kleine plantsoentje waar alleen twee stenen olifantjes en een kubusvormig verroest klimrekje is en heel veel verdorde planten,maar dat in het toeristengidsje trots Children’s Park & Dupleix Statue heet. Ja, het is een ‘parkje’ aan zee, maar veel te spelen was er verder niet. Alhoewel kinderen zich toch wel vermaken, ze renden met stokjes achter elkaar aan. De oppasters zaten aan de kant met elkaar te kletsen en op het einde nam ieder haar eigen kinderen op de scooter weer mee. Er schijnen hier nog veel Fransen te wonen. Zouden de ouders nu dan beide werkzaam zijn in al die Franse instituten?  Er is in 1956, bij de overdracht aan India een ‘Traité de cession’ getekend, waardoor de Fransen een vinger in de pap bleven houden. 

Het was een fijn relaxdagje. Ik wilde het beginnen met een koffie, hier op de hoek,  maar dat was net opgeruimd en zou pas weer om 14.30u weer opstarten, tot 9.00u 's avonds. Je krijgt de koffie in een smal dun roestvrij stalen bekertje, de zwarte koffie staat in een pan op het vuur te pruttelen. Eerst een flinke dosis suiker op de bodem, dan de koffie erin en dan uit een andere pan, kokende melk, die men eerst met een lange armbeweging in een straal terug giet in de pan en vervolgens in het bekertje giet, tot ver over de rand, want onder het smalle bekertje is een kommetje. Zo kun je de koffie op en neer bewegen, zodat deze minder warm wordt. Zo deden mijn opa en oma dat ook altijd, maar dan met een schoteltje onder het kopje... Vandaag ben ik dus wel op tijd. Op naar de koffie! 

zondag 17 februari 2019

Zondag in Pondicherry

Vorige week in Chennai viel het me al op: zondag is een andere dag dan doordeweekse dagen. Op het strand daar was het beredruk en er waren ineens voedselstalletjes met plastic krukjes eromheen. En theeverkopers. Er waren  kinderdraaimolentjes die de andere dagen onttakeld waren. En midden op het strand kon je van een grote plaat vol ballonnetjes deze kapot schieten. Dat is het enige vermaak, op het strand. 

Gisterenavond hier verbaast me dat ook. Mensen zitten alleen maar op het strand, of staan, zonder eten en drinken, ze praten met elkaar. In het donker lichten enkele mobiele telefoons af en toe op. Ik zag al die strandtenten en picknickkleden  vol voedsel en drank voor me, waar het westen zich mee volpropt, dan is het pas gezellig, goed eten en drinken erbij. Alsof je niet genoeg aan elkaar, alleen, kunt hebben....

Ja, er is hier wel een beachshop-markt, en dat is een eettentjesgebeuren, waar je kleine bakjes met van alles kunt bestellen. Twee rijen met aan weerszijden stalletjes. Het was er niet overdreven druk. En er is een Food Court op het midden van het strand. Daar eet ik nu altijd 's avonds.Gezellige doorloop, enige tafels en stoelen op de open binnenplaats. Een chicken biryani, een flinke kom rijst met daarin een kipkluif en nog een stukje kip, kost 130 rupie, ongeveer 2 euro. Ze maken ook simpele burgers en sandwiches en er is ook Chinees en noodles, en voorin verkopen ze ijsjes en kleinere snacks.

Hier was het ook veel drukker dan door de week op het strand. En ik viel met mijn neus in de boter: er begon op het evenementenplein voor het Gandhi-monument net een dansvoorstelling. Het was er afgeladen vol. Boven het podium kijkt het beeld van Nehru mee. Er traden kinderen en tieners op, begeleid met live-muziek door vier volwassenen, de kwaliteit was hoog en ze stonden op op posters aangekondigd. Maar ja, in het Hindi, dat kan ik niet lezen. Gezellig zoveel mensen bij elkaar en vlak voor mij, bij het podium werden vier christelijke zusters in het wit, met egards gevraagd om daar plaats te nemen. Ik stond aan de andere kant van het hek. Maar ik geloof dat je niks hoefde te betalen, als je op de stoelen was gaan zitten, ik zag nergens kaartjesverkopers of controle.

In een ander tentje ontdekte ik dat ze daar melkproducten verkochten: lassi in een dicht bakje, ijsjes, melk in flesjes en ‘buttermilk’. Geen idee wat dat was: ik kreeg een plastic zakje met melk, 200ml,
het is geproduceerd in Pondicherry en het bevat plantenextracten en natuurlijk zout. Het resultaat is een karnemelk-achtig drankje dat heel dorstlessend is. Ik prikte een gaatje in het zakje en zoog het leeg

Er was de zondagmarkt: de M. Gandhiroad, de grootste winkelstraat dwars door Black Town was afgezet en aan beide kanten kraampjes. Ik dacht aan al die zondagmarkten in Londen, zou dat overgewaaid zijn? Maar nee, dat kan niet, achteraf gezien, want Pondicherry is altijd een Franse kolonie geweest. Ik zag niet zo’n verschil met wat je overal, in zijstraten al te koop ziet. Op één kraampje na: die jongen verkocht ronde, platte zeefjes met daarop een kolammotief. Als je er witte 
bloem op strooide, dan verscheen het motief op de grond. Ik kocht er meteen twee van. Leuk om thuis uit te proberen. Maar het moet dan natuurlijk niet vochtig zijn, want dan verdwijnt het meteen

Alle winkels zaten dus dicht, het was overal in de straten veel rustiger, maar de overdekte Goubertmarkt, midden in Blacktown, was wel open. Ook hier was het rustig. Ik wandelde langs gangetjes vol geurige bloemen, jute zakken vol. Men haalt de groene steeltjes weg, fragapani wordt  verpulverd, ook van rozen blijven alleen de kleurige bloemblaadjes over. Hier koopt men dus bloemen voor de huisaltaarrtjes thuis. In Chennai, in de buurt van mijn overnachtigsplek bij het lieve echtpaar, zaten er vrouwen met manden vol bloemen alleen vroeg in de ochtend, later op de ochtend waren ze al verdwenen. Om je dag zó te beginnen, bloemen brengen in de tempel of bij je eigen huisaltaartje...

Ik zag wel andersoortige activiteiten: er kwam een grote groep kinderen en jongeren in strakke 
wielrennerachtige witte pakjes, ook meisjes met beginnende borstjes, over de boulevard aan gerollerskate. Het was Jai Hind, de rollerskating club van Pondicherry, ze hadden een spandoek bij zich: Salute to our real heroes: May their soul rest in Peace who sacrified their lives for our 
Motherland. Ze staken een kaarsje aan bij het monument van de onbekende soldaat aan het strand
En vlak langs de dansvoorstelling verscheen er ook ineens een grote groep jonge mannen met een spandoek. Ze liepen gewoon door, niemand die echt aandacht aan ze besteedde. Al met al een heel genoeglijk zondags dagje. 

zaterdag 16 februari 2019

Moslimwijk, botanische tuin

Op de plattegrond stonden drie moskeeën aangegeven, vlak bij elkaar, aan de andere kant van het kanaal. Wat een verassing! Ik kwam in een wijk die helemaal anders van sfeer was dan ik tot nu toe heb gezien. Rustig, dorps, er speelden kinderen badminton op straat, een man was op een kar aan het strijken, er werden pannen met voedsel op een kar gezet, iemand sliep messen via een ingenieus apparaat dat aan de zijkant van zijn fiets was geïnstalleerd, die keerde hij om en met de fietstrappers haalde hij zo energie voor de slijpmachine. Er was een burka-boetiekje.

Het blijkt de islamitische wijk van  Pondicherry. Zij moesten in de 17e eeuw weg uit de White Town die er gebouwd werd, kregen dit gebied toegewezen en ze bouwden lange straten, bijna diagonaal op het rasterpatroon van White Town met het gezicht naar Mekka. Schaduwrijk, heel schoon, nu, en he ziet dat er ook kleine paleisjes tussen de gekleurde huizen staan. De Meeran Moskee is dus al 350 jaar oud, maar je ziet het er niet van af. Eerlijk gezegd deed het me denken aan de Efteling, waar er een vliegend tapijt tussen twee torentjes vliegt

Ik wandelde door naar de Botanische Tuin die aan de Zuid-Boulevard ligt. Voor de muren aan de ene zijde onder overkappingen, een groente en fruitmarkt. Binnen de tuin kraampjes over  eco-organische landbouw, de presentatie kwam van Gratitude Farms Pondichery, mooie naam. Ik zag zakjes vol traditionele zaden van India en het ging over systemen waar water rondgepompt kon worden. Ergens anders, onder de grote bomen activities of self help groups; Traditioneel eten te koop en handvaardigheidspulletjes; er hing een festivalsfeer.

Verder was de tuin aardig verwaarloosd. Jammer, mijn handen kriebelden, ik heb me dus al  helemaal geïdentificeerd met de rol van bladopruimer. Menskracht is toch goedkoop in India? Mrt een paar mensen zouden al dat dorre blad en het zwerfvuil zó opgeruimd zijn. De botanische tuin zou daarmee veel meer om van te genieten zijn. Er staan veel soorten hoge, oude bomen, waaronder een Afrikaanse  Mahogony uit Senegal, gepland in 1862 bij de oprichting van de botanische tuin, de oudste van India, wier zaailingen zich verder verspreid hebben, stond er op een bordje. Niet dat de boom speciaal behandeld werd, hij groeide nu half op het pad, het asfalt omhoog stuwend, het bordje hing er scheef in het hoge gras naast.

Het is voor mij weer een van Indiaas contrasten: zo vlakbij elkaar: aan de ene klant een zorgvuldige presentatie van moderne technieken en een bloemenzee met groen gras en dan ernaast, totale verwaarlozing.... al mijmerend hierover wandelde ik terug naar White Town en kwam pal achter de roze ‘Kapucijnerkerk’ uit. Ja, dan maar naar binnen! 

Jongens waren druk bezig met stoelen richting het altaar te sjouwen, o, het is Zaterdag, misschien was er zo een dienst, ook leuk om mee te maken. Ik wachtte rustig af, al mediterend, en telkens als ik mijn ogen even opendeed, zag ik weer een andere samenstelling van mensen in de kerkbanken zitten. Soms was het leeg en dan dacht ik dat de kerk toch zo zou sluiten, o, nee toch niet er kwamen weer nieuwe mensen binnen.

Ik dacht terug aan mijn tijd bij de Kapucijnen. Hoe ik binnenkwam met een eigen sleutel, via de achteringang. De trappen op naar mijn kamer, langs de oude klok die elke dag opgewonden moest worden. Dat ik er alle seizoenen in de tuin heb meegemaakt. Wat deed ik er allemaal? Mest kruien staat me erg bij. Hoge dalhia’s dieven met broeder J.

Dat ik tegelijk zo onwetend was van wat er werkelijk speelde. Zo was daar broeder M. die ook koster was en waarvan men wel zei, dat deze zijn eigen leventje leidde.  Op zondag na de middagmaal trok hij zijn burgerkleding aan, waaronder een blouse met alle knoopjes tot bovenaan  dichtgeknoopt en ging hij fietsen.  Hij was vaak niet aanwezig bij de avondboterham.  Pas twee jaar geleden ofzo, hoorde ik van kleine T. dat hij een vriend in het dorp had en soms ook in de nacht wegbleef. Kon allemaal, als hij zijn taken als koster, ook in  de morgenvroegte,  maar wel uitvoerde. Zijn kamer was propvol mooie spullen en hij bood me een klein draagbaar tv-tje aan, dat hij over had.

Het bleek dat de heilige monstrans op het altaar werd gebracht, met veel wierook en gezang. Dat werd weer weggehaald en er volgde nog een half uurtje Marialiederen door de luidsprekers, alles in het Frans. Toen werden alle buitenluiken gesloten, de kerk ging dicht. Op de boulevard zag ik voor het eerst Indiase meisjes met korte broeken en hemdjes aan. Ook eergisteren  bij een muziekoptreden, verhalend, bij het Gandhi-monument sprak ik even met drie vrouwen uit Bengelore, die waren nu een weekendje weg, Ja, zaterdag... misschien dat mondain India nu toestroomt, naar zee.

vrijdag 15 februari 2019

Religieuze verbeeldingskracht in Pondicherry

Gisterenochtend vond ik het wel een aardig idee, om mijn eigen verleden een beetje in ere te houden, door allereerst de kerk te bezoeken, die hier als eerste gebouwd is....door de Kapucijnen! Hij ligt hier vlakbij, om de hoek,pal aan zee. Hoe kun je het zo treffen... De kerk heet The Lady of Angels  en is in 1642, tegelijk toen de Franse handelaren hier voet aan wal zetten, opgericht. Die werden na allerlei gedoe, ook nog verdreven door de Nederlanders in 1693. Ze keerden terug toen de Fransen weer overheersten en toen is er een soort van koehandel, zo noem ik het maar even, ontstaan tussen de Jezuieten en de Kapucijnen.

De Jezuïeten ontfermden zich over de bevolking van Tamil Nadu, konden ze mooi hun onderwijsbekwaamheden kwijt, denk ik, en de Kapucijnen ontfermden zich over de Europeanen en de Euro-Aziaten. Je kunt in die lijn zeggen, dat het wellicht geen toeval is, dat ik ooit door hen gevraagd ben om een kamer in hun klooster te bemensen...Ja, er waren toen een heel aantal Kapucijnen in Indonesië en eentje trof ik in Den Bosch, die in Nederland zou ‘pensioneren’, al doen religieuzen dat nooit, die gaan gewoon door. Die vertelde dat hij in Indonesië altijd uitkeek naar de artikelen die ik toen schreef voor de Specials van Franciscaans Leven en wat het nieuwe  thema zou zijn. Ik zat daar toen ook voor in de redactie. Ik was toen geroerd, een vreemde cirkel die rond werd... 

Gisteren had ik dat ook een beetje in die kerk. Zó zouden kerken wat mij betreft altijd mogen zijn: van buiten pastel roze en van binnen pastel blauw en geel, met heel grote ramen die allemaal openstonden, waar je buiten de palmbomen ziet waaien, en gekleurd glas in de luiken, die prachtig, kleurig licht gaf binnen... De kerken hier zijn allemaal open, net zoals de tempels. Het voordeel van  een christelijke kerk is dan, dat het er stil en licht is, terwijl in hindoeïstische tempels het altijd donker is, vol kleine huisjes en plekjes, waar de goden verblijven. Het is een aderlating dat in het westen, de kerken alleen maar tot ruimtes zijn verworden waar de eredienst gevierd wordt en ze verder dicht zitten. De beleving dat God er ook woont en je die altijd kunt bezoeken, vervalt dan...

Daarna maakte ik een wandeling langs zee, naar de pier die vervallen is en waar je niet meer op kunt wandelen. Maar in de stellages eronder zaten mensen in de schaduw en aan weerszijden is er een beetje strand, waar ook gezwommen werd.. Dat kan en mag aan de brede boulevard niet.  Ik zag voor het eerst een Indiase vrouw in badpak. Ik wandelde voort, naar de nieuwe zwart-wit gestreepte vuurtoren. Ik kwam meteen weer in kleine vissersplaatjes met de voor mij onuitsprekelijke namen als Duppuypet en Vembakirappalaiyam. Elke keer weer, ben ik verrast door de kleuren van de huisjes, de kolams bij de entree, de concentratie van vele tempels en tempeltjes op zo’n klein oppervlakte. Op een plek stonden een katholiek kerkje in het licht oranje, tegenover een hindoetempel, in een smal straatje. De stenen van de grot van Lourdes raakten als het ware bijna één van de uit stulpende godenbeelden van de het tempeltje, 

Vandaag ga ik op zoek naar drie moskeeën. Ik begin wel boeddhistische tempels en beelden te missen. Als die er waren geweest dan was Pondicherry de volmaakte kaart  geweest van al die rijke verbeeldingskracht van mensen omtrent de zin van het leven. Nou ja, als ik dan doordenk, dan mis ik ook Yin en Yang en Chinese tempelcomplexen rondom de hemel en de aarde.