woensdag 30 september 2020

Het boshuisje is af

Ik zag vanaf mijn bankje een oranje maan opkomen boven de bosrand. Mijn boshuisje is af, dat wil zeggen, nu wel ongeveer volledig ingericht: alles is uitgepakt en alles heeft een plaats gekregen. Ik had ‘voor de warmte’ een oude grijze vilten doek ingepakt, hoe ik daar aankom weet ik niet meer en een harig groot vierkanten donkerbruine-met-beige-ruitjes fleece-lap van de markt, lang geleden. ‘Dat kan in de winter wel ergens van pas komen’, dacht ik erbij. Maar nu liggen ze als vloerkleden op de grond, onder de donkerbruine koloniale houten tafel en voor mijn witte bankje met daarop nu twee schapenvachten. Dit is het concept uit mijn tent in Venetië: die bekleed ik ook op de grond en dan met kleurige doeken voor de behagelijkheid en de gezelligheid. 

Gisteren rondom 18.15 uur kwam ik hier aan en eigenlijk daalt er na een half uur al een soort van rust en stilte in mij. Die niet weggaat, ook niet toen er in de ochtend op een belendend perceel met machines werd gegraven en de grond werd geëgaliseerd. Het bos eromheen wint het toch als lokkende ruimte die zich niet laat wegpesten. En tja... tot vier uur in de middag komen er dan twee mensen langs: ‘nog even de laatste zonnestralen aan het pakken? ‘, vroeg een vrouw met een hondje, en ik reageer alleen met ‘jáááh!‘

En dan denk je: kom, toch nog even een wandeling en dan kom je in het nog groene bos de eerste felrode paddenstoelen tegen en dan sla ik daar hardop een kreet over uit. Onveranderlijk, elke herfst is het raak: de eerste paddenstoel rood met soms witte stippen, brengt mij in een kinderlijke verrukking. 

maandag 28 september 2020

Een tekenbeet? Samsara. Bali.

Voor het eerst sinds voor mijn reis naar Bali, dat was dus midden februari, kijk ik op een groot tv-scherm naar een dvd. Gewoon midden op de middag: tegen mijn gewoonte in, ik wil dit voor de avond reserveren. Maar het grijze weer gaf mij het fiat en ook omdat ik een onbestemde ochtend had. Letterlijk: ik wachtte op een telefoontje van de huisarts en afhankelijk daarvan zou ik weer weten hoe ik de dag van morgen kan  inplannen, want stél dat ik toch nog op spreekuur moest komen.

Door Corona gaat alles aanvankelijk telefonisch via een doktersassistente en een live-afspraak wordt alleen maar gemaakt als het écht nodig is, ze willen geen wachtkamer met mensen. Het lijkt erop dat het bij de dokter zo streng is, als dat het nodig is met Corona: echt contact zoveel mogelijk vermijden. Ik heb een cirkelachtige uitslag bij mijn oor en dat zou dan een tekenbeet kunnen zijn: Lyme!, help o nee, het zal toch niet...

Dus ik moest een foto mailen en zou in de loop van de ochtend gebeld worden door de dokter. Maar die belde niet en ondertussen zocht ik toch nog wat spullen bij elkaar die ik morgen, als dat erin zou zitten, naar het boshuisje zou meenemen. Gisteren was de echte ‘verhuizing’ in de vorm van een doos vol afgedankte pannen en een platte witte ronde vaas, vijf grote boodschappentassen vol spul van mij, twee schapenvachten, een blauwe emmer, een opklapbaar tafeltje waar vroeger de permanente kerststal op gelegen was,  een klapstoeltje en daar in het boshuisje werd de eventuele tekenbeet gespot. 

Dokter dacht dat de kans érg klein is dat het Lyme is. Want om uitslag in de vorm van een kring te krijgen, moet de teek doorgaans 24 uur op de huid zitten en dat had ik gemerkt, vlakbij mijn oor. Weer wat erbij geleerd. Dus het is waarschijnlijk ‘ringworm‘ en dan kan het smeren van een zalfje genoeg zijn. Meteen het zalfje gehaald, gewoon bij het Kruidvat vlakbij, ‘dat is het goedkoopst, ik ga daar geen duur recept voor uitschrijven’ zei ze, ik bedankte haar voor het prettige gesprek, al belde ze pas in de middag, waar ze uitgebreid alle redenen van gaf, en zij bedankte mij weer dat ik dat gezegd had.

Hé, hé, nou had ik wel zin in een kleurige film, languit op bed,  Het bleek dat Samsara er nog in zat, die begint met drie kleine Balinese meisjes die de Legongdans dansen en ik herinner me dat ik toen dacht: Ah!, dat zie ik binnenkort misschien in het echt, laat  ik deze film nu maar niet gaan zien. Ik heb er geen Legong gezien, maar op het Instagram-account van Gusti Koko heb ik zijn kleine dochtertje al wel zien oefenen ervoor, met rollende ogen en al heel wat beheersing in haar kleine vingertjes.Vorige week was er weer hetzelfde feest als dat ik er heb meegemaakt, de voorouders komen weer op bezoek,  en nu zie ik zijn dochtertje voor het eerst haar oma zegenen door het besprenkelen van water, aangemoedigd door de familie. De vorige keer was ik erbij, in hun familietempel. Gusti Koko schreef er iets bij in de trant van: alles kan stoppen, maar bidden gaat altijd door! En Eiko, zijn dochtertje krijgt alles met de paplepel mee.

Samsara is een prachtige film zonder woorden, waar gefilmd is in 25 landen, gedurende vijf jaar. O! Die gevarieerdheid en rijkdom van onze planeet! Met beelden die nu niet meer kunnen: een theater dat zich vult met mensen en die weer gaan, drukte op straten, de mierenhoop van mensen. En toen stopte de film, tegen het einde. O, ja, dat was ook zo: de dvd-speler functioneert niet meer optimaal. De menselijke werkelijkheid verandert continue, alles is in beweging: Samsara, de eeuwige cyclus van geboren worden, sterven en wedergeboorte volgens het boeddhisme en hindoeïsme. Maar dat geldt niet voor een ding, een levenloos voorwerp.  Die doet exact hetzelfde als voor de Coronatijd. 

Ik zag Gusti Koko in de loop van de Coronatijd tal van berichten plaatsen: alleen rijdend in zijn auto in de nacht door een leeg Ubud, de muziek keihard aan. Oude foto’s van hem als gids bij bezienswaardigheden van Bali met: I miss my job! Met zijn vader, die ik ook ken, aan het bouwen en zand scheppen. Met vrienden op bezoek, etend in het voorouder-gasten-gedeelte van de familie-tempel, lachend met zijn vrouw, de kleine Eiko op het fietsje...ik heb het allemaal gezien vanaf mijn balkonnetje. Maar die ene activiteit, die houdt het leven zacht en haalt kramp weg: samen bidden, gezellig ook: zo is dat op Bali. 

zaterdag 26 september 2020

Herfstachtige activiteiten

En dan ruikt het ineens naar Herfst in je eigen tuin... De hangfuchsia bloeit nog en de verlepte grote vlijtige liesen heb  ik toch nog maar een plens water gegeven. Misschien hebben ze nog de kracht voor een laatste bloei. De bruidssluier geeft langs de zijkant en over het afdakje een witte waas over het vochtige groene blad, maar met de  zeis erlangs lopen was voor niks. Er is de afgelopen week niks aan gegroeid. Hoe anders in de moestuin waar dagelijks de tomaten nog kleurden en zo ook de pompoenen en de kleine aubergines en baby-sla  weer opkwam en een courgette nog een aardig reuzen formaat kreeg.

Ik kijk naar het wespennest aan de zijkant bij mijn achterdeur: de zoemende stroom is ook voorbij, maar ze vliegen er nog wel. Ik had gelezen dat wespen elk jaar een nieuw nest bouwen, maar hoe gaat dat dan? Gaat de hele zwerm dood en overwintert de koningin ergens, zoals dat bij bijen is, dacht ik, om in de lente opnieuw te beginnen?...

Ik heb mijn kennis bijgespijkerd: een nieuwe koningin die uit haar moeder geboren is, vliegt in september uit, zoekt een dar, gaat dan ergens overwinteren en zoekt begin maart een nieuwe plek om haar nest te bouwen dat wel uit  7000 wespen kan bestaan. Ik begrijp nu, dat de wespen die ik zie een beetje doelloos nog rondvliegen want hun taak is voorbij, het voeden van de kraamkamer van de koningin. Dus nog even wachten eer ik het oude nest kan verwijderen en herstelwerkzaamheden kan verrichten aan het afdakje aan die kant.

Het begint naar kaneel en stoofpeertjes te ruiken, nog geplukt langs de kant van de weg op mijn laatste lange wandeling bijna twee weken geleden. Herfstachtiger kan bijna niet. En ondertussen ben ik bezig geweest met witte verf, een ei, aarde uit de tuin en twee judaspenningen, op een schildersdoek, Gisterenavond toen ik hier weer thuis kwam, zag ik plotseling iets voor mij. Ik wil het hangen in mijn boshuisje, bij de bank: wat aarde van hier naar daar gebracht.

Het geheel is aan het drogen, ik heb ook de eischerven gebruikt. Of het vast blijft zitten in die gedroogde verf, de glanzende eidooier en het eigeel, moet nog blijken. Het is nog niet af. Gisteren zag ik enkele strepen groen op een voornamelijk witte achtergrond. Nu is er ook best veel donkerbruin en eigeel dat nog aan het verkleuren is. Wel een interessante bezigheid, het is wel spannend dat je nog niet weet, hoe het uiteindelijk wordt. Ik vind het ook wel een herfstachtige activiteit, het doet mij denken aan het maken van een herfststukje in een oude schoenendoos, vroeger: fröbelen met spul uit de natuur.

vrijdag 25 september 2020

Kreislauf

Gisteren was ik voor het eerst sinds januari weer in een museum. Met mondkapje en al, omdat dit in Duitsland verplicht is.Het was in Museum Katharinenhof in Kranenburg. Ik moést wel, vond ik, want zowel I. als J. die hier ‘op de boerderij’ wonen, participeerden en I. heeft Kreislauf 2 Wanderer - Wunderer ook mee georganiseerd. Nu speelt een groot deel zich buiten af, een rondwandeling over de oude wandelwegen langs de stadswal en  de middeleeuwse huizen waar 14 kunstenaars hun objecten hadden geplaatst. Maar sommige andere kunstenaars waren alleen in het museum te zien en bovendien wilde ik wel een totaalbeeld ervaren.

Al eerder had ik gedacht: musea weer wel naar binnen, maar niet met het openbaar vervoer. Waarom? Het blijft goed om je eigen beweegredenen te peilen en te beoordelen. In het museum wist ik dat wel weer heel precies: het is een klein museum in een oud pand met één verdieping verdeeld in zaaltjes. Er mogen maximaal tien mensen naar binnen: er liep een groepje vrouwen en een ouder stel en daarmee kun je met gemak even in een ander zaaltje duiken. Terwijl in het openbaar vervoer je niet wég kunt in een bus of een trein. Ik blijf voorzichtig omdat van het aantal besmettingen van 75% niet bekend is, hoe deze is opgelopen. Dat andere kwart wordt uitgebreid geanalyseerd en wijst naar de nu bekende bronnen van studentenhuizen en het uitgaansleven, maar die 75% zeggen mij dat het virus heel besmettelijk zou kunnen zijn. 

De tentoonstelling! Fijn om weer in een verwonder-stemming te raken, nieuwsgierig naar wat je tegen komt, je laten raken door beeldende expressie en bij jezelf het gemoed te zien fluctueren van: dit zegt mij totaal niks naar O! dat is bijzonder! Het hoogtepunt was voor mij het ‘tuinlab’ van J. Door een poort overwoekerd met klimop betreed je een gebiedje vol eigensoortig leven,  bij de oude bakstenen stadsmuur en tegenover de openbare moestuin, de Garten, die hij daar zelf ook al gecreëerd heeft. Ik voelde mij even op de Dokumenta van zeven jaar geleden ofzo, waar je via ‘tuinhuisjes’ in het stadspark ook allerlei binnenwerelden in mee werd genomen. 

Voor mij was dit een aparte sensatie omdat ik ‘het werk in uitvoering ‘ hier al heb zien staan toen ik hier de vorige keer was: een grote geheimzinnige kast vol spullen, potjes op een grote tafel, gevuld met van alles uit de natuur. Maar nu zag ik het af en op locatie: zoveel kleine stillevens om naar te kijken, die associaties geven naar sterfelijkheid, natuur en cultuur, de natuurlijke cyclus, wat gemaakt en bewaard kan worden en wat uit zichzelf weer vergaat; het je laten opnemen in een proces, in plaats van overal controle op trachten te hebben. Zijn naam in Johan Geerligs, op Exto.nl  kun je zijn werk zien. Hij maakt al lang mooie dingen uit ‘waardeloos’ materiaal zoals lichtobjecten en hij heeft oog voor wat er in de aarde aanwezig is, als je maar goed kijkt. Dit deelt hij overigens met I. die bijvoorbeeld de architectuur van een mierennest getekend heeft, ook op Kreislauf te zien. 

In deze Coronatijd een wijze les, en wellicht de enige wijze om in vrijheid te blijven leven: er is een binnenwereld die oneindig groot kan zijn, vol vormen en eigen wijzen van existentie, daar reken en meet je niet in code geel-oranje-of rood gebieden: je kijkt, geeft aandacht: wat je er vindt, is wat er al was en je komt tot het besef: het is, wat het is. 

donderdag 24 september 2020

Darci Lynne; meerdere persoonlijkheden

Ik kan zomaar een crush voor iets of iemand krijgen. Iets valt me dan op, in positieve zin,  en dan wil ik in korte tijd daar alles van weten. Tenminste: tot hoever het internet reikt, via Wikipedia en YouTube. Het is altijd een leuk onderzoekstraject: bij schrijvers en tekenaars van graphic novels, leer je dan hun oeuvre en groei kennen en uit dat geheel kies ik er dan eentje uit om te bestellen. En als me dat dan bevalt nog meer. Ik ben dan vooral geïnteresseerd in kantelmomenten bij hen: dat ze een nieuwe stijl ontdekken of  een oud personage nieuw leven inblazen of voor het eerst zelf een compleet verhaal en tekenstijl verzinnen.

Gisteravond iets uit een totaal andere stiel: ik kan naar sentimentaliteit neigen bij ‘eerste audities’ en er dan zomaar een ster verrijst en vind dat ook leuk om in herhaling te zien, kijkend naar reacties van de jury en mensen in de zaal enzo. Susan Boyle, de autistisch gebleken zanger die al heeft ze miljoenen, nu nog steeds woont in haar ouderlijk huis in een klein dorpje en slaapt onder een dekbed van Donny Osmond. Of Sophia Kruithof die The Voice won in 2020. Hoe bij de auditie haar nog niet door tv en camera bewustzijn, pure gezichtsuitdrukking, door juryleden in de laatste uithaal overgenomen wordt: een aparte synchroniteit die kennelijk kan ontstaan als mensen elkaar raken. Zoals stellen of goede vrienden als ze elkaar zien, ook even op elkaar kunnen gaan lijken.

Ik keek naar de auditie van Darci Lynne in America’s Got Talent van 2017. Een elfjarig meisje met haar buiksprekerspop, een wit konijn Petunia, ze zingen 'Summertime': dat er dan ineens nog een andere persoonlijkheid in de gestalte van die pop aanwezig is. En dan, na haar overdonderende succes, zie je haar onbedaarlijk huilen: dat aanvankelijk verlegen meisje dat haar droom ziet uitkomen. En daarna zag ik al haar optredens met ook andere poppen en vind dat dan écht knap, dat er meerdere persoonlijkheden in zo’n jong meisje huizen, met eigen humor en eigenaardigheden, waar haalt ze het vandaan?

Mijn geïntrigeerd zijn komt ook omdat ik als kind dat ook even geoefend heb: kunnen buikspreken, dat leek mij ook wel wat, een pop naast je die alles kon zeggen en doen wat je wilde, wat je in het echte leven niet durfde. Er zouden dan twee poppen tevoorschijn komen: een jongetje met een petje op en een zwerver, een landloper met in een stoffen buidel aan een stok zijn hele haven en goed. Nee, er zou nooit iemand komen van het vrouwelijk geslacht, zoals Darcy Lynne het konijn Petunia heeft, een country-girl die jodelt en de oude vrouw Edna Doorknocker die naar jongere mannen You make me feel like a natural women van Carole King zingt. 

Mmmmm... ik heb nooit gedacht aan een geslachtsveranderende operatie, maar ergens voel ik mij vooral een jongen of man. Kan dat? Ja, dat kan.



woensdag 23 september 2020

My Octopus Teacher. Einde zomer.

Met kat Sam op schoot, achter de iPad, keek ik liggend op de bank naar de Netflix-documentaire My Octopus Teacher. In het kader van hoe weinig we wellicht weten over wat er in dieren omgaat. Alweer een jaar en driekwart geleden, zag ik in dit blog onder ‘octopus’, had ik het boek Other Minds gelezen en daar staat me van bij dat octopussen waarschijnlijk heel intelligente dieren zijn. Zou dat nu bevestigd worden? Ja, dus. 

Een filmmaker raakt in een crisis in de gewone wereld, te druk, het lukt hem niet meer om contact te maken, zijn relatie met zijn zoon staat op een heel laag pitje, ook filmen lukt niet meer. Hij ziet dat er radicaal iets moet veranderen en hij gaat terug naar de onderwater kelpbossen van zijn jeugd in een woeste baai in Zuid-Afrika en besluit daar elke dag te zwemmen en te duiken in het koude water. Hij ontmoet er een octopus die daar in een hol woont en gaat haar dagelijkse leven volgen en na enkele weken heeft hij ook weer energie om onder water te gaan filmen.

Het resultaat zijn prachtige buitenaardse beelden van die onderwaterwereld, waar de octopus aanvankelijk schuw is, maar dan met een lange tentakel letterlijk contact maakt. Hij ziet deze op slimme wijzen van kleur en vorm veranderen op zoek naar eten en vijanden, zoals streepjeshaaien ontwijkend, hij ziet deze spelen met vissen en ternauwernood ontsnappen aan de dood, een tentakel missend en dan groeit er na enkele weken toch een minuscuul klein nieuw armpje aan, terwijl deze doodsbleek met haar grote oog in de rotsspleet verscholen ligt. 

En het meest frappante is dat de octopus uitgebreid fysiek contact maakt door languit op zijn borst te gaan liggen, voor het laatst, als een afscheid : de dag erop zijn er twee octopussen, ze paren en zijn octopus zal alle energie geven aan haar eitjes tot de dood erop volgt en deze volkomen verzwakt opgegeten wordt door een streepjeshaai. De filmmaker is werkelijke aangegrepen, hij heeft de octopus bijna een jaar elke dag gezien. Ze leven maar ongeveer twee jaar, had ik in dat boek gelezen, dus het is de natuurlijke gang van zaken, ook dus dat de octopus sterft ten bate van haar nageslacht. Wat een werkelijke wonderlijk andersoortig leven is daar dus op de zeebodem. Op het einde van de film duikt hij met zijn zoon en die vindt een heel klein octopusje dat beweegt rondom de vingers van zijn hand: de filmmaker ervaart het als een boodschap van zijn octopus; het leven is door gegaan, er is een grote kans dat dit een nazaat is van zijn octopus.

De afgelopen twee nazomerse dagen fietste ik naar de Bisonbaai, hoe lang is het wel niet geleden dat ik hier zomers lang kwam? Mijn blog wordt steeds meer mijn eigen geheugen: dat was in 2013 voor het laatst. Zo rustig als nu heb ik het er nog nooit meegemaakt en tussentijds staan er in de horizon naast  de schoorsteen van een oude steenfabriek, ook twee witte windmolens. Je mag het niet zien als horizon vervuiling, maar toch... je wordt daardoor ook met je neus gedrukt van deze moderne tijd en de noodzaak van schone energie. Een beetje kijken waar je kijken wil, natuurlijk, want ook de warme nazomer is het resultaat van opwarming van de aarde en dan vind ik dat even niet erg. Ook Corona is ver te zoeken in een rustige natuurlijke omgeving.

Ik fietste door een landschap dat mij aan de schilderijen van Monet deden denken: rijen populieren, velden die de sfeer van hooi ademen  en de stuwwal er achter is als de heuvels in Frankrijk. Er is een ooievaarsnest bij Zyflich, twee ooievaars stapten er rond en zaten gisteren, terwijl de zon een grote rode bol was, op hun nest. En nu is de zomer werkelijk voorbij, eentje die ik nooit zal vergeten: Doordat de stad en musea al een half jaar buiten mijn bereik liggen is de  natuur om mij heen intenser gaan spreken en is nabij gekomen in nieuwe vormen;  ik denk dat ik daar nog veel kan leren.


zondag 20 september 2020

Waarneming

‘Ik moet weer even koffie drinken, want dat hoort bij een mensenleven’ hoor ik mezelf  zeggen tegen Joep de  kat, die voor het eerst zich nestelde op mijn schoot en zich tot nu toe niet veel liet zien. Maar gisteren heb ik hem uitgebreid geaaid en aandacht gegeven toen ie brokjes at en zie hier het resultaat. Het is Sam die bij voortduren om mij heen is, terwijl hij als schichtiger te boek staat. Poezen blijven wonderlijke, wonderlijke wezens. Hoe ze op een volkomen eigen wijze er zijn: Sam kan op een meter afstand naast mij zitten en heel lang alert rondblikkend kijken, waarbij ik dan denk: zit je nu Joep op aan afstand te houden dat die niet dichterbij mag komen? 

Misschien verzin je maar wat, maar wellicht is er toch een innerlijk leven bij dieren, waar we nog geen weet van hebben. Of een geheugen dat wellicht bestaat uit geursporen, want hoe kan het dat Sam meteen verschijnt bij mijn aankomst en ik vanaf de eerste keer dat ik oppaste, alweer lang geleden, ook een gevoel had een 'klik’ met hem te maken. Bij baby’s die nog niet kunnen praten, heb ik dat ook: dat je wacht op die ‘klik-ervaring’ en dat die dan blijft en een baby meteen weer gaat lachen als deze je ziet.

Maar ik wilde over iets heel anders bloggen: de ervaring dat de aan jou nabije context bepaalt hoe je een omgeving ziet en beleeft en vorm geeft. Want ik was nu het bos om mij heen gewend, de vele bomen bij elkaar die de sfeer bepalen zonder horizon. En toen kwam ik hier en ineens viel mij de oude losstaande eik op bij de ingang van de moestuin. Ik ging er voor het eerst in de loop van de ochtend onder zitten met een boek en ervaarde ineens de twee andere grote oude eikenbomen die in een diagonaal staan en tesamen het hele terrein van voor aan de straat tot achter in de weilanden het geheel markeren en ik zat in het middenstuk tegenieten van de vele doorkijkjes, alle kanten op.

Nog nooit gedaan en dat komt omdat de nabije context waarvanuit ik hier voor het eerst langer was, het klooster was. Tevoren zat ik in de ochtend en tot vroeg in de middag aan de ene kant van het huis in de bloementuin en dan verplaatste ik mij naar een andere zijkant met uitzicht op de weilanden. En tussendoor werkte en wandelde ik in de moestuin. Zoals dus in het klooster: een strikte scheiding tussen wonen en bidden binnen en werken en mediterend wandelen in de kloostertuin.

Gisteren was ik voor het eerst in wel 25 jaar weer bij het Wylerbergermeer. Dat was indertijd een stukje buitenland waar we met een auto heen gingen vanuit de nieuwbouwwijk. En aan de andere kant van het meer woonde in Beek daar S. en dan wandelden we naar het meer, picknickend met een groep op het naaktstrand, in de nacht naar nachtegalen luisteren en vuurvliegjes zien ‘broeden’ in donkere gronden en vliegend tussen de boomstammen. Dat meer was vol avontuur en groots. Maar nu vond ik het zó klein, nu ik de hele zomer de weidse waterplas van de Berendonck mee heb gemaakt en er was bijna niemand want er was blauwalg. Zo’n andere sfeer dan  het volkse Berendonck: oudere sjieke mensen die er vanuit Beek rondwandelden en bij de avondschemering sjamaan-achtige geluiden van een jongen met ontblote bast in het riet en  toen ik langs hem liep rook ik de wiet. 

Ik denk aan die anekdote die ik hoorde of las bij de introductie van het vak culturele antropologie: een jongen uit de rimboe wordt gedropt in een grote stad en krijgt een rondtoer door het verkeer en de drukte. Aan hem wordt gevraagd hoe hij het vindt en  wat hem is opgevallen. Hij zegt meteen: de bananen hebben hier een andere kleur. 

vrijdag 18 september 2020

De vroege moestuin en Vivian Gornick

Dat is me ook wat: denk je landelijk op de boerderij beland te zijn en dan word je wakker van het geluid van een snerpende slijptol en wéér een transistorradio. Er blijken werklui op het binnenerf bezig, er komt een nieuwe bestrating van Hollands gekleurde bakstenen, dat wist ik al, maar er lijkt nu ook een stuk aan de ingang van de grote boerenschuur gebouwd te worden. Ook de kerkklokken luiden en nu, twee uur later weer: zou er in Duitsland nu iets speciaals aan de hand zijn?

Het blijft heerlijk om meteen door Sam de kat begroet te worden en om de frisse moestuin in te stappen. Daar ben ik gisteren tot het donker werd bezig geweest om alles te sproeien, alles hing er slap en een beetje zieltogend bij, maar zie: vanochtend hebben de grote kolen en grote kroppen sla-achtigen zich weer opgericht! Een beetje onkruid weghalen, de grote pompoenbladeren opzij schuiven zo dat de twee paprikaplanten die ertussen staan meer zonlicht krijgen, een tomaatje uit de kas snoepen, eikeltjes harken en daarna koffie drinken met een zoete koek en mijn dag is goed begonnen.

Dat was deze eigenlijk al, nog voordat ik de moestuin inliep dankzij het leesvoer dat ik regelmatig heel vroeg in de ochtend krijg. Ik heb een nieuw mens ontdekt: Vivian Gornick, een Amerikaanse journalist, essayist, Joods, feminist, nu 88 jaar oud maar héél erg vief en vitaal, wonend in New York. Ze heeft een gulle lach, heel heldere ogen en een volkomen eenduidige en scherpe en fijnbesnaarde wijze van spreken. Op YouTube vertelt ze in een kort filmpje over haar debuut als schrijver, op onderzoek in Caïro. Een gevoel van ontheemding die zij omzet in zorgvuldig te gaan waarnemen. Ook het zien van haar jongere zelf, toendertijd getuigt van humor én zelfrelativering.

Maar allereerst was daar een essay van haar in De Groene. Zij ziet in haar omgeving mensen in deze coronatijd opleven: waren ze eerst het depri-zorgelijke en neerslachtige type: nu ervaren ze een gevoel van verbondenheid in het leed dat een ieder kan treffen en ontwikkelen ze opbouwende en helpende activiteiten en ze ziet zelfs een gevoel van dankbaarheid bij hen... Hoe kan dat? Zij moet denken aan Natalia Ginzburg, en dat is een lievelingsschrijver van mij, die vroeger een kille schil van afstandelijkheid om zich heen had gebouwd (ik wist dat niet) en toen het noodlot haar trof, de executie van haar man, anti-fascist omdat zij in 1943, na de val van Mussolini te vroeg waren teruggekeerd naar Rome, een inschattingsfout, haar pantser aflegde.

Ginzburg kreeg een nieuw besef: ‘We leren  hulp te vragen aan de eerste de beste voorbijganger... We leren hulp te bieden aan de eerste de beste voorbijganger.’ En daarmee vindt ze zichzelf, schrijft Vivian Gornick, ‘het is ook alsof ze nu pas echt leeft, simpelweg door deel te nemen aan de gemeenschap van het lijden’. Zij is geen vreemde meer voor zichzelf, opgesloten in eigen gemaakte eenzaamheid: ze richt haar blik naar elk ander en het leed dat deze bij zich draagt en het is precies dat wat mij aanspreekt in de boeken van Natalia Ginzburg. Haar blik vol mededogen, het klein en eenvoudig houden, zonder grootse en zwaarwichtige woorden.

Ik denk ook dat het helemaal waar is: eigen doorleefd leed leidt naar anderen uit noodzaak, om zelf niet ten onder te gaan. Al is een groot deel van jouw wereld verwoest, het blijft altijd mogelijk om op een dag ergens aan de randen herstelwerkzaamheden te verrichten in simpele gebaren. Zoals het begieten van planten, het zien dat zij zich weer oprichten. Wat je niet allemaal kunt meemaken in enkele uren op de vroege ochtend!

Lees verder:
- https://www.groene.nl/artikel/de-gemeenschap-van-het-lijden


woensdag 16 september 2020

In between...

Ik bevind me nu wel in een aparte situatie. 7.45u in de ochtend, mij verstoppend in een hoekje op de bank. Achter komt er een nieuw klein luikraampje, de timmerman tikt en boort, en de schilder, schildert. Voor  wordt er boven een heel groot raam vervangen van enkel naar dubbel glas, ‘de weg’ vrijgemaakt door het drooghek  boven de overloop weg te halen en alle spullen in de kamer een meter van het raam af.

Ondertussen staan er naast de bank vijf grote Lidl-boodschappentassen die binnenkort naar mijn boshuisje gaan. En daarnaast tegen de muur mijn twee grote fietstassen volgeladen, want vandaag vertrek ik weer naar de ‘boerderij’ in Kranenburg. Bonken, zaaggeluiden een transistorradio, verfluchten...En dan gisteren naar de beheerder van het park waar het boshuisje op staat, een mail over het schuurtje dat op een punt lekt, de regenpijp die druppelt en of dat wel goed gaat met dat scheurtje dat ik in het plafond van de wc- en doucheruimte zie. En de wc lijkt wat gammel te staan en kan het dat het wc-kraantje weleens lekt? En hier heb ik net uitgelegd gekregen hoe ik een nieuw ventilatierooster open en dicht kan doen.

Gisteren de laatste zomerdag bij de waterplas gevierd met het kluiven aan warme kip, zo van de BBQ. De man met de pet uit Colombia, weet ik nu, vierde er zijn verjaardag, ik heb hem in de loop van de tijd steeds contact zien zoeken met vrouwen, door muziek te laten horen. Hoe hij het nu voor elkaar  had, weet ik niet. Er zaten wel vijf vrouwen op strandlakens, waarvan ik eerst dacht dat het collega’s van elkaar waren, groepsleiders met een stel kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. Maar toen kwam hij, hij werd gefeliciteerd, ja, met een soort van afstandelijke hug, daarmee dus de 1,5 meter overtredend. Hij  startte de BBQ, heeft met niemand  gepraat en deelde alleen op bordjes de kip uit en op het einde kreeg ik een bordje voorgeschoteld . Ze waren lekker knapperig en kruidig, die kluifjes. 

Cuties

Gisteren begon De Vooravond met de mededeling dat beide presentatoren die middag naar de film Cuties op Netflix hebben gekeken. Daar is veel ophef over, het zou kinderporno/pedo bevatten, er zijn acties dat de film moet worden verwijderd en in de ban moet worden gedaan. Ze laten een stukje zien: vier meisjes dansen op hip-hop muziek en hun dans zit vol seksuele connotaties. Ook de poster waarmee Netflix reclame maakt heeft het. Toch vinden beide de film wel meevallen en wel de moeite van het bekijken waard. Einde  van dit item, waarmee ze elke dag beginnen met het motto ’wat heeft jou vandaag bezig gehouden?’ (géén Prinsjesdag, dus) en het progamma kan van start.

Beide vinden ook, dat die dans misschien wel wat minder seksueel geladen had kunnen zijn en dat ook de meisjes, de actrices van de film, nu ook, zo jong als ze zijn, elf in de film, dit ook hebben moeten instuderen, wellicht zelf ook niet wetend wat de implicaties zijn van wat ze dansen. Dus de vrouwelijke regisseur had deze controverse die nu ontstaan is, misschien kunnen vermijden. 

Genoeg reden dus, om zelf naar de film te gaan kijken. De film is geschreven en geregisseerd door de Frans-Senegalese Maïmouna Doucouré, is haar regiedebuut en won op het Sundance Festival in januari al een prijs. Het gaat over een elfjarig meisje dat opgroeit in een traditionele moslim- familie in een grote stad. Haar vader is weg en kondigt aan met een tweede bruid terug te komen. Zij ziet het verdriet van haar moeder hierover en een oudere Auntie die haar moeder dwingt zich te voegen in de gebruiken. Zij luistert dit gesprekje af, onder een bed, waar zij zich snel verstopt heeft omdat ze danspasjes aan het oefenen was. Ze hoort haar moeder huilen en moet zelf ook huilen.

Zij leert het hip-hop dansen kennen door een buurmeisje die boven haar woont en die zij bij de wasmachines voor het eerst ziet dansen.Ze komt zelf net uit een bijeenkomst met vrouwen, waar zij een hoofddoek om moet en hoort wat zij moet doen om een goede moslim-vrouw te zijn. De vrijheid en de levenslust spatten van het dansen af en zij zoekt toenadering en leert zo drie andere meisjes kennen die aan het oefenen zijn voor een danswedstrijd met eigen gemaakte choreografie.

En zo laveert dit meisje tussen de traditionele waarden in haar familie, waarvan zij alleen maar ziet dat die verdriet brengen en de zelfexpressie in de dans.Ik dacht aan de laatste Biënnale van Venetië waarin o.a. Brazilië en Zwitserland lieten zien hoezeer dans bijdraagt aan het zelfbesef en het ook woede en vernedering kanaliseert en overstijgt. Deze film met een coming of age thema laat dit ook zien.Maar helaas, helaas, het meisje is ambitieus, wil per se mee dansen en heeft als enige referentiepunt het internet en daar komt zij al die seksueel beladen danshoudingen en bewegingen tegen. Zij verzint zelf een dans om mee te kunnen doen in het dansgroepje, zonder te weten hoe seksueel beladen sommige gebaren zijn. De film heeft een goede balans in scènes waar je de onschuld van de meisjes ziet, opgroeiend in moeilijke omstandigheden en de dans die zij inoefenen en het geëxperimenteer met andersoortige kleding dan dat zij van huis uit moeten dragen.

Kortom: de uiteindelijke seksueel getinte dans, die in de film drie minuten duurt en die de opvoering is op de danswedstrijd,waarvan je als kijker niet eens de uitslag weet, is noodzakelijk in deze film en tegelijk bijzaak. Uiteindelijk zie je haar vrij springen in een lange broek en gympies, zij hoeft van haar moeder niet meer naar de bruiloft in de traditionele jurk die voor haar was uitgezocht. Haar lachend bevrijde gezicht in close-up, zonder enige seksualisatie: zo eindigt deze film.

Het gegeven dat deze drie minuten zo geëxplodeerd zijn en een eigen leven zijn gaan leiden geeft precies aan wat deze film ook aan de kaak stelt: hoe internet de waarheid kan manipuleren, hoe gevaarlijk dat kan zijn omdat het ondertussen de belangrijkste toegang naar kennis is... Jammer dat de presentatoren van de Vooravond wel anderhalf uur besteden aan het kijken ervan, maar dat hun analyse blijft hangen in: ‘Het valt wel mee en toch wel het bekijken waard.’

dinsdag 15 september 2020

Werklui. Huizenmijmering

Aan beide kanten van mijn huis zijn nu werklui bezig. Tochtstrips aan ramen vervangen, schilderen enzo. Ik dacht de dans te kunnen ontspringen zoals toen ze hier een nieuwe douche maakten: toen ben ik naar Londen gegaan. Nu dácht ik in mijn boshuisje te zijn, naar ja, het tropische weer lokte mij weer naar hier: heerlijk nog twee dagen bij het water. Eigenlijk hoopte ik dat zij vorige week hier bezig waren geweest..maar mijn huis is de laatste van de hele buurt en ze hadden vertraging opgelopen.

Ook de mussen vinden dit niet leuk. Ik hoor ze verontwaardigd tjilpen. Je wilt je gewoon veilig voelen rondom je eigen huis. Ik lees over de gigantische bosbranden in Californië en Oregon met luchten die oranje zijn. Ik heb het zelf een keer meegemaakt in Portugal. Wakker worden in je tent, een brandlucht ruiken en assnippers op je tentdoek. Een loeiend geluid van het vuur aan de horizon en de lucht al oranje. Hals over kop je spullen pakken en in een colonne van  auto’s  wegrijden, zo snel mogelijk.

En dan kun je dus wég. Ook nog met je eigen onderdak, je tent, met je mee.... En dan ben je nu vluchteling in Moira... Ik schreef dertig jaar geleden al over de massa mensen die richting Europa zouden gaan trekken en als een massa zich een toegang zouden proberen te verschaffen omdat ik mij realiseerde dat alle grenzen dicht gingen zitten voor buitenlanders, toen ik zelf niet makkelijk meer een visum kreeg voor een week naar Parijs, ik moest ineens werk hebben. Ik had de Indonesische nationaliteit met een permanente verblijfsvergunning, alhoewel ik in Nederland ben geboren. Dat is al meer dan veertig jaar geleden. 

Er was nog geen internet en toch wist je toen al, dat de rijkdom van Europa nooit een in zichzelf besloten geheim zou blijven. Laat staan nu: iedereen ziet op een eigen telefoon hoe wij hier decadent en zelfvoldaan ons in onze rijkdom wentelen, te beroerd om mensen in nood op te vangen, met een kruidenierslijstje waar we tellen: nu er honderd bij, daar er honderd af. En zo was het dus ook tijdens de Jodenvervolgingen, nog vóór de Tweede Wereldoorlog uitbrak en Joden de grond onder de voeten in Duitsland al te heet vonden, maar niet zomaar weg konden. Hoeveel mensen meer hadden er toen gered kunnen worden? En ook nu leren we dus niks van de geschiedenis.

Ik hoor ondertussen twee radio’s door elkaar heen. Elke werkman heeft zijn eigen transistor bij zich: de ene staat op de steigers boven mijn huis, de andere in de achtertuin. Eentje fluit erbij. Dat is ook wel het mooie van konkreet werk: je ziet het resultaat uit je handen voort komen en dan nu met dit aangename weer is dat dus heel prettig werken. Ik betrapte mezelf ook altijd dat ik floot als ik in het bos in de speeltuin werkte.

Ook bij de waterplas waren er gisteren werklui bezig om  het toegangshek te vernieuwen. Met een radio; ik hoorde Islands in the stream. Dat is dus een positieve metafoor over op elkaar kunnen bouwen. Eigenlijk precies raak: ieder is een eiland, maar het water ertussen moet wel stromen.  Drie werklui om mij heen, de ene wil stroom, de andere voelt zich half in de wildernis; hij moet schilderen onder een afdakje met punten die hem voor het hoofd stoten, want ik heb het afdakje op mijn eigen hoogte gebouwd en van eentje ben ik nu slechts gescheiden door het glas van het raam, hij schildert een kozijn. 

Op twee plekken kan ik nu wonen en mij terugtrekken en mij veilig voelen. Ik ben een gigantische bofkont, het is onuitsprekelijk lux. En dan heb je dat liedje in de kerk: ‘Zomaar een dak boven wat hoofden’... Dit gun je iedereen. 

zondag 13 september 2020

Vrouwenwandelgroep en La Strada enzo

Ze leeft met een man en heeft kinderen, haar dochter bleek lesbisch, dat was een cadeautje!, zei ze en járen alleen maar druk geweest met werken en kinderen groot brengen... en toen liep ze vorige week op het regenboogfestival, heette het geloof ik, en ze zag daar een standje van Poink!, een organisatie die al meer dan elf jaar bestaat, had ik net van een van degenen die vanaf het begin af aan actief is, gehoord. En zij dacht: Ha!, dat is toch wel weer leuk, want nu was ze voornamelijk omringd met een hetero-omgeving.

Waarom, eigenlijk? had ze zich afgevraagd... Ik zei dat ik het zelf wel prettig vond, dat je met vreemden een onverwachte, toch dezelfde geschiedenis kunt delen en prompt werd dat tussen haar en mij ook waar: La Strada, hoorde ik mij ineens hardop zeggen en ze zei meteen, ja, La Strada! daar was het altijd heel gezellig en je kon er goed eten, in Amsterdam, waar toch zeker driekwart van het publiek vanzelfsprekend niet-hetero was. En daarna dansen in de vrouwendisco, nabij de Sonestakoepel. ‘Dan hebben we elkaar vast ooit daar wel eens gezien’, zei ze. Ja, die kans is wel aanwezig. En dan gaat het dus over de tachtiger jaren van de vorige eeuw...

Ik zelf blijf dat leuk vinden aan het wandelen met deze groep vrouwen. Zomaar,  ga je als vanzelf in een conversatie terug naar dat verleden, of je deelt een gezamenlijk soort besef. Een andere vrouw vertelde dat zij dus al 27 jaar een relatie had met E., een half jaar na het ontstaan van de wandelgroep en elkaar daar dus leren kennen, wat nu gevierd werd met het uitdelen van roze koeken met kleine gekleurde stippeltjes erop, door haar uitgezocht. Zij woonden daarvan nu vier jaar samen; en dat is weer het begin geweest van mijn deelname aan die groep, ik herinner mij dat zij nét hun nieuwe huis hadden betrokken. ‘Nou, die jaren ervoor hebben we wél nodig gehad! Nu was het een stabiele relatie waarin alles mogelijk was, maar hoe vaak ze gedacht hebben om toch maar uit elkaar te gaan, ze kon de keren niet eens tellen!’ En wat haar werkelijk geholpen had, was dat zij helemaal in het begin een soort workshop had gevolgd, waar in koeienletters op een spandoek geschreven stond: ‘Word niet symbiotisch! Je weet wel, het gevaar van vrouwenrelaties’,  zei ze en ik kon het alleen maar hartgrondig beamen...

Zo’n gesprekje heb je dan even, onaf, het komt voorbij, zoals het landschap waar je doorheen wandelt. Ditmaal in mijn omgeving en dan loop je toch op stukken  waar je nooit eerder bent geweest, langs de Spiegelwaal en een bosje van een landgoed nabij Oosterhout. Het was dus voor het eerst, sinds de corona-tijd. En voor mij voorlopig ook wellicht weer even voor het laatst: de herfst en winterwandelingen spelen zich meestal in de Achterhoek af, maar ik vermijd het openbaar vervoer.

zaterdag 12 september 2020

Invisible Kingdom

Gisteren las ik een nieuwe graphic novel: Invisible Kingdom van G. Willow Wilson, deel 1 Walking the Path. Zij is geboren in 1982 en heeft als journalist gewerkt voor Caïro Magazine, een blad van de Egyptische oppositie en zij schrijft ook voor New York Times.  Het is getekend door Christian Ward die al een Eisner-Award heeft gewonnen, hij gebruikt de computer voor zijn heel kleurrijke en dynamische tekenwerk, dat geeft een heel eigen sfeer.

Op de kaft zie je een van de twee hoofdpersonen, None, zij wil non worden in het klooster dat achter haar is afgebeeld, zwevend in de ruimte, van binnen veel grootser dan zij had verwacht en zij is op zoek naar het onzichtbare koninkrijk uit de titel, dat wat in de tegenwoordige tijd in het monotheïsme ‘God’ of het koninkrijk Gods wordt genoemd en in het boeddhisme bijvoorbeeld, de verlichting. Een leuke woordspeling van Nun naar None: niks dus, de boodschap die zij bij aankomst meteen krijgt: zij moet leren gehoorzamen en volgen, haar eigen denken opzij zetten, om het onzichtbare koninkrijk wellicht ooit binnen te komen.

Dat lukt haar niet: al snel komt zij er achter dat het klooster in een belangenverstrengeling zit met het grote corrupte misdadige bedrijfsleven. Iemand anders die daarmee ook  te maken krijgt is Grix, de aanvoerder van een groot ruimteschip waarin zij ook haar broertje onder de hoede heeft genomen. None en Grix zijn elkaars tegenpolen, maar worden bondgenoten in de strijd tegen het kwaad, waar Grix eerst nog zegt: wij kunnen niet met elkaar optrekken, ga terug naar je klooster, jij bent toch op zoek naar dat onzichtbare koninkrijk waar ik niet in geloof? Maar zij vinden elkaar in: Walking the Path, de weg die zich verzet tegen onrechtvaardigheid. 

Toen was het 16u, het moment dat de zon niet meer in mijn bostuintje schijnt, en ik besloot om naar de zandverstuiving te gaan, daar zou de zon nog schijnen en dat blijkt 8,5 kilometer te zijn. Heerlijk weer even met je blote voeten door het zand wandelen, dat heb ik deze zomer gemist, zonder de stranden van Terschelling en Venetië. In de avond keek ik op YouTube naar Life in Hidden Light, over zusters Carmelitessen in een klooster in Amerika.

Ja, wat bekend en ook even in het begin een gevoel van heimwee gevend wanneer ik zusters in stilte zie mediteren in de kapel. Die sfeer, gezamenlijk en toch ook alleen die vond ik heel speciaal. Beelden van de keuken, zo stil mogelijk en de recreatie: in een kring met elkaar pratend en hier uitzonderlijk veel lachend, ik ken het en weet ook dat die afwisseling, de duidelijk afgebakende grenzen van wat je zelf inzet: de ene keer zo kalm, rustig en stil mogelijk, het afwisselend in het getijdengebed je stem gebruiken en reciteren, druk pratend en grapjes makend, op een bepaalde wijze heel louterend en helder makend werkt. 

Er komt een zuster in beeld op haar ziekbed met een jonge zuster naast zich. Zij praat wat ongecontroleerd en gesticulerend, misschien dat zij een hersenbloeding gehad heeft. Daardoor is het wel zonder omwegen, geen blad voor de mond nemend en zij zegt dat de huidige wereld zich heeft afgekeerd van God. Zij vraagt aan de interviewster en degene die de camera in de hand heeft of zij weleens het evangelie lezen, nee dus en zij laat haar afkeuring en misprijzen duidelijk merken. 

Het enige wat ik daar nu bij denk is: als zij zegt dat God ons zoekt en ons liefheeft en terugverwacht dat wij God ook liefhebben en ons niet van hem afkeren, God wordt geslachtelijk een man door Jezus Christus, een deel van de drie-eenheid dan is dat vertaald in moderne woorden: God is liefde en  van de liefde, hoe ook gepraktiseerd, in ontelbare vormen en mogelijkheden, daar doet het jezelf goed om je daar niet van af te wenden. Dat is het Invisible Kingdom. 

donderdag 10 september 2020

Over het bos

Ik keek naar het oranje avondlicht op alle boomstammen rondom mij heen, vanaf de bank. Totdat het ‘ineens’ voorbij is en dat is omdat de zon lager is gezakt. Nu is het nog donkerder, de lucht veranderd van blauw-grijs naar donkerblauw en de stammen verdwijnen in de massa van het zwarte bladerdek en zijn niet meer afzonderlijk te onderscheiden. Alleen verderop een iel stammetje met loofboomblad als kruin.

Voor mij is dit hier kunnen waarnemen al genoeg reden om hier te willen zijn. Al die bomen om mij heen met de weidse lucht boven hen en straks verwacht ik een heldere sterrenhemel, die er gisterenavond na een zwaar bewolkte dag ook was. Een natuurspektakel dat zich in stilte elke dag voltrekt, elke keer weer anders. Mooi om mee te maken, vind ik.

‘Vandaag heb ik een nieuw stuk Nederland leren kennen’, zei L. tegen mij, ‘want wat heb ik nou in een bos te zoeken?! Die weg gaat maar  door en wat is die lang’, dacht hij in de auto. Ik had gemaild dat hij door moest rijden totdat het niet meer kon. Wat is dát  nou?!, riep hij als er een eikel beneden viel. Nee, het bos is geen plek om lang in te verblijven, ik kon zijn ongemak voelen.

Het komt ook zo voor in de Europese sprookjes,  mythen en sagen: het bos als unheimisch, waar enge dingen gebeuren. Roodkapje in het bos die er de boze wolf tegen komt, verdwalen in het bos is als verdwalen in je eigen geest: het onbekende, het onbewuste dat je zomaar bij de lurven kan grijpen, waar je in kan verdwijnen. Ik kijk nu op en alles is nu inktzwart buiten: Dat dus, wie wil daar nu zijn? 

Ik heb nu de gordijnen dichtgetrokken en het licht aangedaan, het schouwspel is voorbij.  Voor mij heeft het bos nooit een negatieve bijklank gehad, alleen maar positief: dat het daar groeit en bloeit en kan veranderen en dus altijd in beweging is: de loofbomen krijgen straks herfstkleuren, dan zullen ze kaal worden en dan weer komt er fris lentegroen, en de dennenbomen geuren, er zijn dennenappels en beukennootjes en paddenstoelen en er is altijd wat te zien. En de wind is op een eigen wijze present en ik denk dan aan de geest die overal waait en de wereld bewoont. Zó verschillend kan beleving zijn. De ene voelt zich al half begraven in een bos, ‘Waar zijn de mensen?!’ Voor mij is dit een plek vol leven.

woensdag 9 september 2020

Gras geknipt, voor het eerst. Montaigne

Grijs en bewolkt weer is op mijn bosplek helemaal niet erg. De sfeer krijgt iets beslotens en intiems. Af en toe waait het door de toppen van de bomen en dan komt er een vage dennenlucht langs mijn neusvleugels. Ik heb gedurende de loop van de ochtend het gazonnetje met de heggenschaar geknipt, het steeds onderbroken door een stukje krant te lezen.

Gisteren haalde ik mijn nieuwe e-bike op en die rijdt natuurlijk soepeltjes, alleen geeft het klikkende geluiden, zoals dat vroeger was bij een versnelling die niet meteen in het goede spoor zat. Ik was al bij Ressen, vanuit Lent en wist ineens dat ik de oplader niet meegenomen had, dus terug. Aan de jongen in de fietswerkplaats, aangrenzend aan de winkel, vroeg ik erover. Hij reed een stukje en zei grijnzend dat dit te maken heeft, dat je moet wennen met schakelen en veranderen van accu-stand en versnelling. Juist ja, daarmee was ik weer gerustgesteld; al doende zal ik wel leren.

Op het display kon ik nu instellen hoeveel kilometer ik gefietst had en ik was benieuwd hoe ver het was van mijn lievelingsbankje in het Sonsbeeckpark, bij het bruggetje met de gietijzeren witte zwanen en de skyline van Arnhem, naar mijn huisje. Dat bleek 21,5 kilometer. Maar ik had er anderhalf uur over gedaan terwijl ik volgens hetzelfde display gemiddeld 19 kilometer per uur of iets meer reed. Dat ding kan dus niet rekenen of spiegelt je een snelheid voor die er niet is? Of een afstand die er ook niet is? Hoe je de waarheid van zo’n display probeert te meten en te verifiëren. Terwijl natuurlijk het enige dat telt is, dat het een aangename fietstocht is.

Vlak voor mijn huisje, op het einde van de weg, die dus eindigt in een fiets en wandelpad door het bos, overviel mij hetzelfde oude en dierbare gevoel dat ik altijd kreeg als ik het klooster waarin ik een  kamer bewoonde naderde, wandelend over de landbouwgronden, langs een sloot, het laatste stukje: Ja! Zo meteen ben ik écht ergens anders! Er daalt een wolk van stilte om mij heen waarin het is alsof je vers en fris, heel diep kunt ademhalen en elke tocht van adem tot diep in je ziel jou het leven geeft.

Ik had in mijn fietstassen één dik ‘leesboek’ meegenomen ('leesboek’ staat nu voor mij voor louter letters, zonder tekeningen zoals de graphic novel), en dat zijn de Essays van Montaigne die in 1595 voor het eerst door zijn weduwe als geheel zijn uitgegeven. In bijna dundruk, héél veel letters en gedachten, want voor mij blijft het soms goed om gedachten van een ander te lezen, om je eigen gedachten aan te scherpen. Maar eigenlijk wil ik zo weinig mogelijk lezen,lezen, lezen. Misschien wel per keer van de stad naar hier een gedichtenbundel mee en die hier herlezen. Bij Montaigne vond ik in zijn essay ‘Over Boeken’ de gedachte die past bij dit motto: 'Als ik genoeg heb van een boek, neem ik een ander; en ik lees alleen in de uren waarin het nietsdoen me begint te vervelen.'

maandag 7 september 2020

Bosbessen in Degla Gård

Het is wel genoeglijk om in mijn achtertuintje aan tafel alle papieren kranten van de afgelopen tijd door te bladeren. In Hoenderloo lees ik digitaal, maar nu valt op hoezeer lay-out en de plaatsing van foto’s groot en klein, de beleving van een artikel meebepalen. Op iPad zie je ook wel wat foto’s, maar dat is hapsnap, niet evenwichtig. Ook zijn er hele pagina’s en dus ook inhoud, die ik niet eerder zag. Daar waar ik weet, hoe het in de krant zelf geplaatst is, zoals columns, die verlies ik niet uit het oog.

Vroeger zei ik de krant af bij vakanties en dan kreeg je het abonnementsgeld terug. Dat laatste is niet meer zo: U kunt de krant nu toch digitaal lezen? zei de mevrouw aan de telefoon, ervan uitgaande dat je overal digitaal bereik hebt, met moderne apparaten. Digibeet zijn kan niet meer. Ik zou de krant ook kunnen laten bezorgen in Hoenderloo, ervan uitgaande dat ik daar meer ben dan hier, maar dat weet ik nog niet. Bovendien is dat elke ochtend dan een wandeling naar de receptie, ja door het bos, je zou het kunnen beschouwen als verplicht door weer en wind ‘de hond uitlaten’, een mooi begin van een dag, maar dat weet ik nog niet.

Vanochtend riep een kleiner artikel bij ‘buitenland' een sterke herinnering op: ‘600.000 ton bosbessen, maar niemand om ze te plukken.’ Het ging over Zweden waar al die bosbessen nu aan de struiken wegrotten omdat er geen Thaise plukkers meer kunnen komen. 17% van het oppervlakte bestaat uit bosbes. Ik zag me ineens weer met een lege witte  emmer door de naaldwouden lopen. Ik logeerde in mijn kleine eenboogstentje bij B. die ik had keren kennen op een voettocht op Gotland van de internationale Franciscaanse Beweging. Hij woonde in een heel klein huisje, vergelijkbaar qua oppervlakte met mijn chaletje, maar dan in het  vierkant, op het landgoed  van zijn vriend, aan een meer. Degla gård heette het, ik heb de kaart ervan, een afbeelding uit 1863 er even bij gezocht.

’s Avonds gingen we naar elanden kijken op een hoger punt die onder altijd voorbij trokken en hij vertelde dat de winters er lang konden duren met nauwelijks zonlicht en hij ingesneeuwd dan nergens meer kwam. Sowieso was het aantal contacten dun bezaaid in dat merengebied, maar er was wel een netwerk waar hij bij hoorde en die elkaar regelmatig zag: het hele gebied was opgedeeld in segmenten waar een ieder op vrijwillige basis als een boswachter zorg voor droeg. Ik ging ook paddenstoelen met hem plukken op speciale plekken in het bos, waarvan hij hoopte dat een ander ze niet  zouden vinden en dat was tot dan toe zo. 

Maar samen bosbessen plukken, dat deed hij niet en door dit artikel begrijp ik beter waarom. Dat is zó gewoon, Zweden komen om in hun eigen bosbessen, ze hebben zelfs een bosbessensoep. Dus hij wees mij zo’n beetje de richting op, waar ik ze wel zou tegenkomen. Ik vond het geweldig: de bossen bestonden uit dikke tapijten van verend mos, het zonlicht door die dunne naaldbomen en dan op een plek komen waar de dikke ronde donkerblauwe bosbessen zo wat van de struiken vielen. Die emmer liet zich makkelijk vullen en nu snapte ik zijn twijfel of hij mij geen twee emmers zou meegeven, maar dat was misschien toch onhandig lopen, hobbelend tussen de bomen, als je het terrein niet kent. Net zoals nu eigenlijk in de bossen van Hoenderloo, kwam ik er geen mens tegen en ik vind dat genieten. 

zondag 6 september 2020

Agnes Denes. Tuintjes/kleedjesdag.

Ik ben een interessante kunstenaar tegengekomen die projecten op de wereld heeft gezet waarvan ik, eerlijk gezegd altijd heb gedacht: als ik kunstenaar was, dan zou ik dit soort dingen maken. Dat dacht ik dan bij de inpak-projecten van het echtpaar Christo. Dan is er een ingépakte Pont Neuf in Parijs of de Reichstag in Berlijn en dan is één van de grootste moeiten erin de eindeloze bureaucratie en onderhandelingen met de autoriteiten. Allemaal goed gedocumenteerd als onderdeel van het kunstproject.

Dan wordt het eindelijk gerealiseerd, maar voor een korte tijd, daarna moet alles weer weg. Ik dacht: eigenlijk zou er een kunstenaar moeten zijn die kunstprojecten in de natuur maakt, ook groots en dat het dan blijft en groeit. Zij bestaat: Agnes Denes. Vlak voor de Coronatijd was er een overzichtstentoonstelling van haar in The Shed, een kunstcentrum in New York. In deze stad heeft ze ooit een gigantisch korenveld gemaakt. Oké dat was ook niet blijvend en lijkt qua conceptontwikkelingen op het werk van Christo, alleen is bij haar een essentiële component: de levende natuur en de samenwerking met anderen daarin. Het gigantische korenveld midden in de stad zaaien, verzorgen, oogsten met landbouwmachines: dat leek even  op een boerenbedrijf in de metropool.

Wat wel blijvend is en ze hoopt van generatie op generatie,  is Tree Mountain. Een halve berg waarop zij 11.000 bomen plantte, die elk een eigenaar hebben, die zorg dragen voor hun boom en tezamen vormen ze een spiraalachtig mathematisch patroon. Je ziet haar als vrouw van nog geen middelbare leeftijd, haar eigen stek planten en nu is het dus  al een aardig ruisend bos. Ik vind dit een heel mooi project. Ook dat je het voortbestaan ervan in de handen van velen legt.

Ondertussen ben ik weer even in mijn stad. Mijn e-bike kan ik dinsdag ophalen en nu kan ik thuis nog wat kleine dingen bij elkaar verzamelen en weer naar Hoenderloo brengen. Waaronder de heggenschaar, want het gazonnetje heeft wel een knipbeurt nodig. De fietstocht is geen enkele moeite met de leen-ebike, harde tegenwind doet je niks en het landschap dat aan je voorbij trekt is ideaal gevarieerd. Van de uitgestrekte Deelense heide en het vliegveld, door de bossen van Schaarsbergen, Arnhem komt in zicht; in het Sonsbeekpark pauzeren en daarna het land tussen de rivieren over het Rijn-Waalpad en via de brug de Oversteek alweer thuis.

Hier was het vandaag ‘Tuintjes-/Kleedjesdag’, een zelf verzonnen initiatief van mijn overbuurvrouw, een naamgenote. Je hoeft er alleen melding van te maken bij de gemeente voor een toestemming. Ieder spreidt voor het eigen huis een kleedje uit met spul, een soort Koninginnedag dus. Een goede wijze om wijk/buurgenoten te leren kennen. Tot mijn schaamte woont er schuin tegenover op een hoek al bijna 15 jaar een gezin met drie kinderen, waar ik altijd heb gedacht dat er een man alleen woonde... Mijn  opbrengst is 5,50 euri, maar je doet het natuurlijk  voor de gezelligheid.

vrijdag 4 september 2020

Lichtplan

Toen ik hier vorige week aankwam, het lijkt al véél langer geleden, had ik geen idee wat ik zou aantreffen. Was er bijvoorbeeld licht in het huisje? Voor de zekerheid nam ik mijn zaklantaarn mee en kocht ik een groot lichtsnoer van 24 meter, die kon ik dan helemaal langs de omtrek binnen op de grond leggen, het is hier 10 meter lang en 3,30 meter breed, heb ik onlangs opgemeten. Ik kan niet goed tegen licht, thuis is het ook voornamelijk kerstverlichting die her en der brandt, dus dat leek mij voor hier ook het beste.

Bij het lichtsnoer zat een app, waarmee je van alles kon instellen en veranderen: helder licht of warm, allerlei kleuren, op en neer flikkerend of niet, fel of gedempter. Welnu, dat leek mij wel wat, ik zou dan kiezen voor warm licht en zo gedempt mogelijk. Maar wat bleek? De app werkte niet en het lichtsnoer zit nu in een progamma van warm licht dat langzaam aan en uit knippert en dan heel heftig, kort flikkert, dan even dooft en dan begint het progamma weer opnieuw. Dus nu verblijf ik in een soort van feesttent als het donker wordt en ik vind het eigenlijk wel gezellig.

Er bleken overal plafonnières te hangen, maar die geven een voor mij veel te fel licht. In het keukentje omwikkelde ik die met een klassiek rood-wit geblokte theedoek en dat geeft precies het goede, gezellige roze-rode licht. Dat blijft zo. Voor de andere ruimtes zal ik van huis nog een aantal Indonesische sarongs meenemen om het licht te dimmen en ook nog voor een raampje achter, als gordijn. 

Maar met dit licht kan ik niet lezen... Ik keek  eerst naar een staande leeslamp, maar de ruimte is hier maar klein, wéér een obstakel  erbij, dat wil ik eigenlijk niet. Toen zag ik de leeslampjes van Relievo, oplaadbaar en per drie goedkoper. Dat kwam mooi uit: eentje voor in het slaapkamertje, een voor aan tafel, een voor op de bank. Je kunt ze aan een boek klemmen, aan randen tot 4 cm dikte, de dunne lange hals die 360 graden rond kan op de klem die ook blijft staan,  is ideaal. Uitgepakt lijken het drie zwarte wezentjes, futuristische robot-diertjes, best grappig. En klaar is mijn lichtplan. 

donderdag 3 september 2020

Koninginnenpage, Gstaad, hei-vaasje

Wat een andersoortig weer vandaag: de regen klettert op het dak, de wind waait rondom het huisje. Gisteren lag ik midden in de zandverstuiving met mijn blote buik en toen streek erop een grote lichtgele vlinder neer, met zwart gespikkelde lijntjes op de vleugels. Ik had deze vlinder nog nooit gezien. Ik heb wat speurwerk gedaan: ik dénk dat het de koninginnenpage is. Of een monarchsvlinder in de lichtgele variant... Waarom is dat zo voldoening gevend, zo’n simpele ervaring van een vlinder op je buik?

Veel later lag ik in de stille heide te lezen. Vlakbij was het over de hele lengte, zover als mijn oog reikte, afgezet met een bordje erbij: rustgebied voor het wild. Ik zag niemand en het was heel aangenaam, al was het boek Gstaad van Arnon Grunberg, eerder uitgegeven onder zijn pseudoniem Marek van der Jagt,  heel vreemd en ook wat bizar. Ik herinner mij dat ik indertijd bij lezing van de recensies dacht: dit ga ik écht nooit lezen. Het gaat over een jongen François Lepetier die uit  zijn moeder Mathilde van 19 jaar is gekomen en die meent dat zijn eerste zonde is, dat hij met zijn grote handen de baarmoeder van zijn moeder kapot heeft gemaakt, zo dat hij haar enige  kind kan blijven. Zij leven in hotelkamers, stelen spullen en hij slaapt het liefst tussen de dijen van zijn moeder. Hoe verzin je het bij elkaar en tegelijk ook de vraag: Waarom heeft het verhaal tóch iets realistisch?

Ik lag er zeer aangenaam en dacht wel tot zonsondergang te kunnen blijven. Maar ineens dacht ik: maar er is hier werkelijk niemand! Stél dat ik een lekke band krijg, dan kan ik niemand aanspreken en dan is 10 km terug lopen veel te veel. Alleen op Terschelling ken ik de ervaring van ergens in de duinen zijn tot en met de maan die opkomt, maar dat is een langgerekt eiland en wandelen naar het midden waar leven in de brouwerij is, duurt maar enkele kilometers, dat is altijd te doen.

Dus ik moet toch een andere strategie hier toepassen: kijken waar en of er in de avond nog mensen fietsen, dus allereerst vast een stuk terug fietsen.. Om ergens anders, al dichter bij huis, weer te gaan zitten: aha, hier passeren toch ongeveer een keer in het kwartier fietsers of wielrenners. Hier dus, is het veilig bij onverwachte pech onderweg. Weer wat erbij geleerd.

Thuis aangekomen, haalde ik het vol bloeiend plukje hei uit mijn rugzak, de hei begint uitgebloeid te raken, maar ik had wat takjes geplukt die er felpaars uitsprongen, Ja, leuk, maar ik heb hier geen vaasje. Wat nu? Uit de afval haalde ik een vierkant zakje van stevig plastic waar aardappelschijfjes in hadden gezeten. Ik rukte de touwtjes van verschillende gebruikte theezakjes en bond ze aan elkaar, om een substantieel stukje touw te krijgen. Zo. Water in het zakje, de hei, vastbinden: het blijft rechtop staan en lijkt wel een trendy vaasje! Al met al een dag met nieuwe gewaarwordingen.

woensdag 2 september 2020

Radio Kootwijk. Heldringkerk

Tot nu toe kende ik het ononderbroken fietsen door alleen maar natuurgebied, alleen van het Nationaal Park De Hoge Veluwe. Daar heb je een wit fietsenplan waardoor je gratis vanaf de drie ingangen overal kunt fietsen en toen ik de stacaravan in Schaarsbergen deelde, ging ik erheen met mijn eigen fiets. Binnenkort keer ik terug naar mijn gedrag van toen om onbeperkt het hele kalenderjaar het park in te kunnen. Nu is er een ‘beschermkaart’ van 44 euro, waarmee je er per fiets in kunt. 

Maar gisteren ontdekte ik dat je ook buiten het park afstanden lang kunt fietsen, dwars door de natuur en nog ongestoorder dan in het park, omdat daar ook autowegen liggen. Ik wilde naar de grote plak uitgestrekte heide op de kaart en volgde daartoe vanuit Hoenderloo de fietsknooppunten 13-14-15-44 en daar aangekomen had ik de hele heide doorcrosst. Het eerste stuk door gemengd bos: dennenbomen, berkjes, eik en beuken: wat zal dat zometeen in de herfst mooi oranje en geel kleuren. Ik zag uit naar de bosrand en dan de paarse heide.

Tot mijn verbazing zag ik eerst alleen maar zand, het keek wel afgegraven. Het leek op jaren terug in het Park De Hoge Veluwe, toen er ineens op sommige stukken graafmachines stonden, om de oude Veluwse zandverstuivingen terug te brengen in het landschap. Dat moet hier ook gebeurd zijn: ik zag stompjes van afgezaagde jonge berkenbomen. En daarna kwam de heide: immens uitgestrekt zover als het oog reikte. Ik kwam aan bij knooppunt 44: wat nu? Ik wilde Radio Kootwijk wel zien, maar de fietsknooppunten verwezen naar een route door de hei schuin eronder en ervan af, om dan weer met een punt naar boven te gaan. Dus ik fietste toch maar door en dan maar kijken.

Ach, wat dom ook, er zijn natuurlijk ook gewone wegen!, realiseerde ik mij toen ik het plaatsnamenbord Radio Kootwijk tegenkwam. Ik fietste langs wat woonhuizen met rode dakpannen, een oud perronnetje, loodsen waar ooit in werd gewerkt. En toen zag ik dat markante gebouw liggen, midden op de heide. Bij Wikipedia lees ik dat de architect geïnspireerd is door de Egyptische sfinx en het in de volksmond al snel ‘De kathedraal’ werd genoemd. Het is gebouwd vanaf 1918 en het was de zendmast om met Nederlands-Indië te communiceren. Je kunt alles ook van binnen bekijken en bezoeken; ik zal me er later eens uitgebreid in gaan verdiepen.

Maar gisteren was het heerlijk om in de buurt ervan in de zon in de bloeiende heide te gaan liggen, wat ruikt dat lekker. Het was er doodstil en om die reden is die plek ook ooit uitgezocht. Vandaag zie ik een blauwe lucht en ik ga weer die richting op, met boterhammen en thee, het is 9,4 km volgens Google Maps. Ergens in de heide ga ik de hele dag Gstaad lezen van Arnon Grunberg, gevonden voor een euro in boekendozen aan de kant van de weg. De opbrengst is voor de Heldringkerk: het witte, oorspronkelijk hervormde dorpskerkje van Hoenderloo, Neo-gotisch, dat ik ook al aan de rand op een bult, met weilanden ervoor, heb gezien. Op hun website noemen ze zich wegens de ligging:  een licht op de standaard.

dinsdag 1 september 2020

Wende’s Kaleidoscoop



‘Deze voorstelling heeft eeuwigheidswaarde’, zo eindigt Renate Bos in Trouw van gisteren haar recensie over Wende’s Kaleidoscoop, de voorstelling waarmee de virtuele Uitmarkt in Amsterdam opende. Theater Carré was tot een groot podium gemaakt waar naadloos het ene optreden in het andere overging, gebruikmakend van de totale ruimte, met mooie close-ups van spelende handen op muziekinstrumenten, gezichtsexpressies. Ik had al besloten om het nog eens te bekijken omdat ik er op de uitzendavond zaterdag pas na het Journaal inviel. Ook ik vond het alleen maar prachtig, vol schoonheid en ontroering.

Dus gisteren keek ik opnieuw. Zo mooi en je ziet ook wat voor talent er in Nederland aanwezig is en hoe noodzakelijk het is om de Schone Kunsten ook door deze corona-tijd te slepen. Hier zie je al dat verdriet en onzekerheid, de vervreemding van elkaar niet fysiek nabij mogen zijn en de kracht, de worsteling en hoop om dat te boven te komen: als het nu niet letterlijk kan, dan wel in de intentie en de geest. 

De dansers van het NDT maakten dat op bloedstollende wijze zichtbaar, juist wél in de taal van het lichaam. Typhoon zong met Wende: ‘Laat mij niet alleen‘, Connie Palmen droeg een stukje voor uit De Wetten; dat het ook onzin is dat je eerst van jezelf moet houden eer je van een ander kunt houden: want ook het daadwerkelijke verlangen is een liefdesstroom... zeg ik nu in mijn eigen woorden, want op een ander niveau is het wél waar: duurzaamheid in relaties vraagt allereerst dat je houdt van jezelf omdat je die ene pool bent van het lijntje naar die andere kant: al het koorddansen en  trapezewerk kan alleen plaatsvinden als beide kanten recht op staan en goed vast zitten en niet halverwege inzakken.

Het was ook zo vers van de pers, heet van de naald: Pink Oculus zong Strange Fruit van Billie Holiday en Eric Corton Welterusten meneer de president van Boudewijn de Groot. En het ging ook, als het ware, verticaal de hemel in met de sopraan Cloran McFadden die Monteverdi zong, begeleid door mannen in witte hemden van Die Verdammte Spielerei. En Michelle Davids & The Gospel Sessions barstten los met My Praise. En alles begon met caleidoscopische inkijkjes in het dagelijkse gevoelsleven met rapper Froukje, Torre Florim, de zangers Eefje Visser en Naaz.

Ik zou willen dat er op YouTube meer losse fragmenten van deze voorstelling te zien zouden zijn, zodat je die makkelijker nog eens kunt bekijken, zoals wel van de Musical Sing-a- Long, ook een traditionele happening bij de opening van het uitgaansseizoen. Anders met een uitzinnige zingende massa, nu een heel beperkt publiek in een openluchttheater, dat ook nog eens niet mee mocht zingen...Gelukkig kun je er wel het openingslied van Wende zien Ask the Tree en het slotlied door Jenny Arean: 'Zing dan!'