woensdag 31 augustus 2011

Opgeruimd staat netjes

Vanochtend werd ik wakker met de spreuk: Wie van orde en netheid houdt, is te lui om te zoeken. Die spreuk heeft tijdens mijn pubertijd een prominente plek gehad in mijn kamer, want ik ontwikkkelde me van kind in een slordige tiener. En nog steeds is 'netheid' niet één van de strevingen die tot mijn basispakket horen. Heel leuk is het om bij U. in Dresden diezelfde spreuk, maar dan in het Duits, bij haar frontaal in de boekenkast te ontwaren.


Het is gewoon waar, vind ik. Dat geldt niet alleen voor het dagelijkse, huishoudelijke gebeuren. Orde en netheid zijn prettig, dat vind ik in het klooster ook altijd, maar als je daarmee een beetje slaaf wordt van de orde die je zelf geschapen hebt, dan kun je je toch afvragen: vanwaar die moeite? Zo zijn er in het klooster wel drie soorten theelepeltjes, voor elk soort ruimte eén en het sorteren ervan in de keuken roept ook op: gooi alles in een grote bak en tel daar het aantal dat je nodig hebt!

Enfin. De spreuk is echter veel vitaler geldig, als je die toepast op het leven in het algemeen. Vaak, meestal wellicht, leeft men in een voorspelbare orde. Ben je dan eigenlijk niet te lui om te zoeken? Te zoeken naar wat?... Nou, naar een soort diepte in het leven, naar dat wat wezenlijk voor je is, daar waar een bron onverwacht borrelt. Velen leven op een automatische piloot van gewoonte, gedrag en de wijze waarop je je leven georganiseerd hebt. Of eerder zoals het zich aan je voor doet.

Dan is er iets ernstigs voor nodig om weer eens te gaan zoeken. Dat zou toch niet nodig hoeven te zijn. Dat ziekte of verlaten worden of burn-out raken, of iets niet krijgen (kinderen bijvoorbeeld), de reden moet zijn om ineens te gaan zoeken naar de bronnen van het leven.

Soms schep je zelf wat chaos, om een doorbraak te forceren naar iets anders. Soms doe je dat, zonder dat je dat door hebt. Dan komt er aanvankelijk veel onbegrip, traantjes en sta je met zijn allen in een oerwoud, waarvan je hoopt dat het weer een woud van verwachtingen kan worden. Dan is het heel mooi als je elkaar op het einde van de dag weer recht in de ogen kan kijken en kan zeggen: oké, het is weer goed zo. Opgeruimd staat netjes.

maandag 29 augustus 2011

Zomergast Guy Verhofstadt

Mijn interesse in kunst en literatuur heeft als motor eronder, een soortement van detective-gevoel. Vroeger was de wereldbeschouwing tamelijk eenvoudig: er was een aarde en een hemel, een hier en een hiernamaals. De ontdekking dat de aarde rond was en om zichzelf heen draaide in een groots heelal dat was me wat! Toch heeft alle godspraak, theologie dus, wortels in deze oude, zeer eenvoudige wereld. Die taal is dus verouderd, maar moet het daarom worden afgeschaft? God is sinds Nietsche allang dood, maar welke God is dat?


Als God tegelijk overal is, een oeroud adagium, dan is z(h)ij nu ook overal werkzaam in en met de menselijke geest, dat kan niet anders. Met deze veronderstelling speur ik dus rond in produkten van de menselijke geest: hoe, bij wie en waar?... Gisteravond bij Zomergast Guy Verhofstadt, oud-premier van Belgie, zag ik weer hoe dat in het werk kan gaan. Hij zei al in het begin van de avond: we kunnen niet meer onder de kerktoren gaan zitten, de wereld is radikaal veranderd.

Nationalisme is gevaarlijk terugkijken, zoals Orpheus dat deed richting Eurydice, een heel mooi operafragment, waar hij de avond mee eindigde, want hij wilde eindigen met pure schoonheid. Het was een verdrietige passage over het bittere toeval. Zijn eigen wereldbeeld was gekanteld na ooggetuige te zijn geweest van iets van de 800.000 (!) wreed vermoorde Tutsi's in Rwanda. Wat kun je dan nog zeggen en doen? Vroeger dacht hij als politicus de hele wereld wel te kunnen veranderen, nu wist hij dat je blij mocht zijn, als je iets een beetje, een heel klein beetje maar, kon vormgeven, richting je ideaal en het zijne was in ieder geval een Verenigd Europa.

Marc Rothko was zijn favoriete kunstenaar, voor wiens abstracte werk je niet meer denkt dat je voor een geschilderd oppervlakte staat, maar wiens schilderijen je meenemen in werelden op zich: de ene keer is het alsof je kijkt naar je eigen innerlijke ruimte, de ander keer ben je bij bossen, reis je langs de zee, of een gevoel of naar leegte...Van de kunstenaar A Wei Wei liet hij het kunstwerk van een zaal vol zonnebloempitten zien: elk eentje met de hand beschilderd. Hij zei: zo is elk van ons...elk zonnebloemzaadje doet ertoe, is uniek, je denkt dat je er niet toe doet, maar dat is niet zo: een ieder is een deel van het geheel en levert een eigen, unieke bijdrage.

Zijn vrouw was sopraan van professie en hij knapte graag oude huizen op, zó dat de tijd van toen er nog wel aanwezig in was. Hij had een huis in Toscane met een wijngaard en hij liet een fragment zien uit de film Sideways, waar twee wijnliefhebbers uitwisselen, dat elke fles wijn een leven op zich is, groeit, rijpt en ook weer vergaat in de fles. Kunst is, om het op het hoogtepunt van het leven van de wijn, tot je te nemen. Grappig hoe die wijn, net als onze moderne tijden sneller en sneller gaat, hoe wijn als het ware een korter leven heeft: vroeger kon je een fles tientallen jaren bewaren, zodat deze kan rijpen. Nu is vijf jaar laten liggen, ongeveer het maximum.

Het was een onderhoudende avond. Zijn verhandelingen over de economie die ontgingen me, maar opmerkelijk vond ik hoe zijn drukke, zeer wereldse leven ingebed leek in schoonheid en een groot vertrouwen in de geestkracht van mensen.

zaterdag 27 augustus 2011

Onvoltooid

We spraken over het vreemde, dat leven is. Dat je soms zou willen dat het net zoals een muziekstuk een mooi slotakkoord heeft, of een mooie apotheose, zó dat je kan voelen: nu is het voltooid. Maar zo is het leven niet. Je weet nooit wat er nog komt. Je hebt het maar te doen met hoe het is, altijd onaf, altijd onvolmaakt, altijd onderweg. Ben je gewend aan het ene, en dan is het alweer veranderd in iets anders...

O, rijkdom van het onvoltooide! die regel is van J.H. Leopold, maar hoe gaat de rest van het gedicht? Leopold blijkt de literatuurgeschiedenis in te zijn gegaan als dichter van het onvoltooide: hij heeft meer onaffe gedichten dan voltooide achtergelaten en in zijn Verzen (1977) zijn ook veel fragmenten gepubliceerd en veel gedichten met blanco spaties: woorden die hij nog niet gevonden had, maar zo koesterde, een plek gaf als het ware, tussen de andere woorden.

O rijkdom van het onvoltooide:

De mogelijkheden der gedachte
de strikte dwang der werkelijkheid.

Zo zijn de regels tot ons gekomen en Kees Fens vermoedt in een vergeeld krantenartikel dat ik erbij had gevouwen, van 13 januari 1986, dat dit de beginregels zijn van een lang, onvoltooid, nog te schrijven gedicht. Al bladerende bleef mijn aandacht hangen bij de volgende beginregels van een gedicht:

Mijn hart neemt velerlei gestalten aan:
een kloostercel den monnik toebedeeld,
een marmertempel met een afgodsbeeld,
steppen en weiland, waar gazellen gaan,
een schaakspelbord, zwartbont en recht en schuin...

Mooi, die verwijzing naar begrensheid en ruimte, waar je stil zit en met snelheid rent over de vlakten, waar je knielt en bidt en strategisch nadenkt, alles altijd in beweging, onvoltooid.

donderdag 25 augustus 2011

Chewing the scenery

Sinds vorig jaar, toen ik helemaal meegenomen werd in de wereld van Haruki Murakami, kriebelt er in mij een nieuw soort besef. Dat het 'menselijk bewustzijn' aan het veranderen is. Dat oorzaak en gevolg niet meer zo telt, dat mensen van de ene wereld in de andere kunnen vallen, werelden en werkelijkheden naast en door elkaar heen kunnen beleven. Droom en fantasie vlak bij nuchter realisme, een 'universeel-existentiële ervaring', zoals dat vroeger heette, vlak naast iets waar je vreselijk om moet lachen.

Hierdoor is de waarom?-vraag, een andersoortig iets geworden. Je hebt geen hemel of een hiernamaals meer nodig, want hier en daar, nu en later zijn maar relatieve begrippen. Ook het 'ik' lijkt vloeiender geworden, lijkt op meer plekken tegelijk te kunnen zijn en heel verschillende gedaantes te kunnen aannemen. Maar wellicht denkt u: wáár heeft ze het over...

Op de Biennale had Zwitserland een bijdrage die Chewing the scenery heette. Helemaal op de noordelijkste punt van Venetie, waar het moderne vaste land al te zien was, met ertegenover het eiland St Michel, de begraafplaats van Venetie, omzoomd met grote bomen, daar vloeiden werkelijkheid en spel ineen. Op een video zag je vier mensen met elkaar discussiëren, hoe het einde van hun theaterstuk eruit zou moeten zien. En plotseling staat eén van hen live voor je neus. Die mengt zich in de discussie en die wil niet hetzelfde als haar andere ik, de scenario schrijfster. Ze rent weg, de kade op, de anderen roepen haar terug, maar ze luistert niet.

Op dat moment word je zelf uiteengereten. De actrice op de kade begint zelf te filosoferen en rondom het gebouw te rennen, de vier mensen op de video, blijven ook druk doende en speculeren hoe het nu verder met haar gaat. Het is niet mogelijk om hen tegelijk te volgen. Het geheel is een loop, als je maar lang genoeg wacht, dan herhaalt alles zich. Wéér komt de actrice aanrennen, verkleedt zich als een bedelares in het zwart, gooit die kleding weer van zich af, zegt dat ze naar de overkant wil, naar de plek van de doden, naar St Michel. Wéér discussieren de anderen met haar. Door de ene keer de actrice helemaal te volgen en de ander keer de video, kun je een beeld van het totaal krijgen: chewing the scenery, dus. En dan nog, dan denk je daarna: wat heb ik nu eigenlijk gezien en beleefd?

Gisteren zag ik de film Cypher. Ook daar een spel omtrent meerdere ikken, de ene ik blijkt niet de echte te zijn, en de andere ook niet en wie, wie voor de gek houdt en wie werkelijk macht heeft over het brein van de andere... je weet het niet, ik zou de film nog eens moeten gaan zien.
Ik wil maar zeggen: er hangt iets in de lucht, meer weet ik er niet van. Zo'n Biennale-bijdrage, zo'n film, ze wijzen op iets...

In therapie

Vorig jaar keek ik hapsnap naar de serie In Therapie, die dagelijks rondom 23.00 's avonds werd uitgezonden. Dit jaar kijk ik niet, want ik heb geen tv meer. Het schijnt aan diepgang verloren te hebben omdat de therapeut van vorig jaar, gespeeld door Jacob Derwig, weg is en er nu een blanco nieuweling is, gespeeld door Peter Blok. Een acteur die mij om de een of andere reden nooit echt kan overtuigen.

Ik was wel zo nieuwsgierig geworden, dat ik de hele serie geleend had op dvd van een vriend. Om meerdere verhaallijnen eens helemaal te kunnen zien. Het was voor mij een schokkende ervaring. Omdat zoveel soortige dialogen me zó bekend voor kwamen. Om te zien hoe de therapeut zorgvuldig de eigen gevoelens weg kan laten en de andere nooit echt serieus neemt en als gelijkwaardig beschouwd. Hij wordt daar verliefd op een cliënte, gespeeld door Halina Reijn. Zij zegt rake dingen over hem, hij luistert, quasi, want hij wimpelt daarna alles weg, probeert haar te vangen in zijn woorden. Maar dan blijkt in de sessies die hij bij zijn eigen therapeut heeft, dat zij helemaal gelijk heeft, in wat ze ziet.

Je ziet de onmacht van zijn vrouw, die ook steeds maar botst tegen de therapeut in haar eigen man. Je ziet hoe natuurlijke gesprekken niet meer voorkomen omdat de therapeut bevangen is door eigen gevoelens en gedachten en zijn vaardigheid met woorden misbruikt ten bate van het eigen gelijk. Wie met pek omgaat, die wordt daarmee besmet... Ook ik heb van heel dichtbij een therapeut meegemaakt en ik geloof dat ik pas enige jaren heb afgeleerd, om almaar door te vragen bij mensen en suggesties te doen over hun gevoelen en gedachten. Iedereen moet dingen zélf vinden en ontdekken, op een eigen tijd en tempo, is nu mijn motto.

Woorden zijn machtig. Ze maken veel kapot, vervormen de werkelijkheid. Misschien dat ik daarom zo erg van de stilte ben gaan houden. Mooie, kleine, transparante dialogen: die zijn het échts. Waar woorden alleen maar kleine voertuigjes zijn van een gevoelen dat soms vol ongeloof is dat het is zoals het is, het-niet-meer-weten, liefde, vreugde, verdriet en kwetsbaarheid...

woensdag 24 augustus 2011

Biennale: Michael Parekowhai

Vorig jaar kocht ik in Venetie een etsje (zie blogje augustus 2010) en dit jaar liep ik, zonder veel te zoeken als vanzelf tegen het bruggetje en water aan. Ik herkende het al, voordat ik het brugje als geheel in vizier had: de bocht in het steegje, alles was precies zoals het is afgebeeld. Het blijkt een voor mij perfect plekje te zijn: aan de ene kant zit een ijssalonnetje en ik heb midden op het brugje, zes treden omhoog en zes omlaag, dus op het heilige getal 7, een ijsje genuttigd, op míjn brugje!

Voor de brug is een grote langgerekte boekhandel, gespecialiseerd in filosofie en kunst met aan beide flanken gezellige winkeltjes met snuisterijen en de achterste trappetjes leiden naar de Canal Grande. Als je het brugje over ging belandde je in andere steegjes, waarvan er eentje liep naar een palazzo aan het water met een prachtige binnentuin en dit was het paviljoen waar Nieuw Zeeland was neergestreken in het kader van de Biennale.

De kunstenaar is een Maori-afstammeling: Michael Parekowhai, en zijn installatie heettte naar een gedicht van Keats: On first looking into Chapman's Homer. De beginregels gaan zo: Much have I travelled in the realms of gold / and many goodly states and kingdoms seen/ round many western islands have I been. En van Keats zijn de gevleugeld woorden: A thing of beauty is a joy forever.

Een sfeer dus van reizen en mooie dingen vinden. Heel apart om dan te ontwaren dat Parekowhai twee levensgrote zwartgeschilderde bronzen piano's heeft gemaakt, met op twee daarvan een levensgrote zwarte stier. Waarom maak je zulke loodzware grote dingen, die je dan helemaal uit Nieuw Zeeland naar Venetie moet zien te krijgen? De piano was een item dat oorspronkelijk juist van Europa naar de onontgonnen wildernis van Nieuw Zeeland werd gebracht, zoals je ook ziet in de film The Piano van Jane Champion. Misschien wil Parekowhai de cirkel weer rond maken.

Op een prachtig bewerkte rode piano met Maori motieven in het midden van het palazzo werd voortdurend pianogespeeld. Een wezenlijk onderdeel van zijn tentoonstelling, aldus de kunstenaar. En dat werkt: al kronkelende door de steegjes hoor je al pianomuziek die steeds dichterbij komt en dan wordt je geconfronteerd met de massiviteit van de stieren en de piano's en speelt tegelijkertijd een frêle meisje een favoriet stuk van Chopin, terwijl een zwart bronzen man met bril en stropdas en de armen over elkaar heen geslagen, als een soort wachter toekijkt.

Muziek weegt niks, is onzichtbaar, maar vult alles. De ruimte, de tuin, je ziel en je hoofd. Bij de openslaande deur naar de tuin, blijkt ook nog een bronzen olijfplantje te staan, op kniehoogte, ik was er eerst aan voorbijgewandeld. Donkere massiviteit, zichtbaar gemaakte wilskracht van die stieren op de piano's, als onderstreping van zoiets als: hier zijn wij, helemaal uit Nieuw Zeeland en we wijken niet. Maar we maken geen muziek, wij zijn stom en alleen maar een afbeelding van ...

De werkelijkheid wordt. Ter plekke. Een levend mens maakt muziek en muziek zal je vullen en verheffen en licht maken. Je maakte een reis hier naar toe, van wie weet welke andere plek op aarde, maar hier zal je even weten dat muziek alles verbindt en dan ervaar je iets van vrede... kijk maar naar die olijfplant. Ook maar een afbeelding van... alleen jij kunt het echt maken, het vullen met betekenis.

Zoals mijn etsje eerst louter een afbeelding was, maar doordat ik er geweest ben en er dingen rondom heb ervaren, ineens gevuld is met zoveel méér aan betekenis. De altijd durende cyclus van niks, wording, er zijn en weer vertrekken naar niks...wording...zijn...enzovoort.

dinsdag 23 augustus 2011

Biennale: Mirko Bratusa

Net als op het songfestival, zijn al die nieuwe Oost-Europese naties allemaal vertegenwoordigd op de Biennale. En Slovenie had haar paviljoen gevuld met het werk van Mirko Bratusa. Zijn installatie heet: Heater's fot hot feelings en zijn motto is: You can only discover the things outside yourself, if you first dicovered it, in yourself. Hij maakt grote beelden van keramiek, op zichzelf een bijna ouderwetse techniek, je maakt er potten en vazen van, maar hij maakt o.a. meer dan levensgrote mensen.

Bij binnenkomst is er een bordje: Please, touch this work, de omgekeerde boodschap dus van wat er meestal verordend wordt. Op de onderverdieping staan een beetje mollige mensen, en ze glimlachen vaag, hebben iets gelatens over zich, het heeft iets humorvols, ook al is de ene gewikkeld in touwen en de andere zijn binnenste laat zien als een soort geopende jas. Ze stralen allemaal warmte af. Op de bovenste verdieping staan vier rupsachtige, coconachtige groene gedaanten, allemaal gewikkeld in een soort tuinslangen en met elkaar verbonden. Sommige voelen koud aan.

Het blijkt dat alle beelden met elkaar verbonden zijn. Er is een netwerk van verbindingen. Door een ingenieus systeem , dat je niet ziet, wordt een gedeelte van de slangen gekoeld en met de warmte die daarvoor nodig is om dat te bereiken, worden de andere beelden verwarmd. In een keer vormt de hele installatie een meditatie over de stand van zaken van wat het is om mens te zijn: onderling van elkaar afhankelijk, elkaar altijd wederzijds beinvloedend, we zjn rupsachtig en coconachtig én mensen die soms vrij staan en soms geketend zijn door de touwen van onbegrijpelijke gevoelens en emoties. De kou van de ene, vormt de warmte voor de andere.

Je mag het allemaal aan raken en allemaal strelen, je zou er wel eentje tegen je hele lichaam willen drukken, maar dat doe je niet onder de ogen van de suppoosten. De aanwezigheid van de ene, beinvloedt het gedrag van de andere... Dus raakte ik ze alleen maar aan met de binnenkant van mijn gespreide hand. Zo'n installatie in een kerk plaatsen en alleen maar de mensen in stilte er langs laten lopen en ze alles laten aanraken: wat zou dat een volmaakte viering kunnen zijn.

Biennale: Chiharu Shiota

Een kelderachtige kamer. Aan weerzijden rijen oude boeken op de grond. In het midden een oud buro met open laden waar boeken gestapeld zijn en eruit puilen. En dan de hele ruimte bespannen met zwarte draden. Een web, weefsel van zwart draad beneveld je bijna, de sfeer is heftig, maar niet beklemmend, intens en toch ook stil, ergens: dit is de installatie Memory of Books, van de Japanse Chiharu Shiota.

Te bedenken dat ze elke draad daar gespannen heeft, als een soort spin. Ze zegt: 'me, myself, my emotion and the material are a ritual, which becomes art'. Dat is wat je voelt, als je er bij staat: iemand die almaar durend bezig is, het niet kan laten, zichzelf temt door draden te spinnen en in een boek van haar werk dat er ook is, zie ik dat ze ook kozijnen stapelt tot hoge torens, witte bedden als een waterval naar beneden laat glijden, en zichzelf in haar eerdere werk wentelde in modder en bloederige rode verf.

De noodzaak om alleen maar dat te doen en te kunnen: jezelf en je emotie inzetten , het in samenspraak brengen met materie, een ritueel daarin voltrekken, een doorgang maken naar... naar wat? De kijker die zo betrokken wordt en ergens niet anders kan dan ook afdalen in de eigen herinneringen en emoties? Je kunt het niet ontwijken, je schouders ophalen, je voelt het werk dat verzet is, alsof je door haar mee genomen wordt en je voelt wat het is om één draad van het plafond naar beneden te spannen, hoeveel moeite dat alleen al kost. En dan bedenken dat de hoeveelheid draden zelf een soort massa worden die alles doordringt en dat zij niks anders kan dan die moeite doen.

Ik kijk er niet van op dat commentaar in dat boek linken maakt met stilte, de Japanse Nospelen, Oost en West en ze over zichzelf spreekt als levend in de diaspora. Hier is iemand altijd op weg, hier woont iemand overal en nergens, hier weet iemand dat het thuis waar je ziel woont daar is waar jezelf iets weeft, terwijl dat weefsel zelf ook alles wat is, vervaagt en verandert in iets wat er niet meer is en nooit meer terug komt.

Biennale: Karla Black

Van haar heb ik een boek gekocht op de Biennale en dat helemaal mee naar huis gesleept, en dat is passen en meten als je ook nog eens een volle rugzak hebt, de tent in de ene hand en een kleine rugzak als handbagage in de andere hand. Het paste allemaal nét en de 20 kilo ruimbagage overschreden met 800 gram. Dat is toch dat boek. Vol foto's van het werk van Karla Black, de hele tentoonstelling in Venetie stap voor stap geregistreerd.

Je klimt de trappen op naar de bovenste verdieping van een oud palazzo waar de ramen uitlijken op de vierkante ramen met groene luifels en daken van de huizen rondom. Eventuele natte paraplu's alsjeblieft onder achterlaten, want haar werk is broos en kwetsbaar, staat er op een slordig geschreven papiertje. Je komt een zaal binnen en wordt overweldigd door grote roze, lichtgele en groen 'rotsblokken' die uitstulpen en meer dan de helft van de zaal vullen, zo hoog als je zelf. Maar wacht eens, het is gemaakt van papier, bepoederd met mascara, suiker, ze gebruikt lippenstift, kalk, haarspray, conditioner, het ruikt er weeig en zoet. Met eén wilsact gooi je jezelf erin en alles zal kapot gaan.

Ze maakt iets dat lijkt op een hele grote chocolade taartpunt met laagjes, ze geeft het de titel Brains are really everything, maar het is gemaakt van modder en compost. Een grote doorzichtige strik van cellofaan hangt in een andere zaal, het zweeft voor de ramen en de witte touwen van de zonnewering erachter echooen in het klein de strik na. Of de droom van de gefrommelde zonneweringtouwtjes heeft zich verheven en losgemaakt en is gaan zweven in de zaal, dat kan ook.

Grote torens in suikerspin roze, groene kubussen van zeep op de grond, dezelfde kleur als van de vierkante luifels buiten, dun papier zweeft en kringelt aan touwtjes met de titel Urgent at the time, sommige dingen lijken alweer bijna te verdwijnen, andere lijken te kunnen groeien en zich langzaam te kunnen verplaatsen. Er hangen tule, vitrageachtige, puntige wolken met de titel: There can be no arguments ...

Haar werk prikkelt bij mij ALLES en dat is is niet teveel gezegd. Je denkt aan je kindertijd vol zoets en lekkernijen, aan bedriegelijke facades, aan wat er kan zijn, maar er niet is, aan geweld dat alles kan vernietigen, aan zachtheid en broosheid dat alles laat bestaan. Het ruikt er zoet en naar zeep, bepoederde bergen die aan babytalkpoeder en de molligheid van babybeentjes en voetjes doet denken die je op de commode je wangen laat aaien. Haar werk roept tegelijk het verlangen wakker om iets groots te volbrengen en tegelijk simpel, klein, pretentieloos te zijn.

Het brengt je in een hier en nu. Het zet al je zinnen op scherp. Het vraagt van je om tegelijk alert te zijn en te dromen. Het vertelt over het leven dat stap-voor-stap gaat, niet te snel en niet gaan razen. Alles is vluchtig en kan zó verdwijnen, alles vraagt tegelijkertijd moeite om er te zijn. Alles heeft recht om er te zijn en de ruimte naar zich toe te halen en uit te nodigen tot ruimte.

maandag 22 augustus 2011

Biennale Venetie

Wat heb ik een geweldig mooie tijd meegemaakt. Venetie is wellicht de enige plaats op de wereld die zoveel mensen en nationaliteiten, al die toeristen, verenigd in een soort tijdloze capsule waar het alleen maar telt om rond te flaneren, aan het water te zitten, je in een gondel te laten vervoeren, snuffelen langs winkeltjes. Zonder toeristen is Venetie leeg met wat wapperende was tussen de huizen en dat was in de vorige eeuw ook al zo, zag ik in Dood in Venetie, van Visconti, naar een boek van Thomas Mann. De pest die in de steegjes en het water rondwaart, wordt zorgvulig geheimgehouden op het Lido, bang dat alle badgasten zullen verdwijnen.

Daar was ik, op het Lido en bijna elke dag maakte ik de oversteek naar Venetie en ging iets van de Biennale bekijken. Die bestond uit een betaalde hoofdtentoonstelling waar onder de titel ILLUMINInation, curator Bice Curiger uit Zwitserland, 83 kunstwerken bijeen had gebracht in het Guardini en de Arsenale. 'Verlichting', dus als thema in alle betekenissen van het woord. Daarnaast staan er 28 paviljoens van verschillende landen op het terrein, maar verspreid over de hele stad, deden meer dan 85 naties mee.

O! Je hoefde maar wat rond te lopen of met de vaparetto gaan varen en overal waar het rode vignet van de Biennale op mijn netvlies verscheen, stapte ik naar binnen. Je komt er in palazzo's met mooie binnentuinen, verwaarloosde, krakkemikkege huizen, op zolders of in een gangenstelsel van onverwachte hoeken en gaten. Je leert er Venetie en haar zes typische buurten, afgebeeld op elke glanzend voorsteven van een zwarte gondel, kennen.

Ach, ik had elke dag wel meerdere blogjes erover kunnen schrijven: na een week was ik zo hyper, dat ik er 's nachts in de tent van wakker werd: betekenissen en verbanden tolden in mijn hoofd. Dat is me niet meer gebeurd sinds mijn studententijd, toen ik me in de theologie en filosofie verdiepte. Er gebeurde wat Zomergast Eric van Lieshout gisterenavond zei: elk geslaagd kunstwerk heeft spirituele energie om zich heen en het is helemaal goed als die energie gedeeld en ervaren wordt met mensen die ernaar kijken.

Illuminatie, dus. Het centrale werk dat door de curator gekozen was, in een expositie van hedendaagse kunst, waren drie oude meesterwerken van Tintoretto, waarvan één het Laatste avondmaal was uit de kerk tegenover Venetie. Een heel groot doek, waar het licht van een lamp en het licht van het aura van Jezus, zowel de materiele wereld van de aan tafel zittende leerlingen verlicht, maar tegelijk licht maakt voor een wereld daarboven, die alles omgeeft en samenbindt: de wereld van de verbeelding, engelen vliegen rond.