maandag 30 november 2020

Panis Angelicus

Vanochtend vroeg werd ik wakker en leverde You Tube Panis Angelicus, Sissel & The Tabernacle Choir. Zo prachtig. Het brood van de engelen, dat je voedt... Troost en kracht geven; het zit in het menselijk brein als vermogen...Of betreden we hier het gebied van het niet-weten en het-maar-in-het-midden-laten? Je kunt wel nuchter en rationeel zeggen: als je dood gaat, dan is er niks meer, maar eigenlijk kun je zelf er geen voorstelling van maken dat je eigen bewustzijn stopt.

We gaan elke nacht slapen en ook dan stopt in zekere zin je wakend bewustzijn, je bent er even niet meer, je ligt laveloos, zonder controle op jezelf in je bed, je geeft je over aan de slaap in de vanzelfsprekende hoop dat je de volgende ochtend wakker wordt. In de laatste keer op een dag dat de zusters in het klooster in de kapel samenkomen, is er ook een gebed met de woorden:’leidt mij veilig door deze nacht heen’  en dat wordt dan aan God gevraagd. Elke keer als dat werd uitgesproken dan dacht ik: o, ja, zo is het, ik kan morgen niet ontwaken... Daarvan zeggen sommige mensen: het is wel een mooie dood, in je slaap sterven. Alhoewel er anderen zijn die het verschrikkelijk vinden, zij willen liever bewust afscheid kunnen nemen. 

Ik hoor bij de eerste lichting: laat mij maar ongemerkt door mezelf, gaan. Maak dan een ronde door mijn huis, huizen, moet ik nu zeggen,  om eruit te halen wat je wilt en daarna een opruimdienst en klaar. Ik hoop en wil dat het degenen op wiens bordje dat komt zo weinig mogelijk moeite kost.  Vrijwilliger R., zou hij nog leven?, van wie bijna niemand wist, ook zijn vrouw niet, dat hij heel ernstig ziek was, zei: ‘Gooi mij maar in de klikobak, klaar’ en dat is ook mijn motto.

Ze zeggen wel dat je zó moet leven alsof elke dag je laatste is en iets in mij heeft dit van jongs af aan wel in de oren geknoopt. Leven met intensiteit, in alle schakeringen die er op het dagelijks kleurenpalet kunnen ontstaan en soms mengt de verf zich vanzelf en begeleidt het en kleurt het je dagen. Misschien is het wel aan jou en ligt dat in je eigen vermogen: Kiezen of je je dagelijks voedt met hamburgers of met het brood van engelen. 

Loenense waterval. Mondo

Na twee dagen dichte mist in het bos brak gisteren de hemel en het uitzicht weer open, zon met heldere luchten.  Dat noopte mij om de omgeving te gaan verkennen, op de fiets, mijn horizon te verbreden.Dus ik fietste richting de snelweg en ging op weg naar de Loenense Waterval. Dat is de grootste waterval van Nederland. De waterbron ligt in de bossen en dat water is geleid naar beneden, om het Apeldoornse Kanaal in 1889 van water te voorzien zodat daar scheepvaart mogelijk werd. Die waterweg is de Vrijenbergerspreng gaan heten. De beek is 15 kilometer lang en heeft onderwijl een verval van 6.5 meter en om te zorgen dat er niet teveel zand zou meekomen, zijn er stenen trappen gebouwd en dat is dus bezienswaardig:  de waterval.

Nieuw: eerst langs de snelweg fietsen, die oversteken en meteen in een heel andersoortig bos komen: glooiender en lieflijker. Het fietspad volgt het water, waar je ook nog de muur van de achterkant van het Ereveld van Loenen passeert, waar veteranen uit allerlei oorlogen in het bos hun laatste rustplaats vinden. Ik werd mij bewust dat het bos waarin ik vertoef veel woester is, met hoogte en laagteverschillen en allerlei boomsoorten door elkaar en begreep nu de namen die er bij mij circuleren: de Woeste Hoeve en de Woeste Hoogte. Als locatie van mijn boshuisje vind ik dat wel leuk, aan de rand van wat grilligheid. Het watervalgebied is helemaal ingericht om nu ook wandelaars te laten flaneren en dat ga ik vast nog eens doen.

Ik kwam weer thuis via Beekbergen en Appie, waar ik in het begin van de week bonusaanbiedingen zag die ik wel mee wilde nemen, maar wat niet handig was omdat ik te voet was, zoals twee netten mandarijnen voor de prijs van één. Nu scoorde ik deze alsnog. Ik zag de maan opkomen, ha!, het was weer volle maan, mijn toptijd. Met nauwelijks een lichtje aan keek ik eerst naar podium Witteman, even landen in de klassieke muziek waar Edisons werden uitgereikt en daarna het kunst- en cultuurprogramma Mondo dat ik vorige week voor het eerst ontdekte.

Nu was Adelheid Roosen gastsamensteller, gaat dat zien!. Het motto dat zijzelf ook ten zeerste bezigde over haar eigen keuze. Haar gasten en zijzelf grijpen je bij de lurven. Het begon met pianospel van Joop Beving waarvan zij zegt dat ze deze vaak keihard in haar atelier heeft aan staan omdat de muziek haar naar een ander plan brengt. Terwijl de intensiteit van de noten groeiden, zag ik alle gasten aan tafel plastic handschoenen aantrekken, elkaars handen vastpakken en strelen en elkaar dichtbij aankijken met een spatscherm tussen hen in. Het ontroerde mij.

En er volgt nog zoveel meer: zang met een oosters snaarinstrument, een ode aan vitaliteit en levenskunst gericht aan vrouwen die allemaal in de haarvaten van de samenleving actief zijn in Rotterdamse wijken en die via Zoomschermpjes aanwezig waren, een Tunesische vrouw die sprak over erotisch kapitaal en de sappen die vanuit je benen kunnen vloeien, een prachtig dansduet van een vrouw met een schaduw. En dan zat daar, met een geheel andere sfeer om zich heen, ook Maxim Februari, die als enige niet mee danste om die sappen tot leven te wekken, ik kon zijn ongemak wel goed begrijpen. Maar toen bleek hij voor Adelheid de koning te zijn, waarvoor zij diep boog. Hij was het die met al zijn eruditie in gewone taal haar elke keer weer de juiste richting wees. 

Wát een goede en enerverende aflevering, die ik zeker in herhaling weer ga bekijken. Een andersoortige waterval dan die van overdag. Een energie die stroomt terwijl de maan steeds hoger naar de hemel klom en rond middernacht de sterren deed verbleken, zo fel scheen zij. 

Terugkijken Mondo:

- https://www.vpro.nl/programmas/mondo/video/afleveringen/2020/29-november-2020.html


zondag 29 november 2020

Chai drinken enzovoort

Ik lees de column Megastad in Trouw altijd. Journalisten vertellen over dingen die ze zien en meemaken in het leven van  alledag in de metropool waar zij gestationeerd zijn. In de zaterdagkrant nu een bericht van Aletta André vanuit Delhi over ‘chai’ dat is de thee die je overal kunt drinken en dat je pas een echte inwoner bent als je een favoriete plek hebt waar je het drinkt. Zelf proeft zij niks bijzonders, maar voor anderen is de smaak uniek en gekoppeld aan strengen herinneringen.

Ik dacht prompt aan ‘mijn’ theestalletjes in Mahabalipuram. Er was er één op de hoek bovenaan de straat bij de hoofdweg. Daar ging ik later in de ochtend heen, na mijn lange strandwandeling. Niet te laat, want ik ontdekte dat theestalletjes in de ochtend en in de namiddag open zijn, ertussen in staat de grote pan omgekeerd op een tafeltje naast het gas, het wordt dus dagelijks twee keer vers bereid. Het bestaat uit een mengsel van minstens zeven kruiden, waaronder kardemom, gember, kaneel, steranijs, kruidnagel. Het smaakt zoet en kruidig ineen en het wordt voor je neus gemengd met hete melk in een smal hoog glaasje.

Er is ook een grote keten die 12.000 smaken aanbiedt, door de computer-robot gebrouwen. Toevallig had ik de dag ervoor gekeken naar de film Miss India, waar een jonge ondernemende vrouw haar chai in Amerika wil positioneren, de koffiecultuur doorbreken. Een heerlijke Indiase film, waar het verhaal met muziek en ‘morele’ reflectie ertussendoor verteld wordt: dat je tegenslag onder ogen kunt zien, je bedrog kunt overwinnen en de doorzetter wint. Ik zou graag overal op de hoek van de straat thee kunnen drinken zoals in India, maar waarschijnlijk zit het aangename van de herinnering erin, zoals Aletta observeert, dat je het ergens op een betonnen muurtje dronk of op een plastic stoel tussen willekeurige anderen. Dus niet keurig netjes op een terras.

Ja, voor mij geldt dat zo: laat op de ochtend dronk ik het op een wankel bankje en ik zie nu steeds een oude man haaks op het andere bankje zitten, met zijn tanige dunne zondoorstoofde benen en  blote knieën en stoffige slippers. Iedereen in India drinkt chai. 's Avonds als het al donker was dan dronk ik er eentje vlakbij het busstation voordat ik verderop in de straat naar Wiki en Sunjay ging, om te eten. Daar ging ik zitten op de stoeprand bij de grond, terwijl onder mijn benen een afvoer liep en  vaak keek ik direct in een paar grote koeienogen of ik bekeek het afval dat in een hoopje vlakbij geveegd was. De theemaker had een zorgelijk, gepijnigd gezicht waar je de ‘hardship’ van af kon lezen. Soms probeerde ik zijn blik te vangen en keek hem dan breed glimlachend aan, op zoek naar die andere, die ik er ook vermoedde en dan kon ik een stralende rustige glimlach terug ontvangen... dat is India...

Al die mensen die je nu door de winkelstraten ziet schuifelen, zodanig dat de burgemeester vervroegde winkelsluiting moet verordenen... Ik kan het ondertussen niet meer zien als alleen maar kooplust, ik zie de behoefte om te schurken aan elkaar, eindelijk weer meer mensen om je heen, een massa vormen, een groep zijn, anoniem onderdeel van een groter geheel... op straat, in winkels, cafés en restaurants, theaters en concertzalen, circustenten, in een stadion... Soms denk ik dat pas over een paar jaar de impact zal blijken, wat dit betekent: dat de mensheid al zo’n poos dát niet kan: zonder nadenken en argeloos  mens-zijn. 

vrijdag 27 november 2020

Among the Birks

Ja, het was mistig in het bos, maar het had wel wat. Dat grijze, grijze, grijze om mij heen, met de steeds dunner wordende boomstammen en takjes in al hun fragiliteit. Nee, de stammen worden niet dunner, maar alles verliest aan massa en volume,  een ijlheid blijft over, die in de nevel nog eens extra verdunt. 

Ik begon in  de autobiografie van Barack Obama, A Promised Land. Hij kan schrijven, meteen vanaf het begin hoor je een persoonlijke stem, een klankkleur, wellicht omdat je zijn echte stem kent; warm en betrokken. Het Witte Huis ademt ineens weer van leven, dat er een mens heeft gewoond van vlees en bloed die elke dag bewust dat stukje in de buitenlucht liep, van de privévertrekken naar The Oval Office en weer terug. Dat hij genoot van de rozen tot in de winter uit de kassen, een sterrenhemel, de tuinmensen die alles lieten groeien. Dat het de entourage was van belangrijke persmomenten, maar ook de plek waar hij met zijn dochtertjes over het gazon rolde. Wat een contrast met die laatste beelden van nu: het Witte Huis gebarricadeerd met grote hekken, een bewoner die zich daar nu in verschanst en alleen naar buiten komt om ergens anders golf te spelen.

Ik maakte een wandeling door het mistige bos en de regels vielen mij binnen: Moments come, moments go, but it’s moments such as these that mean a light. Dat komt uit een liedje van Gallagher & Lyle; 'Among the Birks' en dat speelt zich in de lente af, heel anders dan de diepe herfst van eind november. O... dit is gek, ik zoek het liedje op bij YouTube en er komt helemaal geen lente in voor... Ik heb er altijd een berkenbos bij voorgesteld met van die heel lichtgroene, tere blaadjes. Maar het gaat over het bewaren van momenten in de tijd.

Dus nu heeft het liedje er een kaal berkenbos bijgekregen, dunne, iele berkenstammetjes zoals ze hier in de bossen te vinden zijn. Het is zoals bij dat Witte Huis, een gelaagd en dubbel beeld geworden. Er kan een bewoner zijn die het huis ontvlucht en golf gaat spelen ter ontspanning, opgesloten in zijn eigen gelijk, de Corona crisis in zijn land negerend, of het kan bewoond worden door iemand die in zijn eigen toekomst zal gaan  schrijven  over A Promised Land. Of die ooit zal komen weet hij niet. Maar het begint ergens door in het hier-en-nu te blijven ademen, je bewust te zijn dat elk moment telt en gekoesterd kan worden, een berkenbosje te ervaren te midden van het stenen Witte Huis.

donderdag 26 november 2020

Patchwork van verleden en heden

Als ik hier de bossen in loop of eruit fiets dan is er ook altijd een bewustzijn van een lichte weemoed. Dat ik dit hier mee mag maken, zo midden in de natuur zijn, de vrijheid van beweging en adem. Weet hebben van de fragiliteit van geluk en het leven, zien dat alles altijd maar in beweging is, niks blijft. Alleen in je eigen geest blijven dingen bewaard, ze leven voort en het kan goed zijn dat jij de enige bent die ook gedeelde ervaringen heeft opgeslagen, een ander kan zeggen: ik weet daar niks meer van, is dat echt gebeurd? 

Ik fietste gisteren door park de Hoge Veluwe naar de andere ingang, naar Otterlo. Zo mooi en herinneringen werden kleine kleurige lapjes in een patchwork. Bij het slot van St. Hubertus, zag ik mij én als kind voor het eerst op het ijs van de vijver, én met de hele familie op de fietsen, Vader en Moeder in bakfietsen, én met Moeder alleen in de auto op een prachtige winterse dag met een dik pak sneeuw. Bij het monument van De Wet dronk ik nu thee op een natte picknicktafel, maar daardoorheen verweven zag ik Moeder en Zusje op die warme dag in de zomer, de laatste keer dat zij in het park was.

Pas kwam ik een oud blog tegen van 12 september 2010, met nichtje L. en haar moeder in het park en ook toen  herinneringen ophalend. Nu is dat zelf een dierbare herinnering geworden: ik dacht eraan dat ik in het Kröller-Müller Museum aan L. ‘kunsteducatie’ gaf door haar te vertellen dat je kon zien dat Vincent van  Gogh soms vrolijk was, maar niet altijd; kijk maar naar de donkere woeste dikke verf van deze grillige pijnbomen. Zij was toen nog acht, nu een jonge vrouw van negentien. Pas stond ik er weer naar te kijken: er staan twee vrouwenfiguren onder, het kunnen twee zussen zijn met achter hen het ongrijpbare van het gevoelsleven...

Terwijl ik net weer even dat blogje van 12 september opzocht, haakte mijn oog aan een andere: het is de woensdag erna, leesgroep bij de Clarissen, die ik begeleidde. Ik laat het gaan over communicatiepatronen; over insluiting en uitsluiting. Dat degene die een patroon van uitsluiting bezigt, dat ook kan doen uit honger om juist gezien  en erkend te worden... Wat ben ik zelf weinig veranderd in tien jaar tijd... In het patchwork dat ik leg, zie ik mezelf met dezelfde draad de boel steeds aan elkaar naaien... Exclusief in mijn eigen brein en het is voor mij, geloof ik, een heel belangrijke activiteit, het houdt mij levend. 

Zo kan het dan gebeuren dat ik van het Hoenderloo  met de kauwgumballenboom toen ik kleuter was, terecht ben gekomen op rijpe leeftijd in het Hoenderloo  van mijn boshuisje.

woensdag 25 november 2020

Groen. Bamboe. Swamp Thing

Engel A., de overbuurvrouw, verrichtte gisteren weer haar goede werken. Als ik nu achter naar buiten kijk zie ik groene bamboe in plaats van het binnenplaatsje en de caravan van mijn achterbuurman. Ik zat binnen en gedurende de dag hoorde ik hem wel graven, hij was even weg en ik zag na zijn thuiskomst wat sprietjes bamboe op de grond liggen en even later zag ik ze voor het  raam waaien. Ik dacht dat hij naar een tuincentrum was gegaan, was daar al verheugd over, een mooi beginnetje.

Maar midden op de middag hoorde ik hem praten met iemand, veel gerommel, ik dacht, hij heeft iemand op bezoek en toen zag ik ineens dat er gigantische bossen bamboe voor de ramen kwamen, hé dát is fijn! Ik wilde toch nog een blokje om in het bos, er was een mooie oranje lucht en een halve maan. Buiten riep de overbuurvrouw: 'Hé Mirjam, wat vind je van de rimboe voor je ramen?' 'Geweldig!' riep ik, ik liep naar haar toe en daar kwam ook de achterbuurman uit zijn tuintje, een slanke jongeman.

Het bleek dat zij hem had aangespoord om de bamboe naast zijn huis te verplaatsen. Die was daar geplant als stek van de bamboe tegenover mij, door de ouders van die overbuurvrouw, die nu ergens anders op het terrein  een chalet hebben. 'De vader kan je herkennen aan een zwarte hoed, zo eentje als jij op hebt', zei A. Hij had een poging ondernomen en het alweer opgegeven, dat waren die paar sprieten, want het lukte hem niet om de bamboe los te scheuren. Daar weet ik alles van, ik heb ooit ook een stukje van mijn bamboe in de achtertuin naar voren geplaatst en dat was een gigantisch karwei, alles is ondergronds met elkaar verstrengeld. Maar A. was ook weer gaan kijken en had gezegd dat hij de bamboe als geheel eruit moest spitten, helemaal rondom en zij had nog een scherpe schop. Ze zijn samen aan de gang gegaan en zo verschenen ineens die grote groene plukken voor mijn twee ramen.

Hij komt nauwelijks meer, dit jaar pas drie keer, hij heeft thuis een ruimer uitzicht dan nu: mijn boshuisje is pal tegen zijn rand neergezet. Hij woont in Leiden en hij denkt erover om met zijn vriendin in Amerika te gaan wonen na Coronatijd en dan gaat hij de caravan gebruiken als opslagplaats. Mij komt dat natuurlijk goed uit, geen drukte achter mij. Hij ging weer weg: ‘Dan heb je nu ongeveer alleen maar gewerkt en ik heb daar het meeste plezier van’,  zei ik. Nee hoor, hij was ook blij met het resultaat, de bamboe was uiteindelijk toch sfeervoller dan de meer dan drie meter hoge coniferen en een boom die er eerst stonden, toen was hij door dik groen omgeven waar hij niet doorheen kon kijken.

‘Groen’ was wel het thema van de dag. Want ik had in Swamp Thing, al uit 1984, gelezen en gekeken, van Alan  Moore, weer in de Absolute-editie: een groot dik boek met een zachte stoffen kaft, dat je op elke  bladzijde kunt open leggen op je schoot, want gebonden en met een leeslint en zilverachtige letters in de kaft gedrukt. Het is dat gevoel uit de kindertijd: met een dik groot boek op schoot, hetzelfde genoegen als bij de grote dikke repen chocolade van Tony Chocolonely. Swamp Thing is een groen wezen of plant en voor sommigen een monster, dat in de natuur leeft en het steeds moeilijker krijgt door de verstedelijking. Hij is het resultaat van een mislukt experiment van een wetenschapper, die na een explosie veranderde in Swamp Thing. Of is het zo dat in de plantaardige resten, stukjes menselijk bewustzijn achter zijn gebleven en is er nu een plant die ervan droomt om weer mens te worden?

Het verhaal slokt je op, door de tekeningen en de wijze van vertellen: er is een oude geliefde die hem blijft zoeken in de natuur en niet kan geloven dat hij dood is, zij voelt zijn aanwezigheid, er is een schurkachtig ander wezen dat ook plantaardig is en de oorlog heeft verklaard aan al het vlees, dus ook de mensen en de JSL, dat is de Justice League, de superhelden, waaronder Superman en Wonder Woman die een verbond met elkaar zijn aangegaan om samen te werken en zo het kwaad uit de wereld te helpen, weten niet hoe ze de schurk kunnen bestrijden. Het verhaal raakt aan thema’s als klimaat & milieu, wetenschap tegenover de rauwe natuur die een eigen gang gaat, liefde en trouw, verwoesting en herstel; het komt ergens heel dichtbij en kruipt onder je huid, ook in deze Coronatijd, waar de mensheid als geheel de invloed van de natuur ondergaat.

Vooralsnog ben ik natuurlijk op mijn kleine vierkante meters alleen maar blij met de invloed van meer natuur dichtbij, pal tegen mijn achterramen, groen is fijn.

dinsdag 24 november 2020

Door de bossen

Het was wel kicken: om dwars door de bossen op en neer naar Beekbergen te wandelen, tezamen  14 kilometer als je het op de fiets doet, maar lopend, zonder kaart, zomaar je neus achterna, zijn het veel meer kilometers geworden. Het was stralend weer met een blauwe lucht. Ik had een thermoskan thee en brood mee en op de heenweg zat ik lang op het mos, langs de zandweg, een stel kwam langs, de vrouw zei: 'Genieten!' en ik reageerde met: 'Heerlijk! Heerlijk!'

Geen haast dus, op de heenweg, ik wilde ook een beetje de omgeving verkennen, dus toen ik op een pad kwam met stacaravans in de bossen, zoals bij mij, vervolgde ik die weg, ook langs een camping die zich afficheert dat deze alcoholvrij is, langs recreatieparken met huisjes in een gelid achter en naast elkaar, het bos weggekapt, ieder een tuintje, langs lege complexen die de uitstraling hadden van een sanatorium midden in de bossen zoals je die vroeger had, langs villa’s ten zuiden van Beekbergen, om uiteindelijk weer op een bankje in de zon weer een kopje thee te drinken vlakbij het verzorgingstehuis, zoals meestal aan de rand van een dorp of stad gebouwd, hier vlakbij de Dorpstraat.

Het was ondertussen al midden op de middag : even Appie in voor wat kleine boodschappen, het niet te zwaar makend in mijn rugzakje, want de terugweg kwam nog. Er is een nieuw systeem voor de winkelwagentjes en ik kreeg instructie: je zet de achterwielen op de ijzeren plaatjes op de grond, je steekt je handen in de holle cilinder ernaast en zie: er sproeit desinfecterende vloeistof, zowel op jou als op de gehele stang van het winkelwagentje. Wat een inventiviteit van een fabrikant, nu maar hopen dat innovatie en nieuw verworven kennis en nieuwe vondsten ook zo hebben gewerkt bij de snelheid waar er nu tal van vaccins al bijna klaar zijn.

De terugweg: die wilde ik dwars door de bossen doen, liefst de kortst mogelijke weg, ik boog vlak buiten Beekbergen de bossen in. Een aparte ervaring, geen mens te bekennen over de zandwegen, kleine en grote en alleen maar je gehoor en de stand van de zon als richtingwijzers. Er zijn overal T-splitsingen, kruispunten en afslagen, welke te nemen? Eerst zoveel mogelijk naar rechts afbuigen en dan weten dat wanneer het doodstil is, er geen verkeer meer te horen is, je midden in de bossen bent, dat is oké. Dan ervoor zorgen dat de zon rechts voor mij bleef en die verdween en veranderde in gekleurde luchten van de avondschemering. 

Wat een aparte sfeer... Ik dacht aan het liedje Into the Woods van Duncan Laurence dat hij schreef om zijn gestorven oma te eren, die mengeling van afscheid en verlangen en vernieuwing en weemoed... Ik dacht eraan dat ik nu een ‘bosbewoner’ ben, hoe dat zo snel en ook tamelijk onverwacht op mijn pad is gekomen, hoe vreemd dat kan lopen in je leven.  

Vanochtend bedacht ik ineens dat wij Broer zo noemden, toen hij Abraham zag: Bosbewoner, we maakten een aapachtige slingerpop, een overal volgepropt met krantenpapier en hingen die in het stukje bos, waar hij vanaf zijn huiskamer op uit kijkt. Hoe ging dat ook alweer? Mijn blog wordt steeds meer een plek waar ik mijn eigen herinneringen bewaard heb: daar lees ik het op 19 April 2010. Ach..wat werkten we als familie toen ook leuk samen! 

Ik kwam precies op tijd, vlak voordat het echt donker werd het bos uit, ook nog daar waar ik het liefste eruit wilde komen: vlak voor de receptie, alwaar in het pakkettenhok een pakje voor mij klaar lag, een graphic novel, waar ik me vandaag uitgebreid in ga verdiepen. Vlakbij mijn huisje hoorde ik in het donker een bladblazer, hoe kan dat? Het bleek de achterbuurman te zijn, die er nu voor het eerst is. Ik zag de schaduw van een knotje in zijn nek liggen en binnen hing boven de bank een grote afbeelding van het hoofd van een glimlachende Boeddha.

maandag 23 november 2020

Muiten: It is well with my soul

Dit is heel wonderlijk. Ik droomde heel levensecht dat ik in de oude kloostertuin was bij het klooster van de Kapucijnen, waar ik ooit een kamer bewoonde. Maar de tuin was groter en ruimer met veel gras en minder omsloten. Daar zag ik Janus ineens lopen, de oude tuinman. Maar hij was niet oud: hij was vitaler dan dat ik hem ooit gezien heb, met een witte blouse aan in zijn broek gefrommeld en met kaplaarzen aan.

Janus! riep ik, hoe gaat het met je, ben je hiernaartoe terug gekomen? Ja, ik miste het zo, zei hij. Het was er wel anders dan indertijd. Hij had nu een kamer die drie keer zo groot was dan toen, want ze hebben binnen verbouwd, maar hij weet dat in een deel ooit, Cornelie , daar woonde. Hij begreep niet veel van de nieuwe organisatie die er nu zat, niemand begon ooit een praatje met hem. Ik liep steeds met hem mee, terwijl hij van het ene naar het andere liep: naar een schuurtje en hij woelde er in een bak aarde. Hij zette er een experiment op, voor in de moestuin: verschillende mengsels van grond en dan kijken wat het beste zou gaan groeien. Er zitten hier heel veel muiten zei hij en hij keek me er lachend bij aan.

Muiten? Wat zijn dat, zo stond ik op het punt om hem te vragen. Maar toen werd ik wakker. Muiten?... Zou dat woord bestaan, zouden het een soort mollen of muizen zijn?... Ik keek op internet en zag staan: Muiten by Lilian Rotich. Ik kwam in een YouTube-filmpje waar gezongen werd in een tuin waar een vrouw loopt, zoals Janus liep, in het gras, op het Afrikaanse platte land in een moestuin en ze zingt: Be patiënt, God is in control. Vlak naast dat filmpje verschijnt een ander: Hugo Bonville met het Mormon Tabernacle Choir: een kerstvertelling over het ontstaan van de hymne: It is well with my soul.

Het brengt mijn eigen ervaring in herinnering: dat wanneer het helemaal donker om je heen is (de schrijver van de hymne was op zee, op de plek waar vier kinderen van hem verdronken waren. Hij besloot niet de diepte in te kijken en de woorden stroomden binnen), er een stem in je kan klinken die dan inderdaad zegt: it is well with your soul. Ik zou er bijna christen van worden: dat geboorteverhaal in de stal, de geboorte van licht, hoop en liefde en alle parafernalia eromheen in kersttijd in het Westen, zoals zo’n groots opgetuigd koor en een prachtige vertelling... 

Cornelie in mijn droom was de professor op de theologische faculteit van de vergelijkende godsdienstwetenschappen. En ‘muiten’  als werkwoord betekent: in opstand komen tegen de heersende autoriteit en macht; rebellie. 

zondag 22 november 2020

Familie en The Crown


De algoritmen van YouTube leverden weer. Ik had gisterenavond de laatste aflevering van The Crown 4 bekeken en vanochtend kwamen er filmpjes over actrice Olivia Colman die Queen Elizabeth speelt. Ik vind haar een heel sterke actrice die mij al opviel toen ze in Broadchurch de politieagente speelde wier eigen gezinsleven op de kop wordt gezet in een klein dorp aan zee. Ineens zie ik haar met dezelfde, vertrouwde stem, in Calcutta lopen, waar haar over-overgrootmoeder vandaan blijkt te komen. Ze is ontroerd, ze had nooit gedacht dat er iets van haar familie niet uit Engeland zou komen. Zij heeft dezelfde naturel-sfeer om zich heen zoals in haar rollen: zonder poespas, oprecht bewogen door wat je overkomt.

Ze vertolkt Elizabeth, die het als eerstgeborene met een serieus karakter  overkomt dat ze op jonge leeftijd de Queen moest worden, terwijl ze eigenlijk een verlegen persoon is, die het liefst met haar paarden in de natuur was. Zij probeert vanaf den beginne de band met haar zus Margaret goed te houden, die juist heel graag in de schijnwerpers staat en van aandacht om haar heen geniet. Dat zie je al in de eerdere delen en ook hier wordt er een aflevering besteed aan Margaret, die ziek wordt en maar één ding vraagt aan haar zus: geef mij een rol van betekenis. Dan krijgt mijn leven richting en doel. Hoezeer Elizabeth ook houdt van haar zus en haar alles gunt, uit hoofde van haar functie en wie zij is, doet ze haar zus steeds pijn en moet haar laten vallen. 

Op YouTube kwam ook een documentaire over het leven van Margaret op, die ik met een soort van gretigheid bekeek. Al vroeg wordt erin gezegd dat haar eerste erotische betrekking met een vrouw was, en dan gaat het over haar wilde leven, waar er ook de suggestie is dat zij wat met Mick Jaggger heeft gehad, die op haar verzoek vlak na haar dood tot ridder werd verheven. Grootse seks- en drankfeesten op het strand van een Caribisch eiland. Dat ze beeldschoon was, met een tomeloze verlangen, ze dronk een liter whiskey per dag, rookte 60 sigaretten. Ook dan is er een verhouding met een vriendin. Maar ze wordt ook gediagnosticeerd: dat ze een narcistische storing had, waarbij de neiging tot perfectionisme hoort en alles alleen om haar moest draaien. En dan de tragiek dat je de tweede in lijn bent en je in het leven voorbestemd bent om maar één ding te doen: loyaal en ondergeschikt zijn aan de Kroon, belichaamt in je  zus. Dat moet écht iets zijn in Engeland; alles wat moet wijken om de Crown te dienen:  in de aflevering ontdekt Margaret ook nog dat er vijf geestelijk gehandicapte nichten harteloos zijn weggestopt in opvanghuizen: als toch bekend zou worden dat er kneuzen waren in de Koninklijke familie: dat zou de monarchie op het spel kunnen zetten.

Prins Harry is ook tweede in de lijn, maar heeft in tegenstelling tot zijn oudtante Margaret dus besloten om te breken met de familie en zijn leven te willen besteden aan goede doelen in plaats van ijdel en feestend. Geen talloze minnaars, maar gecommitteerd aan één vrouw.

In de verbeelding van de Engelse natie speelt de afgelopen week deze serie vast wel een rol. Prins William heeft te kennen gegeven erachter te staan dat onderzocht wordt hoe het beroemde interview met zijn moeder tot stand is gekomen, waarin ze over haar huwelijk zegt: we waren met zijn drieën, dat is er één teveel. Dat is een uitzonderlijk uiting vanuit dat hoogverheven Engelse Koninklijk Huis.

Hoezeer word je bepaald door de familie waaruit je voortkomt? Ik denk steeds meer: totaal. Alles wat en wie je bent, het eerste wereldbeeld dat je meekrijgt, je plaats in het gezin, omgangsvormen, de wijze waarop je communiceert: als een mal kom jij daaruit voort en daar moet je het mee doen. Hoe vindt je een eigen weg als die familie ook als soort van kleverige web van vanzelfsprekendheden en aannames rondom jou wordt? Je kunt heel lang je best doen, maar wanneer er vanuit de andere zijde geen beweging naar jou toe is, dan is breken uiteindelijk de enige optie. Zoals prins Harry: om een andere bron te vinden voor jouw vitaliteit.

zaterdag 21 november 2020

Zaterdagochtend-notitie. Vier zonnebloemen

Vandaag wordt het in Venetië een prachtige zonnige wolkeloze dag, als het zo blijft als vanaf de webcams te zien is. De kade aan de ingang van het Canal  Grande, overgoten door oranje ochtendzon is  leeg, er varen enkele kleine boten. Bij hotel Filu aan de andere kant van Venetië is het om deze tijd door de week het relatief drukst: je ziet mensen vanaf het station de stad in stromen, werknemers vanaf het vaste land, neem ik aan, en schoolkinderen die richting de rand, de buitenzijde lopen. Als ik er ooit weer kom, wil ik de school op zoeken en dan ook dat steegje in, waar alle hondenuitlaters uit- en in gaan. Maar nu loopt er op flaneertempo, een enkeling nog in de schaduw, de zon belicht de toppen van de daken. Zaterdagochtend: Venetië ontwaakt zonder toeristenstromen.

Onlangs zag ik een promofilmpje van het Lido, het is deze zomer in Coronatijd gemaakt want ik zag ook mensen met mondmaskers. Maar op de stranden was het aardig druk, ik vroeg mij af of ze daarvoor ook  oude beelden hebben gebruikt. Ik zag op voor mij bekende plekken mensen: sjiek verderop bij het centrum met de dure hotels  en jongeren op het openbare strand, met cocktails in de hand. Maar als het weekend is, dan kunnen de stranden ook vol lopen met bewoners uit de omgeving. Er was één flits van de camping en daar stond zo goed als niemand...

Wat moet het nu heerlijk zijn, om Venetiaan te zijn. Eindelijk de stad voor je alleen, geen cruiseschepen meer, je niet te hoeven afsluiten voor de drukte om  je heen. Ik heb 's ochtends vroeg weleens een vaporetto genomen van het Lido naar de overkant en toen waren en meerderen die met boodschappen tassen vol bij de eerste halte uitstapten. Daar ligt een volkswijk en deze mensen hadden dus in de goedkope supermarkt, eerst heette deze Billa, maar nu anders, hun etenswaren ingekocht, nog voor de stroom van strandgangers en toeristen,  die later op gang komt. Ik kan de naam Billa zo makkelijk onthouden omdat ik met een boodschappentas van hen, thuis ook de boodschappen doe en die heb ik ook meegenomen naar hier, in mijn boshuisje.

Ik ben blij dat ik Venetië ken op allerlei momenten van de dag, ook tot in de nacht, waar ik op de laatste vaporetto in een zijkanaal een keer de ratten op ooghoogte over een muurtje zag kruipen, een paar meter van mij vandaan. Ik vind het leuk om een plek in relatieve rust te zien, zoals ik dat nu ook meemaak, hier in het bos en mijn boshuisje. Door de week loopt er gedurende een dag soms maar één iemand voorbij. En ook het park de Hoge Veluwe is zó rustig en daar is het ook echt stil, geen verkeersgeluiden.

Gisteren was ik er weer. In een volkomen ander landschap dan dik twee weken geleden: de stammen van de bomen staan in een dik pak bruin gebladerde, hun takken bijna kaal. Avondlicht rondom 17.00 en dan wordt het heel snel donker. Zo apart om daar dan te fietsen en dat kan nu dus, want ik ben zó weer thuis. Het is een dikke tien kilometer naar de ingang van het Kröller-Müller Museum. Heerlijk om zomaar te flaneren en filmpjes in herhaling te bekijken, zoals ik dat ook altijd graag doe op de Biënnale in Venetië. Elke keer vallen er weer andere dingen op en is je eigen beleving weer anders. Het maakt mij bewust dat kunst een directe dialoog aangaat met je eigen stemming van het hier-en-nu.

Nu viel ik als een blok voor de vier uitgebloeide zonnebloemen van Van Gogh. Hoe ze scherp afgesneden zijn van hun lange steel, hun lege harten zonder zonnebloempitten geschilderd met een klein penseel waar de verf in de punt blijft hangen, elk leeg  plekje markerend. Het blauw-witte waarop zij liggen, roept de herinnering op aan zonnige zomerdagen en het donker als achtergrond met ook rode streepjes erdoor als de adertjes van je eigen bloed. Daar gaat alles heen, naar het grote onbekende. Het schilderij vertelde ineens heftig over het leven en de sterfelijkheid. Alles staat in een voortdurende stroom van gaan en komen, komen en gaan... Tijd voor mij nu, om op te staan.

vrijdag 20 november 2020

De moed om te zijn

Ik werd getipt om te kijken naar het progamma: Waar ben je bang voor? waar de theoloog Paul Tillich genoemd wordt en zijn boek The Courage to be, een houding die tegenover angst en vrees gezet wordt. Tillich is de enige theoloog die mij werkelijk heeft gevormd, ik had hem als partner in een dialoog waar ik zelf op zoek ging waarom we eigenlijk nog zouden spreken over God. 

Ik snapte aanvankelijk niks van het programma, dat gepresenteerd wordt door journalist Stevo Akkerman, wel verrassend, hij is columnist bij Trouw, drie keer in de week en voor mij een van de redenen om abonnee te blijven omdat ik zijn analyses en waarnemingen erg waardeer. Ik zag tussen de interviews met ‘deskundigen’ (psychiater, psycholoog, schrijver, godsdienstfilosoof) door, een mevrouw in een rood mantelpakje bij mensen in huis komen en die vertelden dan iets over hun angsten. Het kwam mij allemaal wat onsamenhangend over.

Dus ik besloot naar de eerste aflevering te kijken die op 5 november gestart is en dat begon met dezelfde mevrouw die een rond gebouw inloopt vol kamers en deuren, waar een afbeelding van angst op geschilderd is en daar ontmoet zij een meneer die haar vraagt of ze klaar is voor het grote onderzoek. Ze hangen een heel grote rol papier op de muur vol kleine vakjes en dat blijkt het gigantische flatgebouw te zijn, waar zij op zoek gaat naar de betekenis van angst. Er is ook een poppenhuis, waarvan de meneer zegt dat God daar nu woont op zolder en af en toe peukjes naar beneden laat vallen, terwijl hij eerder aanwezig was in alle kamers, bezig met angst en recht enzovoort.

Eigenlijk behelst deze enscenering exact al, hoe angst, vrees, paniek in elk leven een rol speelt: heel divers gezien al die talloze kamers. De wijze waarop het leefbaar is, ontstaat doordat we het een ruimte geven, als het ware temidden van al het andere:  het leven zelf. Angst is uiteindelijk angst voor de dood en is te onderscheiden van vrees die een concreet object heeft (hoogte, muizen, spinnen, plein enzovoort). We zijn allen sterfelijk, dus in ons woelt de angst om er niet-te zijn. Kunst, muziek, literatuur, theater; cultuuruiting, ze bieden  allemaal ruimte, het is de expressie van dat vreemde leven waarin we geworpen zijn: mét een bewustzijn, wetend dat deze ooit stopt.

Paul Tillich heeft als enige theoloog dit tot uitgangspunt gemaakt van zijn denken: er is zijn en niet-zijn. Wat er voor mensen mogelijk is, is the act faith en die leidt tot the courage to be. Maar waar haal je die handeling om te geloven en te vertrouwen vandaan? Daar verwijst Tillich naar een ervaring die diep in de werkelijkheid besloten ligt: de ervaring dat jij aanvaard bent met alles wie je bent, ook met je fouten, tekortkomingen, die gevoelens van schuld kunnen geven, die je ook weer angstig maken.

Maar hoe komt die ervaring van aanvaarding, van jou en je gehele zelf tot stand? Het is een ervaring van gratie, zoals in het lied Amazing Grace. Voor mij ligt de weg daarnaartoe in het jezelf te leren waarnemen: ruimte te maken waar je jezelf laat leven en ademen met alles  die je bent en wat je voelt. Dus niet op de automatische piloot van het ene in het andere gaan, jezelf vullen met activiteiten, mensen inzetten om jezelf daarin terug te vinden...Dat kan uiteindelijk niet: alleen in de ruimte die je zelf creëert en die je anderen gunt en geeft, daar ontstaat dan als vanzelf... een vermoeden dat er in dat wat wij de werkelijkheid noemen, maar waar we tegelijk nog zo weinig van weten, een kracht, een macht, een presentie, you name it, is die jou de moed geeft om te zijn. Stilte, stil-worden is de levensadem van dit ‘zijn’. Zélf aanwezig zijn in het moment, het hier-en-nu. 

Angst, paniek, somberheid, depressie, vrees, twijfel, verdriet enzovoort... Ze zitten in ons leven verweven, net zoals al die andere draden: hoop, verlangen, liefde, moed, vreugde enzovoort. Onze leefomstandigheden maken het soms makkelijker of moeilijker hiermee om te gaan. Maar misschien ook niet. Bij een ervaring van: nu ben ik gelukkig, zit ook al het gevoel dat dit nooit voor altijd zo zal zijn. En bij de ervaring van geworpen zijn in een rotsituatie van verlies en dreigend afscheid ... dan kan het zo zijn dat er in je toch een ruimte geopend wordt naar ... de moed om te zijn.

Terugkijken 'Waar ben je bang voor' aflevering 5 november

woensdag 18 november 2020

Sandman Overture

Een heerlijke zonnige wolkenloze herfstdag, waar het mogelijk was om buiten te zitten met een dik vest aan. Met een dik, groot, mooi, zwaar boek dat eindelijk was aangekomen: Absolute Sandman Overture; door Neil Gaiman en getekend door J.H.Williams III. Met de aanschaf van dit boek  ben ik een grens overgegaan in mijn interesse in het comic & graphic novel-land, zoals dat door DC Comics en Vertigo tot je kan komen: ik heb de sjiekste editie aangeschaft. 

Een comic verschijnt bijvoorbeeld één keer in de maand, als een tijdschrift en dat kan een vervolgverhaal zijn en  die worden dan gebundeld in een  trade paperback: slappe kaft, goedkoop papier. De succesvollen worden daarna geüpgraded naar een hardcover, daarna volgt een deluxe editie en vervolgens soms een Abolute-editie: prachtige uitgebracht in een slipcase, gebonden en met een lintje, dik soms glanzend papier, sjieke kaft: al het teken en kleurwerk springt naar voren en is in detail waarneembaar. En dan zitten er nog heel veel extra’s bij zoals interviews, los artwork, een script. 

De Sandman van Neil Gaiman, verschenen in vier Absolute-edities, is dé serie die de comic, het stripverhaal dus, naar een literaire niveau heeft gebracht: een deel, een adaptatie van Midnightsummersdream van Shakespeare heeft een literaire prijs gewonnen, dat was een mijlpaal. Het verhaal bevat 75 delen die in een tijdspanne van meer dan acht jaar zijn verschenen en vertelt  over Sandman ofwel Morpheus ofwel Dream;  de meester van de dromen en zijn disfunctionele familie:  zijn broers Destiny en Destruction en zijn zussen  Death, Delirious, Despair, Desire die tesamen als The Endless, zich in de wereld manifesteren. Belletrie en mythologie, verwijzingen naar filosofen e.d worden allemaal in dit verhaal verweven dat per deel getekend is door weer een andere artiest en sommigen doen meerdere delen. 

De Sandman is een klassieker, begonnen in November 1988 dus  alweer meer dan dertig jaar oud en nu pas hoorde ik Neil  Gaiman bij de introductie van de Overture vertellen dat het toen ook pas voor het eerst was dat vrouwen Comics gingen lezen, het was tevoren een mannenterrein. Merkwaardig, ik kan me dat helemaal niet voorstellen temeer omdat er ook zoveel schrijvers nu zijn, die vrouw zijn. Het toont aan hoezeer het medium is geëvolueerd, het gaat niet meer over zomaar stripjes lezen. Ik ken het niet anders. Ik noem het hele genre graphic novel, maar oudgediende Neil Gaiman vindt de naam  ‘Comic’  voor het gehele medium goed genoeg. 

En nu heb ik dus de Sandman Overture in Absoluut-editie gelezen. Het verscheen 25 jaar na het laatste deel van Sandman (dat ik overigens nog niet geheel gelezen heb) en Neil Gaiman meldt dat hij hierin het verhaal wilde vertellen dat nog in zijn hoofd zat: een prequel en dat hij het spannend vond omdat de verwachtingen zo hoog gespannen waren. Ik ging overstag door Earl Grey die in Panellogy nr 220, een YouTube-kanaal, het boek uitgebreid laat zien en van commentaar voorziet. Ik heb er geen spijt van. Het is een prachtig boek, gepaard met een gedenkwaardige lees-en-kijk-ervaring: voor mijn boshuisje, buiten in de zon. 

dinsdag 17 november 2020

Fish and Whistle

Het is zo raar of wonderlijk, het is maar welke kant je zo’n perceptie op wilt laten gaan, dat je op een dag of zelfs in een uur tijd, allerlei gevoelens door of naast elkaar kunt beleven. Of misschien gebeurt dat in elk moment, in fracties van seconden voortdurend in je geest. Er is een liedje dat sinds zondag in mijn hoofd blijft zitten, nee niet als een oorwurm, maar het komt zomaar op allerlei momenten op of ik denk eraan. 

Het wordt gezongen door Reina del Cid en haar vriendin of vaste begeleider Toni Lindgren. Ik vermoed dat zij misschien ook geliefden zijn, want het is in ieder geval zo dat zij samen sinds de Coronatijd en wellicht ook al langer, maar dat weet ik niet, een liedje posten dat eindigt met de woorden Happy Sunday Morning. Je ziet ze in een huiskamer met soms erachter een boekenkast met de kaft van Howl  van Allen Ginsburg en Alice in Wonderland en Star Trek in beeld, op picknickkleden, in de natuur, op een weg bij de roodachtige rotsen in Zuid West Amerika, ze maakten een drankje voor Halloween en daarna zongen ze vlak na Halloween een liedje. Met andere woorden: zij zien elkaar dus wekelijks en op de Zondag, dat hebben niet veel mensen zo met elkaar, als je geen geliefden bent. Maar misschien zijn ze roommates.

Ditmaal zingen ze op een bankje bij een busstation. Eerder heb ik al eens uitgelegd gezien door hen, dat ze heel goede draagbare opnameapparatuur hebben, dus het klinkt weer crisp & clear. Hun sound heeft dat, het maakt mij altijd vrolijk, als ik ze zie musiceren, ook de wijze hoe ze op elkaar zijn ingespeeld. Ze zingen een liedje van John Prine: Fish and Whistle. Het liedje heeft de sfeer van balorig, een beetje uitgelaten en serieus ineen. Het refrein heeft een speciale dynamiek en dat zal vast de reden zijn, dat het liedje bij me blijft hangen:

Father forgive us, for what we must do / you forgive us, we’ll forgive you / we’ll forgive each other till we both turn blue / then we’ll whistle and go fishing in heaven.

En verder gaat het over dingen die niet lukken, die je moet doen, die bij voorbaat onzinnig zijn of vergeefs kunnen zijn, en tóch je moet ze doen, je bent geworpen in de situatie om het zo uit te voeren. En zo geldt dat voor de grote en kleine dingen in het leven, altijd. Ontslagen worden, je vanzelfsprekende leven op de kop en weer nieuwe dingen moeten verzinnen, de oorlog in moeten gaan, ziek zijn... en nu in Coronatijd maakt iedereen dat in min of meer heftige mate mee. Je moet eten wat er op je bord geschoven wordt, zo gaat het liedje, en daarna wens je dat je het nooit meer zo hoeft te doen, kan dat?...

Ik zie John Prine de anecdote vertellen dat hij van zijn platenbaas de opdracht kreeg nog een liedje te schrijven, terwijl bij meende dat de lp wel klaar was. Hij protesteerde, maar het moést. Op zijn hotelkamer heeft hij toen in korte tijd dit liedje geschreven en na 300 keer vond hij het zelf toch ook wel een goed liedje. Zo kan dat dus gaan. Je weet het niet hoe dingen kunnen uitpakken. En dat is soms ook letterlijk adem benemend. Dan geeft dit liedje lucht: We’ll go whistle and fishing in heaven.

zondag 15 november 2020

Bring me back home again

Ik krijg regelmatig vroeg in de ochtend 'Leesvoer’ gemaild van L. waar ik heel blij mee ben. Het zijn artikelen uit andere tijdschriften die hem interesseren en waarvan hij denkt dat het mij ook zou kunnen interesseren. Het haalt mij weg uit mijn eigen bubble en doorbreekt je eigen zelfvoorzienende informatiestroom. Nu stuurde hij drie keer Leesvoer, dat bij elkaar mij in een stroom van gedachten bracht.

'Leesvoer 1' was een verslag van een herdenkingsbijeenkomst in Krefeld waar hij dit weekend bij aanwezig was geweest. Een 55-jarige man uit Krefeld was in Dresden gedood door messteken, zijn 53-jarige vriend was zwaargewond, maar heeft het overleefd. Door een 20-jarige Syriër die gehandeld heeft vanuit extremistische islamitische ‘bevlogenheid’. In een toespraak zegt de burgemeester: Gewalt ist nicht Merkmahl einer Religion sondern Merkmahl eines schrecklichen Menschen.

Vervolgens lees ik 'Leesvoer 2': Hulpbisschop Rob Mutsaerts beklaagt zich dat zijn vrijheid van meningsuiting in de knel is gekomen omdat hij niet met argumenten kan uitleggen dat hij tegen het homo-huwelijk is. En dan 'Leesvoer 3': een artikel van Corine Koole over Bella die nu 65 jaar is en hoopt dat mensen zouden kunnen luisteren naar haar inzicht, dat ze op deze rijpe leeftijd heeft gekregen, na op zeer late leeftijd te scheiden omdat er in haar huwelijk geen seks meer was en daarna in ‘losse’ poly-amore verbintenissen nu heel gelukkig is. Ze zou willen dat mensen seks als een hobby zouden kunnen zien, vergelijkbaar met een boswandeling.

Dit Leesvoer ging een onderling verband met elkaar aan en mijn reactie is dan: Er bestaan geen verschrikkelijke mensen, zij worden zo gemaakt door de omgeving waarin zij opgroeien en extreme religie kan daarin een grote vormende kracht zijn, Rob Mutsaerts laat zien dat religie dus een heel onderdrukkende en kleinmakende kracht kan zijn onder het mom van de vrijheid van meningsuiting en levenservaring en goed luisteren naar je eigen verlangen om in een warm licht  te leven, kan leiden tot een vrije en open houding rondom het beleven van seksualiteit en erotiek dat doet groeien en bloeien.

Leeftijd en leefomstandigheden bepalen wie je kan worden: de Syriër die bruut moordend geweld heeft gepleegd is 20 jaar, komt waarschijnlijk uit een oorlogssituatie, vindt houvast in zijn religie en is ook slachtoffer van de wreedheid die er in de wereld is... Zoals verkrachters en sexueel misbruikers dat vaak zelf zo in hun jeugd hebben meegemaakt. Wat kan er tegenover deze gitzwarte werkelijkheid staan? Geweld roept geweld op. 

Alles begint met het veroordelen van dat wat anders is dan jij kunt begrijpen. Je legt het terzijde, je wilt er niks mee te maken hebben, je meent dat je eigen waarheid en werkelijkheid de enige echte en goede is... Maar wat nu als de menselijke ervaring oneindig gevarieerd kan zijn, en dat ís deze ook, kijk naar alle culturen en leefwijzen op deze wereldbol. Dan blijft er maar één activiteit over, een dienst die elk een ander kan bewijzen en geven: Light a Light. Zet de ander in het licht, behoedt en bescherm en vaak is dat alleen maar mogelijk door je eigen oordeel op te schorten. 

En zo kwam ik als vanzelf op dat liedje van Janis Ian met deze titel. Dat liedje gaat al met mij mee sinds mijn puberteit: Toen als een aansporing van een nog te vormen levenshouding. Ik heb er vast ooit eerder over geblogd, dacht ik, dat kan niet anders. Ik typte de woorden in, ja het klopte en ik kwam tegelijk op tal van andere blogjes door mijn eigen tijd heen, waar het woord light in voorkomt. Ik zie Ianis Ian nu een deel van het liedje zingen, langzaam met een gitaar, haar donkere haar is wit geworden, het klinkt nu meer als een vraag, op rijpe leeftijd na zoveel levenservaring. Het is uiteindelijk het verlangen en de vraag van een ieder: geliefd worden: Bring me back home again.

donderdag 12 november 2020

Komen en gaan

Het is zeven uur in de ochtend en nu staat de maan als een dunne sikkel, een afgeknipte vingernagel, voor het keukenraam te schijnen. Voor het eerst volg ik de bewegingen  van de nachthemel. Bij volle maan komt deze vroeg in de avond op, zoals de ochtendzon, rechts van het keukenraam en maakt deze een gang door de hemel om in de ochtend te verdwijnen, net als de avondstond, diagonaal aan de andere kant. Dit sikkeltje was tot in de nacht helemaal niet te zien.

Ik zat door het gat van een deken, die ik tot en met mijn hoofd om mij heen had geslagen te kijken naar de sterrenhemel. Tot nu toe heb ik de Grote Beer nog niet gezien, maar nu heb ik het vermoeden dat de grote eik pal voor mij, het uitzicht brak. De boom wordt nu kaler en ik meende de Grote Beer te ontwaren, alleen staat die dan zoveel dichterbij dan dat ik het ooit gezien heb en er fonkelen zoveel sterren dat ik mij afvraag of ik die nu zelf zit samen te stellen.

Sterrenkijken geeft mij een oergevoel. Te denken dat mensen dit altijd gedaan hebben en dat door de eeuwen en eeuwen die zelfde sterrenhemel de wereld omhult. Zonsopgangen en -ondergangen blijven natuurlijk ook altijd de mensen intrigeren, ik zie nu de romantiek van de schilderijen van Casper Friedrich David voor mij: die mensen (tja, het zijn mannen bij hem...) die op de toppen van heuvels de verte inkijken.

Is dat nu troostend? Dat er een wereld, een aardbol is waarop de generaties van mensen zijn gekomen en weer zijn gegaan?... Ik weet het niet. Je wilt niet gaan, tenminste de meeste mensen niet. Maar je bent verplicht om je te verzoenen met het lot van je eigen sterfelijkheid. Hoe doe je dat? Ik weet het niet. Ik roep altijd dat ik bést wel onsterfelijk zou willen zijn... ja, zelfs al moet ik dan afscheid nemen, elke keer weer, van dierbaren. Mijn huidige ervaring is nu al dat er altijd en overal mensen zijn waarmee je je kunt verbinden. En dat zo’n verbond altijd al, vanaf het begin, sterfelijkheid in zich meedraagt: alleen in je eigen geest leeft alles voort. Ik weet niet of deze geest definitief dooft bij het sterven van je eigen lichaam, wij weten nog zo weinig, niemand begrijpt en kan vatten hoe gevoelens van dankbaarheid en liefde er zomaar kunnen zijn, een ervaring dat het leven een geheim is. Hoe in de diepste wanhoop er iets kan zijn dat je eruit tilt, licht om je heen, een warme omarming, alsof je op handen gedragen wordt. Niemand begrijpt de ervaring dat de doden soms als zo nabij kunnen aanvoelen...

Gisterenochtend luisterde en keek ik als een van de eerste muziek naar Khatia Buniatishvili die op de piano van Schubert het Impromptu nr 3 in G flat major speelt. Zo mooi, die mengeling van verlangen, afscheid en aankomst inéén. Gedurende de dag luisterde ik nog een keer. Laat ik vandaag de dag daar ook maar mee beginnen. Het maansikkeltje is ondertussen verdwenen in wat Homerus noemt: de rozevingerige dageraad.

woensdag 11 november 2020

De lendendoek van God

Gisterenochtend maakte ik een lange wandeling door een mistig en heiig bos. Een aparte sfeer waar de geel-bruin-oranje kleuren, gemengd met vlagen groen van de loofbomen, te samen met het donkere groen van de dennenbomen als warrige vlekken door het grijs schemerden. Ik kwam er drie mensen tegen en verder niks. Ook nu is mijn uitzicht besloten, het in zich zelf gekeerde oranje van de berkenboompjes aan de rand van het bos en het bruine tapijt van de eikenbomen, het groene gazonnetje dat ik gisteren leeg geharkt had, maar de blaadjes dwarrelen nu af en toe rustig naar beneden en zetten de wit-paarse bosviooltjes op het grijze terras in een groffe herfstconfetti.

Verkwikt kwam ik thuis en ging in de bijbel lezen: de profeet Jeremia. Eerder las ik de profeet Jesaja, wellicht de beroemdste: daarin staat het vredesvisioen dat lammeren en leeuwen te samen grazen en daar wordt een vredestichter aangekondigd: dat zal Jezus zijn. De christelijke traditie baseert zich op deze profeet: dat God zich al heel lang geleden heeft aangekondigd en zijn belofte reëel heeft gemaakt. Toen viel het me al op dat deze positieve werking van God, als nabij en liefdevol en ondersteunend, hoogstens een achtste van het boek beslaat, want verder wordt in beeldende taal verteld hoezeer God de mensen straft en onheil over het land brengt omdat ze in zijn ogen zijn afgedwaald.

Bij de profeet Jeremia is het niet anders: de beelden van vergelding, straf en onheil zijn ‘bloemrijk’ en dat leest een beetje zoals wanneer ik naar plaatjes van Wonder Woman kijk,wier motto ook is, dat ze liever niet ten strijde trekt en vernietigt,  maar niet anders kan, als het kwaad de wereld wil overnemen. Maar bij Jeremia lichten er ook beelden op die te midden van al dat straffende geweld misschien extra opvallen door de zachtheid: De levende God heeft jou geplant, God kent je, ziet je en proeft je hart en heeft met kracht en wijsheid de wereld gegrond; de  Ene (God) die vriendschap zoekt, Israël als een  bruid die hij wil liefkozen...

Met het oog van de discussie die gisteren opvlamde rond minister Slob en de vraag of een school een verklaring van ouders mag vragen, waarin zij homoseksualiteit afwijzen omdat dit niet mag van God, snap je met al die vanzelfsprekende verwensingen waar beide profeten voor het overgrote deel mee komen, wel waarom het zo vanzelfsprekende, letterlijk, is geworden dat in naam van de godsdienstvrijheid al die gelovigen met zo’n gemak namens die Ene, God, denken te mogen en kunnen spreken. Iets in hen, zal wel de beleving hebben, dat zij ‘profetisch’ spreken en het lot van profeten is ook dat zij niet gehoord worden. 

Maar er was een beeld bij Jeremia in hoofdstuk 13 dat bij mij heel erg binnen kwam. De Ene, God vraagt om een lendendoek van linnen te kopen en die om je lendenen te leggen en die niet in aanraking met water te laten komen. Dan draagt hij op om deze lendendoek te verbergen in een donkere spleet van een rots. Na verloop van vele dagen vraagt de Ene, die lendendoek weer op te halen. Wat blijkt: deze is helemaal verrot. Zo is de kwaadwillige gemeente die weigeren te luisteren naar God, ze worden als een lendendoek die nergens meer voor deugt. En dan vergelijkt die Ene, God zich met deze lendendoek, hoe hij zich met de mens verbonden heeft: Zoals de lendendoek gekleefd zit aan de lendenen van een man, zo heb ik aan mij gekleefd heel het huis Israël en heel het huis Juda. 

Wat kan dit betekenen in deze huidige tijd? Ik associeer de lendendoek met datgene wat ten zeerste bij je hoort, jou kleedt en je intiemste delen beschermt: het huis waarin jouw identiteit woont. Zoals ‘homoseksualiteit’ een onvervreemdbaar deel van iemand is. De Ene, God wil niet dat je dit verbergt en in een duistere rotsspleet legt, dat het door vocht aangevreten kan worden en verrot. Hij verwacht dat je de droge doek om jezelf wikkelt en zo zal God nabij zijn. 

Alleen zó kan het spreken van profeten ook werkelijk profetisch zijn en verwijzen naar vrede en gerechtigheid voor een ieder. Dan is God, de Ene,  de stem die diep in jezelf kan klinken: je bent niet alleen, er is een verbond met je gesloten, je kan op weg gaan. Dan kom ik toch weer uit bij dat liedje van Joan Baez ‘God is God’ die exact mijn godsgeloof bezingt en waar ik dan ook kan geloven in profeten: I believe in prophecy, some folks see things, not everybody can see...


maandag 9 november 2020

Cormorance; Swimming Song

Mijn dagen worden gekleurd door het thema ‘sterfelijkheid’. Dat doet de herfst, elke dag zie ik de loofbomen kaler en bruiner worden en alle paddenstoelen zijn in enkele dagen tijd helemaal verdwenen. En dat doet een situatie in mijn naaste omgeving. Je hebt het leven niet in de hand, je kunt alleen maar omarmen wat er wel is... En toen was het gisteren dus ook heel mild, bijna lente-achtig weer, maar de vogels in het bos die lustig floten, zo kunnen ze dat ook doen in mijn achtertuin, kondigen geen lente aan...

Ik ‘las’, genoot,  van een mooie graphic novel, die ik puur op het uiterlijk in mijn omgeving wilde hebben, het verhaal deed er niet toe, maar er vlogen wel vogels in; Cormorance van de Brit Nick Hayes. Er komen helemaal geen woorden voor, alleen wat kreten van vogels of stadse geluiden, het is geheel in blauw-tinten en de tekenstijl doet aan de vijftiger jaren denken, al realiseer ik mij niet te weten wat dit dan precies is.

Dan blijkt het een verhaal te zijn van een jongetje dat bijna acht jaar wordt, gaat verhuizen naar de grote stad, moet wennen op school en zijn houvast is elke dag het briefje met een hartje erop getekend dat zijn moeder in zijn broodtrommeltje doet. Zijn moeder verongelukt en is op slag dood, zijn vader raakt in het lege huis aan de drank. Uit woede en wanhoop scheurt hij zijn moeder af van de familiefoto’s die elk jaar op zijn verjaardag gemaakt waren en in een rijtje aan de muur hingen. Hij rolt ze op en maakt ze vast aan een ballon. Die waait weg, maar hij ziet dat deze heel in de verte blijft hangen in de takken van een boom. Hij krijgt spijt, wil de foto’s met zijn moeder terug, hij gaat op onderzoek uit en ontdekt dat er een omsloten natuurgebied is met een grote waterplas en daar aan de overkant is de boom. Hij gaat op zwemles om erbij te komen, hij doet pogingen, het lukt niet en dan leert hij een Indiaas meisje kennen die zwemkampioen is en wier moeder ernstig ziek in het ziekenhuis ligt... Dan zwemmen ze samen en ze worden opgenomen in de prachtige natuur om hen heen.

En dit alles wordt dus zonder woorden verteld. Het verhaal bevat die mengeling die er in het leven is: verdriet, onmacht en pijn vlakbij levenslust. Het boek begint met de woorden uit Swimming Song, dat ik heel goed ken van Anne & Kate McCarrigle: This summer I went swimming, this summer I might have drowned, But I held my breath  and I kicked my feet and I moved my arms around, I moved my arms around. Bitterzoet: je kunt alleen maar blijven bewegen en zo voort gaan. Omgaan met je situatie, het bijeen sprokkelen van mogelijkheden, zonder te weten of het gaat lukken. En dan toch: Troost vinden bij anderen en deel worden van de natuur. Heel mooi. 

zondag 8 november 2020

Jeugdherinneringen

De band die je hebt met broers en zussen is uniek en niet te vergelijken met alle andere banden. Je komt uit het zelfde nest, je draagt hetzelfde genetische materiaal dat jou tot een mens heeft gemaakt, voort gekomen uit die twee mensen. Daarbij deel je zoveel herinneringen uit je prille, prille jeugd tot je volwassen wording. En dan... sommigen lukt het om intens goede broer-en-zusterschappen te smeden, maar vaak lukt het ook niet. Juist doordat je elk een plaats had in dat gezin, je ongewild pijn oploopt aan elkaar, opgescheept zit met oude beelden die niet kloppen met wie je geworden bent, los gezongen uit dat nest. En juist broers en zussen kunnen je dan niet zien zoals je werkelijk bent.

Ik liep door de bossen en ging terug naar de herinneringen die ik met Broer deel. Of eerder misschien, de dierbare ervaringen die ik heb, die hij zich helemaal niet zo hoeft te herinneren... Dat begint al dat ik nog weet dat hij in de buik van Moeder zat en ik hem ‘Datang’ noemde, toen hij geboren werd. Moeder snapte nooit waarom, maar ik wel: zij wees naar haar buik en zei ‘Datang’, het Indonesisch voor: er komt er eentje aan, hij die komt... En zou hij zich herinneren hoezeer ik mijn best deed om hem te amuseren als peuter met het liedje ‘Hansje Pansje Kevertje’? Ik herinner me zijn felle ogen, hoe die vol vuur konden schieten en gingen flonkeren.

Ik zie hem spelen met Meccano, felgekleurde latjes met gaten erin waarmee je dingen kon bouwen,daar mocht ik niet aankomen, dat was ‘jongensspeelgoed’. Hij heeft mij leren kamperen. Nog altijd, elke keer wanneer ik mijn tent opzet, gaat zijn stem door mij heen: ‘Controleer de ondergrond, dat daar niks scherps ligt en is het er wel vlak? Lucifers in plastic zakjes doen en op meerdere plekken bewaren, voor de zekerheid want het kan ergens nat worden, vergeet nooit je zaklantaarn. Geen pannetjes met vuur in de tent!’ Zelfs mijn boshuisje nu heeft invloed van hem ondergaan: het bos heeft alleen maar een positieve beleving , ook door hem: hij zat op de verkennerij en hij wilde bosbouwer worden. Ik gaf hem ooit een mok met Sinterklaas met bomen erop en die bleek hij altijd bewaard te hebben. 

Ik bezocht hem in Niger, we reden naar het dorp van Amadou die daar de dorpsoudste was, hij ging proberen uit te leggen  waarom de jute zakken gevuld moesten worden met zand, om zo een dijk te kunnen maken zodat de oogst niet zou wegspoelen gedurende die weinige regen die in de Sahel viel en ik weet nog dat zijn passie daarvoor de voor  mij bekende passie was van mijn broertje van vroeger, ik zag zijn ogen fonkelen. 

Dat broertje, die ook aardig kon klieren: er zijn foto’s waar ik hem als grote zus van negen in bedwang probeer te houden door hem stiekem te knijpen omdat hij gekke gezichten trok op de doopfoto’s van jongste zusje. Ik was een ernstig kind...Ik bracht hem en broertje 2 naar de kleuterschool en wat waren ze speels, ik moest ze naar school trékken, zo voelde dat, maar voor hen was er niks aan de hand...

En zo buitelden de herinneringen door mij heen. Broers en zussen...Het leeft allemaal in je, al die draden uit je jeugd en hoe gewoon het was om met elkaar te leven. Heimwee? Nee, dat is het niet. Je zou alleen  maar willen dat iets van die onschuld voor altijd bewaard blijft en voort blijft leven. En dat doét het ook, hoe anders het heden ook mag zijn. Sommige dingen leven voor altijd door in je geest.

 

zaterdag 7 november 2020

Nieuwe toekomst

Ik zag het op de BBC, Breaking News: Joe Biden heeft gewonnen! Eindelijk, wat een opluchting. Alleen al het idee dat er weer een normaal mens dat ambt bekleedt is heel verkwikkend. Plus het gegeven dat er voor het eerst een vrouw het vicepresidentschap bekleedt, ook nog met een kleur met Jamaicaans en Indiaas bloed. Joe Biden heeft zich al een tussenfiguur genoemd, dus wanneer hij zich niet herkiesbaar stelt, dan gaat zij waarschijnlijk over vier jaar voor het presidentschap. En de VS komt terug bij het klimaatakkoord van Parijs, COVID-19:zal serieus genomen worden, Black Lives Matter vindt een stem.

Het maakt me helemaal niet uit hoeveel  het daadwerkelijk verandert, het zal iéts zijn, zoals bij Obama en misschien wordt het ook een terugkeer naar deze tijden: Biden was tenslotte vice-president en hij zit al 50 jaar in de politiek, hij kent de spelers in het veld en wellicht komt er een heel diverse administratie om hem heen, want zo waren ook alle kandidaten om hem heen bij de Democraten voordat hij de afgevaardigde werd.

Ik werd vanochtend heel vroeg wakker, maar toen was er op alle nieuwszenders nog niks gebeurd hieromtrent, al was er de hele nacht doorgeteld. Dus ik viel weer in slaap, droomde wild, bij het wakker worden had ik het gevoel dat ik heel veel avonturen had beleefd en nu zomaar buiten in de zon een boekje kon gaan lezen , om bij te komen. Toch raar, je eigen droomleven, wat er niet allemaal in je zit... hoe kan dat toch? Dat het zo werkelijk geleefd lijkt?

Daar komt nog bij, dat ik soms het gevoel heb dat ik nú aan het dromen ben: dit heerlijke bosplekje waarbij ik niet hoef te denken dat ik binnenkort weer mijn boeltje moet pakken. En engel A., de overbuurvrouw, verscheen weer: ditmaal met een tas met vier zitkussens voor op de stoeltjes, een wit voetenbankje of bijzettafeltje en een grote hark. Haar buurman had dit dus weer van thuis meegenomen, voor mij. De mensen zijn érg aardig hier. Ook de naaste buurvrouw begon een praatje en zei ook zomaar uit zichzelf: als je iets nodig hebt ofzo, mijn zoon M. kan het zó met de auto halen. Elk persoon die ik hier tot nu toe wat langer heb gesproken, heeft uit zichzelf dit aanbod gedaan. Heel bijzonder. 

vrijdag 6 november 2020

Fred Rogers’ Neighborhood

Oef, wat is het spannend, die presidentsverkiezing. Biden kruipt langzaam naar de overwinning, het verschil in stemmen in Georgia is nog maar 500 en Trump begint te spartelen als een vis op het droge. De sociale media verwijderen berichten van hem, nieuwszenders onderbreken de uitzending en laten niet meer toe dat hij vanuit het witte huis onwaarheden verkondigt. Biden begint al presidentieel tot kalmte te manen en de oefening van geduld. Dan zie je zo’n oude man woorden van verbinding uitspreken en pas toen merkte ik het hoezeer ik dat gemist heb: gráág de woorden willen geloven in plaats van je schrap zetten en hoofdschuddend de gekte van Trump aanhoren en je verbijsterd afvragen hoe dat mogelijk is.

Wat Amerika nou nodig heeft is MisterRogers’ Neighborhood. Wát een ontdekking voor mij. Ik keek naar de film op Netflix A beautiful day in the neigborhood, eigenlijk vooral omdat Tom Hanks daar de hoofdrol speelde, die met Forest Gump je ook een feel good-gevoel over Amerika geeft. Ik keek naar een zoetgevooisde man en alles, het decor en de entourage was bekend: Ik had dit gezien in de installatie op de Biënnale in Venetië van Alex da Corte in Rubber Pencil Devil, waar hij iconen uit de Amerikaanse populaire cultuur in korte filmpjes met zoete kleuren op een andere wijze laat figureren.

Een figuur kwam steeds terug: een man in een gekleurd vest, met een keurige scheiding in het haar, een witte blouse met stropdas,op gympies die figureert in maquettes van een kasteel en huisjes , in wanden deurtjes open maakte, naar een speelgoedtrein keek, experimenten aan een tafeltje deed, heel lief en vriendelijk zingt. Er was een langer filmpje waar hij elke keer door een deur kwam, bij het balkonnetje de trapjes, op een kist ervoor zijn gymschoenen aandeed, een vest uit de kleerkast haalde, die aantrok, iedereen weer groette ter afscheid en dan wéér verscheen en een ander gekleurd vest aan trok. 

Dit blijkt dus Fred Rogers te zijn die vanaf 1968 een wekelijks programma maakte voor kinderen, 33 jaar lang. In en rondom zijn huisje in Pittsburg, dat een bordkartonnen uitstraling had, behandelde hij alles wat er kan gebeuren in een kinderleven, ook de dood, geweld, jaloezie, scheiding. Zijn boodschap was dat iedereen het waard is om er te zijn, gezien en gehoord te worden, hoe waardevol luisteren is en de stilte en échte aandacht;  kijk eens lang naar dit kaapsviooltje, wees niet bang, als je muziek maakt verandert woede vanzelf in iets anders... enzovoort. Hij schreef alles zelf, script, liedjes, teksten, handpoppen die een gesprek hadden met bekenden en iedere kijker was intiem gast of eerder omgekeerd: elke week kwam hij 30 minuten bij jou op bezoek. Het was een educatief programma, maar niet gericht op cognitief leren zoals het latere Sesamstraat. Het ging om emotionele en sociale ontwikkeling.

Die man die Tom Hanks speelde, zelf een neef van Fred Rogers en die Alex da Corte verbeeldde, bestaat dus écht! Hele  generaties Amerikanen zijn groot met hem geworden met de boodschap: jij bent speciaal, hou van jezelf, hou van je buren. Het concept van het tv-programma heeft hij ooit ontwikkeld aan de universiteit van Pittsburg met pedagogen en hij heeft 30 jaar samengewerkt met een kinderpsycholoog, Margaret McFarland en hij studeerde magna-cum laude of in de theologie en hij is ook nog dominee geweest. Hij had zelf een moeilijke kindertijd; hij was verlegen, introvert en had overgewicht. 

Zo’n man heeft de Amerikaanse tv-cultuur dus ook voortgebracht en zo’n man gun je Amerika. Één  onsje maar van de uitstraling van Fred Rogers doet al goed. Trump leverde daaromtrent nul-komma-nul en Biden leverde al wat grammen en dat geeft een soort van opluchting.

donderdag 5 november 2020

Berichten van buiten

Ook ik was gisteren één van die Nederlanders die dacht: nú snel nog naar het museum want wie weet wordt de aangezegde twee-weken-sluiting een langere. Aangekomen bij Kröller-Müller stond er binnen een heel kleine rij. Gemengd publiek, niet alleen de grijze koppies. Rechtsomkeert? Nee, toch naar niet en de korte tijd dat ik wachtte was de afstand die ik tot mijn voorgangers had genomen, dezelfde als diegenen achter mij in acht namen: meer dan vier meter. De subtiele taal van het lichaam, je merkt heel snel wie gedwongen afstand nemen en zij die leven en laten leven.

Wat was ik weer blij om er rond te lopen! Heerlijk om met je neus bijna tegen het glas van de schilderijen van van Gogh te staan en de penseelstreken bijna te kunnen voelen, van dikke klodders, heftig en donker naar vederlicht, zwierig, zorgeloos. Zijn schilderijen ken ik al van kinds af aan, er zijn járen dat het alleen maar overbekende plaatjes zijn, maar nu ik er vaker in korte tijd naar terugkeer, kijk ik opnieuw en wakkert de vlam van bewondering en lyriek weer op. Hij bestrijkt alle segmenten van het gevoelspalet.

Nu viel het portret van Joseph Roulin mij voor het eerst op, dat het museum ook gebruikt op de voorkant van de introductiefolder die in meer dan zes talen aanwezig is. Die bloemen op de achtergrond! En er zit een klodder donkerroze verf bij de lippen, waarvan je zou denken dat je die moet bijwerken want nu heeft hij eigenlijk een misvormde mond, alsof hij met lippenstift is uitgeschoten. Maar dit alles maakt het tot een heel androgyn beeld, ook al heeft de postbode een grote baard. Er komt een bericht naar je toe, door de papavers, margrieten en korenbloemen heen: wees niet getreurd, er is kleur in het leven, velden vol...

 In het kader van een nieuwe tentoonstelling was er ook een werk van Pierre Huyghe te zien, waar in de beeldentuin nu een favoriet verpoosplekje van mij is. Dit werk binnen heet: Streamside Day,  uit 2003. Het is een feestdag die hij zelf verzonnen heeft voor een wijk met huizen die midden in het bos uit de grond gestampt is. De film bestaat uit twee delen: het begint in de stille natuur, bergen, een waterval klettert  tussen de rotsen, druppels vallen uit het groene mos, een konijn, een hert, een bosuil, een wasbeer. Het hertje loopt het bos uit en ziet onder huizen in aanbouw, een stratenplan. Zij gaat erop wandelen en loopt een leeg huis binnen, waar de stopcontacten nog in geplaatst moeten worden.

Vervolgens zie je twee meisjes bezig met een verhuisdoos, een gezin verhuist vanuit de stad naar het bos. Dan zijn we enige tijd verder, alle huizen zijn bewoond, het is streamside day, kinderen verkleden zich als konijnen, elven, een robot uit de kartonnen verhuisdozen. Er wordt gebarbecued, witte marshmallows aan stokjes, een podiumpje waar wat muziek wordt gemaakt, een heel grote lichtgevende ronde ballon die op een volle maan lijkt en boven de huizen hangt. Aan een andere wand van de zaal een tekening als een grote kluwen grijze dikke wol, maar het stelt een concept voor van Streamside Communitycenter, dat niet gerealiseerd is, zegt de beschrijving.

Het werk vertelt iets over de ongemakkelijke verhouding tussen mensen en de natuur. Die mensen willen graag in de natuur wonen, maar doen daar inbreuk op en, des mensen, hebben ze behoefte aan samenkomst, gezellig wat met elkaar eten en wat muziek met alle rommel en lawaai die dat ook geeft. Hoe anders dan de dieren in het bos, die ieder op hun volstrekt eigen wijze, in een eigen element, rondscharrelen. 

Ik dacht aan mijn eigen bosplek, het karton van aangeleverde spullen die ik nodig had, nu gebruikend als extra isolatie binnen of als beschermende vloerbedekking in mijn schuurtje. Die gang heb ik dus ook onlangs gemaakt, voor nu: van de stad naar het bos. Dan ben ik wel tevreden dat deze plek al meer dan 40 jaar door mensen bewoond is, in bescheiden behuizing. Begonnen met aluminium caravans tussen de bomen, gerund door een vrouw, en nu moet het evolueren van camping naar recreatiepark: mijn huisje van kunststof, waar ik geen veranda enzo omheen mag bouwen, hoort bij deze nieuw ingeslagen weg.

Ik hoop dat de sfeer een beetje ambigue blijft hier,  zoals die postbode van Van Gogh: van mensen die een beetje opgaan in de achtergrond van de natuur om hen heen. Hij heeft ook mooie lange wimpers, die postbode. Zoals die bosuil in de film van Pierre Huygens: langzaam met de ogen knipperen: open en dicht en open. Niks verstoren, alleen maar waarnemen en ‘zijn’. 

woensdag 4 november 2020

Days of Beauty

En dan word je wakker en hoop je eigenlijk dat er een gigantische blauwe golf over Amerika heeft gespoeld en Biden dus, onomstotelijk heeft gewonnen. Niet dus, het zal een nek aan nek race worden en ‘Trumpetisme’ zal blijven, al zou Biden alsnog winnen.  En dan bedenk ik me dat je eigenlijk ook geen verkiezingen kunt winnen door beroep te doen op het karakter van de natie, die haar integriteit en fatsoen terug zou kunnen krijgen, door te stemmen op een andere man, die verder geen duidelijk verkiezingsprogramma had, behalve om die ander te verwijderen.

Hoe was het geweest als er een kandidaat was die gloedvol nieuwe vergezichten en visioenen had opgeroepen zoals Obama dat kon? Waarvan we ook weten, hoe moeilijk het was om dat werkelijk gestalte te geven... Maar het was een troost, dat integere mensen het Witte Huis bewoonden, dat er veel moderne kunst aan de muren hing, dat er een grote moestuin werd aangelegd, het met de Kerst er warm en vurig was versierd, er geknutseld werd door kinderen, in plaats van het ijspegelpaleis van Melania Trump.

Wat mij hoop geeft is de nuance die de stemmers zelf kennelijk maken: Republieken die voor het eerst samenwerken met de Democraten en zo ook stemmen omdat zij met Trump de natie menen te zien afbrokkelen. Maar ook Republikeinen die zeggen: ik stem op wat hij gedaan heeft voor de economie, de man zelf moet ik niet in mijn buurt hebben, daar lusten de honden geen brood van. Het is nu eenmaal zo, de werkelijkheid is gecompliceerd en gelaagd: Ook een zwarte president heeft er niet voor kunnen zorgen dat er geen rassendiscriminatie meer zou zijn, gezien Black Lives Matter, die in deze Coronatijd pas echt haar  stem vond.

Het zal erom gaan om eigen stemmen te vinden, een eigen wijze om op micro, allerdaags niveau te blijven uitzien naar wat zich afspeelt buiten de politiek, de redevoeringen, het geblaaskaak en streven naar macht. Wat je zoekt dat vind je, ook dankzij het internet. Want vanochtend had ik wel behoefte aan wat troost en dat komt er dan; ik heb eigenlijk alleen maar plezier van de algoritmes die You Tube bij mij genereert. Ik kom er telkens pareltjes tegen. Want nu the day after verschijnt daar Days if Beauty,door Ola Gjeilo op een gedicht van Emily Brönte, gezongen door het vrouwenkoor Aurora van het Luther College in Iowa, begeleid door andere jonge studenten.

De camera glijdt langs al die jonge gezichten,  de jeugd heeft de toekomst, en het doet er niet toe, dat in een ander segment van hun brein ze Republikeins of Democraat zouden zijn. Er is een focus die ook mogelijk is, vergezichten die zich kunnen voltrekken zonder beweging van plaats: mooie tijd en aandacht en vreugde kan zich stollen in videofilms, voor iedereen altijd toegankelijk. Het is een opdracht en een opgave van elk individu om in deze crisistijden niet te vervallen in chaos, strijd, onlust en onrust: de gouden randen die elke dag ook in zich herbergt vinden en zo op zoek te gaan en te reiken naar Days of Beauty.

dinsdag 3 november 2020

Kruistekens

Gisteren was het de dag waarop de scheidslijn tussen de doden en de levenden het dunst is. Voor de katholieken is het dan Allerzielen en de vertaling daarvan in een seculiere samenleving is het programma: Voor wie steek jij een kaarsje op? Er komen onbekende Nederlanders aan het woord en ook alle bekende overledenen van het jaar worden genoemd: O, ja... Liesbeth List, Aart Staartjes, Jules Deelder, Maarten Biesheuvel, om degenen te noemen die in mijn geheugen wel een warm plaatsje hebben.

Soms is de scheidslijn tussen dood en leven dichtbij, ook in je omgeving van naasten, en gisteren beleefde ik dat erg op deze wijze. De onmacht als je in het ziekenhuis ligt en moet afwachten wat je eigen lichaam met jou doet... We maken het nu ook met zijn allen collectief mee: het Coronavirus en niet weten hoe dit verder zal gaan en of de wereld die wij zo gewoon vonden ooit weer terug komt...

Ik was dus in de stemming om mijn mond te houden en niet te gaan babbelen: ja, zo voelt ‘blog-schrijven’ dan ook aan. Het gekke is, dat ik me daardoor juist extra bewust werd hoeveel er op een dag niet allemaal door je heen gaat, The Stream of conciousness, want de hele dag ging het door me heen : ik zoú hier een blogje over kunnen schrijven, nee laat maar, vandaag even geen woorden. Het werd ook een dag waar ik contrasten des te scherper beleefde.

Zo was het de warmste novemberdag ooit, maar tegelijk loeide en stormde het. Ik zat buiten zonder dik vest en de onrust in het bos liet me de onrust van de wereld scherper ervaren: Zoals hoe het zal het gaan met de verkiezingen in Amerika, de aardbeving in de Egeïsche zee... en een gekke foto van een metrostel dat half in de lucht hangt met een witte vin van een walvis, een beeldhouwwerk eronder: het deed me denken aan de dystopische wereld van een graphic novel die ik meteen zonder nadenken ,toen ik die langs zag komen bestelde, omdat iets in de platen mij zó bekend voorkomt. Misschien is het een landschap uit mijn dromen die ik mij bij het wakker worden niet meer herinner; The Electric State van Simon Stalenhag.

Iets erin gaat wel direct terug naar een kinderherinnering:de enorme grote ronde ‘gebouwen’ in de vorm van een grote ton, waar het vermoeden is dat van daaruit er wezens zijn die regeren en beslissen over jouw lot. Ik had een Oom en die nam mij (was Broer daar ook bij?, ik weet het niet meer)  mee uit toeren in zijn auto. Mijn ouders stimuleerden dit soort tripjes, ik geloof dat wij zelf nog geen auto hadden. Of misschien gunden zij Oom iets gezelligs met hun kinderen. Braaf als ik was ging ik mee, maar ik wist ook dat er iets engs en vreselijks in dat uitje zou zijn, waar ik wél ook weer heelhuids uit vandaan zou komen.

Hij reed naar, wat ik nu weet, zo’n groot rond waterreservoir die er toen waren. Tenminste, ik dénk nu dat dit het was, misschien was het wel een elektriciteitscentrale. Daar parkeerde hij de auto en dan zei hij dat daar wezens in woonden die mij zouden opeten, maar dat dit niet gebeurde als ik een lief meisje zou zijn en dat was ik toch? en hij niet zo’n lieve oom was, die mij zou beschermen. Hij ging daarmee door totdat ik begon te huilen en ik herinner me ook dat ik dan met mijn vuisten tegen het glas beukte en riep: Laat me eruit!, dan lachte hij en zei dan: Het is maar een grapje! Gelukkig zijn wij allebei lief! En dan reed hij naar huis.

Toch ook gek, dat ik elke keer weer in zijn auto stapte, elke keer wist dat dit grapje weer kwam en ik elke keer toch ook weer doodsbang was. Het zal wel de mengeling zijn van groeiende draden en verbindingen in je eigen kinderbrein en de dunne lijn die er kan zijn tussen fantasie en werkelijkheid. Misschien iets van de magische wereld met je oom als een soort God, die dat uiteindelijke vreselijk niet zal laten gebeuren.

Die God bestaat niet meer, zou je denken...Maar dan zie je in de docu ‘The Trump Show’ dat er iets in hem  en die rechts-orthodoxe christenen om hem heen is, die werkelijk geloven dat hij door God is uitverkoren om deze wereld te redden. Anti-abortus, anti-homo, hoera, en hij loopt met de bijbel in zijn hand en steekt deze op als hij een vreedzame demonstratie van Black Lives Matter tegenover het Witte Huis met veel politiegeweld uit elkaar  rukt en ze als ratten met rookbommen verwijdert.

De wereld hangt aan elkaar van contrasten, zo tegenstrijdig, alles vlak naast elkaar. Geweld en vrede, macht en kwetsbaarheid, controle willen krijgen en het werkelijk niet weten...Alleen elk persoon kan in het dagelijkse weefsel van het hier-en-nu de draden aan elkaar verbinden. De achterkant van een borduurwerk ziet er altijd kris-kras uit, vol knoopjes en draden door elkaar heen. Maar aan de voorkant kun je dan toch elke dag weer een paar kruistekens zetten die kunnen bijdragen aan een mooi harmonisch patroon.