Onlangs zag ik een promofilmpje van het Lido, het is deze zomer in Coronatijd gemaakt want ik zag ook mensen met mondmaskers. Maar op de stranden was het aardig druk, ik vroeg mij af of ze daarvoor ook oude beelden hebben gebruikt. Ik zag op voor mij bekende plekken mensen: sjiek verderop bij het centrum met de dure hotels en jongeren op het openbare strand, met cocktails in de hand. Maar als het weekend is, dan kunnen de stranden ook vol lopen met bewoners uit de omgeving. Er was één flits van de camping en daar stond zo goed als niemand...
Wat moet het nu heerlijk zijn, om Venetiaan te zijn. Eindelijk de stad voor je alleen, geen cruiseschepen meer, je niet te hoeven afsluiten voor de drukte om je heen. Ik heb 's ochtends vroeg weleens een vaporetto genomen van het Lido naar de overkant en toen waren en meerderen die met boodschappen tassen vol bij de eerste halte uitstapten. Daar ligt een volkswijk en deze mensen hadden dus in de goedkope supermarkt, eerst heette deze Billa, maar nu anders, hun etenswaren ingekocht, nog voor de stroom van strandgangers en toeristen, die later op gang komt. Ik kan de naam Billa zo makkelijk onthouden omdat ik met een boodschappentas van hen, thuis ook de boodschappen doe en die heb ik ook meegenomen naar hier, in mijn boshuisje.
Ik ben blij dat ik Venetië ken op allerlei momenten van de dag, ook tot in de nacht, waar ik op de laatste vaporetto in een zijkanaal een keer de ratten op ooghoogte over een muurtje zag kruipen, een paar meter van mij vandaan. Ik vind het leuk om een plek in relatieve rust te zien, zoals ik dat nu ook meemaak, hier in het bos en mijn boshuisje. Door de week loopt er gedurende een dag soms maar één iemand voorbij. En ook het park de Hoge Veluwe is zó rustig en daar is het ook echt stil, geen verkeersgeluiden.
Gisteren was ik er weer. In een volkomen ander landschap dan dik twee weken geleden: de stammen van de bomen staan in een dik pak bruin gebladerde, hun takken bijna kaal. Avondlicht rondom 17.00 en dan wordt het heel snel donker. Zo apart om daar dan te fietsen en dat kan nu dus, want ik ben zó weer thuis. Het is een dikke tien kilometer naar de ingang van het Kröller-Müller Museum. Heerlijk om zomaar te flaneren en filmpjes in herhaling te bekijken, zoals ik dat ook altijd graag doe op de Biënnale in Venetië. Elke keer vallen er weer andere dingen op en is je eigen beleving weer anders. Het maakt mij bewust dat kunst een directe dialoog aangaat met je eigen stemming van het hier-en-nu.
Nu viel ik als een blok voor de vier uitgebloeide zonnebloemen van Van Gogh. Hoe ze scherp afgesneden zijn van hun lange steel, hun lege harten zonder zonnebloempitten geschilderd met een klein penseel waar de verf in de punt blijft hangen, elk leeg plekje markerend. Het blauw-witte waarop zij liggen, roept de herinnering op aan zonnige zomerdagen en het donker als achtergrond met ook rode streepjes erdoor als de adertjes van je eigen bloed. Daar gaat alles heen, naar het grote onbekende. Het schilderij vertelde ineens heftig over het leven en de sterfelijkheid. Alles staat in een voortdurende stroom van gaan en komen, komen en gaan... Tijd voor mij nu, om op te staan.