zaterdag 31 oktober 2020

Blue Moon

Ik zag door de grote kier van de gordijnen dat er wel erg veel blauwachtig lucht buiten was. De inktzwarte vlekkerige dennenbomen staken er helder tegen af en door het licht zijn zelfs de takken en twijgen van een al kale boom verderop te zien. Ik liep naar buiten: het blijkt volle maan te zijn! Maar hoe  kan dat nou, er is toch al een volle maan in oktober geweest? En is dat nou toeval dat deze dan precies op Halloween schijnt?

Ja, het blijkt toevallig te zijn: Halloween dat dit jaar op een Zaterdag valt en dan ook nog met een volle maan. Het is de tweede volle maan in Oktober, de eerste heette Harvest Moon en deze heet Blue Moon en het is zéér bijzonder, want dit is voor het laatst zo in 1944 waargenomen. In 1955 was er ook een Blue Moon, maar die was niet over de hele wereld te zien. Nu wel: deze schijnt wereldwijd, alleen in het oosten en westen van Australië is deze op sommige plekken niet te zien.

Ik begin meteen dat liedje te neuriën: Blue Moon, dus. De eerste versie die ik hoor op You Tube is van Elvis Presley. Maar zo herinner ik het me niet: de sfeer is bijna spookachtig, hij huilt er als een wolf, wel heel geschikt voor Halloween dat wel, het heeft wel wat. Maar in mijn herinnering is het toch een vrolijker liedje. Ja, dat blijkt te kloppen, ik luister naar een smeuïge versie van Frank Sinatra, zie Rod Stewart die het lied een ‘crunchy’, sexy sfeer geeft en naar Ella Fitzgerald: dát is de versie die ik ken. Elvis zingt een gedeelte van het liedje niet: daar waar de zanger die ander ziet, haar geliefde, en de blauwe maan van goud wordt.

Deze maan nu is helder, nee niet blauw, maar wellicht heeft het haar blauwe naam gekregen door het blauwe schijnsel in een heldere hemel. Nu weer even vlug een dekentje omdoen en genieten van deze uitzonderlijke maan. En O! , het is buiten ook zo heerlijk stil. 

PS Ik hoorde dierlijke geluiden in de verte, soms zelfs een huilende uithaal. Zouden er wolven op de Veluwe zijn? Of waren het de kreten van herten, het geknor, gebries, het snuiven van wilde zwijnen? 


Happy Halloween

Zit ik helemaal klaar met thee, een borrel, een beschilderde sinaasappel met een kwaad kijkend gezicht en als je het omdraait een soort Nijntje, als opluistering van Happy Halloween, hiermee gehoor gevend aan het idee van A. om iets van  Halloween voor het scherm te toveren om dat het vandaag Halloween is.   Ik zou voor het eerst deelnemen aan een groepsbijeenkomst online, maar helaas, ik kom er niet in... Het blijkt dat ik er eerst een app voor moet downloaden, maar die stuurt een sms naar mijn vaste telefoon, en daar ben ik niet en een ander heb ik niet. Dus het feest gaat niet door. 

Een beetje kaal als je je ingesteld hebt op zes gezichten op een scherm. Ik draai de sinaasappel rond van ‘boos’ naar ‘onnozel’: de internetdummie, zoals ik ben en de vaardigen, daar zit een wereld tussen: wat kleine vanzelfsprekende alweer vergeten handelingen zijn voor de ene, zijn onbereikbare reuzensprongen voor de andere... Gisteren mailde ik nog voor de zekerheid: dus ik hoef alleen maar  aan te klikken? ‘Ja, zo simpel is het’, was het antwoord. Niet dus.

Dan ga ik maar nog een keertje luisteren naar  het mini-concertje van Norah Jones, die sinds maart trouw elke week vier liedjes zingt achter haar piano thuis. En deze keer had ze zich verkleed in Halloweenkleding en een kind verschijnt als spook, haar kind, schat ik in, ‘Hij is zó gelukkig om nu op YouTube te zijn!’ zegt ze en tijdens andere keren, hoor  je weleens gerommel en spelende geluiden in een kamer ernaast en dan schiet ze bijna in de lach. Ditmaal verwijst ze ook naar de aankomende Election Day, met de mogelijke interpretatie dat hopelijk Trump niet als geest blijft rondwaren. 

Doordat zij verkleed is, realiseer ik me voor het eerst écht, dat dit in Amerika een feest is, zoals bij ons carnaval. Iedereen verkleed op straat, maar dit jaar dus niet. Ik had het kunnen weten, in ET zit een grappige scène waar ET, verkleed als spook met een laken over zich heen, weggesmokkeld kan worden, de stad uit. Norah Jones wenst iedereen een Happy Halloween, nou vooruit dan maar. Grrrrr... (Halloween-kreet). 

woensdag 28 oktober 2020

Dagnotitie

Stromende regen langs mijn boshuisje. Zo’n gezellig geluid! De eerste avond dat ik hier was, klonk het ook zo en ik voelde mij meteen thuis. Ik heb niet zoveel woorden voor mijn onderstroom: dat ik elke dag zó blij ben om hier te zijn. 

Daarom doe ik het middels iets anders: Het beeld van Lemons in the Bowl uit 1934 van de Finse schilder Helene Schjerfbeck. Hoe die intens gele zonnige citroenen precies passen in die eenvoudige kom, die lijkt te zweven in de ruimte én haar plaats heeft in de beschutting van de open leegte.

En daarbij het liedje The Secret of Life van James Taylor, een stem waar ik als sinds mijn puberjaren als het ware in thuiskom. De mengeling van weemoed en zachtzinnigheid en hoe hij in dit liedje als het ware landt in zijn eigen woorden en in zijn eigen bestaan.

dinsdag 27 oktober 2020

Godtalk

Ik heb naar hier, het boshuisje, de Naardense  Bijbel meegenomen. Toen ik deze tweedehands flink afgeprijsd vond, kocht ik deze eindelijk, met de intentie om die van voor naar achteren te lezen. Dat kwam er natuurlijk niet van. Maar nu heb ik daar alle tijd voor, om tenminste wel delen te gaan lezen. Ik begon willekeurig met de profeet Zacharia, een niet al te dik boek.

Wat mij altijd weer opvalt in de Bijbel is de directe wijze waarop God aanwezig is. Hier heet hij de ENE. Die spreekt zonder omweg tegen de profeet en de belofte is dat hij aanwezig is en beschermt , als de gemeenschap naar hem luistert. En dan ziet de profeet dat het volk dat niet doet, de ENE riep, zij hoorden niet, en God zegt:

Ik zal hen laten verstuiven over al die volkeren die zij niet kennen en het land zal verweesd achter hen blijven liggen/ niemand steekt ernaar over of keert ervan terug; zij hebben een begeerlijk land tot een woestenij gemaakt! (Hfst 7:14)

In deze Corona-tijd zou deze stijl en taal in goede aarde kunnen vallen. Als ik Joods of christelijk was dan zou er nu toch wel door mij heen schieten: wat wil God van ons, met deze pandemie? Wie gelooft in een persoonlijke God krijgt vanzelf deze vragen, het zit in het taalgebruik besloten...God, de ENE, was en is zó duidelijk aanwezig in de Bijbel en wie het boek als richtsnoer gebruikt, hoort God nu dan toch ook spreken?

Godtalk: telkens opnieuw blijkt dat deze God de rechtvaardigheid zoekt en opkomt voor die bekende trits: de weduwen en wezen, de vluchtelingen. Vlak tevoren zegt God in hetzelfde hoofdstuk, in vers 9: Richt waarachtig recht/ bewijs ieder aan zijn broeders vriendschap en ontferming; weduwe en wees, zwerver-te-gast en gebodene zult ge niet verdrukken; kwaad van elk tegen zijn broeders zult ge niet in uw hart beramen!

Welnu, kijk naar de wereld...vol vluchtelingen, waar de ene de andere eeuwenlang tot mindere heeft gemaakt, zie in Black Lives Matter, een planeet die zucht en al gekeken heeft naar haar eigen ondergang, zie  de klimaattop en doeleinden waarmee steeds maar gesteggeld wordt... dan is het toch onvermijdelijk dat binnen deze Godtalk ,die ENE, God, heeft ingegrepen door een pandemie te zenden zodat we eindelijk wakker worden?

We redden het niet in ons eigen egoïstische zelf, iedereen blijkt van elkaar afhankelijk. Ik kan mij best wel inleven in die 300 jongeren die uit het hele land een feestje willen bouwen in een natuurgebied, onder een viaduct, je wilt toch wát in al jouw verlangen naar het ontdekken van de wereld, de expansiedrift die bij die leeftijd hoort? Beluister ik daar niet ook een verlangen in naar samen-zijn en het leven willen vieren, ondanks de Corona? Ik heb meer begrip voor hen, dan die kerkgangers die halsstarrig in Gods naam, blijven samenkomen in een dichte ruimte met méér mensen dan voor alle andere mensen, in hun ogen het klootjesvolk ver afgedreven van God, toegestaan is...

Ik blijf het beleid van Rutte en de regering waarderen, die blijft hameren op de eigen verantwoordelijkheid in dezen, alleen heeft het niet gewerkt: dat wij het in onze eigen hand hadden, om ‘samen Corona eronder te houden’ (En het is ook nog mogelijk dat het virus veel besmettelijker blijkt, dan tot nu toe werd aangenomen). Er is geen God voor nodig, juist niet, bij het wijzen op eigen verantwoordelijkheid. En dan heeft God ook geen COVID-19 naar ons gestuurd om ons bij de les te houden: bescherm de kwetsbaren.

Deze gedachten komen voort omdat mijn oog vanochtend viel op vers 9 in psalm 32, het lijkt mij de kernboodschap van de Persconferentie, die geen échte Persconferentie zal zijn, vanavond: Weest niet als een paard, een muildier zonder verstand, welks trots men moet breken met toom en bit.

maandag 26 oktober 2020

Wisselvalligheid

Ik had in de ochtend al buiten gezeten, lezend en kijkend in graphic novels. Heerlijk stil is het weer op het terrein, geen mens te bekennen, alleen vogeltjes fluiten en de zon scheen soms behaaglijk op mijn gezicht. Toen werd het daarvoor te koud, dus ik zette mijn praktijk binnen voort, nu met Radio 4 als mee-maak-muziek. (Wat bedoel ik daarmee, denk ik terwijl ik het woord typ... waarschijnlijk zoiets dat de muziek het beleven van een fijne ochtend mee-maakt; daartoe bijdraagt.)

Zon en bewolking wisselen elkaar af, volgens het weerbericht zou het droog blijven. Dus ik maakte mij klaar voor een fietstocht: thee en boterhammen smeren, mijn ‘buitenbroek’ aan. Maar toen ik naar buiten stapte was het zwaar bewolkt en hing er regen in de lucht... Niet voor een gat te vangen, sloeg ik een deken om mij heen en las weer in The Odd Woman and The City, van Vivian Gornick. Een waar genoegen. Vrijwel elke aantekening doet me glimlachen en ik herken haar beleving en waarneming ten zeerste. Het is het soort boekje om voortdurend met je mee te dragen en dan even iets lezen: Hallo zielsgenoot!

Ze schrijft over een foto uit 1948 van Robert Capa die ze al enkele jaren boven haar bureau heeft hangen, uit een tijdschrift. Het toont een lachende vrouw in een zomerjurk en een strooien hoed op een strand in Frankrijk, met achter haar een man die slaafs een grote parasol vasthoudt, die haar schaduw geeft. De vrouw lijkt onoverwinnelijk in het zich bemind weten... Het zijn Françoise Gilot en Pablo Picasso, en als je goed kijkt zegt Vivian Gornick, dan zie je bij Picasso ook een blik van iemand die wel slaafs lijkt, maar speels dienstbaar doet. Het is het moment waar de ene haar moment van glorie beleeft, terwijl de ander de door zijn appetijt gedreven koning is, nog even en hij heeft genoeg van haar.

Het blijkt dat zij tien jaar een relatie hebben gehad, nooit getrouwd, maar er zijn wel twee kinderen uit voortgekomen, waarbij  de oude Picasso plechtig beloofd had, altijd goed voor hen te zorgen. Niets van dit alles: de kinderen zullen later uit de opbrengsten van de biografie van hun moeder, Picasso voor het gerecht slepen om een deel van de nalatenschap. Françoise Gilot was zelf al een gevierde kunstschilder toen zij Picasso  leerde kennen en ook zijn muze werd. Na hun breuk heeft Picasso ervoor gezorgd dat zij nooit meer in galeries haar werk kon laten zien... lees ik op Wikipedia.

Wat Vivian Gornick dus ziet in deze foto van Robert Capa, die ook veel oorlogsfoto’s heeft gemaakt die ook meer dan dubbel gelaagd zijn en zij noemt deze foto ‘charged with emotional complexity , wordt dus ook ingegeven door wat je weet over het vervolg. Het is zo’n momentopname, zoals je ook naar oude foto’s van jezelf kunt kijken...er was wellicht meer aan de hand, dan je op dat moment weet van had...en toch, zo’n foto kan twee betekenissen tegelijk blijven uitzenden: wat je toen beleefde en wat je later te weten kwam... 

Vivian Gornick verwoordt het zo: The photograph is so richly alive, it is actually shocking: it both excites and appalls. Most days I don’t even glance in its direction, but on the days that I do take it in, it never fails to arouse pain and pleasure in equal parts. It is the equal parts that’s the problem. Ondertussen zitten er druppeltjes regen op mijn iPad. Niet gaan fietsen was dus de juiste beslissing. En nu naar binnen, de regen zet zich door. Niemand die voor mij een paraplu ophoudt. O, nu stopt de regen weer: Een aardige illustratie van de wisselvalligheid van de werkelijkheid...

zaterdag 24 oktober 2020

Boslust

Door een oranje herfstbos (aan die kant groeien meer beuken, die zijn al verder in hun herfstig verval) was ik naar de supermarkt gelopen. Voor de laatste keer tot het weer lente wordt, wel jammer de eerstvolgende supermarkt is in Hoenderloo, bijna vier kilometer verder.  Daar kom ik opnieuw de overbuurvrouw tegen, kon ik meteen haar naam vragen, die wist ik niet realiseerde ik mij onlangs, terwijl zij me steeds begroet met: Ha, Mirjam! Zij heet A. naar de engelen en dat is ze wel een beetje,want door haar stromen de spullen binnen. Eerst de grasmaaimachine en nu heb ik ineens vier witte plastic tuinstoelen, twee laat ik er buiten staan, fijn, want ik had dit al gemist  bij het sterren kijken.

Ik was door het bos weer teruggewandeld, en zij was al gearriveerd, want zij gaat met de auto. Het leek alsof ze mij opwachtte want ik kwam aangelopen en ze riep me. De buurman die na 23 jaar weggaat en van wie ik ook de grasmaaimachine had, had nog tuinstoelen in zijn schuur.Ik zag hem en vertelde hem hoe blij ik was met de grasmaaimachine omdat ik het anders met de  snoeischaar had gedaan. ‘Zie, nou wel  dat zei ik je toch!’, zei A. Die buurman verexcuseerde zich dat de stoelen niet gewassen waren en  bood  ook nog aan, ze naar mijn huisje te dragen. Het moet niet gekker worden. ‘Met een lach en een traan‘, vertrok hij, ‘Wij hebben hier zoveel goede herinneringen liggen, maar je wordt ouder en dan moet het weer anders’, zei hij. 

‘Als je van lezen houdt, dan moet je dit meenemen’ , wees A. in de winkel. ‘Het speelt zich af bij ons en de schrijfster heeft er ook een huisje. Boslust van Nan Adams, het is een detective.’ Natuurlijk nam ik het mee en Boslust blijkt de naam van de camping. Het speelt zich af midden in de zomer, zo ken ik het hier nog niet, waar het ruikt naar BBQ en het bij het zwembad en op het terras druk is. Het gaat over bingoavonden, die eindigen in een polonaise en over families die hier al generatie op generatie wonen, wier kinderen hier vriendjes waren en boshutten bouwen, ik heb er nu twee hier in de buurt gezien, die dan zelf ook weer een chalet kopen. Een sociale kaart die de mondelinge verhalen die ik al gehoord heb, bevestigen. 

Het is lekker vlotjes geschreven, het is een detective met uiteindelijk een nog ingewikkelder plot, dan ik verwacht had, die tot je komt middels een brief die in een klein bruin envelopje achter in het boekje geplakt zit. David is piloot en heeft hier een chalet gekocht omdat al zijn jeugdherinneringen hier liggen. Hij was vriendjes met Thom, maar die vriendschap is kapot gegaan, toen hij zag dat deze in de kantine wel erg vrijpostig om ging met zijn vrouw Miranda, ze hebben elkaar al zes jaar niet gezien. Dan komt Thom onverwacht op de camping om de caravan van zijn ouders leeg te ruimen, met zijn zoontje. De barman van de kantine flapt eruit dat David’s zoontje en het zoontje van Thom héél erg op elkaar lijken...Thom wordt die nacht dood gevonden in het toiletgebouw, is hier wat aan de hand? De politie constateert een hart stilstand. Het plot gaat veertig jaar terug in deze families.

De buren tegenover mij komen hier ook al 43 jaar en hun dochter heeft ook een chalet , iets verderop. Ze zijn de boel winterklaar aan het maken, het zeil van de grote partytent is weg, dus ik heb tot de lente ook geen felle kerstverlichting meer in het weekend. Voor hen geldt bijna  zo’n zin in het boekje: ‘in de jaren zeventig verliefd geworden op dit prachtige plekje aan de oostelijke rand van de Veluwe en nooit meer weg gegaan.’ Ik zelf verwacht ook niet snel weg te gaan. De titel van het boekje blijkt uiteindelijk dus érg dubbelzinnig, maar ik houdt het dan gewoon bij de naam van de camping, zo wil ik dit wel beleven: Boslust. 

vrijdag 23 oktober 2020

Snowpiercer

Het is een soort van krachtige metafoor, maar dan het negatief ervan,van deze Coronatijd: Snowpiercer. Het is als 10-delige serie op Netflix te zien, maar eerst was er de gelijknamige film uit 2013. Die was gemaakt door de Zuid-Koreaan Bong Joon-ho, die eerder dit jaar groot succes had met de film Parasite. Daar wilde ik naartoe en toen kwam Corona... De basis van Snowpiercer is een Frans stripverhaal: daar kijk ik niet van op: véél series en films met een science-fiction of fantasy-element zijn begonnen als beeldverhaal, strip dus of comic.

Misschien omdat je in weinig beelden zoveel kunt vertellen, waar je anders hele woordladingen voor nodig hebt, eindeloze beschrijvingen waarmee je wellicht de aandacht van de lezer halverwege al weer kwijt bent geraakt, Dit is de Snowpiercer: een trein van 1001 wagons, 16 kilometer lang die door een ijzige wereld raast, terwijl deze niet meer leefbaar is en de gemiddelde temperatuur 120 graden onder nul is.

De trein mag niet stoppen, want dan verliest het zijn energie en aan boord zijn de laatste mensen op aarde, verdeeld in drie klassen terwijl de achterste wagon De Staart heet: dat zijn de mensen die illegaal toch nog op de trein hebben kunnen springen, alvorens de deuren hermetisch gesloten werden. Aan boord zijn dieren, zoals een veestapel voor de biefstukken die alleen in de eerste klas geserveerd worden, er zijn kassen waar alle vruchten en groenten van de wereld gekweekt worden, er is een soort van oceaan, een aquarium, zodat er ook nog vis en sushi is. Maar helaas, de bijenvolken zijn drie jaar geleden al uitgestorven...

In De Staart is het leven grauw en hard, er wordt dagelijks een vies rantsoen aan eten uitgedeeld, de derde klas werkt vooral om de energie en voedselvoorziening  gaande te houden, de eerste klas bestaat uit de rijksten der aarde, die ooit de bouw van de trein gefinancierd  hebben. Er is geen ontsnappen mogelijk, voor niemand: de trein rijdt al zeven jaar rond de wereld, elke omgang heet een ‘revolutie’. De Staart zoekt naar bevrijding en wil opwaarts de trein in, maar hun verzet is al meerdere keren neergeslagen. De straffen bestaan uit lichaamsdelen buiten de trein aan bevriezing bloot te stellen, heel gruwelijk.

Iedereen in de trein, bijna, denkt dat Mr Wilford,de eigenaar van de trein, goed voor hen zorgt en het beste met iedereen voor heeft: ze zitten in een soort van Ark, zoals, die van Noah en moeten er het beste van maken. Er is voor de drie klassen wel een eventuele degradatie of een opwaarts gaan mogelijk. Maar Mr Wilford die bestaat niet meer, in feite wordt de trein gerund en is deze ook gebouwd door een vrouw, de stem die iedereen elke dag heel geruststellend een goede dag wenst, namens Mr Wilford. Met twee mannen, waarvan een haar geliefde is, besturen ze de trein. Daarnaast is er een vriendin, een Japanse in klasse twee, die weet heeft dat Mr Wilford een mythe is geworden. 

Waarom is die Snowpiercer het negatief van deze Coronatijd? Welnu, wij zitten nu ook met zijn allen in dezelfde trein, die maar voortraast en we kunnen er niet aan ontsnappen. In Snowpiercer bestaat privacy nauwelijks meer: alleen de eerste klas leeft ook nog in afzonderlijke vertrekken en het grootste geschenk dat een oudere in De Staart krijgt van zijn mede wagonbewoners is: afzondering:  iedereen propt zich bij elkaar...e n dan komen ze terug en blijkt de desbetreffende zich te hebben opgehangen. In Coronatijd is echte afzondering van een ieder, het enige wat direct resultaat zou opleveren. De hele wereld zou tot stilstand moeten komen, bevroren in het moment zelf voor een maand ofzo, dat zou zoden aan de dijk zetten.

Nieuw Zeeland heeft dat zo gedaan: iedereen binnen in de eigen bubble, ook met voedselvoorraden: maar de wereld dénkt dit niet te kunnen, want dan stort alles in: de economie, dat is alle beweging van geld en goederen en wat we voortdurend met elkaar bewerkstelligen: maken en consumeren op alle gebieden. En we zijn in strijd en concurrentie met elkaar, zoals de drie klassen in die trein en de Staart: als de ene stopt dan zal de andere er meteen gebruik van maken en sterker worden, dus geen land wil in een totale lockdown. We zijn dus als Snowpiercer, die maar doorraast, met het gevaar uit de bocht te vliegen...

Het leverde mij twee avonden bing-watching op: het is spannend en onderhoudend.Er is geen hoop op een vaccin, zoals waar wij op voortgaan, maar wel een groeiend besef dat, wanneer iedereen weet dat Mr Wilford niet bestaat, alleen door gezamenlijkheid, het menselijk zal worden in de trein...In de klassieke Top 400 draait men nu de negende van Beethoven met Alle Menschen werden Brüder...Hoe langer het duurt dat er een vaccin komt, hoe meer ook alleen dit besef onze redding zal zijn...

donderdag 22 oktober 2020

De mensen in het bos

Het is zo’n mild herfstweer! Ik heb de hele dag buiten gezeten, tussendoor geharkt met een klein handharkje, nog van oma geweest, en gras gemaaid en eikeltjes geraapt, onderwijl de klanken van de klassiek top 400. (Ook  las ik in het handzame boekje: The Odd Woman and the City van Vivian Gornick, een leuk contrast met het bos, vol observaties en ontmoetingen tijdens haar wandelingen door New York) Ik liep door het bos en er staan zoveel paddenstoelen, rood met witte stippen. Lange halmen kleuren goudgeel, een enkele eikenboom vlamt al op.

Er verscheen een man die een ladder uitzet en op mijn dak gaat kijken wat er ligt en hij harkte met een hark die ik ook altijd in de speeltuin gebruikte, berkentwijgjes weg, ‘Heb je dat ook gehoord, gisterenavond? Het leek wel oorlog!’ Hij doelde op het geratel van de eikeltjes op de daken. Het stormde, het loeide tussen de bomen. De opmaat ervan was er al laat in de middag. Een aparte sensatie: het was bijna warm, ik liep met open jas, maar de wind zocht zich een weg tussen de stammen en deed takken kraken. Ik vind het allemaal leuk om mee te maken.

E. blijkt hier ook op het terrein te wonen,  werknemers mogen hier permanent wonen. Hij werkte eerst als schilder in Apeldoorn, had hier al 25 jaar een huisje, vierde toen een familiefeest in de kantine, de eigenaar van alles was er ook, en vroeg of hij binnen een week een op te leveren huisje kon schilderen. Ja, dat kon. En toen kwam hij met nog meer klusjes. Toen kwam er een strenge controle met politie en boa’s, die dagenlang bij de slagbomen gegevens controleerden. Of mensen hier niet permanent woonden. Toen kwam de eigenaar zelf met een aanbod: een vast contract en dat hij hier kon wonen. Zijn vrouw werkt hier ook, al is nu dus het restaurant gesloten.

‘Als er iets is, je kunt altijd bij mij aankloppen’, zei hij. ‘We willen hier vooral aan iedereen een vakantiegevoel geven. En waar zit je beter dan hier, nu met de Corona?’ Ik vind dat wel een gerustellende gedachte, zo iemand hier vlakbij om de hoek. Ook vind ik het een aardig idee dat werknemers hier wonen, gefaciliteerd door de eigenaar, die Roma is: alsof deze iets van zijn cultuur wil transplanteren. Dan is je werkomgeving ook je woonomgeving en die wil je vast zo aangenaam en mooi mogelijk maken. Op het einde van mijn uitzicht bij mijn schuurtje waren ze enkele dagen  geleden bezig met een graafmachine: ook daar komt een werknemer wonen: ‘Die jongen met die staart, Surinaams ofzo, geloof ik, net als jij, hij is niet geboren in Nederland’.

Dan haal ik weer mijn oude anekdote van stal, dat de handen die koning Willem Alexander voor het eerst vastpakten, mij ook het eerst vastpakten, geboren in het ziekenhuis in Utrecht. ‘Zijn vrouw maakt ook  ontbijtjes op verzoek klaar en levert het dan af, mocht je eens een keer een hotelgevoel willen’,   vertelde een overbuurvrouw, die met een rijdende bladcontainer en een hark verscheen. ‘Je hebt geen auto, je kunt het hierin doen!’ Maar het is  zó weinig, dat ik het vooralsnog achter mijn schuurtje gooi. ‘Dat komt helemaal goed hoor, als je hier in de winter zit’, zei E. Heel grappig, tot nu toe: de mensen in het bos.

dinsdag 20 oktober 2020

Mix-dagje: o.a Soave sia il Vento

Gisteren had ik een mix-dagje: er zou iemand langskomen van de technische dienst voor wat klusjes, maar ik had geen idee wanneer, dus iets in mij staat dan aanvankelijk in de praktische doe-stand, ik ging een handwasje doen. Ik heb hier geen wasmachine, al is er wel een wasserette op het terrein, maar die is vooralsnog niet nodig. Ik heb al een methode ontwikkeld, zó dat in de loop van een dag iets gewassen is en ook weer droog opgevouwen raakt: ik was het goed in een emmer, hang het eerst in het schuurtje en een kleerhanger buiten de deur en breng het dan portie per portie naar binnen en leg het op de warme kachel.

Onderwijl luisterde ik naar de Klassieke Top 400 op Radio 4: heel aangenaam. Ik had dit vorig jaar al ontdekt, je wordt van de ene stemming en emotie in de andere gebracht en de aankondigingen gaan gepaard met anekdotes van luisteraars, de stemmers, waarom het desbetreffende muziekstuk zo belangrijk voor hen is en hen raakt. Ik had het gehele wasje gedaan, onderwijl zie ik dan ook altijd de vrouwen wassen, buiten in een meer of een rivier of bij stromend water bij de rijstvelden, zoals ik  dat vaak gade heb geslagen. Nu zat ik weer op de trappen bij een tempelcomplex in Kanchipuram waar een vrouw grote kleurige sari’s waste en ze op de treden te drogen legde.

De ‘klusjesman’ was nog niet gekomen, dus dan maar doorlezen in het boek met duizend pagina’s, die ik niet zie, want ik lees het als geleend e-boek van de bieb: dé oplossing hier in het boshuisje, er zijn ook veel luisterboeken en dat is heel genoeglijk; ik luister nu naar Josephine Rombouts in verschillende delen tegelijk, waar ze vertelt over haar avonturen rondom Clifford Castle in Schotland, waar zij huishoudster werd en met haar gezin, de twee zoontjes Raaf en Wolf en haar man Tjibbe, een musicus, naar emigreerde. Ik denk dat ik het al lezend niet volgehouden had, ze schrijft niet speciaal goed, maar voor tussen door, tijdens het koken of de afwas ofzo, wel vermakelijk. 

Maar dit terzijde: ik lees nu Max, Micha & het Tet-offensief van de Noor Johan Harstad. Je krijgt een ingang tot New York, via de immigranten-ogen van Owen of Ove, de oom van Max, die doodarm aankwam, uiteindelijk de kost kan verdienen door muziek te maken en zijn Amerikaans staatsburgerschap verdient heeft door in Vietnam te vechten, tijdens het Tet-offensief: de Vietcong’s grootse aanval op Amerika, waar veel soldaten sneuvelden en de omslag werd dat Amerika zich uit de oorlog terugtrok. En je krijgt inkijkjes in de theaterwereld, want Max is theatermaker, en in de kunstwereld, want Micha zijn vriendin zie je groeien van obscure kunstenares, naar wereldwijd erkend en gevierd. 

Het soort entourage, ook met de vele bespiegelingen over de betekenis van kunst op allerlei nivo’s, van abstract tot gedetailleerde beschrijvingen van de inhoud van theaterstukken, Oerol komt zelfs langs, en schilderijen en installaties in verschillende tijdsperiodes, dat heel goed past bij het luisteren naar de klassieke top 400. Onderwijl kwam de klusjesman  die ook weer even wegging, op zoek naar een cylinderslot in de werkschuur en ook weer terugkwam. 

Één muziekstuk zette ik even af: het Stabat Mater van Dvorák, te zwaar en voor één stopte ik met lezen: Soave sia il Vento van Mozart uit Così Fan Tutte. O!, wat mooi... twee vrouwenstemmen en een man, ze zingen: ‘Zacht zoals de wind’... Je hoort de rusteloze wind waaien in de strijkersmuziek, zo klinkt deze ook rondom mijn boshuisje, en dan die stemmen die elkaar dragen, mild en louterend. Zo kan deze Coronatijd beleefd worden: elke dag een mix-dag van voortgedreven worden door een wind die zich niet zomaar laat begrenzen, maar waar mensen wel ijkpunten en zacht kunnen zijn voor elkaar. 

maandag 19 oktober 2020

De W van Wonderlijk

Pal boven mijn huisje, precies tussen twee boomkruinen in, schijnt nu het sterrenbeeld Cassiopeia. Het heeft de vorm van een W en ik had op een plaatje gezien hoe deze schitterend fonkelde boven het hoofd van Wonder Woman, de figuur die bij DC Comics vlak na Batman het licht zag, en die weer na Superman, meer dan 75 jaar geleden. Zij zijn een soort van eerste heilige drie-eenheid van de superhelden-wereld.

Na hen volgden tal van andere superhelden met de meest onvoorziene en aparte krachten. En ze werden en worden binnen hetzelfde genre ook weer gedeconstrueerd, gerelativeerd, geïroniseerd, maar nooit volstrekt belachelijk gemaakt. Al lezende en plaatjes kijkend kun je toch in hen blijven geloven. Het lijkt op het universum van al die ontelbare goden en godinnen in het Hindoeïsme. Waar ook een buigzaamheid en vrijheid is om er eentje of meerdere uit te kiezen die speciaal voor jou wordt en die je mag aanbidden. Alles onder het besef dat deze allen overkoepeld worden door een en hetzelfde:  er is maar één God en die kennen we niet. Maar die verbindt ons wel, dus laten we houden van elkaar.

Jezus en het christendom passen daar heel makkelijk in. Maar de islam, een minderheid in India, moeilijker. Terwijl ze van oudsher, toen de islam het Indiase continent bereikte met elkaar hebben moeten sparren. Maar er zit een onverdraagzaam element in de islam dat moeilijk te verkroppen is. Toen ik Ganesh in Khajuraho, de plek vol tempels met de goden en godinnen en hun erotiek, vroeg over zijn geloof antwoordde hij: ik mediteer regelmatig, ik geloof, geloof ik wel, in één God, al begrijp ik soms niet waarom deze zoveel verdriet toe staat. Ik ben hindoeïst, kijk maar de goden zijn overal om ons heen. Ik begrijp niet dat moslims met opzet een koe slachten terwijl ze weten dat deze een heilig dier is voor de hindoe. Daarom ben ik voor de partij van Modi (dat is de nationale grote hindoepartij, die het hindoeïsme tot staatsgodsdienst wil maken), want dat moet stoppen.

Is hier een speld tussen te krijgen? ... De combinatie van praktisch bewustzijn, nuchterheid en besef van wat ‘geloven’ is? Vooralsnog krijgt voor mij, in dit denkkader, Wonder Woman mijn adoratie, omdat haar teken pal boven mijn huisje schijnt en ik, als er geen Corona was geweest, ik nooit op deze plek terecht was gekomen. Dat vind ik ook Wonderlijk. Elke nacht voor het slapen gaan kijk ik even de sterrenhemel in naar de W. 

zaterdag 17 oktober 2020

Schurken aan elkaar... Jerusalema

Dit is dus de eerste schoolvakantie dat ik hier ben: op de Veluwe, in mijn boshuisje. Het is er drukker dan ik het ooit heb meegemaakt. Gemiddeld lopen er op een dag twee keer mensen voorbij en soms een enkele auto, ook in de weekenden, maar gisteren was er van alles gaande. Er was iemand aan het verhuizen met een grote bus, losse kinderen liepen voorbij, meerdere auto’s en geklop of getimmer klinkt net zo dichtbij als door de muren van mijn nieuwbouwhuis. Richting het bos zag ik bij meerderen,dat terrasstoelen naar binnen waren gehaald of een buitentent afgebroken, een schuurtje open waar alles in moet.

Ook in het bos zelf zijn er ineens meerdere voorbijgangers of liepen er mensen voor mij. En er fietsen meer mensen op de fietspaden, ook in het park de Hoge Veluwe. Terwijl dus tegelijk het terras bij het bezoekerscentrum gesloten is en de weg ernaar toe met een touw versperd is... Dat centrum is overigens vernieuwd, de koning heeft het nog geopend, en het grote rieten dak is vervangen door modern beigekleurig kunststof met raampartijen, Vroeger heette het Restaurant de Koperen Kop, ooit was het er knus en besloten met een haardvuur, maar dat is nostalgie...

Bij de wildobservatie, waar ik tot nu toe met een paar mensen was of zelfs alleen en waar ik elke keer iets wilds heb gezien, met telkens weer andere scènes, stonden nu heel veel witte fietsen waarmee je gratis door het park kan rijden, Dus ik verwachte wel wat. Bijna alle bankjes waren bezet, zeker met de 1.5 meter afstand die betracht moet worden. Ik keek... en zag niks! Al die mensen tuurden daar naar het lege groen in de verte tussen de bomen, allemaal in anticipatie, vol verwachting dat het elk moment kon komen... Ook bij de Wildbaan hadden mensen hun telelens-fototoestel op poten neergezet naast hun auto en ook daar was niks te zien.

Het is het schurken van mensen aan elkaar, het spiegelgedrag, het creëren van een klein eigen universumpje, een bubble: als je het maar met meerderen doet, dan is het heel gewoon, dan is met zijn allen  wachten op niks heel werkelijk en zinnig en breng je de tijd goed door. En met de wijze waarop er met COVID-19 om wordt gegaan, is dat ook wellicht zo... Alle ogen gericht op een vaccin, schurken aan elkaar en in Nederland een werkelijkheid waar het virus de hele tijd onderschat wordt en het gesprek van de dag is waar je nu nog op vakantie kunt gaan en iedereen zoekt een eigen escape.

Koning Willem Alexander en zijn gezin, blijken hierin de doorsnee gewone Nederlander, gewoon menselijk binnen de eigen marges. Want voor hem is vliegen met een regeringsvliegtuig naar zijn eigen tweede huisje, vergelijkbaar met ik op de e-bike hierheen. Hartstikke veilig en je doet er niemand kwaad mee. Dacht hij, zoals Grapperhaus zich per ongeluk niet aan de corona-maatregels hield en die kroegbaas in Den Haag, die op het Journaal zei dat het over de laatste tien minuten ging en hij zich nu schaamt, hij kan zijn inwonende ouders bijna niet onder ogen komen...

Daar was een eerdere emotionele Grapperhaus in de Tweede Kamer en nu zal het de hele volgende week wel weer gaan over de schaamte van de Koning... Is dat de weg die het op moet gaan, in dat schurken aan elkaar? Shaming & blaming, steeds op zoek naar een nieuwe zondebok tegenover een virus dat onzichtbaar ook onbekende wegen gaat? 

Dan richt ik mijn ogen liever op al dat ziekenhuispersoneel, wereldwijd, in gangen en wachtkamers en operatiekamers die dansen op Jerusalema en kinderen in Afrika bij hun hutten, mensen op straat en in parken. Het is een van oorsprong Zuid Afrikaans liedje en door een DJ voorzien van een beat en toen belde hij zijn zus, ze gingen samen chillen, hij wilde het zo spiritueel mogelijk maken en plotseling was daar het resultaat: een liedje en dans die viral is gegaan. Als het des mensen is,  om te schurken aan elkaar, dan graag zo: een verbondenheid creëren in het hier-en-nu.

Louise Glück; The Red Poppy

De Amerikaanse dichter Louise Glück heeft de Nobelprijs voor literatuur gewonnen. Ik las dat bij NU.nl toen het 20 minuten geleden was gepost. Meteen ging ik op zoek naar gedichten en beeld van haar. De naam kwam me wel bekend voor, maar ik had nooit echt wat van haar gelezen. Wat ik tegenkwam beviel mij meteen: zij put uit de mythologie en veel gedichten spelen zich af in de natuur, rond haar huis en verkennen tegelijk minutieus alle lagen van het gevoelsleven. Ik zag een vrouw die liever helemaal niet in de belangstelling staat, die periodes heeft gekend dat zij totaal niet kon schrijven en dan maar doorleefde, in de hoop dat het wellicht terug kwam.

Toen kwam ik een gedicht tegen dat ik wél bijna uit mijn hoofd kende: hoe kan dat nou? Het blijkt dat ik het jarenlang op mijn wc had hangen, ontdekte ik door mijn eigen blog: 9 april 2015 heb ik het weer weggehaald. Iemand noemde haar ‘de dichter van de wanhoop’, maar ik geloof daar niks van, ik denk dat ze juist de dichter van de hoop is. Hoop en wanhoop zijn de twee kanten van hetzelfde vlijmscherpe mes en wie het ene kan verwoorden reikt daarmee precies ook naar die andere kant: dat doet dit wc-gedicht 'The Wild Iris' ook. Het is er een uit een bundel met allemaal bloemennamen.

Ik besloot meteen een gedichtenbundel te bestellen en zag een verzamelbundel voor een heel zacht prijsje, juist ja, meteen doen! Het was bij Bol.com in de outlet en ik dacht: hierbij is nog niet bekend dat zij Nobelprijs-winnares is, dus ik bof. Ook bij Booksdepository waren er veel boeken beschikbaar, haar laatste werk bestaat  uit essay-gedichten waarover zij aanstekelijk vertelde hoe deze waren ontstaan. Dus ik keek weer op beide plekken, het was enkele uren later. En toen bleek dat ongeveer al haar werk niet meer beschikbaar is. Zo snel gaat dat dus, wereldwijd, denk ik: een Nobelprijswinnaar is bekend en prompt willen velen wat van haar lezen.

Goede, snelle actie, zo prees ik mijzelf en het boek zou gisteren aankomen. Ik verheugde me er wel op, het leek me heel geschikt om daar in mijn boshuisje, terwijl het weer buiten kouder en guur wordt helemaal in te duiken. Maar nu heb ik het bericht gekregen dat de levering vertraagd is tot 28 november! Dus toch niet gelukt, die snelle actie. Bol.com moet dat boek ergens vandaan halen en moet waarschijnlijk nu wachten tot het herdrukt wordt...Dus nu moet ik het maar doen, eventueel, met gedichten van het internet. Maar dat is hap-snap, heel anders dan een bundel als geheel waar gedichten met elkaar gaan resoneren.

Ik vind The Red Poppy, de bloem wier rood, als ik het voor het eerst zie ergens in de berm, mij dezelfde verrukking geeft als de rood-met-witte paddenstoel in de herfst.De bloem waar ik veel later pas achter kwam dat deze het symbool is van The Royal British Legion die bijeenkomsten hield in het wijkcentrum waar ik toen beheerder was. Omdat deze bloem bloeit op oorlogsslachtvelden, iets in de compostering van het menselijk lichaam, daar vaart deze bloem wel bij...

Dus dan krijg je een gedicht, zoals ik verwacht dat deze de leefwereld van Louise Gluck bekleedt, een mengeling van donker en licht, vlakbij elkaar. Overigens ook een goede keuze in deze Coronatijd, want zo is het wereldwijde gemoed... Ik las ergens dat zij een veilige keuze is, waar niemand nu de handen aan brandt met Black Lives Matter of de zorgen om het klimaat die ook op de agenda staan, en haar voordeel is, dat zij een vrouw is, dat kan nooit kwaad, want vrouwen zijn natuurlijk nog flink ondervertegenwoordigd als Nobelprijswinnaars. Anyway, zij is bij mij in focus gekomen. De eerste regels van The Red Poppy luiden.

The great thing
is not having
a mind, Feelings:

Ja, die heb ik, zegt de rode klaproos, gevoelens  zij leiden mij, ik open het vuur van mijn hart naar de zon,en is dat niet het belangrijkst, het hart dat zich opent naar de zon? Waren jullie ook ooit zoals ik, voordat jullie, broeders en zusters, mens werden? En dan eindigt het gedicht met de woorden, die precies aangeven hoe het nu eenmaal is, als je een mens bent: gekneusd ofwel aangedaan ofwel gebroken, maar wel in staat om te spreken:

I am speaking now
the way you do. I speak
because I am shattered.

donderdag 15 oktober 2020

Met afval ‘de berg’ op

Dat is zó fijn aan het leven hier in mijn boshuisje: dat je na de eerste mok koffie met wat zoets een wandeling gaat maken, hier het bergje op, even waarnemen dat de berkenboompjes weer wat geler zijn geworden, op het hoogste punt alleen maar lucht zien en de toppen van dennenboompjes, weer afdalen, het donkere bos door en na drie kwartier weer thuis zijn. ‘Een rondje rond de berg’ noem ik het.  

Gisteren had ik er een speciale missie bij. Het emmertje met deksel waar Griekse yoghurt in heeft gezeten en dat nu dienst doet voor organisch afval op het aanrecht was bijna vol. Bij het klaphek naar het bos hing een bordje: Let op! Tuinafval en ander afval in de daarvoor bestemde afvalbak, hou het bos schoon! Maar... een heel klein beetje organisch afval, dat kan toch geen enkele kwaad? ... Dus ik hulde het witte emmertje in een bruinig boodschappentasje en liep de berg op. Daar groef ik met de hak van mijn rubberen regenlaars een kuiltje, gooide het afval erin en dekte het weer toe met dennennaalden. Zonet kon ik de plek, bij een dikke tak, niet eens meer terugvinden.

Het is een olifantenpaadje, te smal dat daar wilde zwijnen op gaan hobbelen. Want dat is waar ik dan aan denk, omdat je overal omgewoelde zwarte aarde ziet, dat zijn dus wilde zwijnen sporen, dat deze het afval ruiken en gaan opgraven en het zo een zooitje wordt. Ik hoef geen  eierschalen en uienschillen en oude theezakjes, enzovoort van buren te zien, dus dat begrijp ik. Maar ik denk dat dit met  mijn methode niet gebeurt. Dus dat zal ik zo blijven doen, totdat ik bewijs krijg van het tegendeel. 

dinsdag 13 oktober 2020

Le Saison des Fêtes van Pierre Huyge

Ik ben een verzamelaar van leuke plekjes. Zo weet ik in Venetië wel een paar plekjes waar het prettig toeven is; door het uitzicht of omdat het daar rustig is of omdat je er zo fijn met je voeten in het water kan bungelen, dat mag geloof ik niet, maar ergens achteraf, bij een bruggetje ziet niemand dat. Op Terschelling weet ik dat je, met uitzicht op de haven heel fijn in een golvend kunstwerk kunt gaan liggen, dat omdat het van ijzer of een ander metaal is, heel lang de warmte vasthoudt. Dus dan lig je er, met warmte in je rug, terwijl er een frisse bries waait.

Daar dacht ik aan, nu ik een plekje heb gevonden in de beeldentuin van het Kröller-Müller museum, midden in een kunstwerk van Pierre Huyge: Le Saisons de fêtes. Je betreedt het gebiedje langs kleinere zandheuveltjes en in het midden is er een betonnen cirkel met als eyecatcher een palmboom. Pal ernaast een kerstboom en een nu geel gebladerde Japanse kersenboom is het, geloof ik. Er bloeien nu roze rozen in en pompoenen, varens, hersftasters en nog veel meer. Om de cirkel is een vierkant ‘pleintje’ van beton en op de hoek ervan, bij de ingang, zeeg ik neer en dronk er thee en at een boterham.

Ideaal, het is er windstil door de zandheuveltjes en zonnig en ik zat helemaal in de sfeer van Pierre Huyges en dacht terug aan het gebiedje dat hij op de Documenta in 2012 heeft gemaakt. Een vergelijkbaar landschapje met heuveltjes en daar werd het midden gedomineerd door een beeld van een vrouw,waarvan het hoofd een zoemende, levende bijenkorf was. Er liep een hazewind-achtige hond rond met een roze poot, die Human heette, er was een stukje dat stedelijk van sfeer was door opgestapelde platen. Ook hier was er aan een andere rand van het ‘pleintje’  een soort abstract beeldhouwwerk dat geen  natuurlijke associatie had en eerder aan industrie deed denken.

Het blijkt dat de cirkel in 12 segmenten is verdeeld, die elk verwijzen naar iets uit de natuur dat aanwezig is bij een feest:  een kerstboom dus bij het christelijke feest, kersenbloesem bij het Japanse Lentefeest, pompoenen voor Halloween, rozen voor Valentijnsdag, asters voor Allerzielen, de varens deden mij denken aan het groene blad bij hindoeïstische tempeltjes.  En misschien dat de palmboom verwijst naar Palmpasen. Het zand blijkt bij het Kootwijkerzand in de buurt gehaald te zijn en wat verrassend was,  dat het zand aan de randen van het pleintje heel nat was, moerassig, zo dat je er met je voeten onverwachts inzakte, terwijl op de zandheuveltjes overal bordjes geplaatst waren dat je die niet mocht betreden.

Pierre Huyges weet je in een soort van tussenruimte te brengen; tussen natuur en cultuur, tussen wat beheersbaar is en daar waar de natuur haar eigen gang gaat.. En nu maar hopen dat ik in deze Coronatijd dit nieuw ontdekte plekje vaak kan opzoeken. Het zou mooi zijn als ik de seizoenen van Saisons de Fétes mee zou kunnen volgen, maar ik weet het niet... 

Zoals niemand nu veel weet, nu er in de persconferentie een gedeeltelijke lockdown is aangekondigd, de natuur gaat gedeeltelijk haar eigen gang, mits wij het nu met een ruige hamer de kop in kunnen drukken.  In het journaal kwam er een reportage vanuit het Sonsbeeckpark en dan blijft er toch één ding wel mogelijk: een man op een bankje in de zon zei: nou, dan voorlopig maar naar buiten! Ja, het feest van de seizoenen blijft wel gewoon overal waarneembaar, daar kun je van blijven genieten. 

zondag 11 oktober 2020

Notitie

Mars schijnt nu oranje pal voor mijn boshuisje in een heldere sterrenhemel tussen de bomen. De snelweg is afwezig op de Zondagavond en ook de buren zijn weer vertrokken, geen lichtjes meer om mij heen, ik ben weer de enige, waarschijnlijk tot vrijdag. Er vallen alleen af en toe eikels uit de bomen. Als ze op een aluminium  dak vallen geeft dat een harde klap.

Ik heb nu serviesgoed waarvan vier mensen tegelijk kunnen eten en drinken, bier uitgezonderd en twee gebakvorkjes te weinig en twee kommetjes die voor het toetje weer moeten worden afgewassen omdat daar eerder soep in zat. De boekenclub was op bezoek.

In Beekbergen is een ouderwetse Dorpsstraat die eindigt in de weilanden, waar ik bij de slijter de wijn haalde en toch maar niet de boekhandel inging die gevestigd is in een oud postkantoor (ofzo): een kleine ingang en door de lage ramen zag ik smalle gangen met ook tweedehands boeken.

Ik heb twee kleine dennenappeltjes meegenomen van onder de grote dennenboom die nu op instorten staat, met de laaghangende tak waar vroeger de Simca geparkeerd stond met het uitklapbaar picknicktafeltje, die ook de bodem van de achterbak was en de ouders lazen op campingstoeltjes en later de reiswieg in de schaduw kon staan, terwijl wij op de zandberg speelden. Nu platgewalst met dikke bandsporen en een naaldtapijt. Op de kaart is deze familieplek nu een officiële picknickplaats waar drie tafels staan.

vrijdag 9 oktober 2020

Illustrated Classics

Adriaan van Dis, die vertelde dat zijn belangstelling voor literatuur als kind gewekt was door The Illustrated Classics, gaf voor mij de doorslag: dat ik er toch twee bestelde bij Books Depositery. Daar had ik tot mijn verassing ontdekt dat deze herdrukt waren. Want ook voor mij is lezen begonnen met deze ‘boekjes’: Mijn opa had er op zijn studeerkamer een doos vol van en ik herinner mij daar op de grond, half onder een tafel, achter zijn leesstoel, ze te verslinden. 

Mijn acute neiging was om er een heel aantal van te bestellen, al die bekende titels en kaften, ik voelde me weer dat kind dat gretig in die doos dook en toen ik dat door had, bestelde ik uiteindelijk niks. Maar nu wilde ik er toch wel een paar als een soort van eerbetoon bestellen. Dat werden er uiteindelijk twee:  want eentje is zo mager en ‘een paar‘  werden er al snel weer veel méér, ik kon niet kiezen. Als het er één was geweest wist ik meteen welke: mijn absolute favoriet Around the World in 80 Days van Jules Verne. Daar greep ik bij elke logeerpartij als eerste naar en herlas het. Daar bestelde ik nu The Timemachine bij van H.G. Wells, omdat ik de oude film ervan wel kan dromen, maar ik herinnerde mij niet meteen het beeldverhaal, dus ik was benieuwd.

Gisteren kwamen ze aan, en ik deed de proef op de som: helemaal op het einde dat plaatje waar hij met zijn geliefde in de hand, een kwartier op tijd binnenstormt bij de vrienden waar hij de weddenschap mee had afgesloten, dat het hem zou lukken om in 80 dagen de wereld rond te reizen: Ja! Het was precies zoals in mijn hoofd gegrift stond! Wat een genoegen om hem weer in India te zien en bij de Indianen in een trein in the Wild West. Ik weet gewoon niet hoezeer dat boekje ook aan het begin staat van mijn eigen reislust.

Én aan het begin stond van mijn belangstelling nu, in de graphic novel: want dit waren de allereerste die ik las en bekeek, tegelijk met Donald Duck en Tina en pas later volgden Kuifje en Asterix & Obelix. Plaatjes en tekeningen hebben mij altijd meegesleept. Wat wel anders is en wat ik meteen ten zeerste miste: het oude papier met houtvezels en de slappe kaft. Dat fysieke aspect zit - zo blijkt - aan die leeservaring van vroeger verbonden: het buigzame papier dat precies paste op je schoot in kleermakerszit of open bleef als je met je buik op de grond lag, dat ritselen van het papier, het met je vingers natmakend om de bladzijden om te slaan. Ze zijn herdrukt op glad en stevig papier en het formaat lijkt kleiner dan die van toen. Of ik ben eenvoudigweg groter geworden. 

donderdag 8 oktober 2020

Héérlijk. Treurende man. Héérlijk

Héérlijk! Om na januari weer voor het eerst in Nederland in een museum te lopen. Ik werd me weer bewust dat de museale kunstruimte de enige andere is, naast een kerk of een kathedraal of een tempelcomplex, waar je in kunt wandelen en alles om je heen gebouwd is om je te omhullen en vrijuit te laten ademen in schoonheid, waardoor je een besef krijgt van alles wat het dagelijkse leven overstijgt, waar jubel en intensiteit aanwezig wordt; zowel de hoogtepunten en dieptepunten van het leven en alles wat er in je kan woelen.

Ik belandde door de uitgezette looproute in het Kröller-Müller Museum direct in de tentoonstelling Paint it  Black, vol zwarte objecten, een heel slim gekozen thema in het Black Lives Matter bewustzijn dat de wereld zoals de pandemie, over is gegaan. Zwart is voor sommige kunstenaars de meest volledige kleur, omdat het alle andere kleuren in zich herbergt. Ik werd vooral geraakt door de combinatie van zwart, verspreid in een ruimte, in allerlei vormen, terwijl door de grote ramen de bomen ook al geel met enige toetsen rood kleurden te midden van ademend groen.

Heerlijk ook, om dat pas in de middag te besluiten om te gaan doen, toen het weer opklaarde: nog even anderhalf uur naar het museum na een prachtige fietstocht door het Deelense veld, de uitgestrekte heide die ik op de heenweg naar Hoenderloo van de andere kant al heb bewonderd. En nu helemaal stil, geen fietser, geen enkel autogeluid... ook een ruimte om je heen die je zinnen verzet naar verte en onbepaaldheid en leegte.

De verzameling van Van Gogh was door de looproute nu als het ware in tweeën geknipt en voor het eerst werd ik de werkelijkheid in gezogen van de Treurende Man: een man op een houten stoel met zijn hoofd in zijn handen, gekleed in het blauw, terwijl achter hem een haardvuurtje flakkert. Dat blauw, die subtiele beweging, alsof je de man ziet snikken, door de golvende penseelstreek... alsof die hele coronatijd, een pandemie die de hele wereld schokt, in dit ene schilderij vorm heeft gekregen...

Nu zag ik pas helemaal op het einde, als afsluiter van dit museumbezoek, mijn allereerste schilderij dat indruk op mij heeft gemaakt: Een familie in een zomerse boomgaard van Theo van Rijsselberghe. Ik zie me weer dat kind zijn, die maar geen afscheid kon nemen van dit schilderij, mijn ogen er niet van af wilde trekken, ik hoor mijn moeder achter mij zeggen: Mirjam kom nou, we gaan! Het hing indertijd midden in de Van  Gogh verzameling in een apart zaaltje. Pas heel veel later, in mijn puberteit zou ik ook zo overdonderd raken door de schilderijen van Van Gogh: de zwarte kraaien die opstegen boven een korenveld met donkere luchten gaven precies mijn toenmalige gemoedstoestand weer. 

Nu moést ik iets in de museumwinkel kopen, al was het maar één kaartje om op te hangen in mijn boshuisje, om mijn eerste museumbezoek in Kröller-Müller te markeren, want ik verwacht dat er nog velen zullen volgen. Ik vond een heel klein dienblaadje met de afbeelding van die vrouwen in de groene boomgaard, dat op de rand van mijn bank past. Thuis zette ik daar een glaasje jonge jenever op, een drankje dat in mijn studententijd, hét drankje was en dat ik sindsdien, zo ongeveer, niet meer tot mij had genomen. Zo, een cirkel is weer rond, ik houd wel van volledige cirkels. Ondertussen vult het boshuisje zich met de klanken van een playlist met Choral Music van Spotify: héérlijk!

woensdag 7 oktober 2020

De meester in je wakker maken

Hoe om te gaan met onrust, angst en bestaansonzekerheid? In deze corona-tijd voor velen dagelijkse kost. Omdat je inkomsten of je baan verliest, omdat corona om je heen grijpt, je niet weer eenzaamheid wilt voelen zonder contact of enige ontmoeting, omdat je niet weet of een mondmasker je zal beschermen in een klaslokaal of achter de kassa, je niet weet of jezelf iemand kan besmetten omdat je nog geen klachten hebt, je ziet dat de reguliere gezondheidszorg door druk aan kwaliteit inboet, omdat je al weet hoe vreselijk het is om van een gestorvene, al dan niet door corona, afscheid te moeten nemen, zonder de troost van mensen om het graf... enzovoort.
 
Je kunt twee wegen inslaan: je wordt een positivo, zoals Maurice de Hond die meent dat de regering nu onnodige paniek zaait en het absolute karikatuur daarvan is natuurlijk Trump die zich op heroïsche muziek terug laat  vliegen naar het witte huis met een nieuwe boodschap: wees niet bang, ik ben u als uw leider voor gegaan in deze beproeving en je komt er sterker uit terug. Ik kan mij niet voorstellen dat ook hij geen momenten kent van angst, toen hij dan daadwerkelijk zuurstof nodig had...

De andere weg kan er alleen maar één zijn, waar je de angst en ongerustheid niet ontwijkt maar deze benoemt en je elke keer weer in die anderhalve meter cirkel van je eigen bestaan wikt en weegt wat verstandig en mogelijk is om te doen. Op een bepaalde wijze moet je de meester in jezelf wakker maken, die kracht in je die wél in staat is om zelf het roer in de hand te nemen en te varen, hoe woelig en woest de zee ook is. Niet kopje onder gaan in jezelf sussen, de werkelijkheid om je heen voor lief nemen en negeren...

Deze gedachten ontstaan in mij door de volgende woorden:
 
Ze komen bij hem,
wekken hem en zeggen:
meester, meester, we vergaan!
Maar eenmaal wakker gemaakt
bestraft hij de wind
en de woestheid van het water,
en die houden op,
en wat geschiedt, is: stilte.

Het is een regel uit het evangelie van Lucas, hoofdstuk 8, vers 24 uit de Naardense  Bijbel. De meester in dit verhaal is Jezus die in slaap valt op een boot en er een storm op het meer ontstaat. Het was nog in een tijd dat het heel gewoon was om meesters te hebben, mensen die zeiden wat je het beste kon doen. Plato, Jezus, Boeddha: mensen die verhalen hebben gegenereerd, waar leerlingen en volgelingen gesprekken met hen aangaan en zij raad en steun of een oplossing kregen met redevoeringen of door een bepaalde wijze van handelen.

Ik denk dat die tijd van de levende meesters voorbij is. We kunnen wel putten uit al die boeken omtrent hen en we kunnen elke schrijver of liedjeszanger of influencer of kunstenaar of gewoon de buurvrouw die je tegen komt, zien als meesters die je op je weg begeleiden... maar je bent het zelf die de zeilen bij kan zetten en de stem van ‘we vergaan!’ kan keren. Soms door je zelf streng toe te spreken, maar bovenal door een horizon, die altijd ook weer wijken zal, in het oog te houden, achter de woestheid van het water. En wat er dan geschiedt is: stilte. Een plek van ruimte en vrede in je, die op de bodem ongeschonden blijft. 


dinsdag 6 oktober 2020

Godsdienstwaanzin en theater

Ik keek vroeg in de ochtend op YouTube naar de documentaire Agony and Ecstasy a year with English National Ballet. Het gaat over het oefenen voor de première van het Zwanenmeer met een heel jonge verlegen opkomende ster van 20, een jongen zó onhandig in het dagelijkse leven, maar met een krachtige fysieke dans-beheersing en uitstraling en sinds zijn zevende al aan ballet. Zijn tegenspeelster is een danseres uit Rusland, die maar geen visum krijgt en hij bekijkt haar op film, maar oefent het geheel in met een oudere ballerina, die helemaal geen hoofdrol meer wil spelen, wegens de stress. 

Je ziet wat een gigantisch bedrijf zo’n Nationaal Ballet ook is, waar 20 nationaliteiten aanwezig zijn,  je ziet ook besprekingen over de fondswervingen, de talloze artistieke directeurs en regisseurs en producers en al die dansers die buiten de sterrollen om, ook hun verhaal hebben over fysieke klachten , doorzettingsvermogen en hun diepgevoelde passie dat dit tóch is wat hun levensvervulling is. En ik dacht onderwijl: dit alles is nu dus gestopt, wat doen al die mensen nu?

Een jaar Agony and Extasy: de Russische prima-ballerina is niet op tijd voor de première, de oude danser moet toch invallen, uiteindelijk zal de Russische toch haar visum krijgen en met de jonge danser Swan Lake dansen en zij worden het nieuwe danspaar van de eeuw genoemd, en hij de nieuwe Nurajev. Maar nu zit hij dan toch ook thuis, neem ik aan, en hoe kunnen al die topprestaties ooit nog ontstaan, wanneer je ziet dat daar dagelijks met zoveel letterlijk bloed, zweet en tranen voor geoefend wordt? Existentie in de kiem gesmoord.

Daarna keek ik in de krant. Staphorst waar meer dan 600 mensen in de kerk mochten. Ik zag Sanne Wallis de Vries zich afgelopen vrijdag in Op1 heel kwaad maken, dat er geen enkele besmetting is geweest in de theaters, dat daar zorgvuldig en hard is gewerkt om creatief nieuwe veilige theaterruimtes te maken en dat de regel van 30 mensen alles de nek om zal draaien. Ik lees wat de voorzitter van de kerk in Opheusden beweert: ‘Het leven is een voorbereidingstijd voor de eeuwigheid, en de getrouwe gang naar het huis van de Heere is een wezenlijk onderdeel van de dienst aan de Heere. Het is voor ons dan ook van oneindig grotere betekenis dan andere bijeenkomsten. De vergelijking met bijvoorbeeld theaters gaat dan ook niet op’. 

Het spijt me, maar voor mij grenst dit aan godsdienstwaanzin. Wat een dedain, hoogmoed en wezenlijke gevoelloosheid naar anderen spreekt hier uit. De Heere als een grote blinddoek, om je als een mondmasker te beschermen voor de besmetting van het echte leven. Ik zie het volkomen geschminkte gebruinde gezicht van Trump voor me, die ook een sfeer van heilbrenger om zich heen tracht te creëren: wees niet bang voor corona, hier ben ik, zo’n beetje bijna uit de doden weer opgestaan. 

Ik ben voor de vrijheid van godsdienst, maar dan hoort deze in één lijn te staan met de vrijheid van theater. Dan zijn Trump en de voorzitter uit Opheusden theatermakers, met recht van spreken, tenzij ze met hun optreden de levens van anderen in gevaar brengen door een autoritje en 600 mensen op een klein oppervlakte: weg daarmee. En waarom komt Joe Biden niet met een voorstelling waar hij presidentieel het volk toespreekt? Zo kan theater wellicht werkelijkheid worden. 


maandag 5 oktober 2020

Grasmaaimachine. Één stem per dag

Het was een heel ouderwets gevoel, ik achter de grasmaaimachine, duwen in het gras en dat die dan stopt omdat het gras ertussen zit. Ook wist ik meteen dat ik moest draaien aan de witte knoppen om het gras zo hoog mogelijk te laten. Het is exact dezelfde grasmachine, die je duwt en dan rolt hij over het gras, rood met plastic handvatten, die wij vroeger thuis ook hadden. Er kwam een vage herinnering dat de kinderen taken hadden en dat dit er eentje van mij was. 

Daarvoor weer de dagelijkse wandeling, dat wordt het; elke dag minstens één wandeling door het bos. Het stikt er van de bredere zandpaden en de olifantenpaadjes, ongeveer alle kanten uit. Dus ik liep maar wat, ontdekte een hoogteverschil zodat je ineens naar de toppen van de dennenbomen keek. Later kwam ik mensen tegen en vroeg of zij wisten waar het pad heenging, Ja, naar de achterkant van het park waar ook de supermarkt is. Dat is mooi om te weten, zo kan ik ook lopen, en niet over de ‘grote weg’ alhoewel daar nauwelijks auto’s rijden, want het loopt voor automobielen dood, tot waar ik zit.

Ik krijg steeds meer het idee dat ik hier blijf, de hele herfst en wintertijd van de corona overbruggend. Het is hier helemaal oké, optimaal. Het enige wat ik wellicht ga missen, is struinen in mijn eigen boekenkasten. Nu mis ik nog niks. Ik las een  essay van Montaigne: Over Eigendunk en las er dingen die ik letterlijk ook zo heb gedacht. Daar leefde dus een man, in het midden van de zestiende eeuw, die een stem in je vertolkt. Elke dag één stem waarin je je geborgen kan voelen in de universele menselijke geest, dat is voor mij genoeg. 

zondag 4 oktober 2020

Dierendag

Vandaag zag ik het tafereel van twee jonge mannetjesherten die met de koppen tegen elkaar duwen en hun geweien in elkaar laten verstrengelen, het leek geen wapengekletter of grootse strijd, eerder een aftasten van elkaars kracht. Toen keken ze op, beide met de koppen naar links, dus ik ook met mijn verrekijker. Er kwam een groot edelhert aan met een groot gewei die meteen naar de jongemannen stormde en ze wegjoeg. Daarna ging hij achter oudere vrouwtjesherten aan, die allemaal wegsprongen. In dit hele tafereel graasden onderwijl wel veertien vrouwtjesherten, onverstoorbaar en kwam er ook nog eens een heel groot donker everzwijn, die verder door iedereen genegeerd werd.

Ja, het is dierendag en ik heb mijn portie dus wel meegekregen. Het gekke was dat ik onderwijl de hele tijd dacht: het lijken wel mensen. Die interacties, dat gedoe, dat om elkaar heen draaien, elkaar ontwijken, een vreemdeling negeren. Dierendag of ook wel het feest van Franciscus... en ook daar was ik mij van bewust bij het ontwaken en de boswandeling in de ochtend, waar af en toe wat wielrenners achter elkaar, in eendere kleding doorheen jakkerden. Ik zie ze aan, zoals het wild in de late middag:  andersoortig wezens en waarom zijn het alleen maar mannen? Is dat het fameuze testosteron dat een uitlaat moet vinden op een wielrennerszadel, zoals het paraderen met een gewei op je kop?

‘Je wordt hier zó in de groep opgenomen, maar het is net een middelbare school’ zei een buurvrouw van verderop, die ineens voor mijn raam stond te gebaren. Ze vroeg of ik een oude grasmaaimachine wilde hebben, (Ja, graag!),  die ze weer gratis had zien staan bij haar achterbuurman, die na 23 jaar vertrekt; hij is te oud geworden. Het blijkt dat er anders feestjes en bingo en klaverjassen en BBQ’s worden georganiseerd, en alle bewoners worden daarvoor per mail uitgenodigd. Er blijken ook heel wat families verspreid hier te zitten, zussen, ouders en kinderen en dus ook opa’s en oma’s. Voor je het weet wordt je een deel van een kudde die hier aan de bosrand woont...

Ach, ik vind het wel grappig, ik heb niet voor niks met plezier in de wijkcentra gewerkt, ik wil best wel weer eens de polonaise doen of aan de andere kant van de bar aan tafels klaverjassen. Ik vermom me dan als hert, maar ga dan ook onverstoorbaar mijn eigen gang, zoals dat everzwijn. Maar nu kan de middelbare school niet doorgaan, wegens Corona. ‘In de winter, dan zijn er maar vijf of zes mensen’, zei ze, ‘dan hoor je alleen je eigen voetstapppen’. O!, daar verheug ik mij heel erg op’, zei ik, ‘De stilte!’ 

zaterdag 3 oktober 2020

Hoge Veluwe, Museonder

‘Nu is de cirkel volledig rond’, dacht ik toen ik het Nationaal Park de Hoge Veluwe in fietste. Ooit, veel meer dan een halve eeuw geleden, zo oud als dat ik nu ben, kwam ik hier voor het eerst, als kleuter achter op de fiets bij Moeder, mijn twee broertjes voor en achter bij Vader, vanuit een bungalowhuisje in Hoenderloo. Ik zong heel hard ‘Hansje Pansje Kevertje die klom eens op een hek’, met armgebaren erbij ,om broertje te vermaken tijdens die lange zit in dat ijzeren fietsstoeltje voor op het stuur. Daarna is het park mee gegaan met het familieleven: met vijf kinderen in de auto, waar twee zich elke keer moesten verstoppen onder een dekentje bij de ingang omdat het gezins-jaarabonnement misschien maar drie kinderen verstond, onder het woord ‘gezin’.

We zijn er voor het laatste als hele familie geweest, met aanhang en kleinkinderen met Vader, fietsend en picknickend, terwijl hij al slecht sprak en aardig immobiel was door een hersenbloeding en met Moeder en  haar tweede dochter voor het laatst vier jaar geleden, zij zou vier maanden later sterven. Wij zagen er veel herten en fietsten naar het Monument van de Wet en Moeder keek er onder de schaduw van een boom intens rond: het weidse landschap deed haar denken aan één van haar Safari-reizen...

Ik fietste er nu heen, ook met een rekensommetje: ik had nog acht kilometer op de e-bike, moest de hele accu leeg rijden, dat hoort bij het inrijden, en wilde daartoe de dag beëindigen bij het Museonder om daar dan kort op te laden voor de terugkeer naar Hoenderloo. Ook wilde ik graag nog ergens naar herten kijken, maar de Wildbaan midden in het park haalde ik niet. Toevallig was ik al een andere wildkijk-plek tegen gekomen, en daar zag ik door mijn nieuw aangeschafte verrekijker haarscherp zes herten grazen met vachten in de kleuren van roodachtig naar aarde-bruin en toen kwam er ook nog een mannetje uit de bossen met een héél groot en breed vertakt zwaar gewei, dus dat deel van mijn missie was geslaagd.

Ik was al bij museum Museonder in Otterlo geweest, niet om daar alles te gaan bekijken maar om een pasje te laten maken van de ticket waarmee ik een Beschermkaart kocht die een kalenderjaar geldig is. Maar na vier keer een bezoek heb ik dit al eruit en ik wil toch niet wachten tot 2021 om het Kröller-Müller Museum te bezoeken. Het Museonder is een relatief klein museum met smalle wandelgangen, want het idee is dat je ondergronds de aarde in daalt om te zien wat zich daar allemaal al sinds mensenheugenis in de Hoge Veluwe afgespeeld heeft. Nu dus met een verplicht mondkapje en om de max van dertig mensen te waarborgen kreeg je op speelse wijze een stuk afgezaagde boomstam aan een dik touw mee, dat je bij de uitgang weer moest inleveren. ‘Wel een beetje zwaar’, zei ik lachend, terwijl ik mijn handen desinfecteerde.

Ik kwam dus niet verder dan de balie, wat een gedoe, ik mocht niet rechtsomkeer, maar twintig meter ofzo, maar moest toch het zigzagpad naar de uitgang volgen... Het resultaat is, dat ik eenmaal buiten ergens mijn mondmasker verloren ben. Wachtend bij de balie op de aanmaak van mijn pasje, het lukte de oudere vrouw niet automatisch achter de computer, ik herken dat geklungel en de lichte paniek wel, bedacht ik dat het nergens op slaat, die vaste aantallen mensen die genoemd worden die er maximaal mogen zijn in theaters, restaurants, musea enzovoort. In Museonder zou dertig mens veel te veel zijn, de ruimte is toch niet te vergelijken met bijvoorbeeld het Stedelijk Museum in Amsterdam? Men kan er beter vanuit gaan dat elk mens pakweg zes meter om zich heen nodig heeft en zo rekenend bepalen hoeveel mensen er veilig kunnen rondlopen en in grote hoge ruime lichte zalen is dat ook nog eens een ander verhaal dan in dit kronkelende donkere Museonder...

Enfin. Het was een mooie dag met nostalgie en terugkijken naar een voorgoed voorbij familieleven, gemengd met het verheugen van wat er allemaal nog komen gaat, nu ik het park onbeperkt kan gaan bezoeken.

donderdag 1 oktober 2020

Eerste volle maan; hier

Vanavond maak ik mijn eerste volle maan mee, hier. Het licht ervan is zo fel, dat ik in de lange schaduw ben gaan staan, die een stam van een eikenboom in mijn tuintje werpt. Druppels regen vallen uit de bomen. In de verte hoor ik zacht de snelweg; sporen van mensen in de stilte. 

De gaskachel

Ik stond op het punt om mij naar de receptie te begeven. Of iemand mij kon helpen met het aansteken van de gaskachel, het zou een regenachtige dag worden en dat blijft het ook de komende week, dus warmte wordt wel nodig. Alhoewel  het met de warme fleece-deken op de bank nog aardig was om te doen; een beetje ‘ontbering’ zoals dat ook is bij kamperen houdt de zinnen scherp.

Toen verscheen het golfwagentje bij de kast die aan de voorkant van mijn terreintje ligt, een van de drie mensen van de technische dienst. Maar hij kon geen gaskachel aan maken, hij kwam de elektriciteit opmeten. Wél even van hem geleerd dat wanneer de elektriciteit het helemaal niet meer doet, ik dan dus naar buiten moet lopen en in dat kastje de schakelaar om moet zetten. Voor gedeeltelijke storing , zijn er ook schakelaartjes boven in mijn slaapkamertje, had ik al gezien. In dit huisje zit het er dus allang, in mijn huurhuis heb ik tot een aantal jaren geleden het gedaan met zo’n ouderwetse stoppenkast.

‘Vraag het Adri maar, die kan het wel’, zei hij, zij beide zijn hiernaast een nieuw terrein bewonersklaar aan het maken. Adri kwam, moest even doorzetten en toen kwam er dat ouderwetse geluid dat je de vlam hoort aangaan en een zuigend geluid uit de schoorsteen. Wat leuk: als hij vlammen geeft, dan zijn daaronder takken te zien, het geeft dan het idee van een haardvuur! Ineens is er dan een warmtebron binnen, van die behaaglijke warmte, die niet uit de centrale verwarming komt.

Ik dacht terug aan vroeger: wij hadden thuis een oliekachel met een grote olietank buiten en daartoe kwam de olieman die vullen. Het was de enige warmtebron in huis en de gevleugelde woorden waren: ‘Deuren dicht!!!’  Als we de huiskamer uitliepen moesten we de deuren naar de keuken en de gang sluiten zodat de warmte niet weg kon. En boven in de winter vroren de ramen dan dicht en stonden er ijsbloemen op de ruiten. In de badkamer hing er een hoge straalkachel: je zou zeggen dat dit met de huidige strenge brandvoorschriften als levensgevaarlijk zou worden beschouwd: een elektrische kachel, zó dicht bij het water. Ik ging met mijn twee broertjes gelijktijdig in bad. Samen spelen in het water en dan één voor één de haren wassen en dan eruit en afgedroogd worden, en dan met je rug zo dicht mogelijk onder de straalkachel staan. 

Hier heb ik juist alle deuren open gedaan; naar het slaapkamertje en het kamertje met het semi-bureautje, het opklaptafeltje waar zo lang, meer dan twaalf jaar, mijn permanente kerststal op stond. En ja, de warmte verspreidt zich ook daarheen en de kilte is overal aan het verdwijnen. Wat is dit heel erg aangenaam, terwijl de regen om mij heen tikt. Af en toe slaat hij aan, zoals een geiser, de eerste keer denk je: wat gebeurd er nu dan?

Op internet begint er een bericht dat een gashaard wel wat voor oudere mensen is, ook al hebben ze verder centrale verwarming. Omdat het zo fijn, vlug warm wordt. Mijn gaskachel blijkt een merk te hebben: Bocal A113 Millennium. Het energielabel is C, dus niet het aller-aller milieuvriendelijkst. Een middenmoot. Volgens ‘t Stokertje, een installatiebedrijf, heeft met deze kachel ‘de winter geen schijn van kans in uw huis. Heerlijke warmte en extra sfeer’.