zondag 28 maart 2021

Dagnotitie (4)

Buiten het bos bloeien de narcissen overvloedig. Dat zag ik op een foto waar neefje T. op zijn hurken een foto maakte van al dat geel in Park Zijpendaal. Ik heb zelf heel vaak dat perk in lentetooi gezien, op weg naar de dierentuin. Waar je nu ook niet in mag. Er is daar nu in de buurt een drive-in voor pannenkoeken, een weer creatief idee om inkomsten naar binnen te halen. Een pannenkoek in een pizzadoos, zie ik op de foto die S. stuurde en die ze dus samen met T. in het park opaten en T. ook nog eens in de spleet van een oude boom ging staan.

Hier in het bos zijn in het weekende wel pizza’s te bestellen en ze hebben een lekkere dunne bodem, weet ik sinds twee dagen en met Pasen kun je ook paasontbijten en een paasdiner bestellen, zalm met aspergers, een lekkere combi, wie weet... en de supermarkt op wandelafstand in de buurt is weer open met handige kampeerdingen, zoals tentharingen en die ben ik vergeten, dus wie weet... en ook frietjes enzo met bijvoorbeeld kippedijensaté, wie weet... dit zijn mijn eet- en winkelopties in het bos.

Maar... het maakt me eigenlijk niet uit, hier in het bos. Of ik nu wel of niet veel lentebloemen zie, of ik wel of geen eten haal, of ik wel of geen zee zie, sawah’s, de Rialtobrug, tempels... Het bos is nu mijn biotoop en ik ben helemaal content.

zaterdag 27 maart 2021

International Space Station

Wat een opwindende avond! Neefje T. twijfelde of hij nog een avondwandeling ging maken, want hij was ook best moe na een dag online, studeren en fietsen naar Radio Kootwijk met een nieuwe maximumsnelheid van 51 km per uur, maar het was ook wel mooi, die schemering. 'Ga nu maar snel', zei ik, 'want het wordt heel snel donker net als de vorige keer.' ‘Ja, maar toen heb ik wel ISS gezien, ik wist eerst niet wat ik zag, maar het bleek te kloppen’.

Uuh, wat zeg je nou, wat is ISS? Dat blijkt dus het International Space Station te zijn die al twintig jaar rondjes om de aarde draait met een snelheid dat deze één keer in de anderhalf uur weer voorbij komt, ze maakt steeds andere rondjes en deze week vliegt ze over midden Nederland en dat is op 400 km hoogte. Je kunt haar volgen, waar ze precies is, wanneer ze aan de horizon opduikt. ISS zou straks zeven minuten te zien zijn en na 21.u wéér, drie minuten.

Ik was meteen enthousiast; een Space Station ter grootte van een voetbalveld, met constante bemanning en gewoon voorspelbaar wanneer deze te zien is, dat wilde ik wel meemaken. Dus we stonden buiten, keken over de toppen van de bomen zuidwaarts: 'Daar, daar is ie!' riep T. maar ik zag nog niks. Later reconstrueerde ik dat de rand van mijn hoed mijn uitzicht had belemmerd. ‘Hier moet je komen staan!' en hij duwde me zowat op de plek. Ik keek omhoog en ik zag werkelijk een soort van klein verlicht rechthoekje met twee lichtende streepjes aan weerszijden. Dat had hij weer niet gezien: 'Weet je het wel zeker?’ Ja, het was maar een heel kort moment, toen ik pal met mijn hoofd in mijn nek naar boven keek en het overvloog. 

Daarna keken we naar de sterrenhemel waar T. veel sneller dan ik van alles zag fonkelen, hij begon te tellen, in rap tempo zestien, ik zag nog niks...’Zie je ook de kleine beer, het steelpannetje, ik dacht dat ik deze daar ergens achter de bomen heb gezien, maar toen zat er nog blad aan de bomen, dus het bleef bij een vermoeden.’ Hij haalde een app tevoorschijn: SkyView Lite en daarmee verschenen alle sterrenbeelden aan de hemel en ook alle hemellichamen: zo bleek Mars als een roodachtig sterretje in het vierkant van takken van de berkenboom te staan. Nou wat leuk, nu kan ik met de gedownloade app de hele sterrenhemel zien en nu zag ik ook alle sterrenbeelden van de dierenriem om mij heen staan. En ja, het steelpannetje was er ook weer.

‘Nou kunnen we ook op YouTube zien wat de bemanning ziet terwijl ze rondvliegen, in een livestream’ zei T. Dus wij naar binnen en ja, je ziet exact waar ISS is in haar baan om de aarde: ‘Kijk, nu vliegt ie over de Bahama’s en over een half uur kunnen wij het weer zien.’  Die snelheid, wat ongelofelijk en dat daar dan in het echt nu mensen in zitten! Ook dat kon je bekijken, via Google Earth, ik zag claustrofobische ronde gangen vol draden en techniek, moesten de mensen daarin leven, is er nergens een beetje gezellige ruimte waar ze kunnen ontspannen en relaxen? T. moest daar om lachen. 

Linksonder in beeld verschenen er ook foto’s van verlichte steden die T. moeiteloos wist te herkennen: Las Vegas, Parijs, New York, Houston, Tokio en ook delen van continenten met voor ons langgerekte of verwrongen perspectieven, maar zo ziet het er dus uit in de baan rond de aarde. Ook het groene Noorderlicht dat gloort in de bovenste ronde rand van de aarde, ik had de foto in mijn gedachten al afgeserveerd als nep, maar het bleek boven Alaska te zijn met daaronder een gebied vol licht en drie grote steden op een rij, waarschijnlijk New York, Washington en Philadelphia. Er was één foto waarvan ik dacht dat het vast een aquarel-verftekening was van een bemanningslid, die vormen en kleuren waren helemaal nergens naar te herleiden.

Maar T. wist het te vinden door de foto ervan naar zichzelf te zenden en dan iets van reverse en dan zocht het internet vergelijkbare afbeeldingen voor je: het was Lake Mackay, een van de grootste zoutmeren midden in Australië van 100 km breed en hoog en de fotograaf was Scott Kelly en hij is de mens die het langst in ISS was: 340 dagen op een rij. Dan ontwikkel je wellicht als hobby fotografie, terwijl je een pistachenootje oppeuzelt, de noot die mij het meest ongeschikt lijkt om in de ruimte te eten door alle hulzen, tenzij ze al gepeld in het zakje zaten dat op een tafeltje stond, tezamen met tandpasta en ergens anders tomatenketchup en een Zwitsers zakmes, waarvan ik nu nog niet weet hoe dat kan in gewichtloosheid, was het niet een grapje, gefotoshopt?

Tussentijds waren we weer naar buiten gegaan om nogmaals ISS te gaan waarnemen, we zagen het, ik zag het plotsklaps verdwijnen hoog in de hemel en ondertussen viel er aan de andere zijde in het beeld een heldere vallende ster. 'Een vallende ster!' riep T.,'heb je dat gezien, mijn eerste vallende ster!!!' Wat hij gezien had en vol van was, dat was voor mij al gewoner. En voor mij was alles rondom ISS nieuw. En zo spiegelden onze opwinding aan twee kanten onder de sterrenhemel. 

vrijdag 26 maart 2021

Les over de maan

Vroeger, voordat ik dit boshuisje bewoonde, keek ik ook altijd graag naar de maan, vooral de volle maan. Die ik dan toevallig, als het ware, aantrof: in mijn achtertuin, aan zee, kamperend in Venetië of op het veld in het bos achter de duinen op Terschelling. Soms puzzelde het me wel: hoe kon het dat er een jaar was waar ik de maan helemaal niet zag, gedurende tien dagen?

Sinds ik hier woon is de maan helemaal een geliefd hemellichaam geworden. Ik zie haar in alle verschijningsvormen en ook elke keer weer op een andere plek. Hoe kan dat? En klopt het nou, dat de halve maan de ene keer aan de ene zijde donker is en dan weer aan de andere kant? 

En nu bleek dat neefje T. daar alle antwoorden op te hebben  en ging een hele avond voorbij om mij het uit te leggen, heel visueel, met een schemerlampje als de zon, een kaars als de aarde, een klein kommetje als de maan. Eerst vroeg ik mij af, of het de schaduw van de aarde was, die ervoor zorgde dat de maan niet altijd vol is, maar ergens klopte dat niet, omdat de maan als zij halfvol, in een rechte streep maar half is, zo’n schaduw kan aarde toch niet gegeven, of wel?

T. hielp mij meteen uit de droom: de maan staat veel te veraf van de aarde, haar schaduw heeft geen enkele invloed en om dat te demonstreren liep hij met het maanschaaltje weg van de tafel en ging helemaal in de hoek van mijn boshuisje staan: zie je wel, zo is het op schaal, de schaduw van de aarde kan nooit de maan raken. 

Maar hoe zit het dan wel? Welnu, wij zien altijd maar één gedeelte van de maan, het deel waar licht op valt, de achterzijde van de maan zien wij nooit. Doordat de maan draait om de aarde in 30 dagen, en de aarde zelf ook draait om haar eigen as, zien we steeds een andere maan, want het licht van de zon verlicht maandelijks, elke dag een ander stuk omdat de maan beweegt. Alleen bij volle maan, dan staat de maan in een rechte lijn ten opzichte van de zon en dan wordt dus volledig een zijde belicht.

Eerst demonstreerde hij dat met zijn vuist en liet die bewegen rondom de kaars, die de aarde was en dichterbij en verderaf van de schemerlamp. O ja,  nu kon ik zien dat een gedeelte van zijn vuist nooit in het licht kwam, maar ik snapte het toch nog niet helemaal.’Heb je niet iets ronds, een bal dus, nee die heb je niet.’ Maar ik had wel een hardgekookt ei en toen zag ik dus wat er gebeurde: de schaduw op het ei was écht  half of sikkelvormig, naar gelang waar de maan was in haar rondje rond de aarde! 

Dan is er ook iets rondom maanopkomst en de gang die deze maakt aan het firmament, net zoals de zon. Bij volle maan lijkt de maan zoveel groter, maar dat is optisch bedrog. En ook halve manen en de sikkel komen op, maar dan zie je het minder? Sowieso is de maan ook overdag altijd ergens aan de hemel, maar vaak onzichtbaar door het licht van de zon? Geloof ik. Want het begon me ook te duizelen, al deze nieuwe kennis. Zeker toen hij ook over lichtjaren en afstanden begon: één seconde is de afstand van zeven keer rondom de aarde. Dus stel je dan maar eens voor hoe groot de afstand is van één lichtjaar! 

Onvoorstelbaar allemaal... Een minuut bevat al zestig seconden... enzovoort. Hoe weet je dit allemaal riep ik, hoort dit nu bij algemene  kennis, heb ik zo’n slechte lagere en middelbare school gehad? Nee dus, gelukkig maar,  hij had zich erin verdiept.

donderdag 25 maart 2021

Een bijzondere familie

Gisteren, tijdens de laatste stralen van de avondzon, werd er weer een patroon zichtbaar van het sociale weefsel van mijn directe omgeving. Ik raakte aan de praat met een vrouw die in een huisje iets verderop achter woont, omdat daar centrale verwarming in zit. Maar zij bleek eerder in de caravan naast mij te hebben gezeten, die nu van de reislustige jongeman is, die pas drie keer is geweest tot nu toe, en daarna in de caravan aan de overkant van de straat, een gezin met twee kinderen die meestal elk weekend een nacht komen. Ze roemde de plek: We zitten hier op het einde van de wereld! 

Zij bleek de moeder te zijn van S. tegenover. Behalve S. hebben ze nog twee zonen. En toen vertelde ze dat haar ene zoon een man heeft en samen zijn zij de ouders van een kind van wie K. van de overkant de draagmoeder is. ‘Je zult haar nog wel wel zien, met haar vaders gaat ze in de zomervakantie meestal naar Griekenland, maar de overige tijd logeert ze bij ons. S. en K. werken beide in het onderwijs en die hebben dus lange vakanties. Ze voelt zich hier helemaal vrij en dan zegt ze ook wel ‘mama’ tegen K. en dat is voor iedereen ook oké. K. kan alles heel goed scheiden. Al tijdens haar zwangerschap vroeg ik hoe het met haar ging en dan zei ze: Dat moet je niet aan mij vragen, maar aan hen. En we wonen ook allemaal heel vlak bij elkaar in Nieuwegein.’

Ik vond het zo bijzonder! Dat alles nu zo optimaal was, binnen één familie. Die kinderen zijn zelfs meer dan halfbroertje en -zusje, want ze delen niet alleen dezelfde moeder;  de vaders zijn broers van elkaar. Was er geen Corona geweest dan waren ze nu druk geweest met het uitzetten van een speurtocht door de bossen en kijken waar ze eitjes konden verstoppen. Dan zijn ze met zestien mensen bijeen, en dat mag nu natuurlijk niet. Haar jongste drie kleinkinderen kennen de speurtocht ook nog niet, want vorig jaar kon het ook niet, en de oudste drie vertellen er in geuren en kleuren over.

‘We hebben ook wel heel wat tranen gelaten, eer het zover is gekomen’: de zoektocht van haar zoon en schoonzoon om een kind te kunnen adopteren, de afwijzingen van adoptiebureaus uit heel Europa omdat ze homo zijn, en uit Amerika kon het ook niet meer, zoals dat Paul de Leeuw wel gelukt is. Uiteindelijk zei K. toen dat ze wel draagmoeder wilde zijn. En toen volgden er nog eens heel veel procedures: beide gezinnen werden onderzocht en doorgelicht of ze wel geschikt waren, papieren over het kind dat zou worden afgestaan en bij de dood van de vaders wel direct in het gezin van K en S zou komen... Ze hadden eens uitgerekend dat het geheel hen wel €10.000 had gekost, wat het heel oneerlijk maakt voor stellen die zoiets niet kunnen betalen.

De slagroom op de taart was dat bij de geboorte de vaders in het ziekenhuis een kamer naast die van K. kregen en de baby in een rollend bedje van de ene kamer naar de ander kamer ging, zo was dat die eerste dagen, en een domper was toen thuis de eerste kraamhulp werd afgezegd, want die wilde niet voor twee homo’s kramen. Dat dit gewoon nog zo kan, zei ik, je zou toch ondertussen verwachten dat zo’n kraamhulp dan door de werkgever teruggefloten wordt. Gelukkig was er daarvoor in de plaats een heel lieve kraamhulp gekomen die de vaders in alles wegwijs heeft gemaakt en met wie ze nog steeds contact hebben. 

En toen kwam neefje T. aanfietsen die hier een paar dagen komt logeren, hij was met 41 km per uur op de elektrische fiets naar de supermarkt in Hoenderloo geracet om in te slaan wat hij zelf lekker vond: croissantjes, krentenbollen, borrelnootjes, twee en een halve liter melk. Aan avondeten had hij nog niet gedacht, maar morgen zou hij ook weer kunnen gaan, zei hij, kon hij meteen nog meer van de omgeving verkennen. De meer dan twee en een halve kilometer met het rolkoffertje van de bus door het bos, terwijl zijn rugzakje al onder de bagagedrager van mijn fiets zat, vond hij toch wel vermoeiend, zei hij onderwijl, hij voelde zijn voeten. Maar dat belette hem niet om na het avondeten, terwijl de laatste schemer al gloorde, een uur lang in het donker te gaan wandelen. Met zijn GPS kon hij niet verdwalen en er zat ook een zaklantaarn op zijn telefoon. Voor de allereerste keer deed ik de buitenlamp van het boshuisje aan.


woensdag 24 maart 2021

Le soleil sur l’agenda

Heerlijk, om als de zon schijnt meteen weer buiten te kunnen zitten, te midden van al het vogelgeluid; dat maakt het dat het als volop lente voelt in het bos, al die vogeltjes die zingen: lente, lente, lente! Af en toe het kloppen van een specht tegen een boom, of iets wat een kreet lijkt, of sprankelende jubeltjes. Ik zit op een nieuwe aanwinst: twee stoelen die hier bij de vuilnisbelt stonden, instelbaar met acht standen zodat je er bijna in kunt liggen. Naast mij een ronde BBQ die buurvrouw A., de engel, onlangs bij me had neergezet die ze had zien staan bij een afgebroken schuurtje.

In mei stopt bol.com met de service dat particulieren hun tweedehandse goederen te koop kunnen aanbieden. Een groot deel van de graphic novels onttrek ik aan dit circuit. Dus nu struin ik regelmatig in dit bestand, de kwaliteit is altijd goed, het wekt de indruk meestal maar één keer door de gebruiker gelezen te zijn. Dan bestel ik er meteen een heel aantal tegelijk: per zending betaal je €1,99 aan servicekosten. Dus nu heb ik een hele stapel nog ongelezen boeken.

Wat zo geweldig aan graphic novels is, dat het aanbod internationaal is en je zo moeiteloos op meerdere continenten tegelijk bent, en in verschillende tijden,  je hoeft daar nog niet eens het hele verhaal voor te gaan lezen; alleen eerst wat bladeren en plaatjes kijken volstaat. De grootste scheiding binnen het genre zit tussen de individuele artiesten, die zowel het verhaal zelf schrijven en ook alles zelf tekenen. En de verhalen die verteld worden in het Marvel en DC universum. Daar is de schrijver meestal een andere dan de tekenaars en wat ik hier telkens weer verfrissend in vind is dat men met de bestaande verhaalfiguren mag doen wat men wil. Er is een groot bewustzijn dat alles ‘maar’ een verhaal is en er elke keer weer nieuwe verhalen te vertellen zijn in dus ook, letterlijk, andere verschijningsvormen.

Daardoor zijn de goeden nooit zomaar goed, maar kunnen ook vervallen tot het bijna kwade, bungelend aan het randje of ze gaan bijna ten onder. Net zoals in het gewone leven dus: de superhelden zijn ook maar gewoon menselijk. Wat zou het fijn zijn, als dit relativerend vermogen meer ‘onder ons’ zou zijn... 'Lekker hé, zo in het zonnetje!’ zegt een mevrouw die lang loopt met een hondje. En zo is het. Ik doe maar even de klanken van Yves Duteil met zijn gitaar, dwars door het vogelgeluid heen: Le soleil sur l’agenda.

dinsdag 23 maart 2021

Schindlers List. O Parijs!

Het werd een latertje vannacht: heel laat op de avond besloot ik naar Schindlers List te kijken omdat ik dat al van plan was en ineens zag dat deze nog tot morgen te zien is op Netflix. Ik dacht: ik maak een beginnetje, als ik moe word kijk ik morgen wel verder, maar ik bleef wakker. Ik heb de film eerder in de bioscoop gezien, het stamt al van 1993 en was toen ook onder de indruk. Bijna geheel in zwart-wit, met alleen in het begin en op het einde brandende kaarsen in kleur en midden in de film die iconische beelden van een klein meisje in een rood jasje die Oskar Schindler ziet rennen tussen de drommen Joden, sjokkend, beladen met bagage, naar hun transport.

Wat een vakmanschap, dacht ik steeds, wat kan Steven Spielberg een verhaal zo razendknap in beelden vertellen.Tijdens het maken van deze film was hij ook bezig met de eindmontage van Jurrasic Park, wat een contrasten in dat ene hoofd.  Met E.T. en Indiana Jones weet je al hoe hij je meteen in een andere wereld weet te verplaatsen, maar dit gaat over echt verleden. Er waren in die tijd ook protesten: Joden vonden dat je de holocaust niet in beeld kon brengen en islamitische landen hebben de film verboden, toen het een wereldwijde hit werd, overladen met Oscars. Ook de muziek neemt je mee, het thema herken ik altijd onmiddellijk en er zitten ook Jiddische klanken in en de viool wordt bespeeld door Itzhak Perlman.

De film is zo rijk aan beelden, van bird-eye-vieuw tot kleine details en gezichtsuitdrukkingen: ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hedendaagse kunstenaars die ik op de Documenta zag of de Biënnale die de holocaust ook als thema hadden, dus heel goed naar deze film hebben gekeken. Veel shots deden me denken aan foto’s of installaties die ik heb gezien. De film eindigt prachtig: de echte overlevenden, in totaal 1100 Joden die Schindlers wist te redden in zijn potten- en pannenfabriek, leggen steentjes op het graf van Schindler in Israël samen met de acteurs die hen speelden. De film had als spin-off dat Spielberg een groot filmarchief aanlegde met interviews met alle overlevenden.

   

Ik zag de film overigens op een voor mijn doen hele grote tv die ik heb aangeschaft, na veel getwijfel welke ik nou moest kiezen en de doorslag gaf aan de lovende recensies over de leverancier: jongens uit Rotterdam, die uit zichzelf aanboden bij mensen om iets te komen installeren en héél snel alles opstuurden.En dat klopte: een uur later kreeg ik al bericht: Beste Mirjam... veel plezier ermee. De volgende ochtend was het er en toen duurde het nog minstens een week eer ik alle zenders kon ontvangen, want de zenders waren ‘gecodeerd’ wat dat ook mag betekenen. Uiteindelijk liet een instructiefilmpje op YouTube mij zien dat ik ergens in het toestel cijfertjes moest veranderen. Toch bijzonder hoeveel individuen de moeite doen om hun kennis en hobby’s te verspreiden. Voor sommigen een poging om er een verdienmodel van te maken, maar lang niet altijd. Maar dit terzijde.

Vanochtend dus wakker geworden met de muziek van Schindlers List in mijn hoofd en ik keek bij de New York Times, die elke dag een selectie geven van wat zij opvallend vinden. En daar stond in dat de Gilbert Jeune boekhandels, met de gele luifels en de grote oppervlakten met veel tweedehandsboeken en boeken uit de ramsj gaan sluiten, door de Corona: In the Latin Quarter, Paris’ Intellectual Heartbeat Grows Fainter is de titel van het artikel. Ik heb zoveel gestruind in die boekhandel. Net zoals in New York in  Chinatown, zal alles er anders worden...

Ach, hoeveel van mijn verleden gaat nu horen tot een voorgoed voorbij tijdperk? In  Quartier Latin beleefde ik mijn allereerste hotelnachten en was het een bijna jaarlijks terugkerend uitje in mijn studententijd: Parijs vanuit Quartier Latin ontdekken en er rond flaneren. Met tegen de rand, vlakbij de boekhandel Shakespeare & Company, dat pijpenla kleine Vietnamese eettentje, gerund door een familie, waar we bijna dagelijks de dag afsloten. Een handelwijze die ik 30 jaar later exact zo heb voortgezet, toen ik bijna een maand in Beijing was: een familie-restaurantje vlakbij mijn slaapplek. 

Centre Georges Pompidou omvat mijn levenspan:  toen ik er voor het eerst kwam was het hip en futuristische en trendy, je hart ging er sneller van kloppen, de roltrappen aan de buitenkant, al dat glas, zoveel moderne kunst in zoveel ruimte, maar in januari van dit jaar las ik dat het gebouw zeer verouderd is, er komt een renovatie die vier jaar gaat duren en ik dacht daarbij: zou ik het tijdens mijn leven nog enigszins vitaal kunnen bezoeken?... Het liedje uit die tijd was Butterfly, het Frans kon ik niet zingen, maar het refrein neuriede ik in Parijs met het verwachtingsvolle en de uitgelatenheid van de jeugd.

maandag 22 maart 2021

Maybe I am amazed

Om 17.15u wandelde de vos weer voorbij. Nu vanaf de andere kant, waar zij gisteren naar verdween. Vos trippelt met vlugge pootjes viel mij nu op, terwijl zij ‘de straat’ overstak, zag ik vanuit mijn raam, op een beetje hoogte, je kijkt ietwat naar beneden. Even stopte zij en keek alert rond, misschien komt daar het beeld vandaan, dat vossen slim zouden zijn. 

Het is een stille dag, met stil weer, ook in het bos geen geluid. Dat kan zó verschillen: het kan ook zomaar zijn dat je de snelweg in de verte heel goed hoort. Ik weet niet of dat wat met wind te maken heeft. Of nemen, nu de besmettingen weer oplopen, meer mensen de boodschap ter harte om zoveel mogelijk thuis te werken?

Voortbordurend op de ontdekking dat er kennelijk popliedjes zijn die ik vroeger naar God zong, om die onbekende grootheid maar even zo te noemen, besloot ik even af te dalen in mezelf om te kijken of er nog iets naar boven zou komen. En ja: daar is het: Maybe I am amazed en het is van Paul McCartney, zo blijkt. 

Maybe I am amazed, the way you love me all the time...Het gaat ergens vanzelf om een intense ervaring te personifiëren, al doe  ik daar de laatste jaren wel mijn best voor: om juist af te komen van een persoonlijke God, want voor je het weet is deze bekleed en beladen met allerhande menselijke eigenschappen die er zijn. Die God heeft zoveel kwaad gedaan en brengt nog altijd zoveel verdriet.

Terwijl in de ervaring het omgekeerd is: het woord ‘God’ komt spontaan in je op, als je ineens dat Tegenover, dat Andere ervaart, dat een bron is en wordt van dankbaarheid. Dankbaarheid; ongeacht je omstandigheden en dat dit blíj́ft, ook al gaan de dingen niet zoals je gepland hebt of zoals je dat wil. Alsof Iemand, ofzo, je lostrekt uit verdriet en gemis en je de andere kant op laat kijken, je leidt naar bronnen van leven. Maybe I am amazed: Als ik werkelijk stilsta en al het redeneren van mijn verstand uitzet, dan ben ik dat toch best al een poosje, in mijn leven. 

zondag 21 maart 2021

De vos keek mij aan

Wat is dat ontzettend leuk! Ik stond met een bordje eten binnen in de deuropening te genieten van de laatste vogelgeluiden. Het zijn zoveel verschillende vogeltjes, gisteren telde ik er vijf, maar nu was het meer een harmonische zacht minder worden van getjilp,  een soort van gestaag fluisteren in het hemeldak van bomen. En toen verscheen de vos! 

Zij liep rustig het terras op in dezelfde richting als de vorige keer en leek mij eerst niet op te merken. Op nog geen drie meter van mij af snuffelde ze langs mijn huisje en scharrelende ze onder een witte plastic stoeltje. Toen had ze me in de smiezen en sprong achterwaarts, meer de tuin in. Met de beweging van een heel grote kat, sluipend, oren gespitst, wat wegduikend.

Ik begon wat vriendelijke woorden te produceren: 'Hé jij daar, hoe gaat het met je, kom maar!' En ze kwam dichterbij en toen keek ze me recht aan. ‘Hoi!’ zei ik. Ze draaide zich naar de blauwe emmer met water, op nog geen twee meter afstand van mij en begon er wat uit te drinken. En daarna ging ze een beetje van mij af zitten, zoals een hond, haar staart zwaaide over de grond, te zwaar om te kwispelen, maar het leek er wel op.

Toen liep ze door naar iets achter het huisje en ging daar in de bladeren liggen. Het was ondertussen bijna donker, maar ik vroeg me toch af of ik nog een foto kon maken, dus ik liep naar binnen voor mijn iPad. Maar weer bij de deur gekomen, was ze weg. Het was 19.14u, een kwartier later dan de vorige keer, maar het wordt ook later donker. Leuk!

Something inside so strong: it must be love

Zo. Dat was een mooi optreden van Jeangu Macrooy als afsluiter bij Matthijs gaat door. Fijn om bij het ontwaken daar meteen aan te denken. Hij vertegenwoordigt Nederland ook op het Eurovisie song festival en na het dieptepunt in de verkiezingscampagne waar Wilders tegen Sigrid Kaag zegt dat zij een verrader is omdat zij gesluierd, onderhandelingen inging in een Arabisch land, is het toch een geruststelling dat ‘zwart’ en diversiteit zo duidelijk aanwezig is in de vertegenwoordiging van Nederland in de personen ook van Edsilia Rombley en Nikkie de Jager.

Het is toch ongelofelijk dat iemand van de volksvertegenwoordiging een ander een ‘verrader’ kan noemen. Je zou zeggen dat dit gewoon niet mag in een democratie, waar je hoopt dat zij die in het parlement en kabinet zitten een positieve voorbeeldfunctie hebben. Verschil van inzicht en mening oké, maar een ander in een zogenaamd politiek debat ‘een verrader’ noemen, is toch wel weer een nieuwe grensoverschrijding. Gelukkig weerde Sigrid Kaag zich goed, met de juiste emotie en is er nu die foto, waar de ‘nuffige’ Kaag, door Rutte met zijn teflonlaag op, glimlachend zo neergezet in een ander debat, toch  maar mooi uitgelaten op een tafel danst.

Jeangu Macrooy zag er in zijn verschijning ook zo stralend gemixt uit: een soort van gevlochten paardenstaart op zijn hoofd, kleding die zowel aan Afrika deden denken met blote armen maar met de hakken onder zijn laarsjes en een pofachtige broek, dacht ik ook even aan David Bowie. En dan het liedje dat hij per se  wilde zingen, Something Inside so Strong dat hij een tegenhanger of voorloper noemde van zijn eigen inzending voor het songfestival, ‘Birth of a New Age’

Hij luisterde vroeger vaak naar dat lied en het is geschreven door Labi Siffre en dat is een naam die ik allang niet meer gehoord had, maar ik had een LP die ik héél vaak draaide met op de hoes een heel jeugdige lachende jongeman weet ik nog, ik kan het helaas niet opzoeken, hier. Ik was dol op zijn stem, zo onbevangen en vol levenslust. Nog nooit heb ik hem zien optreden, tot nu toe: al véél ouder dan op de foto.

En er was éėn liedje waarvan ik het vaakst de groeven zocht om het in herhaling te horen, hoe ging dat ook alweer? Ja, daar is het: It Must Be Love. Een opname uit 1972, met mensen om hem heen uitgedost in de kleuren van de seventies, de jongens met androgyn lang haar, zodat ik écht twee keer kijk of het geen twee vrouwen zijn die zo intiem bij elkaar zittend aan het luisteren zijn. Ik hoor het en weet ineens dat ik dit liedje naar God zong. Die had ik toen net ontdekt:  ofwel die ontzagwekkende en nederig makende presentie die ik ervoer als niet-van-deze-wereld en alles overstijgend en alles verbindend: It Must be Love. 


zaterdag 20 maart 2021

Early One Morning

Vroeg in de ochtend... net na het ontwaken... dan lijkt het alsof alle lagen van mijn ziel tegelijkertijd transparant aanwezig zijn. Er is gemis, verlangen, verdriet; alsof ik in de droomfabriek met droomarbeid dit aan het verwerken was; alles en een ieder die er in je leven ooit was, tijden en personen, je kunt er nooit meer bij en het nog eens leven, maar tegelijk is alles en een ieder aanwezig om daar ook nooit meer te vertrekken.

Een nieuwe dag wacht op jou waarin alles wat je daar beleeft ook weer uniek is en in zekere zin onherhaalbaar. Dus je schudt de lagen van de toch al vergeten dromen van je af, alsof je je verentooi opschudt, en je begint opnieuw, elke dag weer, zo fris en kakelvers mogelijk.  En dan gebeurt het, dat na een lange koestering van een lentezon in de ochtend, op de bank, ineens dat oude liedje weer klinkt in mezelf: Early One Morning, het is een oud Engels folkliedje, en de weemoed komt terug.

Dat liedje deed voor mij op de lagere school hetzelfde als nu het ontwaken uit vergeten dromen in de ochtend: het bracht acute heimwee toen ik het voor het eerst hoorde en dat bleef ook komen, elke keer als het in de klas gezongen werd. Mijn eerste woorden Engels, denk ik nu ook, maar het leek alsof ik een oude vertrouwde taal sprak en nog lang voordat ik echt voet aan wal in Engeland zette, zag ik mij dwalen in groene valleien. 

Eigenlijk ken ik nu de exacte woorden niet meer, alleen die eerste zin: Early one morning, just as the sun is rising. Ik heb de melodie sinds de lagere school ook nooit meer in het echt gehoord, het weerklinkt alleen in het oor van mijn hart. Zou ik het nu kunnen horen?

Gelukkig is daar YouTube waar ondertussen het collectieve geheugen van tenminste de vorige eeuw, sinds er beelden zijn, te zien is. De techniek maakt steeds meer mogelijk: ingekleurde filmpjes van het straatleven van de eerste decennia van de vorige eeuw, die doordat ze ineens in kleur zijn, de mensen die er bewegen zo echt van vlees en bloed maken. En oude filmpjes die individuen hebben gemaakt van optredens van favoriete artiesten, misschien met een oude Betamax-camera gemaakt, (‘Betamax’, zo heettte dat toch?, het woord schiet mij nu zomaar te binnen), zijn oplaadbaar gemaakt voor You Tube. Maar dit terzijde.

Een jongen met een Aziatisch uiterlijk met twee meisjes op een harp aan weerszijden, in de entourage van een kerk: met hen durf ik de gok wel aan om het liedje zoals het in het hart weerklinkt, naar het hier en nu te trekken. En daar klinkt het en hoor ik die andere regels die mij vroeger zo weemoedig maakten: O, don’t deceive me, o, do not leave me... Het voelde als een oeroud liedje, ik was misschien acht ofzo, toen ik het voor het eerst hoorde. Het liedje was als een portaal waarmee ik even in een andere wereld stapte, die ik kende van een tijd voordat ik leefde, als dat zou kunnen.

vrijdag 19 maart 2021

'Nee zeggen, omdat je vrij bent'

In Trouw (16 maart 2021) staat een wetenswaardig artikel. Een interview met ex-diplomaat Edy Korthals Altes. Als ambassadeur van een NATO-land was hij indertijd verplicht om het akkoord rondom wapenwedloop te vertegenwoordigen en uit te voeren. Toen kreeg hij een droom in 1984: er was een grote kerk op een heuvel, hij wilde er eerst niet in maar een oude vrouw pakte zijn hand en leidde hem naar binnen. Hij zat links van het altaar en zag zaagsel uit het houten kruis voor hem op het gezicht van Jezus vallen, die hem aankeek. Hij ervaarde toen ineens zo’n compassie en in de levende ogen ziet hij één vraag: Wat heb jij gedaan met jouw mogelijkheden op dit kritieke moment? Dit leidde tot een groot artikel in Trouw in 1985 en zijn eervol ontslag. Sindsdien is hij zich gaan inzetten voor een nieuw denken rondom vrede en veiligheid en bevordering van de samenwerking tussen wereldgodsdiensten en geestelijke vernieuwing.

‘Nee zeggen, omdat je vrij bent’, is de titel van het artikel. Het getuigt van de potentie in mensen om uit te stijgen boven de raderen van het alledaagse en de macht van de gewoonte; hij noemt het ‘een bewustzijnservaring’: ons weer verbinden met de oergrond , de samenhang en het wonder van het leven ervaren en dat kan alleen met een verandering van motivatie: je durft nee te zeggen vanuit de ervaring van het wonder van het leven.

Je hoeft alleen maar aan ‘de banaliteit van het kwaad’ te denken, zoals Hannah Arendt dat genoemd heeft, waar ze het monster Eichmann, de nazi kampbeul en executeur tot een onbenullig individu maakte: een mannetje dat alleen maar bevelen opvolgde, zoals het hele raderwerk onder hem dat ook gedaan heeft. Dan zie je de twee wegen in de Y-vorige splitsing op jouw weg en elk individu heeft deze keuzemogelijkheid.

Ik herken zo’n bewustzijnservaring zoals Edy het noemt wel. In christelijke theorievormingen wordt het ook wel ‘mystieke ervaring’ genoemd, maar deze ervaring is daar weer opgesloten geraakt in een kerk van mannen en macht, in plaats van vrij en vrolijk de marktplaats op te gaan zoals binnen Zen en de jongen met de os gebeurd. De kern van de ervaring is compassie en openheid en je niét willen en kunnen verbinden aan machtkaders en doctrine.

De ervaring van een Jezus die je vanaf een kruis aankijkt en je wereld weer openbreekt had ik, toen ik na meditatie mijn ogen opendeed en keek naar het geschilderde  kruis van  San Damiano. Pas later ontdekte ik dat ditzelfde kruis tegen Franciscus van Assisi gesproken  had: ‘Kom en herstel mijn huis.’ Het maakte mij tot lid van de Franciscaanse Beweging en deed mij wonen en actief zijn in franciscaanse kloosters: de Kapucijnen en de Clarissen zijn takken van dezelfde boom.

Dát een droom als een visioen kan zijn, weet ik ook. Jarenlang, mijn hele puber- en adolescententijd was een terugkerende droom, dat ik in een oude stad was vol kronkelstraten, aan zee. Uit die zee kwam plotsklaps een tsunami en ik moest daarvan wegrennen, vaak met een groep gelijkgezinden. In de loop van de tijd was ik eerst dicht bij het strand, en later steeds meer in de oude stad zelf, naar hypermoderne futuristische wijken  en uiteindelijk naar hoger gelegen gebieden. De tsunami sleurde mij nooit mee, ik wist er altijd aan te ontsnappen. Vaag zag ik wel de onderliggende symboliek, zoals Jung archetype’s ontwaarde: de zee is een moedersymbool en mijn relatie met mijn moeder was heel complex en op zijn zachts gezegd: turbulent.

En toen kwam de allerlaatste droom, ik wist het toen ik daar wakker uit werd: dat ik nooit meer zou dromen van een dreigende en opkomende zee. Ik zat op een groen heuveltje iets buiten de stad in een ronde glazen kas die van de buitenkant begroeid was met bloeiende rozen. Er stond een rond tafeltje in die kas met daarop in een glazen vaasje één bloeiende grote rode roos. Ik zag aan de horizon de zee rijzen en uit die zee kwam één grote golf en die tikte met haar puntig uiteinde het glas van de kas open. Ik wilde de roos pakken, maar daarvoor in de plaats viel het vaasje om en raakte een doorn van de roos mijn onderarm, er vloeide een druppel bloed, zo rood als de roos zelf. Met dit beeld werd ik wakker.

‘Nee zeggen’, zonder weg te rennen en daarbij ook leven met het oordeel van je omgeving dat je laf bent, of in de steek laat, of verraad pleegt of niet solidair bent of ‘moeilijk doet’... Ook dat hoort bij deze ervaring en dat is eigenlijk heel paradoxaal. Juist vanuit de ervaring van gezamenlijkheid en verbonden-zijn, zeg je: Nee. Toch is dat hoe het is: wegrennen laat je nooit de liefde zien en voelen. Door stil te staan zie je de roos. Die roos kun je niet pakken, maar wel zo dicht erbij zijn, dat de doorn je kan prikken en je ook pijn kan geven. Desondanks geeft dat juist het gevoel dat je echt leeft en zie en ervaar je om je heen ook de intense bloei van de roos.

woensdag 17 maart 2021

Een vos liep voorbij

Nou ja! Ik hoorde mij hardop een kreetje slaken: het is bijna 19u in de avond, het schemert nog met roze wolken achter de bomen en er liep net, pal langs het glas van mijn terrasdeuren, een vos voorbij! Ik wil het maar even genoteerd hebben in een blog. Ook de laatste vogels fluiten.

Al schijnt de zon niet, het is toch al zo overduidelijk lente in het bos. Heerlijk. Dan hier toch ook maar een liedje dat ik steeds in mijn hoofd heb, het doet denken aan de tijd dat ik India niet uit kon twee jaar geleden en  toen was het Arcade van Duncan Laurence, dat ik gelanceerd zag worden onder mijn klamboe in de roze kamer aan zee. En dat ik zag groeien in populariteit, wereldwijd, tot het dan het songfestival won. Het liedje thematiseert die tijd. 

Nu is het een liedje van Sophia Kruithof, haar nieuwste single: Runaway, ik heb een ernstig zwak voor haar en vind haar stem zó prettig. Een timbre dat zacht is met iets van melancholie. Tegelijk is ze nog zo jong, pas 18. ‘I am not afraid, now that I'm dancing in the rain’, zingt ze. 

Een vos liep voorbij. Het zag er heel doelgericht uit met haar spitse kop naar voren. Ik ben zelf helemaal niet doelgericht. Ik ren ook niet weg, ben prima op mijn plek hier, maar het liedje gaat over vertrekken en ergens anders weer aankomen. Ik zou willen dat ik zeker wist, dat dit altijd zo is: dat je altijd weer ergens aankomt, als je bent heen gegaan.

Eekhoorntje. Crea-Bea. Een huis in Engeland

Zonet zag ik voor het eerst, hier, een eekhoorntje scharrelen tussen de struiken. Ik twijfelde of ik ‘eekhoorn’ zou opschrijven want ik vond haar zó groot! Het was een helemaal klassieke, zoals je het voorstelt: roodachtig met een flinke zwierige luchtige pluimstaart, qua volume even veel ruimte innemend als haar lijfje. Precies zoals op de prent van Mance Post, op de voorkant van het boek van Toon Tellegen; Misschien wisten zij alles. 313 verhalen over de eekhoorn en andere dieren, zie ik, nu ik het donkerroze boek erbij pak. Tellegen zegt ook 'eekhoorn', maar ik heb altijd 'eekhoorntje' gezegd, het verkleinwoord.

Even dacht ik: dat komt omdat het een klein dier is, maar dat is onzin, ik zeg wel gewoon ‘muis’ en ‘mier’ en ‘konijn’ en  ‘hamster’, enzo. Welbeschouwd kan ik geen enkel ander dier opnoemen dat ik verders met een verkleinwoord aanduid. Toch intrigerend, hoe kan dat, binnen welke andersoortige categorie valt het eekhoorntje dan, in mijn brein? Ik zag ze ook in het wild bij de caravan in Schaarbergen, maar die waren in mijn herinnering kleiner dan wie ik nu zag, komt het daardoor? In natuurparken in Amerika waren ze zó tam dat ze op de picknicktafels vlak voor je neus voorbij sprongen. De Amerikaanse squirrel is ook een stuk kleiner en niet roodharig. Die in Schaarbergen waren ook bruinig. Misschien daarom. Enfin.

Daarvoor was het eerste wat ik deze ochtend deed, nog voordat ik koffie ging zetten, iets van een boom schilderen met een wit kloddertje verf, op de gewaterverfde tekening die ik gisteren vroeg in de avond opgehangen had, resultaat van een middagje crea-bea. Het geheel kleurt ook bruin en dat is van de aarde hier uit het bos. Het is een soort spiegeling van het andere wat er al hangt, met aarde uit mijn tuin in de nieuwbouwwijk. 

Ik wist helemaal niet wat voor afbeelding ik wilde maken. Alleen maar dat ik met ‘rood’ wilde beginnen. Nu is het toch vaag iets van een landschap geworden, waar ‘rood’ explosief bijna in het midden knalt en alles openbreekt, als een wond en een roos tegelijkertijd... Daarnaast aan de horizon een kleine witte boom op een heuvel, zo blijkt. Ik hing het al op, maar wist dat het nog niet helemaal af was en vanochtend zag ik meteen wat er nog in hoorde. 

Het crea-bea ontstond omdat ik in een luisterboek verzeild raakte: Een huis in Engeland van Maarten Asscher, door hemzelf ingesproken. Dat levert wel een meerwaarde op, het gaat over zijn bezoeken tijdens zijn vakanties als jongetje aan zijn grootouders in het heerlijke huis, dat hij kamer per kamer doorloopt, inclusief de bloeiende tuin, tijdens zijn nachtelijke wandelingen in zijn hoofd om zo om te gaan met slapeloosheid. In het gemoedelijke gekibbel van zijn grootouders over de juiste Engelse uitspraak van woorden is het letterlijk evocatief als je ze nu door de schrijver zelf hoort uitspreken. 

‘Engeland’ heeft nu iets troostends voor mij door het boek van Bill Bryson De weg naar little dribbling, dat ik hier heel langzaam gelezen heb. Ook het terugkeren naar dat huis in Engeland is voor Asscher troostend en kalmerend tijdens doorwaakte nachten. Hij weet prachtig via voorwerpen of details een scala aan werelden en gevoelsnuances op te roepen. Zo gaat er een stukje over de handen van zijn oma, hoe bedrijvig die waren, wat deze allemaal aangeraakt en gemaakt hebben.

Toch zit er vanaf het begin ook een cliffhanger in dit bewegelijke boek, dat van dat huis in Engeland ook bijvoorbeeld gaat naar één of ander gadget dat hij rondom Parijs vindt in een pop-up Japans winkeltje, tegen slapeloosheid. Het zou rustgevende vlekken op het plafond projecteren, maar als hij dat wil gaan uitproberen in een hotelkamer in het buitenland, om zijn partner er niet lastig mee te vallen, dan krijg hij het ding niet door de douane. En dat thema van ‘de grens over, bevrijding vinden’, zit ook in de geschiedenis van zijn familie: Joods, velen hebben de oorlog niet overleefd, maar zijn grootouders wél, alhoewel ze al in Westerbork  waren, hoe kan dat?

Langzaam wordt in het boek het plot uiteengelegd. Er was een list, waar een oudtante, christelijk, wel glashard heeft kunnen liegen, dat er een Arische voorvader was, waardoor zijn grootouders niet volledig Joods waren en zo alsnog weer uit Westerbork, het doorgangskamp naar de vernietigingskampen, konden vertrekken. Maar er is nog iets: in dat hele huis in Engeland is elk spoor van een tweede Wereldoorlog afwezig. Wilden zijn grootouders deze donkere bladzijden definitief uit hun leven verbannen? Er is een stenen beeld van een meisje op een bankje dat wat triestig voor zich uit kijkt onder een boom in de tuin... Op het einde van het boek komt Maarten achter iets wat wel een waarheid moet zijn: zijn grootvader was niet bereid om twee nichtjes van hem die de oorlog hadden overleefd op te vangen, zij zijn via pleeggezinnen grootgebracht, niet in dat heerlijke huis uit Maartens jeugd...

Hij strijdt daarna: moet hij zijn grootouders hierom veroordelen? Wat kan hij nou weten van hun beweegredenen, wie zegt dat hij niet hetzelfde had gedaan?... Uiteindelijk zorgt hij ervoor, samen met zijn broer, dat er een bankje ter ere van zijn grootouders komt in Kew Gardens, waar hij met beiden afzonderlijk veel in heeft doorgebracht en dat leverde twee verschillende tuinen op: die van zijn grootvader technisch en descriptief, die van zijn grootmoeder romantisch vol geuren en kleuren.

Dit boek beluisteren, tezamen met onderwijl wat kleuren en met een vinger aarde en eierschalen op het papier wrijven, gedachteloos, het was een mooie parallelle combinatie. Een kleine oefening in bewegelijkheid, bedenk ik nu, wat ook een thema van het boek was. En troost vinden in de dingen... Zo’n eekhoorntje past daar ook wel bij: kwikzilverachtig van het ene in het andere huppen: leven is beweging. 


dinsdag 16 maart 2021

Geef Mij Je Angst

Vanochtend word ik wakker en hoor het eerste gefluit van een merel, het geroekoe van de grote bosduiven. Er trippelt een vogel op het dak. Het was weer wennen: de rust en stilte met vogelgefluit, na het dagenlang loeien van wind en storm rondom het huisje.En vervolgens komen de woorden en het liedje van André Hazes: ‘Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug.’ Het is al een aantal jaren het laatste liedje in ‘The Passion’, waar Jezus dan vanaf een hoge kerktoren of een ander gebouw dit zingt: de verbeelding dat hij verrezen is.

Wat ik wel grappig en opmerkelijk vond, toen ik alle evangeliën herlas was, dat overal de leerlingen en zijn geliefden aanvankelijk Jezus helemaal niet herkennen als hij voor ze verschijnt. Dat is psychologisch toch gek, zou je denken: je herkent toch zeker wel, degene die je zó dierbaar is? Of klopt het juist wel en zit dát juist in de levenservaring? Niet triomfantelijk en glashelder komt iemand terug en is aanwezig,  eerder indirect, verborgen in de tekens en de ruimtes die we zelf maken...

Dat is ook wat er nu zoveel dagen op Bali gevierd wordt: dat de voorouders op bezoek komen en dus worden alle tempels in alle familiecomplexen versierd en eet en drinkt men met elkaar, ja ook dus met de voorouders, want eerst wordt een  deel van de lekkernijen in torenhoge stapels bij de kleine altaartjes, onder de afdakjes gezet.

Pas zag ik André Hazes het lied zelf zingen. Vol ook met zijn eigen ego: zwetend, een gespannen gezicht vol emotie waar je ook nog zijn eigen angst voor het optreden en andere dingen die ook door zijn hoofd heen razen, ziet. Helemaal geen serene superioriteit of iets wat daarnaar zweemt, zoals Jezus in The Passion.

Ook hierbij eigenlijk datzelfde mechanisme: tijdens zijn  leven was André Hazes die volkszanger, voor een heel bepaald  publiek, na zijn dood werd hij door alle lagen in de bevolking omarmt en zijn liedjes van  hem klassiekers geworden. Wie je bent en wat je betekenis is blijft vaak verborgen, het is een kwestie van kauwen en herkauwen wil het kunnen voeden en zo weer leven geven.

Daar zingt hij dan: met een zwartje hoedje op, een dikke zilveren ketting en armband om, de parafernalia van een mens uit het volk. Wel in een dampend stadion vol mensen en een orkest: ‘Geef mij nu de nacht, ik geef je morgen terug’. En vandaag begint er na een nacht weer een nieuwe dag.

maandag 15 maart 2021

I still believe ( Danny Vera)

Het lijkt erop alsof er een nieuw tv-concept uitgevonden is in deze coronatijd; in een heel grote studio of zaal een heel aantal kunstenaars, artiesten en muzikanten uitnodigen die om beurten dan optreden en dus ook naar elkaar luisteren en kijken. Misschien begon het met Wende’s Kaleidoscoop, echt een prachtig programma en ook al herhaald en sinds januari is er Matthijs gaat door, en gisteren ontdekte ik On Stage waar Nadia Moussaid één gast het geheel laat samenstellen en gisteren was dat Danny Vera.

Het is opwekkend om te zien dat iedereen in dit concept zo werkelijk heel erg blij is om eindelijk weer te kunnen doen wat ze doen en wie ze wezenlijk zijn: optreden met elkaar, en voor publiek en zelf ook weer muziek ontvangen van levende mensen om je heen. Dat heeft deze coronatijd toch wel heel erg zichtbaar gemaakt: dat alles wat je deelt met elkaar ook de warmte van lijfelijke aanwezigheid nodig heeft, hoe alles dan letterlijk zweet en ademt, dat lukt niet vanaf een scherm.

Mark Rutte meldt in een interview met Trouw dat ook over zijn geloof gaat (jarenlang een volstrekt taboe om daar in de openbare ruimte over te praten, het hoorde tot diep in de verborgen regionen van het privé-domein), dat hij toch wel het bestaan van God ziet toen hij André van Duin het liedje ‘Voor Altijd’ zag zingen, over en voor zijn overleden man, begeleid en op de muziek van Danny Vera, in ‘Matthijs gaat door’: hoe Danny op het laatste ook kijkt naar André.

Een godsbewijs dus, als je twee mensen intens betrokken ziet op elkaar... Bij het componeren dacht Danny ook dat alleen André dit kon zingen. Danny Vera zegt op zijn beurt in On Stage dat hij zelf niet religieus of gelovig is, tenminste niet in de traditionele zin, maar dat veel van zijn muziek toch gospel-invloeden heeft. Hij komt niet goed uit zijn woorden hoe dit dan zit, dus pakt hij  zijn gitaar en zingt : Weak and Weary.. Heel ontroerend: dat wanneer je je klote voelt, alles helpt als je je richt naar een ‘you’. Het programma opende met Another Goodbye, waardoor ik zappend meteen bleef hangen. De woorden ‘I still believe...’ zijn prominent aanwezig. Pas later bleek hij het geschreven te hebben na het heengaan van zijn vader.

Ja, dit liedje schrijnt... maar wel op een helende en zachte manier. Misschien is dat het enige godsbewijs dat geldig is, want ook écht aantoonbaar, zonder holle frasen;  dat wanneer je zegt dat je blijft geloven en je je richt naar you, elk jij, elke andere in intense betrokkenheid, je nooit alleen en verlaten bent, het universum is altijd bewoond.

zondag 14 maart 2021

Leven op Bali

Op Bali is nu hetzelfde meerdaagse feest gaande als dat ik er vorig jaar zo uitgebreid en intensief heb meegemaakt. Gusti Koko bij wie ik vorig jaar een maand verbleef in een kamer op het familietempelcomplex, doet er uitgebreid verslag van op Instagram. De hoekkamer waar ik verbleef is onder het beheer van zijn ouders, tegenover de kamers waar hij zelf met zijn vrouw en dochtertje woont. Onlangs filmde hij een gigantische regenbui vanaf zijn balkon en exact zulke regenbuien maakte ik er vorig jaar ook mee: daar stond ik aan de overkant met de geurige aarde, het glanzende groen, het grijze gordijn van regen om mij heen. Hij is verders toerist-guide en runt zijn eigen Homestay helemaal achterin het complex, maar nu heeft hij met de lockdown natuurlijk ook niks te doen.

Dus hij filmt zijn eigen leven, nu: ik zie hem meebouwen aan iets in de dessa, eerst graven met een schop en toen met cement metselen, zijn vader deed ook mee, en vervolgens met het dak van palmtakken in de weer die ergens anders gevlochten worden en met een vrachtwagentje worden gebracht. Ik weet precies waar het is: over dezelfde weg door de sawah’s heen, heb ik talloze malen gelopen. En nu filmt hij dus feestelijke activiteiten: ik zie zijn moeder en vrouw het familiecomplex en de tempeltjes zegenen, zijn dochtertje maakt met een pan het geluid van een klinkende trommel. Ik zie een vrouw op de markt van Payagan een  zoete lekkernij in palmblad met de handen klaarmaken... dezelfde markt waar ik vorig jaar voor het laatst mij onder de mensen heb begeven. Ik vloog die middag naar huis en ben meteen in quarantaine gegaan, eerst in mijn eigen achtertuin en nu in het bos.

Ik zie het grote tempelcomplex Pura Hyang Api, op 1,3 kilometer van Gusti Koko’s Homestay waar ik vorig jaar elke dag ging kijken en zie hem er nu met zijn familie. Het is er even druk als vorig jaar, alleen zie ik de mensen wel met mondmaskers, er komen Barongs aan dansen en nergens is er verder sprake van een 1,5 meter samenleving. En ik zie een activiteit waar ik niet aan heb kunnen deelnemen: in een groot overdekte zaal, ik vermoed de ontmoetingshal bij een tempel, zie ik mannen saté bereiden, het roosteren, een heel lange grote ‘tafel’ op de grond maken met palmbladeren en daar eten dan alle mannen, genoeglijk naast elkaar: 'Makkan, makkan bersamah!', samen eten!, roept eentje in de camera. Een feestelijkheid alleen voor mannen dus, van alle leeftijden, maar hij maakt ook een foto met drie leeftijdsgenoten, één met sarong, de anderen in korte broeken en slippers en zet daaronder Instagramwaardig,  smileys en ‘Broo’s: broeders, dus.

Ook vorig jaar constateerde ik al dat dit Balinese leven gewoon doorgaat, in een soort van parallelle werkelijkheid naast de hele toeristenindustrie en de westerse scène. Ik kan het aantal westerse mensen die ik gezien heb op twee handen tellen. En nu dus weer het scherpe contrast met filmpjes op YouTube: Bali in lockdown: gesloten terrassen, winkels, uitgestorven straten. Maar niet dus midden op het platteland in dessa Keliki Kawan. Dat is een troost.

zaterdag 13 maart 2021

Some days are diamonds

Hoe het steeds is, dat die hele oude liedjes bij mij boven komen. Van die vertrouwde stem, hij is de enige waarvan ik wel kan zeggen dat ik daar in mijn puber- en adolescentjaren ‘fan’ van was. Sommige liedjes zijn een soort van mantra’s geworden. Zoals Sunshine on my schouders, zo subliem simpel.  Vandaag word ik wakker met een liedje wat ik helemaal niet zo vaak beluisterd heb: Some days are diamonds, some days are stones. John Denver, dus. 

Wat ik van gisteren weet is dat het volgende het diamantje daarin was: ook met dat beeld werd ik wakker. Het leek er toch werkelijk op dat na alle regen de zon even doorbrak, dus ik besloot nog even naar de pakkettenkast van de receptie te wandelen, er zouden nog drie dingetjes aankomen. Dus zonder paraplu de hort op. Maar halverwege, het is bijna 1 kilometer,  begon het zachtjes te regenen en bijna aangekomen heel hard en kon ik nog net schuilen onder het afdakje van de pakketten kast. 

Ik zag een donkergrijze wolk voorbijdrijven met daarachter het felle gele licht van een zon die ik verder niet zag. De regen werd minder en veranderde in hagel. Oké hagel, daar kun je wel doorheen wandelen, dat ketst af tegen je jas, dus toen die wat minder werd begon ik te lopen, dwars door het recreatiepark. O, ja het is vrijdag, bijna tegen de avond, dan zijn veel huisjes bewoond. De hagel stopte. 

En toen kwam ik in een tussen stukje bos, op een weg tussen twee recreatieparken in, en plotsklaps hoorde ik heel harde hagel op de huisjes om mij heen kletteren en in de lucht en aan de horizon boven de bomen was een heel intens oranje gloed, maar waar ik stond was geen hagel. Ik was op een droog stukje en het trof mij dat het zo vlakbij om mij heen zo stil en sereen was...

En dat was het diamantje van de dag en eraan terugdenkend blijft het schitteren. Het heeft iets schitterends. Vraag mij niet naar een ‘waarom’? Die diep oranje gloed aan de horizon verwarmt het hart.

 

Some days are diamonds

When you asked how I've been here without you
I'd like to say I've been fine and I do
But we both know the truth is hard to come by
And if I told the truth that's not quite true

Some days are diamonds, some days are stones
Sometimes the hard times won't leave me alone
Sometimes a cold wind blows a chill in my bones
Some days are diamonds, some days are stones

Now the face that I see in my mirror
More and more is a stranger to me
More and more I can see there's a danger
In becoming what I never thought I'd be

Some days are diamonds, some days are stones
Sometimes the hard times won't leave me alone
Sometimes a cold wind blows a chill in my bones
Some days are diamonds, some… 

donderdag 11 maart 2021

Boshuisje-leven

Een groot genoegen van wonen in mijn boshuisje is de relatieve eenvoud waarmee alles geschiedt, hoe je de dingen anders doet en op nieuwe dingen komt. De wortels daarvan zitten in mijn camping-ervaring: leven in een tent en elk stukje grond daarvan optimaal benutten. En de haarvaten daarvan gaan weer terug naar toen ik een kind was en elke avond in bed een knus plekje maakte voor mijn knuffelbeesten, hoe ze op een rijtje naast elkaar, elk een eigen wereldje vormden en ik elk even gedag zag en aandacht gaf, voordat ik ging slapen.

Het boshuisje is dan de MAX aan luxe, het is als een paleis zo groot en luxe, in verhouding tot een tent. Maar er zijn wel dezelfde soort principes als bij het tent-leven. Ik doe de was met de hand, in één was alle onderbroeken of twee t-shirts tegelijk. Hier ontdek ik dat één laken per dag of één spijkerbroek ook kan. En dat doe ik met opgevangen regenwater in een emmer en flessen, dat ik warm maak in de waterkoker. Tot nu toe heb ik daarvoor  genoeg regenwater, maar in de zomer zal het misschien weer kraanwater worden.

Rondom koken zijn de recepten in het campingleven zo eenvoudig mogelijk: eenpansgerechten of via de hooikistmethode overdag rijst maken: een pannetje in mijn slaapzak wikkelen. Hier in mijn boshuisje slaap ik alleen onder de uitgeritste slaapzak en doe er geen pannetje tussen; ik heb hier vier pitten tot mijn beschikking in plaats van maar één, in de tent. Toch eet en kook ik zo eenvoudig mogelijk en het smaakt me, net zoals bij het kamperen altijd uitstekend. Het is net alsof de extra smaakmaker dat genoegen is dát  je een maaltijd kunt bereiden en dat je die zo’n beetje in de natuur opeet.

Hier heb ik het Braadkuiken uitgevonden, die tegemoetkomt aan twee genoegens: kunnen kluiven aan de botjes en een beetje vlees. Met één braadkuiken kan ik bijna vijf maaltijden bereiden: de eerste dag bestaat altijd  uit de twee grote poten, heel Nederlands met gebakken aardappels en appelmoes en eventueel sla. Die pootjes zijn veel malser dan bij een grote kip, want jong. Dan komt de dag dat ik iets doe met het kipfilet en dat kan iets Oosters of Indonesisch zijn met rijst, of in en bij een pasta, of gewoon wéér lekker Nederlands met een roomsausje en wat champignons ofzo. Vervolgens zit er nog genoeg vlees aan het karkas en zijn er nog de twee kleine kluifjes: die wok ik, tezamen met groenten en bijvoorbeeld een teriyakisaus met mie. Dan zijn er nog de lever, het hart en de ruggenwervel  in een apart zakje waarmee ik ik een maaltje bereid met uien, geraspte wortel, gekonfijte gember, tomatenketchup en zoete chilisaus. Tussentijds bewaar ik alle botjes en die doe ik met het geraamte in een pannetje en daar trek ik soep van door deze de hele dag op de kachel te zetten. Resultaat: voor € 3,05 heel veel eetplezier.

Tijdens de storm overdag, gisteren, voel je ook dat je in de natuur leeft. In een tent ben je altijd bezorgd voor het waaien en of deze het wel houdt, dat hoeft niet in het boshuisje, dacht ik gisteren en verwonderde mij dat het binnen windstil is terwijl de toppen van de bomen om mij heen alle kanten opzwiepten en ik de wind door de kachelpijp hoorde. Totdat iets van een tak toch de buitenkant raakt, je even opschrikt, want dat klinkt héél dichtbij. Het blad waaide en danste alle kanten uit, ik zag de koolmeesjes razendsnel duikvluchten nemen en via de takjes omhoog krabbelen, bij flarden zon  jagen de wolken tussen de bomen en op het einde van de middag was er kort een regenboog. 

Al het oude eikenblad uit de tuin van de buren was in hopen mijn terras opgewaaid en dat hark je dan weer weg. Ik zag bij de andere buren dat een raampje van hun caravan openging  en dat heb ik weer dichtgeklapt. En zo heb ik dan best een interessante dag op de 30 vierkante meter, binnen in mijn boshuisje.

woensdag 10 maart 2021

Concert van de Hoop

Buiten loeit de wind en dat heeft wel wat in mijn boshuisje. Je hoort de ruimte om je heen. Morgen komt er nog meer storm. Ik had al eerder slechter weer verwacht, dus daarom maar in de ochtend gaan wandelen, rondjes op en af in het bos hiernaast, ik leer steeds meer hoe de paadjes lopen en hoe ze aansluiten op elkaar. En ondertussen is er ook rouw, het is niet anders... Er is er eentje uit het nest gevallen en dat voelt als een soort van amputatie, alsof die vogeltjes bij elkaar nu nooit meer knus en warm naast elkaar kunnen liggen...

Alsof het nest niet al gehavend was... Maar toch voelt dit anders: dit is onomkeerbaar, er valt niks meer te hopen dat er een weg terug en naar elkaar is... Er is een leegte. Ik weet dat nog wel van eerder: je kunt van alles doen en daar ook best wel in opgaan en daarvan genieten. Of de vergetelheid zoeken, afleiding vinden, maar elke keer kom je toch weer terug bij dat ene: er is iemand van wie je houdt uit de tijd gevallen... En je hoopt dat hij er ergens nog is en soms voelt dat ook zo, onverklaarbaar maar toch ook niet te negeren.

Ik kijk nu naar Het Concert van de Hoop, door de EO, live op de tv. Dat doen ze toch best goed, het begon sterk met een liedje dat Stef Bos zong: ‘Samen Staan we Sterk’ en daarna doen mensen hun verhaal: een opvanggezin, drie dagen in de week in deze Coronatijd voor een jongen met ADHD, een renmaatje met een stok van 1,5 meter tussen hen in voor een vrouw die bijna blind is. En dan weer hoopvolle liedjes zoals Light and Shadow, door OG3NE, drie zusjes die hun moeder verloren hebben. En dan volgt ook natuurlijk, een man die door Het Geloof zijn leven op een ander spoor kon zetten. Van mij mag de EO dat blokje rustig erin doen, het is één van de vele verhalen. 

Hoop... dat wordt pas concreet als een constatering achteraf: dat er een drijvende en verbindende kracht tussen mensen mogelijk is. Hoop als uitkijkend daarmee naar een toekomst, ‘hopen dat’...’iets goed komt’ ... bijvoorbeeld, dat is eigenlijk onzinnig, al is ‘hoop’ tegelijkertijd onuitroeibaar. Onuitroeibaar: al is het resultaat daar vaak niet naar: een kapotte liefde herstelt meestal niet, zieken worden niet zomaar weer gezond, een nest dat verstoord is, wordt niet ineens weer warm en veilig...

Vandaag las ik een paar keer het gedicht ‘Alles Bewoonbaar’ dat Marieke Lucas Rijneveld schreef als antwoord op haar besluit om de opdracht terug te geven om het gedicht van Amanda Gorman The Hill we Climb te vertalen. Vooral de middelste strofen:

Nooit het verzet kwijtgeraakt, de kiem van ontworsteling,
je afkomst draagt een rouwkleed, je afkomst had gelukkig
een vluchtstrook, niet dat je over alles mee kunt praten,
dat je altijd ziet hoe het gras aan de andere kant soms
dor en minder groen - het gaat erom dat je je kunt

verplaatsen, dat je de verdrietzee achter andermans ogen
ziet liggen, de woekerwoede van heb-ik-jou-daar,
je wilt zeggen dat je misschien niet alles begrijpt, dat je vast
nooit helemaal de geraakte snaar vindt, maar dat je het
wel voelt, ja, je voelt het, ook al is het verschil duimbreed.

Vooral die ene zin: ‘Het gaat erom dat je je kunt verplaatsen, de verdrietzee achter andermans ogen ziet liggen, de woekerwoede van heb-ik-jou-daar’. Alle hoop die handen en voeten krijgt en daarom ertoe doet omdat deze werkelijk zoden aan de dijk zet, zit in die paar woorden: ‘dat je je kunt verplaatsen.’ Het gedicht eindigt met deze laatste strofe; de grootste verplaatsing die mogelijk is:

jij wilt juist verbroedering, je wilt één vuist, en wellicht is je hand
nu nog niet krachtig genoeg, of moet je eerst die van een ander
vastpakken om te verzoenen, moet je daadwerkelijk de
hoop voelen
dat je iets doet wat de wereld zal verbeteren, al moet je dit niet
vergeten: kom na het knielen weer overeind en recht samen de 
rug.

Eerder spreekt Marieke Lucas over: ‘wanneer je moet knielen voor een gedicht omdat een ander het beter bewoonbaar maakt'. Dat is dus wat er te doen is: knielen voor je lot, maar ook je rug rechten. Je hand tot een vuist maken maar ook die ander vastpakken en verzoenen...

Ondertussen wordt het laatste lied van hoop gezongen in Het Concert van de Hoop. Door 3JS en ook dat doet de EO heel slim. Jan Dulles de zanger, zijn gezicht wordt op het laatst close-up in beeld gebracht. Hij heeft onlangs een 3 maanden oud dochtertje verloren, wiegendood, maar hij heeft net gezongen: ‘Je vecht nooit alleen’. De laatste zin daarin is: ‘Wie liefheeft, overleeft.’

maandag 8 maart 2021

Harry & Meghan: looking for space

Sinds kort heb ik een kleine tv te leen van E. de technische beheerder die hier een eindje verderop woont. Uiteindelijk lukt het om ofwel mijn oude tv die ik uit de nieuwbouwwijk naar hier heb gebracht aan te sluiten,  maar het lijkt erop dat dit niet gaat lukken, deze is ‘analoog’ en niet ‘digitaal’ vermoed ik. Dus sindsdien kijk ik ook naar nieuwe tv’s, maar raak verdwaald in het woud van technische gegevens. Dat geldt ook voor de aanschaf van een zo simpel mogelijke telefoon, waarvan ik wel vind dat ik er eentje moet hebben om te kunnen bellen; als ik verdwaald raak in de natuur of er mijn enkel verstuik ofzo, én te kunnen bellen naar de storingsdienst als er iets mis is met het boshuisje: ook dat kon ik nu doen bij E., toen de kachel en het warme water stopte en  bij wie ik aanklopte. 

Dus gisterenochtend kon ik meteen bij de BBC kijken in de Breakfast-show wat de eerste reacties zijn op het interview van prins Harry en Meghan met Oprah. Ongelofelijk, die felheid van journalisten: Meghan werd ofwel met de grond gelijk gemaakt als aandachttrekker en dat ze nu ruzie heeft met beide families, dat werd maar onder de tafel geschoven dat ze ook met haar eigen familie niet op goede voet staat. Ofwel men zag twee gekwetste zielen en moed om zich los te breken uit het keurslijf van ‘the Firm’ een woord van prinses Diana over ‘The Crown’, zoals de succesvolle tv-serie ook heet.

Gaandeweg de dag werd de focus ten zeerste het racisme dat er binnen de familie is, maar niet door zijn grootmoeder The Queen of haar man Philip, gaf Ophrah als verklaring , op verzoek van Harry. Hij heeft een goede band met zijn grootmoeder vertelde hij. Dat doet vermoeden dat het verhaal zoals dit in de serie verteld  wordt dichtbij de waarheid ligt: Elisabeth als natuurminnend en fervent paardrijdster, serieus en introvert, die de gigantische klus van Queen moeten zijn op zich heeft genomen, maar wel in een gelukkig huwelijk zoals Harry en Meghan dat nu ook hebben.

Iemand in de familie, maar ze willen niet zeggen wie, dat zou te schadelijk zijn, had vragen over de kleur die hun kinderen zouden kunnen hebben. En dat is dus racistisch. Ik moet aan mijn oma denken die verrukt was van mijn eerste vriend H, die ik in de familie introduceerde: zij vond hem zó lief en verfijnd en zo mooi wit... Zelf ging ze in de zomer onder de paraplu om zo wit mogelijk te blijven. Dus mijn oma was, in de standaard van nu, omgekeerd racistisch: zij had misschien gemengd bloed, ik weet niet wat voor bloedlijnen er in haar familie gingen, ze was het mooiste meisje van haar dorp en wie weet heeft er ooit eeuwen geleden een Nederlander een meisje bevrucht...ze had inderdaad een heel lichte huid. Ook al even typisch dat ze daarmee als mooiste uit de bus kwam...Mijn opa was dol op haar en heel trots dat zij de zijne werd: ook hier is er  sprake van een gelukkig huwelijk. Zo heel anders als aan mijn moeders kant.

Dus tja... wat is racisme? Mijn oma kon misprijzend naar mij kijken als ik bruinverbrand van een vakantie terugkwam... Precies dit soort opmerkingen binnen een familie lijken nu de grootse bom te zijn, het meest explosieve van het interview. Amanda Gorman, de dichter van The Hills we Climb, op de inauguratie van Biden,  plaatst op Instagram het volgende citaat van Meghan Markle: ‘I grieve a lot, I mean I’ve lost my father. I lost a baby. I nearly lost my name. I mean, there is the lost of identity. But I am still standing, and my hope for people in the takeaway from this is to know there is another side.’

Ook dit was een thema van mijn dag: hoe rouw je zomaar kan overvallen, er is te midden van je activiteiten, je hebt dat helemaal niet in de hand, je kunt het niet controleren of sturen. Hoezeer kan dat omtrent de hete pannenkoek van het racisme? Is iets nu goed als we alleen maar naar de kleur kijken? Is het werkelijk oké dat Marieke Lucas Rijneveld nu niet het gedicht vertaalt omdat zij wit is, maar wel de ervaring kent van ontheemd zijn in je eigen milieu en niet kunnen en willen kiezen tussen de geslachten? Met wie voel ik mij meer verwant: met mijn eigen oma die zich zo wonderwel thuis voelde in Nederland in dat kleine dorp in Brabant, ook al sprak zij de taal niet? Of met de andere tak van de familie, waar mijn grootvader de grootste meubelmaker was en een moderne winkel had in de hoofdstraat in Surabaya en zijn zaak Toko Liberty noemde, de zaak van de vrijheid? 

Kunnen we de wereld gecontroleerd en gestaag beter maken, door gerichte interventie  of is het vooral een kwestie van een heel, heel lange adem? ... Misschien kun je alleen maar steeds erop wijzen dat er ‘Another side ‘ is, zoals Meghan zegt en Amanda Gorman uit het vele van dat twee uur lange interview juist dit eruit pikt. Er is altijd een andere kant. En alles is niet zomaar klip en klaar helder en afgebakend. Zo houdt prins Harry net zo goed nog van zijn familie, al kan hij nu alleen maar afstand nemen...

Space is now the relation, zei hij. Dit trof mij diep. Hij spreekt niet over een breuk, maar over ruimte waar wellicht in de loop van de tijd weer dingen in kunnen groeien. Hoe hij hoopt gezien en erkend te worden door zijn eigen familie.  Ik denk aan mijn lijflliedje toen ik een puber was; Looking For Space van John Denver: On the road of experience, I try to find my own way. 

zondag 7 maart 2021

Chinatown in NY

Wat heerlijk dat het nu om 18 uur nog licht is, om op de bank te zitten en zo naar de bomen en de luchten te kunnen kijken met net nog een flard blauw erin. Om in de nacht je voordeur open te doen, op zoek naar enkele sterren in de donkerte en te kunnen  besluiten dat het te koud is om nog even buiten te gaan staan. Dat ‘s ochtends het vogelengezang je tegemoet komt, dat ik vanuit hier, meteen elf kilometer door de bossen een rondje kan lopen zoals ik gisteren deed, naar het wildkijkscherm van de ringakker en kan bedenken dat straks in de zomer, ik daar tot in de schemer kan blijven kijken naar het wild en dat er dan nog tijd genoeg is om weer naar huis te wandelen.

Ondertussen zie ik virtueel iets van New York, om te ontdekken dat het straks in het echt er niet mee zal zijn... Wat droevig. Ik bezoek, als ik in een grote stad ben en het er is, altijd China Town. Het zal wel wat met ‘roots’ te maken hebben. In Amsterdam eet ik al tientallen jaren eend in een restaurantje op een hoek, in Parijs was ‘Chinatown’ ergens aan de periferie, terwijl het in London vlak naast de musicalbuurt ligt. In Rotterdam weet ik waar ‘de tweede zus van mijn moeder’ en haar familie op Zondag Dim Sum gingen eten en had een oudere nicht van mij er ook zelf een sjiek Chinees restaurant.

Nu kreeg ik een inkijkje in Chinatown in New York, waar het de bedoeling was dat een culinair journalist in het kader van een poster tentoonstelling over China, ‘Sleeping Giant’ zich zou gaan verdiepen in de eetcultuur in Chinatown. En toen brak COVID-19 uit en ineens zit Grace Young midden in het maken van geschiedenis: het was de bedoeling dat het over al dat heerlijke Chinese eten zou gaan, maar nu gingen interviews erover dat ondernemers op 15 maart ineens hun klandizie zagen inkrimpen, werknemers niet meer durfden te komen omdat zij in de metro met xenofobie te maken hadden of bang werden voor besmetting. Aanvankelijk vol vechtlust en goede moed en dan komt een dag later de aankondiging dat hun zaak definitief dicht moet, om een paar maanden later weer even open te gaan en daarna definitief het loodje te leggen in oktober 2020.

70 procent van de zaken gaat dicht en zal waarschijnlijk nooit meer open gaan, en daarmee zal Chinatown zoals het daar was, ook definitief afbrokkelen. De voedselmarkt vol goedkope Chinese producten is verdwenen, ouderen kunnen hun boodschappen niet meer doen en je ziet één restaurant die door het maken van maaltijden voor ouderen en die rondbrengen nog langer het hoofd boven water weet te houden. Maar voor hoe lang nog? Je ziet een eigenares die het ook nog eens vreselijk vindt dat ze geen afscheid kan nemen van al haar klanten, want mensen komen niet alleen maar eten, ze delen elkaars lief en leed. Na de Coronatijd is Chinatown verdwenen en zal er sprake zijn van gentrificatie: de van oorsprong arme wijken zullen verhipt en opgeleukt en duur worden, wég de aloude Chinese cultuur in de steden van het Westen...

Op Posterhouse.org en dan onder special projects, ‘Coronavirus: Chinatown Stories’ zie je filmpjes met deze mensen in Chinatown. Ongelofelijk, dat een heel tijdperk met winkeltjes en zaken die al generaties bestaan straks zomaar weg zijn. Een vrouw vertelt hoe ze in Chinatown opnieuw begonnen was, na een zaakje vlakbij de Twin Towers gehad te hebben, waar ze drie dagen lang alleen maar stof en as aan het wegwerken was. Maar dat ze nu te oud was om in haar eentje al het werk te doen zoals én koken én bedienen én afwassen, waarvoor ze eerst vijf mensen in dienst had en dat het nu dus voorbij is. Er worden in de loop van de tijd nog filmpjes toegevoegd, is het plan. Maar de vraag is, wat er te filmen is, als het verdwenen is...En ik kijk op van mijn lichtende scherm en nu is het buiten bijna pikkedonker, nog vaag schemeren de inktzwarte contouren van bomen. 

‘How FRAGILE we are...’ zingt Sting in het gelijknamige liedje.


zaterdag 6 maart 2021

Claudia Acuna; Music is the Magic.

Ik heb voor 0,50 cent per week, het eerste jaar, een internetabonnement op de New York Times genomen. Ooit hoop ik daar nog eens meer dan een maand ofzo te verblijven en de sfeer en de schwung van de stad in mij op te nemen. De krant van de inwoners aldaar nu lezen komt daar een beetje bij in de buurt. Verfrissend om het nieuws uit Europa vanaf de andere kant van de oceaan te bekijken en er is wereldwijd nieuws waar mijn krant helemaal niet over rept. In NY is er nu natuurlijk verder ook geen dynamiek want de Corona-lockdown is wereldwijd.  (En wat zeuren en klagen Nederlanders dan, een ieder in de eigen bubbel, verongelijkt; al die rechtszaken die aangespannen worden tegen de overheid om open te mogen...)

Er is een rubriek wat je allemaal kunt doen in het weekend en het ademt iets vanzelfsprekends uit: ‘Our critics and writers have selected noteworthy cultural events to experience virtually and in person in New York City.’  Je krijgt tips voor vijf livestreams die je kunt volgen en vandaag, zaterdag treedt de van oorsprong Chileense zangeres Claudia Acuna drie keer op in het kader van het The International Women Rising Festival. Zij is meer dan tien jaar geleden vanuit Chili in New York komen wonen en haar muziek kenmerkt zich door een mix van Zuid-Amerikaanse volksmuziek, Afro-Latijnse ritmes, met pop en jazz-invloeden. In het eerste filmpje wat ik van haar zie, zingt ze in broek met gympen, een bril op en een grote omslagdoek om haar schouders geslagen, ze roept meteen mijn sympathie op en ik hoor een warme en expressieve stem.

Dan zie ik filmpjes van 14 jaar geleden, een optreden in Santiago en daar staat een vrouw in een lange rode jurk met langer krullend haar ook zwoel te zingen. In een recent interview, waar blijkt dat zij pas na tien jaar weer een plaat heeft uitgebracht Turning Pages, affirmeert ze dat  ze veranderd is: ze heeft in de tussentijd een kind gekregen, is daarvoor gaan zorgen, ze heeft een scheiding doorgemaakt. De plaat vertelt in hoofdstukken deze afgelopen jaren, maar ze heeft deze niet Chapters genoemd, want dat is  statisch: de echte activiteit is het omslaan van de bladzijden.

Ik luister ernaar op Spotify, het fungeert goed als achtergrondmuziek tijdens het lezen, er is niet echt een nummer waardoor ik daarmee stop. Hiervoor hoorde ik een lied dat nog recenter is van vorig jaar maart:  Music is the Magic en daar raakt elk woord mij wel als een hamerslagje: ‘The music is the magic of a secret world... It’s the world that is always within’. En vanuit haar oudere zelf in dat optreden in Santiago komt Tulum  heel erg binnen, zij schreef het aan zee in de gelijknamige plaats op het schiereiland Yukatan. Het klinkt als  héél erg aanwezig zijn in het moment en daar intens genieten. 

vrijdag 5 maart 2021

Wilde zwijntjes van herinnering

Dat is toch wel erg leuk: om door de verrekijker te kijken naar grazende herten tussen de oranje boomstammen van het schemerlicht en dat dan daarachter een zwarte kudde everzwijnen voorbij holt. Precies zoals in Asterix, je verwacht helemaal dat Obelix daar dan achteraan komt rennen met een menhir om er een aantal een dreun te geven voor een lekker maaltje. 

Eerder op de ochtend klopte J. aan, vandaag wordt hun chalet weggereden, zij moesten hier weg maar hebben een mooi plekje elders gevonden en E. zijn vrouw is nu in hun appartement in het Westen. Nee, het gaat niet goed met haar daar, maar wacht maar, als ze zometeen weer gesetteld zijn op hun nieuwe plekje dan komt alles weer goed. Hij wilde zich ervan vergewissen dat zij mijn e-mail adres nu wel hadden, want dan kan E. met mij  gaan mailen.

Het is me toch wat... hoe moet dat zijn? Daar zit je dan in je oude huis, maar je voelt je er ontheemd, want je herinnert je niet dat je daar ooit gewoond hebt... en de inrichting spreekt je waarschijnlijk helemaal niet aan, want ze keek in haar eigen klerenkast en kon zich niet voorstellen dat ze dat ooit gedragen had, veel te deftig en te chic, E. kwam uit een coma met hersenbeschadiging en weet niks meer van de pakweg laatste 30 jaar. 

Wie ben je, zonder herinneringen? E. een soort van hippie, zei ze zelf tegen mij en J. meent dat er een soort van zusterschap tussen ons is. Wellicht door mijn hippie-achtige uiterlijk? En omdat ik ook iets heb van naverschijnselen van een hersenkneuzing? Maar hij weet niet dat ik juist een gigantisch soort van selectief geheugen heb, waar allerlei details van allerlei soort van allerlei mensen als wilde zwijntjes door mij heen hollen en ik ben tegelijk een soort van Obelix die er de hele tijd achteraan holt en er ook zo smakelijk en veel mogelijk van wil eten, gulzig en smekkend. Dat gebeurt ondanks mezelf, ik kan al mijn herinneringen niet stoppen...

donderdag 4 maart 2021

Wederkerigheid (Issa)

Ik lees in Haiku, Volume 1 van R.H Blyth, Eastern Culture, waar hij als introductie die ogenschijnlijke simpele drie-regelige Japanse versvorm een context geeft in de wereld van het Oosten. Ja, Haiku heeft invloeden ondergaan van het boeddhisme en het Taoïsme, Zen, het kloosterleven van oosterse monniken, het gewone, simpele, arme zwervende leven langs de weg, het heel erg alledaagse en pretentieloze... enzovoort.

Ik blijf hangen aan twee haiku's van mijn lievelingsdichter, naar wie ik mijn eerste poes ook heb vernoemd, Issa:

A world of grief and pain:
Flowers bloom;
Even then...

Nuchtertjes is dit een waarheid als een koe. Maar de beleving ervan én het noteren in de vorm van een haiku... Dan opent zich die hele wereld van de mix in alle dingen, de contrasten, als dat het woord ervoor is. De andere haiku laat zien hoe dit ook in al het handelen verweven is:

Striking the fly
I hit also
A flowering plant

Ik denk aan het liedje Relatively Speaking van John Denver. Ook hier gaat het over contrasten, zelfs zo dat deze elkaar nodig hebben, het ene kan niet bestaan zonder het andere: Hoog en laag, arm en rijk, wit en zwart, enzovoort. Is dat zo? Kun je niet gewoon gelukkig zijn, de hele tijd maar door, zonder weet te hebben van het ongeluk dat dit ooit ophoudt? Het is zoals de notie die wel gebezigd wordt, dat het heel saai is in de hemel, je zou je maar vervelen als alles hetzelfde zou blijven. Voor beweging, om het te laten stromen, voor actie, daartoe is een op en af, een heen en weer nodig. Dus ook ‘contrasten’?

Ik leef liever met het woord ‘wederkerigheid’. Er gebeurt alleen iets als er van twee, of meerdere, kanten iets komt, zo wordt je deel van de levensstroom. Ik denk nu ook aan het kleurenspectrum. Uit de kleuren rood, geel en blauw ontstaan alle andere kleuren, maar alleen als het zich mengt. Zo is het dus gesteld met het leven van de mensen: verdriet en pijn kan samengaan met ineens om iets geks lachen. Of met de verwachting van de lente; bloeiende bloemen. En het kan altijd gebeuren dat je met het wegslaan van een vlieg ook een bloeiende plant raakt... Het is niet anders.