Uuh, wat zeg je nou, wat is ISS? Dat blijkt dus het International Space Station te zijn die al twintig jaar rondjes om de aarde draait met een snelheid dat deze één keer in de anderhalf uur weer voorbij komt, ze maakt steeds andere rondjes en deze week vliegt ze over midden Nederland en dat is op 400 km hoogte. Je kunt haar volgen, waar ze precies is, wanneer ze aan de horizon opduikt. ISS zou straks zeven minuten te zien zijn en na 21.u wéér, drie minuten.
Ik was meteen enthousiast; een Space Station ter grootte van een voetbalveld, met constante bemanning en gewoon voorspelbaar wanneer deze te zien is, dat wilde ik wel meemaken. Dus we stonden buiten, keken over de toppen van de bomen zuidwaarts: 'Daar, daar is ie!' riep T. maar ik zag nog niks. Later reconstrueerde ik dat de rand van mijn hoed mijn uitzicht had belemmerd. ‘Hier moet je komen staan!' en hij duwde me zowat op de plek. Ik keek omhoog en ik zag werkelijk een soort van klein verlicht rechthoekje met twee lichtende streepjes aan weerszijden. Dat had hij weer niet gezien: 'Weet je het wel zeker?’ Ja, het was maar een heel kort moment, toen ik pal met mijn hoofd in mijn nek naar boven keek en het overvloog.
Daarna keken we naar de sterrenhemel waar T. veel sneller dan ik van alles zag fonkelen, hij begon te tellen, in rap tempo zestien, ik zag nog niks...’Zie je ook de kleine beer, het steelpannetje, ik dacht dat ik deze daar ergens achter de bomen heb gezien, maar toen zat er nog blad aan de bomen, dus het bleef bij een vermoeden.’ Hij haalde een app tevoorschijn: SkyView Lite en daarmee verschenen alle sterrenbeelden aan de hemel en ook alle hemellichamen: zo bleek Mars als een roodachtig sterretje in het vierkant van takken van de berkenboom te staan. Nou wat leuk, nu kan ik met de gedownloade app de hele sterrenhemel zien en nu zag ik ook alle sterrenbeelden van de dierenriem om mij heen staan. En ja, het steelpannetje was er ook weer.
‘Nou kunnen we ook op YouTube zien wat de bemanning ziet terwijl ze rondvliegen, in een livestream’ zei T. Dus wij naar binnen en ja, je ziet exact waar ISS is in haar baan om de aarde: ‘Kijk, nu vliegt ie over de Bahama’s en over een half uur kunnen wij het weer zien.’ Die snelheid, wat ongelofelijk en dat daar dan in het echt nu mensen in zitten! Ook dat kon je bekijken, via Google Earth, ik zag claustrofobische ronde gangen vol draden en techniek, moesten de mensen daarin leven, is er nergens een beetje gezellige ruimte waar ze kunnen ontspannen en relaxen? T. moest daar om lachen.
Linksonder in beeld verschenen er ook foto’s van verlichte steden die T. moeiteloos wist te herkennen: Las Vegas, Parijs, New York, Houston, Tokio en ook delen van continenten met voor ons langgerekte of verwrongen perspectieven, maar zo ziet het er dus uit in de baan rond de aarde. Ook het groene Noorderlicht dat gloort in de bovenste ronde rand van de aarde, ik had de foto in mijn gedachten al afgeserveerd als nep, maar het bleek boven Alaska te zijn met daaronder een gebied vol licht en drie grote steden op een rij, waarschijnlijk New York, Washington en Philadelphia. Er was één foto waarvan ik dacht dat het vast een aquarel-verftekening was van een bemanningslid, die vormen en kleuren waren helemaal nergens naar te herleiden.
Maar T. wist het te vinden door de foto ervan naar zichzelf te zenden en dan iets van reverse en dan zocht het internet vergelijkbare afbeeldingen voor je: het was Lake Mackay, een van de grootste zoutmeren midden in Australië van 100 km breed en hoog en de fotograaf was Scott Kelly en hij is de mens die het langst in ISS was: 340 dagen op een rij. Dan ontwikkel je wellicht als hobby fotografie, terwijl je een pistachenootje oppeuzelt, de noot die mij het meest ongeschikt lijkt om in de ruimte te eten door alle hulzen, tenzij ze al gepeld in het zakje zaten dat op een tafeltje stond, tezamen met tandpasta en ergens anders tomatenketchup en een Zwitsers zakmes, waarvan ik nu nog niet weet hoe dat kan in gewichtloosheid, was het niet een grapje, gefotoshopt?
Tussentijds waren we weer naar buiten gegaan om nogmaals ISS te gaan waarnemen, we zagen het, ik zag het plotsklaps verdwijnen hoog in de hemel en ondertussen viel er aan de andere zijde in het beeld een heldere vallende ster. 'Een vallende ster!' riep T.,'heb je dat gezien, mijn eerste vallende ster!!!' Wat hij gezien had en vol van was, dat was voor mij al gewoner. En voor mij was alles rondom ISS nieuw. En zo spiegelden onze opwinding aan twee kanten onder de sterrenhemel.