maandag 30 december 2013

La Vie d'Adele

Ik zag de film La vie d' Adèle die drie uur lang duurt. Over een zeventienjarig meisje die ontdekt dat ze verliefd wordt op een vrouw. Er zit een heel lange vrijscène in, die uitgebreid onderwerp van gesprek is geworden, ook omdat de actrices zelf later vertelden dat ze deze eindeloos moesten overdoen. In mijn omgeving waren de meningen verdeeld: sommigen vonden het zeer naturel en overtuigend gedaan, eindelijk een vrijscène tussen vrouwen die van werkelijkheidszin getuigd, anderen vonden het weer niks. Gevolg is natuurlijk dat je zelf niet meer onbevangen kunt kijken.

Welnu: ik vond het aanvankelijk een beetje als  twee vruchten op een donkerblauwe fruitschaal. Het licht erop een beetje als een schijnwerper. De gedachte dat de regisseur er een educatieve waarde in heeft verpakt: O, zijn dat nu de standjes die vrouwen zoal met elkaar bezigen?, bekroop me. Vond ik die hele scene nu te lang duren? Op een film van drie uur, die me  overigens wel de hele tijd  bleef boeien, door het naturelle spel, en de camera zeer dicht op een ieder, niet. Wellicht.

Vandaag las ik in eén ruk Der Tod in Venedig van Thomas Mann. Ja, Venetië, daar had ik zin in, en toen kwam er ook een nieuw zicht over die film. Von Aschenbach, die helemaal bezeten raakt van een mooie jongen en hem blijft volgen in het hotel, op het strand van het Lido, in Venetië, terwijl de stad klam en benauwd is door de sirocco en de pest die er heerst, denkt aan de Phaedrus van Plato. Daar praat Socrates met Phaedrus over de betekenis van de schoonheid. 'Schoonheid is, de zinnelijke weg van de kunstenaar naar het geestelijke', zegt Socrates.

Dát is het onderliggende verhaal in La Vie d'Adele, zo viel me in. De ouder vrouw waarop Adele verliefd wordt en met wie ze een relatie krijgt is kunstenares, voor wie Adele ook model wordt. Adele komt uit een simpel milieu, wordt lerares van kleuters, begrijpt en weet niks van het kunstenaarswereldje van haar vriendin. Haar ouders, haar collega's, niemand mag weten van haar liefde voor een vrouw. In de wereld van haar vriendin is het allemaal gewoon. Adele is mooi, zonder dat zelf te beseffen. Met een soort van pure onschuld, zoals Tadzio in De Dood van Venetie.

Ze zijn de weg, de toegang naar de wereld van de geest: daar waar je jezelf onstijgt, weg van aardse beslommeringen. Wel een bekend soort van homo-relatiethema: de wereld van de  kunst en de gewone wereld die een liefdesband met elkaar aangaan. In Twee Vrouwen van Harry Mulisch, Beauty and Sadness van Kawabata. In de film  I've heard the mermaids singing van Rozema. Ook het idee dat de oudere weer levenskracht krijgt van de jongere valt hieronder, zoals de knaap en de oudere man, bij de oude Grieken.

In dit licht is de vrijscene dan toch wel cruciaal. Beide blikken  3 jaar later erop terug, als ze elkaar weer zien, als iets wat ze daarna nooit meer zo met een ander hebben ervaren. Voor haar vriendin opende het wellicht de weg naar het echte kunstenaarschap. En voor Adele...? Ik las in de Phaedrus, door mezelf ooit dik onderstreept: 'Elk lichaam dat zijn bewogen worden van buiten af ontvangt, is onbezield, terwijl dat wat zijn bewogen-worden van binnenuit, aan zichzelf ontleent, bezield is."

Adèle heeft zich misschien teveel laten leiden door de omstandigheden buiten haar. Zij is met een mannelijke collega gaan vrijen, waarna haar vriendin haar het huis uit heeft gezet. De film zegt dat het hoofdstuk 1 en 2 uit haar leven zijn. Misschien volgen in volgende hoofdstukken van haar leven een bezieling die haar oorsprong heeft in de zinnelijkheid, waarvan de kijker op het witte doek deelgenoot van is gemaakt.

zondag 29 december 2013

The Cup Song

Ik zag het Nichtje L op haar verjaardag voor het eerst doen met een paar vriendinnen en ook Neefje deed mee: The Cup Song heet het. Ik snapte er niks van. Ze hadden allemaal een omgekeerde plastic beker in de hand en ze trommelden op de tafel, de beker verschuivend, terwijl ze er een liedje bij zongen. Best ingewikkeld zag het eruit en een lerares op school had zich zéér populair gemaakt door ook de Cup Song te kunnen.

Nu ben ik er verder over ingelicht. Het komt uit een film. Op YouTube zie je een meisje in een keuken staan in een restaurant met voor haar een laag uitgerold deeg op tafel en met die beker wordt ze verondersteld allemaal rondjes deeg te maken. Ze verveelt zich, heeft er geen zin in, beweegt wat met de beker en the Cupsong ontstaat. De keukendeuren naar het restaurant gaan open, ze gaat daarheen en ineens zijn alle mensen aan de tafeltjes ook die Cup Song aan het doen. Eén zinnetje, daar drijft het liedje op: You gonna miss me when I'm gone. Dan blijkt ze alles gedroomd te hebben en staat ze nog steeds in de saaie, grijze keuken.

Ik zag dat filmpje en begreep meteen het aanstekelijke ervan. Hier wordt op een zo'n klare en eenvoudige wijze dat verlangen uitgedrukt: naar levendigheid, aanstekelijke vrolijkheid, op elkaar ingespeeld zijn, samen-met-zijn-allen gelukkig zijn:The Cup Song is een wereldwijde hit , vooral onder middelbare scholieren, geloof ik. Er zijn nu heel veel filmpjes, waar een hele hal vol scholieren samen de Cup Song doen en het liedje is vertaald in vele talen.

Natuurlijk schiet het dan meteen weer door me heen: Dit is de nieuwe kerk. Wat moet een nieuwe generatie in een stoffig kerkgebouw met oude gezangen en die totaal ongeinspireerde bende erom heen? Als je wereldwijd met elkaar de Cup Song kunt doen, die bij elkaar kunt bekijken en zelf met elkaar kunt realiseren? In het ritme dat de Cup Song genereert, klopt het warme hart van iedereen die het gewoonweg goed wil hebben met elkaar.

Bricolage

Walter Benjamin schreef daarover in zijn Passagewerk: hoe winkelen langs mooie waren en dingetjes die je kunt zien, die met schoonheid zijn opgesteld, klaar om je te verleiden om ze te kopen, je tot een flaneur maken. Volgens Benjamin een nieuw soort mensentype en hij schreef dat bij de bouw van de grote overdekte winkelpasaages in Parijs, eind 19e eeuw. Inderijd een werkeijk inzicht voor me: hoe de omgeving om je heen welbewust ontworpen wordt en je gedrag en je belangstelling zo gestuurd wordt.

Ik denk hieraan omdat De Bijenkorf in Arnhem gaat sluiten. Deze winkel hoort al tientallen jaren tot mijn flaneursgebied. De flaneur droomt en verlangt wat af, en in De Bijenkorf lagen tal van mijn dromen. Een galajurk voor de Gymfuif, elk seizoen op zoek naar nieuwe kleding en daarmee verschijnen op de middelbare school, met H. een ex uit mijn studententijd en inderijd een arbeidersjongen met saaie kleren en ouderwetse sandalen een nieuwe outfit aanschaffen tijdens de Dwaze Dagen , helemaal hip :  Man-van-de-wereld kon hj nu worden met de inhoud uit die felgele tassen. Enzovoort.

Dus ik moest daarheen. Voor de allerlaatste keer. En ik wist ook zeker dat ik er iets ging kopen. Gewoon als afscheidsaankoop, het laatste pakketje droom en verlangen uit deze winkel. Kooplust is een raar fenomeen waar ik nooit meer last van heb, maar nu was het er even: Hé lekker, die roes van zoeken en gegarandeerd iets vinden. Want zo schept men de werklelijkheid: wie iets zoekt, vindt altijd en het vermoeden van wat je zoekt bepaalt geheid het resultaat.

Nieuwe Schoenen: dat is zo'n markering van weer op een andere wijze de wereld inlopen. En ik vond ze. Voor de helft van de prijs:mijn voeten steken nu  in zacht suede Mc Gregor sneakers, donkerblauw met lichte veters en aan de bovenkant een rood-groen geruit randje en wat bont bij het tussenflapje, alsof je ook een beetje in pantoffels loopt. En van Benneton een vestje, grijs met gekleurde ruitjes en ingebreide armstukken in een klein rood-roze streepje. Het beschrijven ervan geeft een soort van behagelijk genoegen: de flaneur die nageniet en daarmee ook een soort van Verzamelaar wordt, volgens de antropoloog  Claude Levi Strauss, een van de drijfkrachten en dus fundamenten waarop alle culuur is gebaseerd.

Hij vond de term Bricolage uit: hoe mensen hun samenleving en hun levensbeschouwing aan elkaar knutselen middels de verzamelende elementen die er in hun omgeving zijn. Elk geknutseld systeem is even veel waard en even simpel of ingewikkeld. Ook dit was indertijd een werkelijk inzicht voor mij: het opent een wijze van kijken en leven waarin een ieder wezenlijk creatief is: jij creeërt je eigen werkelijkheid, waarin je vervolgens eindenloos in kan flaneren.

zaterdag 28 december 2013

Said and Done

Ik was weer de dagen met de Kerst in het klooster. Altijd heel fijn om daar te zijn. Te Zijn. Dat ervaar ik het meeste wanneer ik een kwartier voordat het bidden begint, ik in het donker alvast in de koorbank zit. En de tijd dat ik na de vespers nog  een half uur ofzo stil blijf zitten. Dus voor mij is het vooral de stilte, waarin het Geheim van het leven zich openbaart, in een soort van altijddurend weefsel van licht. En dan zeg ik uiteindelijk hardop, wanneer ik mijn lichtje neerzet in het midden op de rode doek met drie witte rozen: 'Voor alle mensen die worstelen met de duisternis in zichzelf'.

Want zo zie ik dat rondom mij. Mensen die het goede willen, maar wie het niet lukt dat ook werkelijk te leven. Mensen die reiken, hopen, willen... maar niet kunnen. Die langs je heen schampen, zoals pluizen in de wind, die je zou willen kunnen  vangen, koesteren, daarbij zijn en blijven, maar die alweer weg gaan, waaien, hun eigen onrustige hart achterna.

En zo gebeurde het me dat ik gisteren tot twee keer toe Ein Deutsches Requiem van Brahms opzette. O! Wat zingt die muziek de treurnis en het verlies uit.

Als tegenhanger keek ik naar de Walt Disney film De Reddertjes, waarin het mogelijk is dat twee kleine muisjes het mensenkind Penny kunnen redden van de boosaardige Medusa, die haar gevangen houdt, omdat zij alleen in een emmertje in een mijn kan afdalen en op zoek moet naar de grootste diamant van de wereld: het duivelsoog. Hoe symbolisch: het kwade houdt het goede gevangen in haar wil naar materie en wereldlijke rijkdom. Het kleine, dat het goede kan redden.

Uit die twee bewegingen bestaat de wereld: verlangen en verlies, licht en duisternis, redden en verloren gaan, geboren worden en sterven. En als alle bewegingen dan zijn uitgespeeld en geleefd, ja dan blijft de stilte over, de stilte waarin alles weer opnieuw geboren wordt.

En ik kom na een jaar dan weer uit bij dat mooie nummer van Nils Frahm, die al die bewegingen in pianospel vertaald heeft: een bijna onhoudbare spanning die zich ontlaadt in een bevrijding, totdat de muziek voorbij is en het weer stil is: Said and Done.

donderdag 19 december 2013

Verwerking uit sloophout

Volgens mij is het al twintig jaar geleden: dat ik in een lange, toen rommelige winkel, zo ongeveer naast boekhandel Vrolijk in Amsterdam die kast zag: gemaakt van sloophout. Dat was een eindexamenproject, want daar stond die winkel vol mee, wist ik van Broer die aan de Rietveld Academie afstudeerde. Ik vond dat meteen een fantastisch idee. Om niet van nieuw hout iets te maken, maar van afvalmateriaal. Het zag er ook verfrissend anders uit.

Nu blijkt die kast van Piet Hein Eek, die ondertussen internationale faam heeft en in Eindhoven, in een oude fabriek van Philips zijn domicilie heeft. Ik zat er in het heel sfeervolle restaurant en lunchte er met truffelkroketjes, heel geinig vierkanterig gemaakt, zoals een oude balk, een van de afvalmaterialen waar hij nu ook mee werkt. Zo'n oude hoge glazen fabriekshal, met schotten waarachter de keuken zich bevond, lampenmobiles, die ook gemaakt waren van glazen lampen uit de vijftiger jaren, en buiten nog het oude perron waar vroeger de fabrieksarbeiders af en aan kwamen, dat heeft wel wat.

Oud, dat weer nieuw wordt gemaakt: er stond een winkel vol banken, kasten, tafels en stoelen, allemaal vanuit datzelfde concept. Maar dan de prijzen: nou ja, die waren zo hoog, dat mijn eerste gedachte is: nou, doe mij dan maar liever iets van 'nieuw' hout, direct van de boom. En ook: Jee, wat begint als een leuk ideetje, groeit uit tot een design-niche met designprijzen daarbij; waarom moet alles mee in dat woekerkapitalisme? Je kon ook in de grote werkplaatsen kijken en daarboven zweefde een hele grote mannelijke torso, gemaakt van oude plastic flessen.

En toch... de sfeer daar had iets dynamisch en opgewekt. Heel werelds en internationaal ook.Er hangt toch de sfeer die past bij fair-trade, welbewust omgaan met materiaal, niks verspillen enzo. Nu las ik een intervieuw met hem en nu is het kwartje gevallen. Iets nieuw uit oud spul maken is héél arbeidsintensief. Zo moeten bijvoorbeeld alle oude spijkers uit dat hout gehaald worden. En wie werkelijk niks wil verspillen, moet zó ontwerpen en zo'n maatvoering verzinnen, dat je ook wat kan met het restafval wat van je eigen ontwerp afkomt. Dit maakt het in ene keer toch tot een heel opwekkend procedé. De geschiedenis van het materiaal wordt meegenomen in het nieuwe wat verschijnt.

Ik moet nu denken aan een kunstwerk van A Wei Wei, dat ik in een oude loods in Venetië heb gezien. Daar was een golvende oppervlakte gemaakt van opgestapelde roestige ronde draden, die uit de verte op bamboe lijken. Het bleken de draden te zijn die gebruikt worden om beton van binnenuit te verstevigen, zodat het aardbevingbestendig is. Deze draden kwamen van een ingestorte schoolgebouw in China, waar 5000 (!) studenten zijn omgekomen. Omdat de regering te weinig van dat draadstaal had gebruikt, om het zo goedkoop mogelijk te houden. De draden waren allemaal, een voor een, kaarsecht gehamerd door mensenhanden, en allemaal even lang gemaakt. Een indrukwekkend werk, dat tegelijk een zen-achtige stilte en schoonheid uitademende en waarin tegelijk zoveel leed letterlijk en figuurlijk verwerkt is.

Het is een soort van arbeid, die er altijd te doen is, wil je intens en echt leven, vermoed ik: telkens opnieuw dien je oude delen van je leven opnieuw op te nemen, te leggen in een nieuw verband. Alleen zo kan er uit pijn en verdriet en opgedaan leed, iets nieuws verrijzen, zoals de phoenix uit de as: uit een ingestort gebouw, een nieuw golvend landschap, nieuwe dingen om op te zitten, te liggen, vanaf te eten, uit sloophout.

woensdag 18 december 2013

Voor de eeuwigheid

Het klooster is een plek waar de bewoners in feite een soortement van beleving hebben, dat zij de gewone wereld hebben verlaten en daarvoor in de plaats... 'in het voorportaal van de hemel' wonen, zou je in ouderwetse woorden kunnen zeggen. Wat zijn de moderne woorden? 'Leven rondom het geheim van het leven, bij je meest wezenlijke oorsprong, de kern van vreugde en geluk in je', zoiets zeg ik nu. Ook na de leesgroep van gisteren, waar een kloosterling uitdrukte daar dan wel bij te leven, maar in het dagelijkse leven daar toch ook vaak ver van verwijderd is. Dus ook kloosterlingen hebben een 'dagelijkse' leven binnen het leven in een klooster.

Dat 'dagelijkse leven' wordt in De Bron, nu gedeeltelijk ontlast, doordat er zoveel vrijwlligers zijn, die portierster zijn. Dan let je op de bel en de telefoon, je doet open,roept degene voor wie het telefoontje is etc. Uit ervaring in het klooster in Velp-Grave, weet ik dat je dan eigenlijk toch heel verstrooid raakt en niet tot rust komt, dus vanuit dat kloosterlijke perspectief, bevindt je je dan een dagdeel in het dagelijkse leven.

Nu vertelde J. dat ze een telefoontje kreeg, met de vraag om portierster te zijn op een dagdeel. Ze voelde zich overvallen. Want het is nogal wat om je elke week vast te leggen voor een middag, op je tachtigste. De vraag was op een heel snelle wijze gesteld. J. begeleidde een leesgroep, samen met mij en die leesgroep gaat stoppen. En ze rijdt weleens met de auto, een zuster naar het ziekenhuis of anderszins, sinds ze vlakbij is komen wonen.

J. had iets van twijfel getoond, maar de reactie was: maar je woont zo dichtbij en je kunt dan mee blijven eten en verder een boek lezen ofzo! Ze ervaarde het alsof er toch iets vanzelfsprekends in de vraag school. J is zelf 40 jaar kloosterling geweest en toen uitgetreden.

Ineens zag ik het kloosterlijk perspectief, naast die van de wereld. Voor die aan 'gene zijde' hoort J. toch nog bij de club. Ze zien iemand die nu een rustig, contemplatief leven alleen leeft met een zee van tijd in tegenstelling tot al die dingen die in het klooster moeten gebeuren: het dagritme dat vrijheid geeft, maar je ook altijd bezig houdt. Dan kan J. zich toch best wel een dagdeeltje vastleggen?

J. daarentegen, is nu in de wereld. Zomaar een dagdeel vragen, is ook claimen. Dus ze heeft zich voor een maandje gegeven. Want, zei ze, 'Je weet het Mirjam, als je eenmaal toezegt, dan is dat voor de eeuwigheid'. Ik moest lachen. Maar zo is de diepere beleving daarvan wel. Wie binnen de muren van het klooster iets doet, die wankelt niet snel, die doet dat niet om het een beetje uit te proberen, eens te kijken, die betreedt daarmee ook de eeuwigheid en doet dat voor de eeuwigheid.

maandag 16 december 2013

Met het hart

Als iedereen slaapt, Komako Sakai
Wat voor kaart zou de Osho Tarot me vandaag brengen? Toch weer eens een kaartje trekken. Het werd kaart nr 6: Hebzucht en Voorbij de Hebzucht. De verhaaltjes erbij, uit allerlei tradities, die maken het leuk. Nu ging het over Narada, een grote heilige die kon reizen tussen het paradijs en de aarde, hij was een soort postbode tussen hemel en aarde, een brug tussen beide werelden. Hij ontmoette op zijn weg een man die onder een boom steeds maar een mantra herhaalde en hij vroeg of deze een vraag had, voor God in de hemel.

'Vraag hem hoe lang ik nog moet wachten, ik ben het wachten beu, wanneer ik eindelijk eens verlicht zal worden. Ik baal ervan, ik ben het moe, om steeds maar met die mantra bezig te moeten zijn.'Oké, zei Narada, ik zal het vragen. Onderweg naar de hemel zag hij een jongeman dansen. Hij vroeg aan hem of hij ook voor hem moest vragen, wanneer deze verlicht werd. maar de jongeman reageerde niet eens, hij ging helemaal op in zijn dans.

Narada kwam terug met de antwoorden. De oude man moest nog drie levens wachten en die baalde daar zo van en vond het zo onrechtvaardig omdat hij al zijn hele leven zijn best had gedaan.Hij gaf de moed op. Het antwoord voor de jongeman was, dat het nog zoveel levens zou duren als alle bladeren aan de boom waaronder hij dansde. O, zei hij, en begon nog intenser te dansen. 'Dan is het moment niet ver weg meer, dan ben ik er bijna, kijk maar eens hoeveel bomen er wel niet op de aarde zijn!'En toen werd ie verlicht.

Na lezing hiervan zag ik een recensie van een prentenboek: Als iedereen slaapt, van de Japanse Komako Sakai. Mooie tekeningen die meteen aan iets van mij raken: in de kleuren grijs, blauwig, wit, het peutertje met zwarte haren heeft een pyamabroekje aan, blauw met rode streepjes. Een zwarte kat vergezelt haar op haar nachtavonturen. Als iedereen slaapt staat ze op, wandelt de trap af, kijkt naar de volle maan, doet een plas op de wc, de poes weerspiegelt haar stemming.

Dat is verlichting, zo dacht ik. Dansen als die jongeman, aanwezig in het moment, niet willen controleren, rekenen of bewerkstelligen. Wie zelfvergeten, gewoon plezier heeft, met het hart aanwezig is in al wat ze doet,opgaan in gewone dingen, die is er. Zoals dat peutertje in het prentenboek. Met het hart aanwezig zijn, dat is het grootste avontuur.

donderdag 12 december 2013

Niet willen weten

Ik was op de afscheidsreceptie van een oud-collega in mijn oude wijkcentrum. Twee jaar later is het nu. De bus maakte dezelfde route als toentertijd. Dat was ooit mijn meerwekelijkse gang en nu nooit meer. Ik kwam de feestzaal binnen en werd van alle kanten begroet. Ook alle bezoekers van het wijkcentrum waren uitgenodigd en die heb ik ook jaren meegemaakt.

Zo gek. Iedereen ietsjes ouder geworden: wat doet twee jaar tijd met mensen? 'Hoe is het met je vrouw?' vroeg ik aan de ene. 'Die is er niet meer', was het antwoord. Een jaar geleden een hartaanval gekregen in de supermarkt met een bloemkool in haar hand. 'Ik mis M.', zei ik. 'Die is nu helemaal de weg kwijt', was het antwoord. Het begin heb ik daarvan meegemaakt: haar zus met wie ze altijd heeft samengeleefd, stierf, door een medische fout.

Ik sprak met T. die haar oude tante met Alzheimer verzorgd en begeleid had tot in de dood. Haar broer had nu ook zwaar Alzheimer. Het zit in de familie.Vorig jaar had ze zichzelf laten onderzoeken, niks aan de hand. Nu moet ze weer op onderzoek. Dat wil ze zelf, ook om de wetenschap verder te helpen.. 'Ik vergeet steeds sneller en meer', zei ze. Ik schrijf al dingen op een bord in de keuken en ik heb een heel grote buro-agenda aangeschaft en daar schrijf ik uitgebreid in wat de bedoeling is.' Ze kwam vaker niet op een woord. Wat brengt haar toekomst?

En ja, ik zag R. Twee jaar geleden al met dat grote geheim: dat ie al dood had moeten zijn en de dokter toen al niet begreep hoe hij de pijn van het gezwel in zijn bovenlichaam nog verdragen kon. 'Hoe gaat ie?' 'Het gaat wel meissie, je weet ik ga gewoon maar door, hé.'

Een half jaar geleden zag ik hem ook op een vrijwilligersavond. Bleek dat-ie vlak na mijn vertrek onwel was geworden. Ambulance erbij gealarmeerd. Nu vertelde hij hoe hij in die ambulance had bevolen dat hij niet naar het ziekenhuis wilde, maar thuis afgezet. 'Ik weet gewoon precies wat er met me is, het is de bloedsuiker, daar hoef ik het ziekenhuis niet voor in', zo vertelde hij stoer aan het tafeltje aan de omstanders.

En dan weten dat hij in feite als een beer vocht om zijn eigen geheim te kunnen bewaren.Voor zijn vrouw. Indertijd heb ik hem nog gezegd dat het toch ook belangrijk is, dat zij ervan weet. Nu denk ik: die woorden worden meteen waar. Wat nu uitgesproken wordt: dan breekt-ie. De kracht van woorden. De kracht van zwijgen.

Leven is maar een rare zaak. Telkens weer. Hoe zal het zijn over twee jaar? Ik wil het ook niet weten.

woensdag 11 december 2013

Containerscanner

Premier Rutte heeft aan Israël namens Nederland een containerscanner cadeau gedaan. Dat is een groot apparaat waar vrachtauto's met containers daarop doorheen kunnen gaan en het apparaat scant dan, of er geen gevaarlijke dingen in vervoerd worden. Wapens, bommen, springstoffen en dergelijke. Die containers komen van de Palestijnen en bevat handelswaar. De scanner zou een snellere handel en doorstroom kunnen bewerkstelligen, want nu moet elke vrachtwagen uitgebreid worden geïnspecteerd.

Het kado viel niet zomaar in goede aarde, las ik in mijn krant. Daarbovenop heeft Rutte in een toespraak vooral de bijdrage van Nederlandse verzetshelden in de tweede wereldoorlog geroemd, in plaats van te wijzen op al die passieve 'medewerking' die het hele ambtelijk apparaat aan de Duitsers gaf, zodat het Nederlandse aandeel aan de Holocaust groot was. Omringende landen hebben wel al de hand in eigen boezem gestoken en ook Beatrix heeft in het laatste staatsbezoek bijna zoiets als excuses gegeven. Dan zie je Rutte ook nog eens hurken bij de klaagmuur in plaats van knielen...

Zo'n containerscanner: dat is ook een raar iets om cadeau te doen. Want daarmee zeg je in feite: we vinden dat jullie handel moeten drijven met de Palestijnen en hun dus in feite erkennen en wij nemen jullie wantrouwen helemaal serieus, ze zijn wellicht onbetrouwbaar, dus scannen maar. Dat is een ongemakkelijke boodschap, waar je zogenaamd neutraal bent tussen beide partijen. Iets van : 'Ik was mijn handen in onschuld, ik ben de wijze vader, die een goede oplossing heeft'.

Het beeld van de containerscanner vind ik wel grappig, als je het toepast op dat wat men vroeger in therapeutenjargon noemt: 'Je moet werken aan je relatie'. Bah en grrr en huhuu wat vies, is mijn instinctieve reactie daarop altijd geweest. Als het niet vanzelf gaat, nou dan maar niet. Maar zo'n scanner geeft eigenlijk wel goed weer, wat je in feite te doen staat, in elke relatie en menselijk contact: voortdurend alert zijn en met aandacht kijken, wat er van de ene kant naar de andere kant vervoerd wordt.

Het is niet vanzelfsprekend dat je een ander mens begrijpt en aanvoelt, want jij zelf bent een totaal ander mens. Alle woorden, gebaren, grapjes, houdingen enzovoort: het komt allemaal uit jouw specifieke wereld die zo gelaagd is als alle lagen van de tijd waarin je geleefd hebt. Dus iets van een scanner aanzetten, ja, dat kan helpen.

Niet uit wantrouwen dan, maar uit een wederzijds je willen neigen en reiken naar elkaar. Niet op je hurken en je daarmee kleiner maken, maar dat wat Rutte had moeten doen bij de klaagmuur: gewoonweg op de knielen vallen uit respect en het mateloze wonder dat elk mens is.

maandag 9 december 2013

Vurig vuur

Afgelopen weekend heb ik veel bij een warm gloeiende houtkachel gezeten. Wat een weldadige warmte, de thermostaat in de kamer gaf af en toe 25 graden aan, dat je dan gewoon in een T-shirt al die warmte tot in je botten voelt! Het is net geen open vuur, zoals bij een open haard, maar je ziet wel alle vlammen en het vuur in het hout, zonder dat je bang hoeft te zijn dat er iets heets naar je toe spat: gewoon maar blijven liggen en zitten en zijn en je alleen maar ietsjes verwijderen als het té warm wordt.

Dat is een uiterlijke wereld waar het goed toeven is, maar dat is alleen zo, als je het ook met het gezelschap in de kamer kunt vinden. Uiterlijk heel warm, van binnen ijskoud, dat is niks: van binnen heel warm en verder kippevel van de kou, ook dat is niks. Dat beide accorderen, ofwel, dat beide een verbinding met elkaar aan gaan, de uiterlijke en innerlijke wereld: dan stroomt het pas. Of ademt het: zoals vuur in de branddriehoek ook drie elementen nodig heeft: de brandstof, zuurstof en het vuur.

Vriend T. vroeg zich af, waarom hij toch ook altijd met die innerlijke wereld bezig was. Waarom kun je niet 'gewoon' altijd mee willen doen met die uiterlijke wereld en die de voorrang geven, waarom moet je een boek lezen, schrijven, je creatief zitten uiten? Terwijl die uiterlijke wereld faciliteert voor de innerlijke: zonder dat kom je er helemaal niet aan toe, die is toch in feite voorwaarde scheppend, dus het belangrijkste, zou je denken.

Maar zo is het niet. Je moet jouw innerlijk voedsel in die uiterlijke wereld brengen, want anders stort die in, ofwel om in de vuurterminologie te blijven: dan dooft ook die uiterlijke wereld uit en word die dof en zwart. Je voedt de wereld met jóuw voeding en dat zal voor een ieder een andersoortig voedsel zijn. Maar de levenslijn, die je met je eigen wortels hebt, die zorgt ervoor dat ook die uiterlijke wereld zich wortelen kan: alles wordt uiteindelijk gevoed door een gloed van binnenuit.

Ook M. zei dat na de ochtendmeditatie. De tekst die ik had meegnomen van Tao Meng, bleek wel heel toepasselijk: buiten op het balkon die haar flat aan twee kanten omgeeft, waren werklui bezig met hameren, bonken, veel gepraat en gestommel en ik las voor:

Stilte is niet de afwezigheid van geluid,
Stilte is de diepste klank.

'Alsof je het ineens van binnen uit voelt gloeien en dat die ruimte steeds groter wordt" zei ze. Zo is het maar net. De uiterlijke wereld wordt ten alle tijden gevoed door een groot innerlijk vuur: dat is het ene element van de branddriehoek. Voeg daarbij de zuurstof die je de levensadem geeft, en een uiterlijke wereld als brandstof, en de branddriehoek die je het leven geeft, wordt, brandt en blijft vuur.'

donderdag 5 december 2013

Mul zand

Iemand vertelde me zonet een verhaal dat me wel ontroert. Ik vroeg haar of het lukte om nu werkelijk een pas op de plaats te maken. Te leven in het moment en niet vooruit denken en plannen. Elke keer weer verliest ze energie en wordt ze zó moe en nu is ze als het ware even helemaal op retraite, letterlijk: alleen een pas op de plaats.

Ze vertelde dat ze helemaal terug in het verleden aan het kijken was, hoe dat nou kwam, dat telkens over de eigen grenzen heen gaan. Ze kwam bij een oude herinnering, toen ze 4-5 jaar oud was. Ze fietste met haar vader die haar jonger broertje achterop had en haar oudere zusje naast haar op een fiets. Ze kwamen bij mul zand. Haar vader spoorde aan: kom aan, doortrappen jullie, vooruit! Haar zusje lukte het, maar haar niet. Ze zag ze beide ver uit voor haar, de afstand werd groter en groter en ze dacht: hoe hard ik ook trap, het zal me niet lukken. Ik haal hun nooit meer in, ik kom nooit meer bij hen aan.

In plaats van verder te gaan met fietsen, stapte ze af, stortte zich in het zand en ging ze héél hard huilen. Jullie moeten mij komen ophalen!, schreeuwde ze. Doodmoe was ze, van het huilen en van het héél eventjes haar uiterste best gedaan te hebben om hun wel bij te houden.

'En nu kijk ik daarnaar, als volwassene... en ik vraag me af hoe anders het was gegaan, als ik toen iets anders gedaan had. Als ik had kunnen besluiten om gewoon door te fietsen en dan weer eventjes te stoppen, en dan weer... en dan was ik ook aan de overkant van het mulle zand gekomen. Als ik niet bang was geweest dat mijn vader en mijn zusje me uit zouden lachen dat ik niet zo snel was als hun. Als ik mezelf niet zou veroordelen... begrijp je? ... en dat ben ik nu aan het doen, kijken naar mijn eigen kracht en plezier hebben in mijn eigen bewegingen...'

Ik zei dat ik het een mooi verhaal vond. En dat het dan zo'n ontdekking kan zijn, om te zien dat zo'n patroon van vroeger in je is gaan zitten en dat je dat nu nog mee bepaalt. Ja! zei ze, zo is dat precies! Want daarna heb ik het nog vele malen op dezelfde manier gedaan. Maar nu ga ik het anders doen. Wat een ontdekking hé!' Ik wenste haar nog veel avonturen in haar hoofd. 'Ja, gewoon in mijn stoel, in de kamer, ongelofelijk!

woensdag 4 december 2013

Vrijwillig feestje

Ik beken: ook ik heb soms last van kokervisie. Deze 'bekentenis' is natuurlijk heel hoogmoedig, want daarmee zeg ik impliciet dat ik van mezelf vind dat ik daar géén last van heb. Enfin. Wat wil het geval: in het klooster was een vrijwilligersmiddag aangekondigd en daarvoor kreeg ik ook een uitnodiging. Voor het eerst. In het kielzog van het gedoe over 5 euro vragen per keer, bij wijze van entree in het klooster, vond ik de status van 'vrijwilliger' in ene keer ook in dat economische plaatje passen.

Ik wilde niet de naam van 'vrijwilliger', ik wilde niet in dat plaatje, ik meldde dat allemaal aan M. de abdis en die reageerde alleen maar met: Voel je vrij om te komen, het is geen verplichting, hoor. Nou ja, ik kon, 's avonds was daaropvolgend toch leesgroep.

En nu bleek het een verrassingsmiddag, waar twee 'Zwarte' Pieten binnenkwamen, elk met aan een voet een grote Pluto-pantoffel, met een hark tussen hen in en daaraan gehangen, zakjes van stof en daarin een cadeautje: een houten sterretje uit Bethlehem met een waxinelichtje daarin: voor de sterren in het klooster... Na de Vespers ging de bel en toen was daar een heerlijk buffetje: warme broodjes, zelfgebakken hapjes en een vruchtenpunch met aardbeienlikeur na.

Ik kende alle vrijwilligers en die zijn allemaal op een dagdeel portierster en de ene doet onderwijl nog een aantal 'klusjes' zoals kaas snijden, extra dingetjes schoonmaken, een ander legt de mappen klaar voor de hele week in de kapel en weer anderen komen met een laptop of een boek en komen niet uit het portierskamertje, behalve dan voor koffie en thee. En o ja, allen dekken de tafel, ofwel voor de middag ofwel voor de avond, zo vertelde zuster M. me, 'Het is echt een verlichting voor ons, want eigenlijk ben ik de hele dag druk bezig, dat zit ook wel in mijn aard, maar ook bidden vraagt inspanning'. 'Ben je Mirjam aan het bijpraten?' vroeg zuster H.

Bij de punch zei M. dat ze het leuk vond om langer met mij gepraat te hebben. Zo kan dat gaan: in al die jaren dat ik er nu kom, heb ik nog nooit een gesprek met haar gehad. M. is gastenzuster en al haar 'praatenergie' gaat daar naar toe. Maar het schept een band: wel al jarenlang glimlachen naar elkaar, elkaar even in de ogen kijken en zij is een van de twee zusters die na de vespers ook vaak nog langer in de stilte blijft zitten.

dinsdag 3 december 2013

Gooi het wief weg

'Lijkt me wel een titel voor een blog', zei vriend E. tegen me. We deden een midwinterhoornwandeling bij het Achterhoekse Ruurlo. De erwtensoep en de Glühwein lieten maar op zich wachten: daar misschien?..., maar nee het was slechts een tafeltje met info over noaberschap, bij een oude schuur in de berm.

Meer dan verder dan  halverwege weg, was er dan eindelijk de reuring bij een boerderij. Een aantal dames zong met de kerstmutsjes al op, een mooi liedje van Lennart Nijgh; over de liefde ofzo, ik weet het niet meer precies. Het doet er even ook niet toe. Over de liefde weet je tenslotte ook helemaal niks, alleen maar leven en laten leven.

Na de zangdames kwam een echt achterhoekse volksdansgroep in klederdracht, alsof het zó net allemaal genaaid was, gestreken, alles in plooi op die rimpelige gezichten, sommige met rode konen van de inspanning. Op de deel, waar vroeger ook het feest was en waar er werd gedansd.Nu: twee accordions en daar kwam ie dan:

De wiefen werden op en neer gegooid, in de armen van de ene en dan weer naar de andere. Weggegooid, weggeduwd en dan weer terug in de armen waar ze vandaan kwam. Zo'n dans...dat is psychologisch gezien vast een afspiegeling hoe dat er aan toe kan gaan. In kleine dorpjes in de Achterhoek, allemaal op elkaars lip, in de grote metropool, van het ene naar het andere, op het internet 'liken' en weer weg werpen.

Wat een gedoe allemaal. Ik kan er met mijn verstand vaak helemaal niet bij, wat er zich allemaal in de hoofden en breinen van mensen afspeelt. Ik zat met T. in café BliXem, zo'n sympathieke plek, gedeeltelijk gerund door geestelijk gehandicapten: ja, die... wél en die niet, die is 'gewoon', zo zeiden we. En wat zie je dan? De dubbele bodems, het scherpere bewustzijn, het drie stappen verder kunnen kijken, dan het simpele gebaar en de handeling, wellicht.

Wie z'n wief zomaar weggooit is ofwel heel wreed, ofwel onverschillig, ofwel bestormt door zoveel emoties, gedachtenkronkelingen enzovoort, dat je het simpel wilt houden en dus het wief weggooit. Heel misschien zit daaronder de naiviteit van dat wat je in de gezichten ziet van sommig personeel in BliXem, dat ook samengevat kan worden met één woord: onschuld.