Volgens mij is het al twintig jaar geleden: dat ik in een lange, toen rommelige winkel, zo ongeveer naast boekhandel Vrolijk in Amsterdam die kast zag: gemaakt van sloophout. Dat was een eindexamenproject, want daar stond die winkel vol mee, wist ik van Broer die aan de Rietveld Academie afstudeerde. Ik vond dat meteen een fantastisch idee. Om niet van nieuw hout iets te maken, maar van afvalmateriaal. Het zag er ook verfrissend anders uit.
Nu blijkt die kast van Piet Hein Eek, die ondertussen internationale faam heeft en in Eindhoven, in een oude fabriek van Philips zijn domicilie heeft. Ik zat er in het heel sfeervolle restaurant en lunchte er met truffelkroketjes, heel geinig vierkanterig gemaakt, zoals een oude balk, een van de afvalmaterialen waar hij nu ook mee werkt. Zo'n oude hoge glazen fabriekshal, met schotten waarachter de keuken zich bevond, lampenmobiles, die ook gemaakt waren van glazen lampen uit de vijftiger jaren, en buiten nog het oude perron waar vroeger de fabrieksarbeiders af en aan kwamen, dat heeft wel wat.
Oud, dat weer nieuw wordt gemaakt: er stond een winkel vol banken, kasten, tafels en stoelen, allemaal vanuit datzelfde concept. Maar dan de prijzen: nou ja, die waren zo hoog, dat mijn eerste gedachte is: nou, doe mij dan maar liever iets van 'nieuw' hout, direct van de boom. En ook: Jee, wat begint als een leuk ideetje, groeit uit tot een design-niche met designprijzen daarbij; waarom moet alles mee in dat woekerkapitalisme? Je kon ook in de grote werkplaatsen kijken en daarboven zweefde een hele grote mannelijke torso, gemaakt van oude plastic flessen.
En toch... de sfeer daar had iets dynamisch en opgewekt. Heel werelds en internationaal ook.Er hangt toch de sfeer die past bij fair-trade, welbewust omgaan met materiaal, niks verspillen enzo. Nu las ik een intervieuw met hem en nu is het kwartje gevallen. Iets nieuw uit oud spul maken is héél arbeidsintensief. Zo moeten bijvoorbeeld alle oude spijkers uit dat hout gehaald worden. En wie werkelijk niks wil verspillen, moet zó ontwerpen en zo'n maatvoering verzinnen, dat je ook wat kan met het restafval wat van je eigen ontwerp afkomt. Dit maakt het in ene keer toch tot een heel opwekkend procedé. De geschiedenis van het materiaal wordt meegenomen in het nieuwe wat verschijnt.
Ik moet nu denken aan een kunstwerk van A Wei Wei, dat ik in een oude loods in Venetië heb gezien. Daar was een golvende oppervlakte gemaakt van opgestapelde roestige ronde draden, die uit de verte op bamboe lijken. Het bleken de draden te zijn die gebruikt worden om beton van binnenuit te verstevigen, zodat het aardbevingbestendig is. Deze draden kwamen van een ingestorte schoolgebouw in China, waar 5000 (!) studenten zijn omgekomen. Omdat de regering te weinig van dat draadstaal had gebruikt, om het zo goedkoop mogelijk te houden. De draden waren allemaal, een voor een, kaarsecht gehamerd door mensenhanden, en allemaal even lang gemaakt. Een indrukwekkend werk, dat tegelijk een zen-achtige stilte en schoonheid uitademende en waarin tegelijk zoveel leed letterlijk en figuurlijk verwerkt is.
Het is een soort van arbeid, die er altijd te doen is, wil je intens en echt leven, vermoed ik: telkens opnieuw dien je oude delen van je leven opnieuw op te nemen, te leggen in een nieuw verband. Alleen zo kan er uit pijn en verdriet en opgedaan leed, iets nieuws verrijzen, zoals de phoenix uit de as: uit een ingestort gebouw, een nieuw golvend landschap, nieuwe dingen om op te zitten, te liggen, vanaf te eten, uit sloophout.