zaterdag 28 november 2009

Vlaflip

In Trouw van gisteren stond als kop: 'Herkomst van "vlaflip" blijft een mysterie'. Er verschijnt na jaren noeste arbeid het 'Etymologisch Woordenboek van het Nederlands' met daarin de afkomst van zo'n 13.000 woorden. Maar waar het woord 'vlaflip' vandaan komt, men weet het niet. Een optie is mevrouw Reuvers-Ulijn uit Oss, wier man bij de zuivelfabriek Campina werkte. Zelf kan ze het kennelijk niet meer navertellen, maar mij lijkt het een een Broodje Aap-verhaal, die iets van de sfeer uitademt van: betrokken traditionele vrouw bij het Belangrijke Werk van haar man.

Andere optie is een reclamemaker die het woord 'uit het niets' zou hebben bedacht. Welnu, ik weet niet of ik ter plekke de herkomst verzin, of dat ik het vroeger van Moeders heb gehoord: 'vlaflip' heeft volgens mij te maken met Flipje, de icoon van de grootse Betuwse jamfabriek van weleer. Vroeger zat er onderin eerst een laagje rode jam (dat is later vervangen door siroop) en daarna een laagje yoghurt. Ziehier: Flipje, want die was rood met een witte koksmuts op. Maar hierbovenop komt nog een hele laag gele vla: vandaar werd Flipje, Vlaflip.

Moet ik aan de bel gaan trekken? Want deze oerHollandse verklaring zou toch een plaats moeten krijgen in dat woordenboek. Anyway een 'vlaflip' maakt mij nog altijd vrolijk. Van oudsher, ver in mijn kindertijd, het komt uit de zestiger jaren, kan ik nog de vreugde voelen van die feestelijke vlaflip, waarop we soms getrakteerd werden. Zo'n lang glas, met een rood laagje, wit en geel. De monatoetjes van later haalden het niet bij dat gevoel: Ha! Feestje! Fijn! Het leven is Leuk!

In deze lijn heb ik diep, diep te doen met het negenjarig Japanse meisje dat ik gisteren zag in de documentaire Robotliefde (Mechanical love). Daar had professor Hiroshi Ishiguro een evenbeeld van zichzelf geproduceerd, een robot met gezicht uitdrukkingen en lippenservice, die zo erg op hem zou moeten lijken, dat deze zijn rol in het gezin tijdens afwezigheid zou kunnen vervangen, zo grapte hij.

Hij testte de robot uit op zijn eigen dochtertje. Terwijl hij zelf in een andere kamer zat en praatte en zo zijn dochtertje aanspoorde 'hem', de robot dus, aan te raken, zat zijn dochter in totale huivering erbij. Nee, ze wilde hem niet aanraken, nee dat was niet haar papa en papa vroeg via de robot: Waarom niet? Ook erna liep mama nog een vragenlijst met het kind na, hoe ze het vond. Dit meisje was in de ultieme nachtmerrie beland en keek dood en doodongelukkig. Ze wilde alleen maar weg, maar dat kun je niet met zulke ouders.

Hoe is het mogelijk dat een kind hieraan wordt blootgesteld en niemand kennelijk protesteert? Wat houdt zij hieraan over? Een getroebleerd beeld van haar vader en een wereld die niet mag kloppen, zoals een vlaflip die je door elkaar roert geen vlaflip meer is.

donderdag 26 november 2009

Topp Twins

Gisteren een heerlijke documentaire gezien: Topp Twins: Untouchable Girls, waar ik geëmotioneerd uitkwam. Het gaat over de tweeling Jools en Lynda Topp uit Nieuw Zeeland. Ze zingen country-achtige liedjes, ze spelen allerlei typetjes, ze zijn lesbisch en wonen met hun vriendinnen, waarvan de ene al 40 jaar een stel vormt, in een huis op het platteland, waar ze gek op zijn. Ze blijken een deel van de Nieuw Zeelandse cultuur te zijn, hebben met politiekerige liedjes de gay rights in NZ dichterbij gebracht en het gegeven dat NZ nucleair vrij is.

De documentaire had als geraamte een concert dat de tweeling nu gaf met familie en vrienden en waar ze terugblikten op hun leven. Dan zag je beelden waar ze jong waren en dezelfde zelfgemaakte liedjes zongen, je zag hun ouders, ook twee fantastische, grappige mensen uit een stuk, je zag hen meelopen in politieke demonstraties, reacties van mensen uit het vak, je zag ze toeren en overal enthousiaste mensen van allerlei pluimage.

Iemand vatte het goed samen: wat ze doen is allemaal net als of en daarom weten ze allerlei mensen mee te nemen in een energie waar lol en levenslust en relativeren van jezelf de boventoon voeren. Het is als of ze countryliedjes zingen, als of ze twee cowboyachtige boeren zijn, als of ze campmother en campleader zijn, als of ze Ken en Ken zijn, de twee mannen in pak, alsof ze twee uitgezakte verpleegsters of rokende arbeiders of jetset cocktailvrouwen zijn... iedereen herkent iets en laat zich zo meesleuren in hun wereld. Maar zelf zijn ze het allemaal: er is geen professionele carrière, geen maatschappelijk imago, ze zijn wie ze zijn.

Ik moest heel vaak lachen, met iets van een brok in de keel. Het is alsof de film een soort parallelle wereld vertoont van veel fragmenten uit mijn eigen leven. Natuurlijk ook omdat W. in Nieuw Zeeland woont en ik er al twee keer geweest ben. De tijd van hun leven loopt ook gelijk met het mijne: in dezelfde tijd politiekerig geweest, countrymuziek ontdekken, de natuur, dezelfde hang naar het volkse, het samen een feestje bouwen en lol hebben.

Langzaam werkt de film naar een climax. Je vloeit mee met al hun stemmingen en verschijningsvormen en de sfeer wordt intiemer: ze zingen een liefdesliedje naar hun partners in de zaal, die dan pas in de documentaire geïnterviewd worden. Dan blijkt plotseling een van beide borstkanker te hebben en zie je haar doodziek in het ziekenhuis, terwijl de ander er volkomen machteloos bij zit. ' Als ik beter wordt dan wil ik dat je bij elk optreden voortaan ook mijn favoriete liedje My Pinto Pony zingt' en dat zetten ze dan tijdens het concert in.

Onderwijl zie je weer archiefbeelden: voor het eerst weer thuis en buiten, wankelend naar haar paarden, daar waar je ze tevoren met zijn tweeeen gezond en krachtig door de vlakten ziet draven, en ze vertelt dat de adem van haar paarden haar ter plekke het gevoel gaven dat dit genezend was. Ze legt haar kale hoofd op hun briezende snuiten. Zo mooi: die stervelijkheid en broosheid ineens en dat zoiets onwetenschappelijks ineens waar is: de adem van de paarden die is healing en nu zingen ze en omarmen elkaar tijdens dit concert.

De ene zegt: ik dacht even: als jij dood gaat... dan ben ik nobody. Wat een apart en uniek leven hebben die twee. Wat moet het bijzonder zijn om deel te zijn van een tweeling en altijd en overal te kunnen vertrouwen op een ander mens, die ook zoveel op je lijkt. Jodelend gaan die twee door het leven, letterlijk en figuurlijk, langs toppen en dalen, die Topp Twins.


woensdag 25 november 2009

Idfa: Dol fijn

Ik ben al de hele week een beetje in de IDFA-sfeer, het documentairefestival dat in Amsterdam plaats vindt en gisteren ook in mijn stad is aanbeland. De officiële openingfilm van dit jaar is: War Games and the man who stopped them. Over de Poolse kolonel Kuklinsky, die meer dan 40.000 documenten tijdens de Koude Oorlog naar de CIA wist door te sluizen. Al die mensen aan het woord uit Polen en Amerika met de vraag of hij nu een held of een verrader was. Volgens Amerika waren we zonder hem overspoeld geweest door het rode gevaar.

Het interessants is toch om in het hoofd van zo iemand te kruipen: hoe deed hij dat 9 jaar lang? Hoe kon het voor hem zo vanzelfsprekend zijn om dit te doen? Hij wilde er geen geld voor en had niet bedacht om in het Westen te willen wonen, zoals zijn overhaaste vlucht en zijn altijd verlangen naar Polen liet zien. Het briefje waarmee hij zijn diensten aanbood aan Amerika was ondertekent met P.V. en dat bleek voor Poolse Viking te staan. Zo keek hij dus naar zichzelf: een strijdlustige, rechtschapen, sterke zeeman, die vanzelfsprekend de woelige baren trotseert.

Zulk soort typen zaten er ook in de andere film die ik gisterenavond zag: The Cove. Over een klein Japans kustplaatsje Taiji, waar al eeuwenlang de dolfijnen langstrekken. Die worden nu met een geluidswal in een fuik gelokt. Daar staan dolfijnentrainers van over de wereld in het water om er enkelen uit te kiezen. Elke dolfijn is 150.000 dollar waard. De overigen worden gesluisd naar een inham buiten het zicht en vermoord, 23.000 per jaar, het water kleurt er bloedrood. Voor het dolfijnvlees, dat echter vol kwik zit.

Surrealistisch was de vrolijke pretparkachtige sfeer in het dorpje vol beelden en schilderingen van vrolijke dolfijnen, de klater-kletter-sfeer van Seaworld en het lot van de dolfijnen die door hun glimlachend uiterlijk niet duidelijk kunnen maken dat zo dood ongelukkig zijn in gevangenschap. Ook hier zat de tragiek besloten in één man: Richard O'Berry, de trainer van de dolfijnen die Flipper speelden.

Dat is me toch wat: het huis waar dat tv-gezin woonde, aan het water waar Flipper rondzwom, dat was in het echt het huis van Ric O' Berry zelf, waar hij 7 jaar lang gewoond heeft. Pas toen Kathy, een van de Flippers in zijn armen zelfmoord pleegde, drong er bij hem een besef binnen dat dolfijnen helemaal geen kunstjes willen doen. Dolfijnen kunnen zelf besluiten om niet meer adem te halen en dat deed Kathy. Ze legde zich in de armen van Ric en stopte er mee.

Door hem zijn er nu dolfinaria over de hele wereld. De keren dat ik er was, vond ik het er ook altijd lollig. Maar wetenschappelijk is al aangetoond, dat dolfijnen in gevangenschap gemiddeld 20 jaar oud worden en in de vrije zee, 40 jaar en dat ze bijna allemaal medicijnen gebruiken tegen de stress en de maagzweren. Het levenslot van O'Berry bestaat uit het besef dat hij zich persoonlijk verantwoordelijk acht voor het bestaan van Dolfijnaria en nu alweer 35 jaar strijdt tegen het verschijnsel.

Maar wat moeten we dan met al onze positieve ervaringen met dolfijnen? Ik zelf heb er ook zo eentje. Ik was in de dierentuin van Vancouver en daar was een groot onderwaterbasin waar ook een dolfijn rondzwom, heel in de verte. Ik dacht: als dolfijnen echt contact willen met mensen en ze dat ook weten te bewerkstelligen op een wijze die wij nog niet begrijpen: Oké, dolfijn, kom dan naar me toe! En prompt zwom deze dolfijn rechtsreeks naar mij en drukte zijn snuit tegen het glas, op de hoogte van mijn hoofd. Ja, hij glimlachte natuurlijk naar me. Oeps, wat akelig om nu te denken dat hij wellicht zei: red me uit deze benarde situatie, laat me vrij!


dinsdag 24 november 2009

Etty Hillesum

Omdat ik van Etty Hillesum het Verzameld Werk heb gekocht, met daarin al haar dagboeken en brieven, ongecensureerd, bedacht ik dat ik mijn oude exemplaar van Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum 1941-1943 wel weg kon geven. Dus ik zoeken in mijn boekenkast om het op te duikelen. Ja, daar was ie. Voorin stond dat ik het gekocht had ter gelegenheid van 'het groepje'. O ja, ooit heb ik dit met een aantal mensen, waarvan het merendeel aanstaand theoloog, gelezen.

Het was in het jaar 1982, ook dat staat voorin. Het boek was een enorme hype, ook onder de linksen, de verlichten, zij die geen enkele boodschap meer hadden aan godsdienst of religie. Misschien is het boek de geboortegrond van allen die nu zo druk zijn met alle nieuwe vormen van spiritualiteit of opnieuw terugkeren naar hun christelijke wortels. Want het is opvallend hoezeer het dagboek ook doordrenkt is van mystiek; een heftig zoeken en ervaren van God.

De heel jonge Julika Marijn heeft er een theatervoorstelling van gemaakt die heet naar een van haar andere verzameling dagboeken: In duizend zoete armen. Ik vond het een heel ontroerende voorstelling. Ook het gegeven dat een nieuwe generatie de passie en hartocht van Etty voor een man weet te verweven met die andere 'zoete armen': de omhelzing van het leven zelf, de altijd voortdurende liefdesstroom in het bestaan, 'God', als je dat woord wilt gebruiken.

Ik bladerde wat in Het verstoorde leven en de censuur viel me meteen op. Overal waar ze smacht en worstelt met haar erotische gevoelens: dat is weg gelaten. Dan blijft de 'verhevenheid' van het liefdesgevoel dus over. Maar die sprak 27 jaar geleden dus wél aan! Mijn hele boek zit vol streepjes en uitroeptekens en af en toe wat commentaar. Dus het boek kan ik niet weg doen: het bevat de sporen van mijn eigen bestaansgrond.

Een paar flarden zomaar achter elkaar: Het is moeilijk om met God en met je onderlichaam op gelijke goede voet te staan. / Ik denk wel dat ik naar de afzondering van een klooster verlang. Maar ik zal het toch onder de mensen moeten zoeken./ Ik zal me vandaag terug trekken en uitrusten in m'n eigen innerlijke stilte. In de innerlijke ruimte van stilte waar ik nu een hele dag gastvrijheid aanvraag. / Ik heb de mensen zo verschrikkelijk lief omdat ik in ieder mens een stukje van jou liefheb, mijn God.

En zo kan ik nog wel een poosje doorgaan... Tot slot een andere onderstreping mijnerzijds, eentje waarin ik nu, als ik terugkijk van weet dat het dit is, waarom ik nooit zo geloofd heb in een druk, actief , carrièregericht leven: Ik voel me de bewaarplaats van een kostbaar stuk leven, met alle verantwoordelijkheid daarvan. Ik voel me verantwoordelijk voor het mooie en grote gevoel voor dit leven dat ik in me heb en dat moet ik onbeschadigd door deze tijd heen weten te loodsen naar een betere tijd toe. Dat is het enige waar het om gaat.

Etty's tijd was die van de verschrikkelijke wereldoorlog en de vernietiging van de Joden. Ook zij heeft de oorlog niet overleeft. Maar het Leven waarover zij spreekt, dat heeft ze behouden, tot haar laatste snik en door haar dood heen, in de woorden die ze heeft na gelaten.

maandag 23 november 2009

Alfa-mannetjes

Gisterenavond op de tv in Profiel de bioloog Frans de Waal die apen bestudeerd. In Burgers Zoo in Arnhem leeft werelds grootste apenkolonie in gevangenschap. Ik heb er ook vaak naar gekeken en die chimpansees bestudeert. Met de kennis van hem, herken je ook in enige mate wat er zoal onderling aan interacties gebeurd, tussen die apen.

Uit zijn boek Van nature goed, over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren (1996) staat me vooral bij, dat apen opofferingsgezindheid kennen. Een eigenschap die voor zijn onderzoek niet des diers was, volgens de algemene beschaafde mening. Hij vertelt daar over twee zussen, waarvan de ene zwak is en in de groep wordt gepest en de andere zus, die haar voortdurend beschermt en ook eten uit haar eigen mond spaart en dat weggeeft.

Gisteren vertelde hij over de alfa-mannetjes. Hoe zijn focus veranderde door de moord op een alfa-mannetje. Dit mannetje was een heel goede leider, vredestichtend en sociaal en in de tijd van zijn leiderschap floreerde de hele kolonie. Totdat er twee andere jonge alfa-mannetjes een bondje met elkaar sloten en samen probeerden om de leider af te zetten. De spanningen in de groep stegen, er on stond een soort gevecht waar Leider won en de twee afdropen.

Maar de tijd schreed voort en opnieuw kwam de kolonie onder spanning te staan. De verzorgers scheidden de twee jonge alfa-mannen van elkaar wanneer ze de nachthokken in gingen. Op een dag klonken de twee jongen én de Leider aan elkaar: ze waren niet van elkaar te scheiden en hielden elkaar stevig vast. Uiteindelijk besloot men om ze dan maar met hun drieën in één hok te plaatsen, het kon niet anders. Een fatale beslissing: de vredelievende Leider werd door de andere twee vermoord. Waarschijnlijk had ook de Leider zich vergist in zijn eigen oplossend vermogen.

Tevoren was De Waal gefocust op het vermogen van dieren om samen te werken en sociaal te zijn. Maar door dit incident is hij geïnteresseerd geraakt hoe deze apen omgaan met hun 'goede' én 'kwade' impulsen. Doorgetrokken naar mensen meent hij dat moraliteit niet bestaat in een hoog verheven wereld die los staat van het gedrag. Het gaat niet om dénken over goed en kwaad, maar om het doén. Goed en kwaad zijn geen aparte grootheden: het zijn de omstandigheden die allerlei soorten van gedrag genereren.

Alfa-mannetjes: ik ben ze zelf in allerlei soorten en maten tegen gekomen. Ik ben natuurlijk toch een softie en een watje: Ik kan me bijna niet voorstellen hoe alfa-mannetjes er alles aan doen om hun zin te krijgen. Hoe er omstandigheden zijn waar een alfa-mannetje dat alleraardigst en charmant kan zijn, toch er naar streeft om een ander te elimineren. Het is een besef dat ik me ook eigen heb te maken: er is een glijdende schaal tussen mensen en dieren. Niks menselijks is de dieren vreemd en zo ook omgekeerd.

vrijdag 20 november 2009

Fantoompijn

Vandaag voelde ik me net een oud dametje in een kuuroord. Ik geloof dat in de film De tweeling, die twee zussen elkaar ook in een zonnige, koude tuin van een kuuroord, na een leven lang weer ontmoeten. Ik zat namelijk in mijn tuin met een dekentje over mijn benen en een dik vest aan, in de lage zon die nu weer de hele ochtend op het terrasje scheen, omdat de boom van de buurman kaal is geworden. Ik las Veranderend licht van de Deen Jens Christian Grondahl uit. God, wat een prachtig boek!

Het boek legt minutieus bloot wat in het boeddhisme het 'web van de onderlinge afhankelijkheid' heet. Alles, alles heeft met elkaar te maken, zowel alles wat er in je binnenwereld woelt en de wijze waarop dat van invloed is op alles en alles in de buitenwereld. Hoe het besef dat alle mensen dit gelijk met elkaar delen, je ook weer laat zien hoe jij je wel of niet met al het andere verbonden hebt.

Een citaat maar: Andere mensen. Je kent ze niet, ze leiden hun onbekende leven, en toch, denkt Irene, is er in elk onbekend leven iets waarnaar je herkennend zou kunnen knikken. In elk leven vind je waarschijnlijk af en toe een gevoel van onvermogen, de resten van een oorspronkelijk verwonderen. Als een fantoompijn, een vage maar pijnlijke herinnering aan een gemiste kans, iets wat je verzuimd of domweg verloren hebt.

Hier gaat het om. Je dit realiseren. Dat er ergens als onderstroom in het leven het mogelijk is om authentiek te zijn, dicht bij jezelf. Dat dit kennelijk niet altijd kan en niet voortdurend. Dat je jezelf hervinden kan en dan weet dat je jezelf ontrouw was en daarmee ook ergens ontrouw bent geweest aan het leven zelf en alle mensen daarin. Dit klinkt gauw zo vaag en het is gaan horen bij het terrein van het zweven, de taal van de spiritualiteit, maar in dit boek is het ingebed in een allerdaags verhaal, zo'n levensverhaal dat het jouwe had kunnen zijn.

Op het einde van het boek, nadat Irene een ontmoeting heeft gehad met haar biologische vader, een joodse musicus en cellist die in zijn ervaring van Muziek dezelfde verbondenheid deelt met elk andere, dus ook met Irene, zijn ineens opgedoken dochter, die desondanks een vreemdelinge blijven zal, neemt Irene in haar auto terug naar huis van Slovenie naar Denemarken een lifter mee.

Pagina's lang, zolang als de reis duurt, leeft Irene zich in deze lifter in, met wie ze niet spreken kan, ze kennen elkaars taal niet. Hoe deze vreemdeling net als haar een leven wilt met geluk daarin, vervulling. Op het einde begrijpt ze dat hij illegaal het land in wil komen en laat ze hem plaatsnemen in de kofferbak van haar auto. Ze zet heel hard Mozart op en hoopt dat hij het ook hoort. We zijn allebei op weg, jij en ik. Voor jou is alles nog onbeslist, voor mij is het al aan de late kant.

En dan volgt de laatste alinea van het boek: Het is aldoor hetzelfde begin. Het leven verandert constant, en er is geen plek ter wereld waar we thuishoren. Een begin heeft geen aankomst, geen eindbestemming. De hoop is dakloos, maar niet klein te krijgen, stromend onder een zonnescherm in het veranderende licht van de kalme waterspiegel. Naakt en fijngeslepen, glanzend van vochtige hars. Een hart van populier en spar, zo licht en iel dat het kan trillen en weerklinken van alles wat er passeert.

Ik geloof dat ik in de winter geen bloemen meer kan kopen. Want vlak voordat ik me in dit boek begaf, las ik in de krant over de bloemenstad Naivasha in Kenia. Daar werkt Irene Julia Anyango, 32 jaar, weduwe en moeder van vier kinderen. Voor 27 euro per maand plukt ze en knipt ze bloemen: 500.000 per maand vervoert de firma Maaskant die naar de Nederlandse bloemenveiling en met hem nog twintig andere Nederlandse teelers.

Haar handen hebben een groene aanslag op een schubachtige huid met droge zwarte puntjes. Ze mag geen handschoenen dragen want die beschadigen de bloemen. Haar handen staan dus aan het begin van dat bosje dat jij voor de gezelligheid in een vaasje duwt in je mooie, warme geriefelijke huis. Voor de fleur en kleur. Het wordt tijd voor een fairtrade keurmerk, maar of dat zal lukken met hét exportproduct van Nederland, de Bloem?

In het web van de onderlinge afhankelijkheid is er ook altijd fantoompijn. Maar ik weet niet of ik me dit met bloemen wil laten zeggen.

donderdag 19 november 2009

Sinterklaasje

Het is wel grappig om te zien hoe Nichtje omgaat met het gegeven dat ze nu weet dat Sinterklaas niet bestaat, maar dat hij toch afgelopen zaterdag in het land kwam. Eerst had ze aangegeven dat ze wel bij Oma boven wilde kijken, 'met andere ogen', had ze daarbij gezegd, hoe de Sint aan De Waalkade aankwam. Maar uiteindelijk zijn ze toch naar de vertrouwde aankomstplaats in hun dorp gegaan.

Vorig jaar zeer verlangend om Sinterklaas zelf een hand te kunnen geven, maar nu maakte het haar niet uit en had ze zich gestort om zo dicht mogelijk bij de Zwarte Pieten te komen, om zoveel mogeljk pepernoten te scoren. Sinterklaas bestaat niet, maar hij hangt wél in de lucht.

Met haar verzon ik een nieuw Sinterklaasliedje, een walsje en inhaakliedje:
In een Spaanse villa, op een Spaans terras
daar zat Sinterklaasje, lekker in zijn sas
en ook alle Pieten, die waren aan het genieten
In een Spaanse villa, in de Spaanse zó-o'-o-o-o-o-o-n!
Zon zo lang mogelijk aanhouden, totdat je geen adem meer krijgt. Wij hadden bijna geen adem meer, van het telkens herhalen van dit liedje.

Had dit liedje vorig jaar ook gekund? Nee, want toen zong ze naár Sinterklaas toe en nu zingt ze óver hem en is hij notabene ook nog in Spanje. Maar je moet toch wat, met een tijd waarin er iets in de lucht hangt en het harde feit dat het er niet is, blijkt dan maar gedeeltelijk waar. Het is zoiets als love is in the air, dan is er tegelijkertijd niks en van alles. Dat zat ook in de film die ik gisteren zag: New York, I love you.

Wat zat ik heerlijk met een glimlach in het donker in mijn bioscoop stoel! Door het camerawerk lijkt het net of je meewaait met een geest door New York, soms net boven ooghoogte, soms daal je neer en volg je wat mensen, soms streelt-ie langs gebouwen, bankjes in Central Park, de Brooklyn Bridge, een zonsondergang aan de Hudson.

Het is onmiskenbaar een goede geest: eentje van liefde, tederheid en mededogen. Hij daalt neer en je maakt anekdotisch wat levensmomenten mee van willekeurig wat mensen. In de Joodse gemeenschap, Italianen, er komt een Puertoricaan voorbij, taxichauffeurs, jongeren in de kunstscène. Van alles wat, met bijdragen van verschillende regisseurs, al miste ik achteraf een verhaaltje met Negers. Er zijn geen Zwarte Pieten in dit NY.

Die levensmomenten zouden écht kunnen zijn, maar de mogelijkheid dat het alleen in het hoofd zit als fantasie, of als herinnering of dat er een menselijk engel even praat en zo het lot van iemand even verandert; dat kán ook. Vandaar mijn glimlach, waarschijnlijk. Ik geloof namelijk heel erg in het tussengebied, waar de geest kan waaien en je mogelijkheden en ervaringen geeft die er anders niet zouden zijn. De werkelijkheid is zo gelaagd: er bestaat zoveel tegelijkertijd wel en niet en wel, heel engelachtig, heel sinterklaasje.

woensdag 18 november 2009

Veranderend licht

Het houdt me deze week bezig: de verhouding tussen vorm en inhoud. Vanochtend las ik in Trouw een bericht over de 500.000 vergeten Australiërs, die als kinderen tussen 1930-1970 in kindertehuizen in een soort kinderslavernij leefden. Ze werden gedeporteerd, zoals een slachtoffer dat noemt uit o.a. Groot Brittannië omdat dat goedkoper was dan ze in eigen land op te vangen. En jawel: de kerken waren de spil hierin.

Over de fraters van de Christian Brothers getuigt een kind: 'We werden ook seksueel misbruikt. De broeders kwamen 's nachts naar onze bedden en namen ons mee naar hun slaapkamers. Ze gebruikten ook grof geweld. Ik had op een dag met zes andere jongens druiven geplukt in de tuin. We hadden honger.' De overste kleedde hem als straf naakt uit en ranselde hem af in het bijzijn van de andere iongens. En deze lui zitten dan overdag regelmatig te bidden: de vorm ziet er mooi en hemels uit maar de inhoud is de pure hel.

En ik lees van Jens Christian Grondahl: Veranderend licht. Daarin ontdekt de 56-jarige Irene dat haar man Martin een ander heeft. Dat zet haar aan tot zelf onderzoek en ze komt er tot haar eigen ontzetting achter, dat ze wellicht nooit van hem gehouden heeft. Dat Martin wellicht zo hoffelijk is, om nu de schuld van de scheiding op zich te nemen, terwijl de liefdeloosheid uit haar zelf komt.

Ze bezoekt haar moeder. ' Irene kijkt naar haar moeder. Zij heeft haar hele leven doorgebracht met de zorg voor het uiterlijke kader van het leven; ze ging erin op, verfraaide het, administreerde de betrouwbare, regelmatige onveranderlijkheid ervan. Ze had het zo druk met dat kader dat Irene soms de indruk had dat haar moeder helemaal vergat wat erin zat. De inhoud, de inhoud van het leven. Maar kun je onderscheid maken tussen het leven en de inhoud daarvan?

Dat is voor mij de vraag: leven en inhoud hebben met elkaar te maken maar hoe? Een klooster, de uiterlijke vorm van het leven in broeder of zusterschap, kan net zo goed de façade zijn van een hel eronder. Een huwelijk dat dertig jaar duurt en een onveranderlijke rots lijkt in de branding, kan hol, leeg en kaal blijken. Wanneer ik me bezig houdt met het schrijven van een mooie meditatie, dan kan de vorm en de inhoud wel helemaal kloppen, maar tegelijk niet gelijk lopen met hoe ik me verder gedraag.

Ook ik heb de neiging om het ene in mijn leven als belangrijker, dieper, en mooier te beschouwen dan het andere. Mijn gedrevenheid is eerder gericht op het lezen en genieten van mooie boeken, kunst, de natuur. Ik mediteer liever dan me druk maken over het feit of ik de biljartballen heb opgeruimd in een wijkcentrum dat tussentijds wordt afgesloten en waar niemand meer komt totdat de volgende dienst heeft.

Maar stel dat dit voor een collega nu heel belangrijk is? Dan behoor ik zijn behoefte daaronder, van aandacht en serieus genomen willen worden wel serieus te nemen. Liefdeloosheid is zo geschiedt. In een liefdesrelatie kun je niet voortleven op de macht der gewoonte, in een klooster kun je je niet verbergen achter heilige teksten en het samen bidden. Zo wordt onverwachts, een biljarttafel een plek van gebed, waar vorm en inhoud samen kunnen vallen. Merkwaardig toch; Het Leven. Zoals in het boek van Grondahl: het licht verandert.

dinsdag 17 november 2009

Leerzaam

Vroeger heette dat: werken aan jezelf. Met slimme strategieën en theorieën was er winst te halen voor jezelf als je ánders leerde handelen en ander over jezelf leerde denken en voelen. Dan kom je op een leeftijd dat je dat allemaal wel gehad hebt. Denk je. Na vanochtend, na een training met collega's om de werkverhoudingen te verbeteren en ik daar moe vandaan kom, valt niet te ontkennen dat je altijd wel weer wat kan leren.

De theorie van de Jakhals en de Giraffe. Ik besteedde er al ooit eens een blogje aan omdat ik me doodergerde dat deze theorie werd uitgestort onder leidinggevenden en interieurverzorgsters, tegelijk. Ik heb er zelfs een brief over geschreven aan de organisatie. Die cursus is ook niet doorgezet. Dus ik had wel een beetje gelijk. Maar mijn ergenis van toen, zegt ook dat het me ook wel raakte: Dat wat irriteert, daar moet je wat mee, dus oké.

Het is best wel Zinnig om naar je eigen communicatie te kijken of en wanneer je een jakhals bent of een giraffe. De jakhals valt aan, beoordeelt en veroordeelt en de Giraffe heeft een groot hart en richt zich daarmee met gevoel naar anderen. Volgens mij ben ik in het laatste aardig goed, behalve als er een jakhals naar mij gericht wordt, zo leerde ik vandaag.

Een Jakhals naar mij doet me ofwel dichtklappen onder het mom van: de wijste zwijgt. Ofwel het maakt de Jakhals in mezelf wakker en dan ontstaat er een woordenstroom. Niet helemaal in balans, want dan blijf ik schieten en kan bijna niet ophouden. Héél leerzaam. Nog interessanter is de Jakhals die je op jezelf richt: ik kom er niet door, ze moeten me niet, ik sta met lege handen. Die Jakhals kan de verpakking hebben van een Giraffe.

Dit laatste is echt een eye-opener voor me. In kerkelijke, christelijke kringen komt deze jakhals heel veel voor. De verpakking is lief en vriendelijk, maar daarin zit een gigantisch oordeel over het doen en laten van anderen besloten. In alle levensbeschouwingen sluipt deze Jakhals-Giraffe binnen: Laat los, dat gepeupel en al die onrust. Waarmee je ook kunt zeggen: ik wil een ander niet serieus nemen. Heel leerzaam. Vanavond maar eens laten sudderen bij een goed muziekje of een dvd.

maandag 16 november 2009

Kerk(er)

De kou slaat me om het hart als ik de kop in de ochtendkrant lees: Rector Arienskonvikt uit functies ontheven. En de inleidende kopzin die eindigt met: 'Zo gaat dat in de kerk.' Voor niet-ingewijden: het Arienskonvikt was de enige katholieke opleiding voor priesters die met opzet ooit in de stad is neergezet zodat priesterstudenten met twee voeten in de wereld zouden kunnen blijven staan.

Ik ben er ooit een hele dag geweest. Midden in de binnenstad van Utrecht. Vriend E. werd priester en er was een open dag. Ik ging er als het ware ook op antropologisch onderzoek uit. Hoe is het daar binnen de muren, hoe kijkt men er tegen aan als een goede vriendin, een vrouw dus, meekijkt, wat lopen daar voor soort mensen? Het veel me helemaal mee. Binnen de muren hing een vrijzinnige, milde. speelse sfeer, waar je tussen de regels kon voelen dat hier enigzins verborgen voor de orthodoxie van Rome, aanstaande priesters gewoon zichzelf konden zijn.

Dat lag ook in de handen van de rector: Norman Schnell. Eergisteren in Trouw uitte hij op eenzelfde wijze milde kritiek over het kerkelijk beleid dat dit konvikt gesloten zou worden. O, 0.0. dacht ik al: kan dat zonder repraisalles? Dat kan dus niet. Op staande voet wordt hij overgeplaatst en dat terwijl er 5 miljoen via fondsen beschikbaar was om het Arienskonvikt voort te laten bestaan.

Maar zo gaat dat in de kerk: zoals 'Gods Grondpersoneel' zelf weet te melden. De katolieke kerk wil geen vrije speelruimten meer, wenst geen kritiek, kijkt met minachting naar andere geluiden, want dat is niks in het licht van de eeuwige waarheden die ze denkt te representeren. De kerk creëert verwrongen mensen, die persoonlijk vaak anders denken en voelen dan er in de rigiditeit mogelijk is, maar met de paplepel meekrijgen dat men moet buigen voor dat wat van Hogerhand, via mensen en dus ook zijzelf, maar uiteindelijk van God, bedoelt is.

Ik heb dit nu zelf mee gemaakt. Hoe ik eenzijdig, als een barse verordening stante pede uit het klooster kon vertrekken. Hoe dezelfde me trachtte te troosten en aanbood om met me te wandelen naar de bushalte, dwars door de velden... Uiteindelijk had ik met hem te doen: vastzitten in het kerkelijk-kloosterlijk kader. Deze cultuur, deze kerk: ik hoop dat die snel verdwijnt, zichzelf overbodig maakt omdat iedereen uitsterft en er niemand meer is die luistert. Dit is geen kerk, maar een kerker.

zaterdag 14 november 2009

Stilte a.u.b.

Alhoewel mijn huis naar mijn gevoel al uitpuilt van de boeken en ik soms geneigd ben om alles de deur uit te doen en helemaal opnieuw te beginnen, uitgezonderd de gedichtenbundels en sommige kunstboeken, kan ik het toch weer niet nalaten om voor 1 euro twee afgeschreven prentenboeken uit de bieb te kopen. Beide gaan over doodgaan en rouw en met Vader regelmatig in mijn gedachten, zijn dat dan weer kostbare kleinoodjes.

De ene heet Derk Das blijft altijd bij ons, van Susan Varley en die heb ik al eens cadeau gegeven. Het valt meteen met de deur in huis: Derk Das was een goede vriend van alle dieren in het bos. Hij hield van iedereen en iedereen van hem. Maar hij was oud, héél oud. Hij was zo oud dat hij wist dat er gauw een eind aan zijn leven zou komen. Derk Das blijkt niet bang om dood te gaan. Hij verlaat dan alleen zijn lijf en komt dan in een lange tunnel waardoor hij zweeft, heel vrij en licht. Alle vrienden in het bos treuren, wanneer het zo ver is, maar halen mooie herinneringen aan Derk Das op.

Michieltje Mol wandelt in de lente weer op de heuvel waar hij Derk Das voor het laatst gezien heeft en hij wou Derk nog eens bedanken. 'Dank je wel, Derk! riep hij in de wind, dank je wel!' Zou Derk het horen? Ja... hij voelde het... Derk had het gehoord. Einde boekje. Dit alles in fijne pentekeningen met pasteltinten.

Het andere boekje heet: Stilte a.u.b. ik denk aan de kip. Verhaal van Hans Hagen en prenten van Harrie Geelen. Van de laatste ben ik wel fan. Hij heeft veel kinderboeken geïllustreerd, ook van zijn levenspartner Imme Drost. Geverfde tekeningen in heldere kleuren met hetzelfde soort jongetje of meisje, het lijkt met schwung op het papier gekladderd met snelle verfstreken, maar het klopt toch ook in het detail en het is zo fris en raak en grappig, ook.

In dit verhaaltje gaat kip dood en het jongetje met de naam die je ook kunt omdraaien Onno Ebbe, stopt het laatste ei van kip in een doos en zet de doos op tafel, onder de lamp. "Kip is weg' fluistert hij. 'Kip woont nu in mijn hoofd'. Haan tikt op het glas. 'Onno Ebbe kom toch naar buiten?'. 'Sst', zegt Onno Ebbe,' ik heb bezoek...' 'Bezoek? waar?' 'Hier.' Onno Ebbe wijst naar zijn hoofd. 'O sorry', zegt haan, 'dat kon ik van buiten niet zien.' Onno Ebbe schrijft een briefje: Stilte a.u.b. ik denk aan de kip.

Heel leuk gevonden. Later gaat jongetje nog dromen en gaat op reis naar het land van later, waar kip is, maar besluit toch maar terug te keren naar huis, naar hier-en-nu. Hij weet ook ineens de weg. Thuis: Onno Ebbe loopt naar de deur. 'Hallo, wie is daar?' 'Ik!.' 'Ik wie?' 'Nou ik...' 'Kip, kip, lieve kip. Kom ik help je uit de doos.' Einde boekje, er is een kuiken uit het ei gekomen.

Beide boekjes geven dus andere oplossingen over de wijze van verzoening met de dood. De een suggereert een leven na de dood, de andere verwijst naar het leven nu en dat dit telkens weer opnieuw begint. Gelukkig hoeven we niet te kiezen tussen beide opties. Ze kunnen rustig naast elkaar bestaan.

Wat zou het fijn zijn als ook de religie zichzelf zou presenteren als deze prentenboekjes. Kleurig, fantasievol, zonder waarheidstreven. Je vertelt gewoon een verhaaltje. En dat troost: als woorden en beelden je mee kunnen nemen. Dan sla je de boekjes dicht en denkt: Stilte a.u.b.

vrijdag 13 november 2009

Bill Viola

Gisteren ben ik een halve dag uit de tijd gevallen. Ik ging naar Tilburg, naar museum De Pont voor een tentoonstelling met het videowerk van Bill Viola Intimate Work geheten. Bill Viola (New York, 1951) wordt volgens het begeleidend boekje gezien als een van de belangrijkste kunstenaars van deze tijd. Door hem is video een volwaardige vorm van hedendaagse kunst geworden. Terecht, helemaal terecht, vind ik.

Bill Viola neemt je mee en voert je naar je eigen ervaringen van vergankelijkheid, het verstrijken van de tijd, verlies. De wijze waarop een ieder in de tijd staat, los geweekt van de rollen die je hebt te acteren en die eigenlijk een soort coating vormen van je innerlijke leven. Hij biedt je geen andere wereld aan waarin je kunt verwijlen, maar verwijst je middels zijn bewegende beelden helemaal terug naar jezelf.

De eerste video en tevens de oudste die je achtereenvolgens kunt zien in de oude wolhokken van De Pont dat hiervoor een wolfabriek was, heet The Reflecting Pool. Hier komt een geklede man lopen uit de bossen tot aan de rand van een vierkant zwembad. Hij maakt een enorme sprong de hoogte in en alvorens hij plonst in het water bevriest het beeld en blijft hij hangen in het loofblad van de bomen. Onderwijl zie je gespiegeld in het water dat het leven gewoon doorgaat. Er lopen wat mensen langs, het licht verandert. De contouren van de bevroren man verdwijnen onderwijl; hij wordt ook blad. Als hij geheel is opgelost, gaat het water bewegen, er stapt een naakte man uit het zwembad en die verdwijnt weer in de bossen.

In die eerste video uit 1977-1979, zit al alle thematiek van zijn latere werk. Water als verborgen kracht, zowel scheppend als vernietigend, aanwezig in bijvoorbeeld The Lovers (2005) waar twee geliefden in lichte kleding staande proberen te blijven terwijl er een gigantische waterstroom hen omver dreigt te werpen. In Acceptance (2008) waar een naakte vrouw alleen in het donker zich tracht te verhouden tegenover het water dat over haar heen stroomt en haar bijna vervaagt.

Er zit ook een associatie met een bovenwereld en een onderwereld. In Heaven and Earth (1992) kom je de kleine ruimte die zo'n wolhok is in, en is er een houten zuil die vanaf de grond komt met daarboven een tv scherm gemonteerd met daarin de zwartwit beelden van het gezicht van een baby. Daartegenover een tv scherm met het gezicht van een tandenloze oude stervende vrouw, aan dezelfde zuil die doorloopt tot aan het plafond. Het begin van het leven en het einde, kijken elkaar aan en lijken op elkaar.

Er zitten veel connotaties in Viola's werk die verwijzen naar verbeeldingen uit de christelijke traditie. Twee vrouwen zitten bij een soort graf te treuren. Er komt, alweer, water uit de tombe en er verrijst een lijkbleke jongeman uit het water. De oudere vrouw vangt hem zoals in zoveel piëta afbeeldingen op, de jongere vrouw legt een doek over hem. In een andere ruimte zweeft iets wat op een doek lijkt, waarop een lijdend mannenhoofd, korrelig beweegt; een associatie met Veronica's zweetdoek.

In Small Saints (2008) staan als het ware zes fotolijstjes op een zwarte plank en loopt er in ieder een mens af en aan. Ze krijgen kleur en worden scherp als ze frontaal in beeld zijn en opnieuw is het water dat over hen heen plenst, hun wit en grijs maakt en hen naar de achtergrond, uit beeld doet verdwijnen. Zes willekeurige mensen, Kleine Heiligen, noemt Viola ze. Dat zijn we dus allemaal.

In het wolhok ernaast is een zwartwit scherm met hoofd van Bill Viola zelf. Hij kijkt je aan en dan ineens komt er een dierlijke schreeuw uit hem. Je schrikt je dood.Twee meisjes begonnen te gillen alsof ze in een spookhuis waren. Als je langer kijkt, de video duurt meer dan 18 minuten en heet Nine Attempts to Achieve Immortality (1996), dan realiseer je je ineens dat wat Bill Viola doet is, de adem inhouden zo lang als hij kan. Als hij het dan niet meer houdt on staat er een beestachtige explosie, naar adem snakkend en happend. Indringend kijkt hij je onderwijl stil aan en dat is bijna intiem, als je alleen tegenover hem staat in het donker. Hij zegt: dit ben ik, dit ben jij en wij zijn niet on sterfelijk.

Het is écht een ervaring om elke video te bekijken en op je in te laten werken. De slow motion beelden , levensgroot in Observance (2002) : mensen van allerlei nationaliteiten lopen een voor een naar voren en zien iets wat hun intens verdrietig maakt en verdwijnen dan weer naar achter in de rij. En The Greeting (1995): drie vrouwen die elkaar zien en begroeten: 45 seconden uitgerekt tot 10 minuten. Deze zijn weer zo fysiek gefilmd, dat je sterk ervaart hoeveel er eigenlijk gebeurt in elk mens. Hoeveel, teveel, te snel, het leven gaat.

Slow Motion; Langzame Beweging intensiveert het leven vele duizenden malen. In Tai Chi gebeurt dat en op elke stille plek die je zelf creëert. Doe eens 1 minuut over 1 hap eten. Kijk een ander eens meer dan 1 minuut aan. Je alleen al voorstellen dat je dat met elk ander doet, met name met degenen waarmee je het niet zomaar goed kunt vinden, eng, hoor. Het verwijst naar een potentie in je, die je bijna niet aankan.

woensdag 11 november 2009

Herfstlicht

Afgelopen zondag was het weer eens zo ver: boven de rivieren was het donker met mist en nevelen en onder de rivieren was er een strakblauwe lucht met een zonnetje. Daar kwam ik 's avonds achter bij het weerbericht en gedeeltelijk ook al overdag. Het was zo'n zonnig weer, dat ik uit mijn bed sprong en besloot de herfstwandeling te maken dwars door de bossen van station Dieren naar Velp, ongeveer 14 km.

Die wandeling had ik gemist, dit jaar en ik vroeg me af of ik die deze herfat nog zou halen. In de trein woeien na de oversteek met de Waal, vlagen mist al over het land heen. Wél zag ik twee dikke mannetjesfazanten in een boom met rode bessen in het ochtendlicht en een zwerm kraaien die wisselende zwarte patronen door de lucht heen maakten. Wat een zwier en luchtigheid! Na oversteek met de Rijn, richting Dieren ging het helemaal mis. De lucht werd grijzer en dikker en in Dieren zelf zat het potdicht.

Natuurlijk ga je niet terug en gelukkig maar ook, want de wandeling langs en door de hoge beukenlanen, de groene varens bij de stammen, het op en af van bomen, de vele paddestoelen, het geel blad van de beuk dat gestippeld door de takken kwam en de wollige draderige oranjegeel kleuren van de larix: allemaal heel verkwikkend. Maar het meest bijzondere aan deze wandeling was de combinatie van de blauwe nevelen door de bomen en af en toe kort, de stralen zon die daar door heen filterden.

Het past bij een nieuwe ervaring van tegenwoordig: ik gebruik meer taal, laat meer weerstand zien als ik het ergens niet mee eens ben. Tevoren had ik de ervaring dat hoe meer woorden je gebruikt, hoe vager en mistiger het werd: onrust en wreveligheid wegens de onhelderheid van alles wat het woord uiteindelijk niet vermag. O, geef me de stilte in al haar klaarheid en helderheid, zo was mijn motto.

En nu? Ik vond een citaat terug dat ik alweer bijna 4 jaar geleden eens overgeschreven heb, van Jeanette Winterson uit De Vuurtorenwachter (Lighthousekeeping): 'De ware dingen zijn te groot of te klein of hebben in ieder geval altijd de verkeerde grootte om te passen in het sjabloon dat de taal heet. Dat weet ik. Maar ik weet ook iets anders. Temper het dagelijkse rumoer, en eerst is er dan de opluchting van de stilte. En vervolgens keert heel stil, zo stil als het licht, de betekenis terug. Woorden zijn het deel van de stilte dat uit te spreken is.'

voelde het landschap in de bossen nu. Door de stilte van de nevelen, kiert het licht van de woorden en ze geven het bos een andere dimensie, een andere diepte: het wordt anders wanneer men woorden gebruikt. Zo wil ik wel wat spraakzamer zijn: op de grens van nevel en licht. Dat de woorden verdichten en verruimen, tegelijkertijd. Dat de stilte sprankelt, maar niet ten onder gaat aan schelheid en rumoer en het sprankelende weer stil wordt, klein, en zich weer oprolt in haar eigen geheim.

dinsdag 10 november 2009

Mickey Mouse

Gisteren bij De Wereld Draait Door een aardig gesprek met Sara Kroos. Er werd aan haar gevraagd wat voor haar dan wel Geluk was. 'Jeetje, wat een vraag... ja wat is geluk voor mij, ik weet het zo gauw niet'. De vraag werd doorgespeeld aan Bram Moskowicz en die antwoordde dat geluk voor hem iets was van: tevreden zijn. Bram komt over het algemeen altijd erg tevreden over, met name met zichzelf.

Sara Kroos reageerde dat dít voor haar in ieder geval niks met geluk te maken had; tevredenheid. Ze kwam uiteindelijk met de woorden dat geluk voor haar iets te maken had, dat je het leven vierde, ondanks dat wat allemaal niet goed ging. Pijn, ziekte, verdriet, alle vormen van ongeluk die treffen iedereen. Maar dat je dat toch een deel laat zijn van dat leven dat je viert en je niet aan je ongeluk ten onder gaat; dat is voor haar geluk.

Ik vind dit een héél religieuze wijze van ervaren. Ook in kerken en andersoortige plekken waar rituelen worden voltrokken, gaat het erom dat je door deze rituele handelingen, het leven en wat daarin gebeurd naar een ander plan trekt. Je stelt je juist niét tevreden met de verbrokkeling, de gekte en alle losse eindjes. Die blijven wel, maar door rituelen ben je in staat om ze even aan elkaar te knopen, je weeft even een web waarin alles met elkaar te maken heeft en dit weefsel verzoent je, troost je en geeft een nieuw perspectief; een andere tijd in de normale tijd.

Sara Kroos vertelde dat ze in haar nieuwe voorstelling ook kwetsbaar wil zijn, dat het ergens ook mag schuren en dat ze niet alleen maar doldwaas komisch de Lama wil uithangen. Martin Simeck onderbrak haar en vond het dom dat ze dit zo vertelde, want nu had ze verraden wat haar punt was, ze had beter niks kunnen zeggen en zo het theaterpubliek verrassen.

Nu zag ik helemaal waarom Arthur Japin gelijk heeft omtrent Simeck. Die schreef in zijn autobiografie Zoals dat gaat met Wonderen, dat hij ooit door Simeck was geinterviewd, hij daar zelfs gehuild had, maar Simeck hem op het einde voor de voeten wierp, dat hij niet persoonlijk was geweest. Simeck is een aanstekelijke plakkerd met een warme uitstraling, maar wezenlijk niet geïnteresseerd in andere mensen, stelt Japin.

Simeck had een knuffel mee genomen, die hij vlak na de val van de muur ergens op een marktje gekocht had. Het stelde een onherkenbare Mickey Mouse voor: de Mickey Mouse zoals men in het communistische Oosten dacht dat die was, bij gebrek aan echte informatievoorziening. Dát was een sterk beeld. Dat wat echt is ook gecommuniceerd dient te worden en dat open communicatie de basis is van vrijheid.

En van geluk, zou ik zeggen. Geluk heeft voor mij te maken dat je de communicatie open kunt houden. Zowel het gesprek met je zelf, ieder ander en de wereld. Dat je niet in een illusie wilt leven en niet uit bent op effect of winst of macht. En Geluk heeft met vertrouwen te maken. Dat wat je geeft en laat zien in goede handen is.

Paradoxaal, dat iemand die furore heeft gemaakt met persoonlijke interviews, tegelijkertijd op kritieke momenten niet vertrouwen kan dat wat hij tevoorschijn krijgt naar de oppervlakte écht is. Het is de beroemde achilleshiel: daar waar je sterk in bent, dat is tegelijk je zwakte. Misschien dat Simeck het jeugdtrauma van dat communistisch Oosten nog steeds niet verwerkt heeft; met twee Mickey Mouses in de handen en blijven twijfelen, wie nu de echte is.

Simeck zou zijn Mickey Mouseknuffel aan Sara Kroos kunnen geven en zeggen: als jij me vertelt dat dit Mickey Mouse is en ik geloof je, dan ís dit Mickey Mouse. Ofwel met andere woorden: als ik jou vertrouwen kan en mij door jou mee laat slepen, dan ben ik gelukkig. Want uiteindelijk is elke Mickey Mouse de echte, voor wie daar in het gezamenlijke gesprek eenstemmig 'ja' tegen kan zeggen.

maandag 9 november 2009

Reünie

Het was al weken feest als ik mijn mailbox opende: er was een klassenreünie georganiseerd van mijn middelbare school. Een gouden vondst van U. die dit vanuit New York ook als een vijftigste verjaardagscadeautje voor zichzelf bedacht had. S. was haar handen en voeten in Nederland en wat is het bijzonder om te zien dat zo'n vriendschap van toen nog bestaat en zo'n leuke spin off voor de klas van weleer heeft.

Bijna iedereen had elkaar in al die jaren niet meer gezien, uitgezonderd een stel van toen die nog steeds bij elkaar was, prachtig dat dit in deze woelige tijden nog bestaat! En sommigen die nog wel hun wilde haren in de studententijd met elkaar kwijt geraakt zijn. Ook letterlijk. Krullende haren tot op de schouder en nu wat grijzend kruinhaar: in de mail moest ik twee keer kijken, om daar G. in de herkennen! Maar zijn lachje was nog precies dezelfde.

In de mail ging de oude klassesfeer en de herinneringen al herleven. Ze popten op: zomaar fragmenten en zelfs de stemmen van sommigen en met O. die mij al googelend gevonden had via de Clarissen, had ik zelfs iets telepatisch. Plotseling uit het niks, kwam hij in mijn gedachten, nog voor ik weet had van de reünie. In zijn witte T-shirt, dat altijd fris rook naar een wasmiddel. Van de foto van J. was ik ongeveer van mijn stoel gevallen, een Dikke Deur met een verlopen jasje aan en nu bleek dat het een grapje was, J. bleek dezelfde J. als indertijd.

Wat was het geanimeerd en speciaal! Na enkele uren vielen de gezichten van toen gewoon weer samen met wie men nu is. Niemand wezenlijk veranderd, zo leek het, allemaal nog herkenbaar in de motoriek, een lachje, de houding, de wijze van praten, gek, zo gek. De A-meisjes bij elkaar en met S. bewaar ik dierbare herinneringen dat we achterin zaten en de kletstantes van de klas waren. A. ging meteen na de middelbare school bij Schiphol werken en doet dat nog steeds. Ik benijdde haar daar om: ik moest gaan studeren.

Jarenlang is zo'n klas eigenlijk nog meer bekend aan je dan je familie. Simpelweg al om het aantal uren per week dat je met elkaar doorbrengt. Je wordt van kind, een puber en gaat door heftige veranderingen heen. En dan hoor je dezelfden die je na de puberteit nooit meer gezien hebt zeggen: als het met je kinderen niet goed gaat, dan gaat het ook niet goed met jezelf. Er waren ook al twee doden te betreuren en ik miste A. die wegens MS de reis niet kon maken.

Wat ik voor een dierbare privéherinnering hield: het liedje Heureux qui comme Ulysse, van George Brassens, ingebracht door de leraar Frans, dat ik enkele jaren geleden pas weer voor het eerst in het echt hoorde door een voorganger van YouTube en voor mij een soort lijfliedje is, Quelle est belle, la liberté, werd plotseling door meer dan de helft van de klas gezongen! 'Je bent mooi ouder geworden', zei iemand tegen me en dat is natuurlijk altijd aardig om te horen.


donderdag 5 november 2009

Toulemonde

Gaat het kopen bij de witmarkt-boekenwinkel: de dvd Odette Toulemonde waarmee de schrijver Eric-Emmanuel Schmitt zijn regiedebuut in 2007 maakte. Een verhaal dat gaat over Everyman, Iedereen, Toulemonde. Het kost maar 2,99 euro en voor 5 euro kun je er nog een dvd bij pakken en daar lag Lost & Delirious van Lea Pool, nog niet gezien, maar volgens mij ook veelbelovend.

In de Extra's is er een interview met Schmitt, die er uit ziet als een vriendelijke Paul de Leeuw. Hij is een hele hoop dikker geworden dan eerder. Zou dat door het succes komen van het Goede Leven dat naar hem toe is gekomen in de vorm van 31 talen waarin zijn boekjes verkrijgbaar zijn en dat Goede Leven dat hijzelf verkondigt? Dat Goede Leven bestaat uit verhalen in eenvoudige, klare taal die geinspireerd zijn door alle levensbeschouwingen. Ontroerend, troostend, wijs en mild.

De film heeft als thema levensvreugde en hij houdt van Walt Disney, zo vertelt hij, dus het verhaal is sprookjesachtig, wonderlijk gek af en toe, met een Happy End. Odette is een vrouw die make-up verkoopt in een grote winkel en helemaal idolaat is van een schrijver die te horen krijgt dat hij geen Echte Literator is, maar tweede garnituur. Door een wonderlijk toeval ontmoeten de twee elkaar en zij neemt hem en zijn crisis op in haar huis. Er loopt een conciërge rond die Jezus heet en paralel aan het verhaal dezelfde dingen mee maakt als Odette.

Eric-Emanuel Schmitt vertelt dat pas op het einde blijkt dat die Jezus, waarmee Odette wat eenvoudige praatjes maakt, alleen in het hoofd van Odette zit en dat hij het mooiste van film maken vond, dat hij als het ware met menselijke figuren kon kleien. Gezichtsuitdrukkingen, een loopje, een houding en met gebruik van simpele middelen. Als Odette bijvoorbeeld gaat zweven omdat ze eindelijk naast haar schrijver loopt, dan is zij in het echt met touwtjes omhoog geheven. En de lippenstickjes en de eyeliner die op haar toonbank gaan dansen en draaien: welnu er zaten zes mensen onder om dat te bedienen.

De film is een mooie aanvulling en geeft een nieuwe dimensie aan het oeuvre van Schmitt en krijgt haar charme omdat je zijn idioom en levensvisie kent. Voor wie dat niet zo is: dan kijk je wellicht naar een B-film: zoetig, irreëel, zonder suspense en met te weinig body. Zo komt zo'n film dan in de bakken witgoed terecht: Nogmaals: maar 2,99! Fijn hoe je met bijna niks, je heel rijk kunt voelen en die rijkdom verborgen zit in de gewone wereld. Dat is een van de thema's van Schmitt zelf, dus dat past perfect.

Poepgoed

Gisteren was ik in het Natuurmuseum, alwaar Nichtje haar verjaardagpartijtje hield. Poepgoed, een tentoonstelling over poep die daar regelmatig wederkeert; kinderen zijn daar dol op. Je kon er drollen werpen in twee wc'tjes en geuren raden: lavendel, dennengeur, mensenpoep, koeiemest, lekker joh! Er was een speurtocht en ik liep Zusje te assisteren terwijl Zwager aan het filmen was.

Interessant zo'n groep kinderen, waarvan sommigen elkaar al van school kennen vanaf de kleutertijd en anderen relatief nieuw waren, van dit jaar. Hoe dat samenklontert en ook weer af en toe uit elkaar gaat en 'onder ons' wil zijn. Echte meisjes met gevlochten haar, frutsels en franjes en een meisje dat twee koppen boven de andere uitstak in kwalitatief goedkopere en simpeler kleding. Dát was dus het meisje dat op haar verjaardag een pyjama vroeg omdat haar ouders gescheiden waren en ze bij haar vader geen pyjama had. Zo sneu, vond ik dat.

Dat meisje had al helemaal een overlevingsstrategie ingebouwd, brutaal zou men kunnen zeggen, niet meisjesachtig. Het ís zo: zo veel meisjes zijn echt Meisje, schattig en alert op de omgeving en wat behaagziek. Mijn zwak gaat dan toch uit naar het lelijkste en stilste meisje. Ze had een opgezwollen gezichtje met korsten en ze wilde nergens aan mee doen, maar stond overal wel dicht bij, alles intens in zich op te nemen. Ik luisterde met haar naar vogelgeluiden en wist drie keer een smalle glimlach bij haar te ontlokken en daarna kroop ze weer in haar schulp.

Alle meisjes deden ineens op het einde Truth or dare, ofwel Doen, Durven of de Waarheid, en ik deed ook mee. De Waarheid voor mij: Ben je verliefd? Nee, antwoordde ik en een ander meisje zei: Misschien is ze wel getrouwd. In de volgende ronde: Durven: durf jij hier op de bank te gaan staan? Natuurlijk! en de Meisjes vonden dat wel een foto waard, die Zusje schoot. Het stilste meisje had niet mee willen doen, maar bij de laatste opdracht die ik aan twee van hen gaf: Verzamel iedereen en zing met zijn allen één liedje, fluisterde ze tegen me, dat ze toch wel mee wilde doen.

Dus zong iedereen op het einde 'Lang zal ze leven,' inclusief Nichtje. Lang zullen ze allemaal leven, als alles volgens het plan verloopt, langer dan ik zelf, zij zijn de toekomst. In Duitsland schijnt het een gevleugeld begrip te zijn: de kinderloze regering. Er is daar in de regering helemaal niemand die kinderen heeft! Men schampert erover en weet daar geen goed raad mee. Dat de mensen die het beleid maken en over jou beslissen dat doen zonder de groei en bloei van kinderen in de eigen omgeving.

Tja. Is dat een bezwaar? Misschien een beetje. Je wereldbeeld wordt wellicht wat speelser en milder als je dagelijks poepluiers moet verschonen en verjaardagpartijtjes hebt te organiseren. Zo'n troep kinderen bij elkaar maken je bewust hoe verschillend een ieder is en dat tegelijkertijd groei en ontwikkelingsmogelijkheden ook al met de paplepel worden ingegoten. Je wil geen onderscheid, de een niet voortrekken boven de ander. Je gunt ze allemaal een leuk verjaarspartijtje en je hoopt dat het leven zo ook voor ze zal zijn: Poepgoed!

woensdag 4 november 2009

Samenwerking

Vanochtend las ik in Trouw dat China wereldwijd het hoogste zelfmoordcijfer heeft en dan niet onder de mannen, maar onder de vrouwen. Vrouwen in de leeftijd van 15 -34 jaar laten massaal het leven. Men schat gemiddeld tussen de 1 en 2 miljoen per jaar, waarvan er ongeveer een kwart meteen lukt. Vrouwen in China hebben tegenwoordig via de media inzage in het leven van andere vrouwen in het Westen, vergelijken dat met hun eigen leven en houden het dan voor gezien in de totale uitzichtloosheid daarvan.

Tegelijkertijd blijkt de concrete aanleiding van huishoudelijke aard, vooral op het platteland. Daar rennen vrouwen naar de voorraadkast waar het rattengif en de bestrijdingmiddelen staan, nemen het in en dat was het dan. Door mijn eigen China-gen, kan ik me dat aardig makkelijk voorstellen. Er waait iets fels door de genen. In de Chinese levensfilosofie is veel gericht om méé te stromen en je een deel van het geheel te weten. Dat doe je dan eindeloos, met de verontachtzaming van je eigen gevoelens en dan is de maat plotsklaps vol.

Ook in de strip Lucky Luke komen er van die 'rare Chinezen' voor. Heel beleefd en zich in schikkend totdat de explosie volgt. Wie alleen mee stroomt, is onzichtbaar en een nieuw inzicht mijnerzijds is dat je af en toe maar een kei of een rots of een flinke boomstam moet zijn, want dat geeft de stroom ook richting en een tempowisseling van langzaam en snel.

Omdat zelfmoord in China veelal een impulsdaad is, zou volgens Chinese wetenschappers het aantal zelfmoorden drastisch afnemen, als zowel de man als de vrouw een sleutel kregen van die kast waar het gif in bewaard word. Dat er twee sleutels nodig zijn, om de kast open te maken. Ik vind dat een heel aardige vondst, praktisch en psychogisch makkelijk te bevatten: eenvoud is het kenmerk van het ware.

Je zou van alles minstens twee moeten hebben, om iets te laten gelukken. En de samenwerking tussen die twee. Dan haal je al een keer meer adem, dan in de eruptie van het impuls en kom je tot een besef dat ik in het gedicht SAMENHANG van Adriaan Morriën las, vlak na lezing van dat krantenartikel:

Iedere dag heeft zijn zomer en winter
Zijn hyacinten en zijn blauwe asters
De wereld is nog vol geboorte
En ieder uur duurt langer dan mijn dood
Waar zij voorbijgegaan is hoor ik nieuwe mensen zingen
Waar zij tevreden slaapt, verandert onrust in een droom

dinsdag 3 november 2009

Helaas

Dit weekend heb ik Jopie gezien. Jopie was dertien jaar, blond met een matje in zijn nek en hij was de jongste uit een gezin vol dronkenlappen en aan lager wal geraakten. Om hem te redden,had de kinderbescherming hem in het kinderopvanghuis van Browndale geplaatst waar ik enige maanden dag en nacht gewerkt heb.

Jopie was een heel gevoelig jongetje en had behoefte aan warmte en af en toe dan stonden we omarmt op de overloop van het grote Pippi Langkous-huis. Zijn stoere gezichtje met de felle ogen veranderde dan in dat van een zachtaardige peuter. Een andere, al door de wol geverfde begeleider waarschuwde me, want Jopie zou al seksuele gevoelens kunnen hebben en ik als jonge 19 jarige schrok daar wel van. Browndale is zelf uiteindelijk aan seksschandalen ten onder gegaan. Helaas...

Ook zag ik dit weekend de jongeren uit de achterstandwijk van het wijkcentrum waar ik lang gewerkt heb. Ze kwamen elke middag biertjes drinken en als ze even alleen waren en niet met de hele groep, dan vertelden ze hun dromen aan mij. Vast en zeker je voornemen, om niet als je vader aan de drank en de drugs te raken en toen, op een ochtend om 9 uur kwam hij het wijkcentrum binnen, half van de wereld, maar verslagen en verdrietig: Hij bleek door zijn vader op kroegentocht meegenomen te zijn, om een Kerel te worden. Helaas...

Ik zag ze met dezelfde blik, dezelfde kleding, hetzelfde groepsgedrag. En dezelfde oudere vrouw die tussen de ruwe bolsters, de blanke pit probeert te blijven. Ik dacht aan een andere lange Jopie, die uit de wijk verhuisd was, omdat hij geen zin had in een leven dat bestond uit rondhangen, bier drinken, nummerborden van auto's stelen en door verkopen en regelmatig zes weken 'op vakantie gaan', brommen dus, in de bajes. Hoe zijn groep hem wist te vinden en hem het leven zuur maakte en hij toen toch maar terugkeerde naar zijn oude buurt. Helaas...

Ik zag ze allemaal in de film De helaasheid der dingen. Een mooie titel voor een knap gemaakte film, die zo realistisch was, dat ik het gevoel verloor van een avondje uit. Wat heb je aan films die zo dichtbij aan de werkelijkheid raken? Ik weet het niet. Ik word er altijd wat treurig van omdat het indirect vertelt hoeveel werkelijkheden er allemaal naast elkaar bestaan, zonder dat die elkaar ooit echt ontmoeten. Helaas...