Ik ben al de hele week een beetje in de IDFA-sfeer, het documentairefestival dat in Amsterdam plaats vindt en gisteren ook in mijn stad is aanbeland. De officiële openingfilm van dit jaar is: War Games and the man who stopped them. Over de Poolse kolonel Kuklinsky, die meer dan 40.000 documenten tijdens de Koude Oorlog naar de CIA wist door te sluizen. Al die mensen aan het woord uit Polen en Amerika met de vraag of hij nu een held of een verrader was. Volgens Amerika waren we zonder hem overspoeld geweest door het rode gevaar.
Het interessants is toch om in het hoofd van zo iemand te kruipen: hoe deed hij dat 9 jaar lang? Hoe kon het voor hem zo vanzelfsprekend zijn om dit te doen? Hij wilde er geen geld voor en had niet bedacht om in het Westen te willen wonen, zoals zijn overhaaste vlucht en zijn altijd verlangen naar Polen liet zien. Het briefje waarmee hij zijn diensten aanbood aan Amerika was ondertekent met P.V. en dat bleek voor Poolse Viking te staan. Zo keek hij dus naar zichzelf: een strijdlustige, rechtschapen, sterke zeeman, die vanzelfsprekend de woelige baren trotseert.
Zulk soort typen zaten er ook in de andere film die ik gisterenavond zag: The Cove. Over een klein Japans kustplaatsje Taiji, waar al eeuwenlang de dolfijnen langstrekken. Die worden nu met een geluidswal in een fuik gelokt. Daar staan dolfijnentrainers van over de wereld in het water om er enkelen uit te kiezen. Elke dolfijn is 150.000 dollar waard. De overigen worden gesluisd naar een inham buiten het zicht en vermoord, 23.000 per jaar, het water kleurt er bloedrood. Voor het dolfijnvlees, dat echter vol kwik zit.
Surrealistisch was de vrolijke pretparkachtige sfeer in het dorpje vol beelden en schilderingen van vrolijke dolfijnen, de klater-kletter-sfeer van Seaworld en het lot van de dolfijnen die door hun glimlachend uiterlijk niet duidelijk kunnen maken dat zo dood ongelukkig zijn in gevangenschap. Ook hier zat de tragiek besloten in één man: Richard O'Berry, de trainer van de dolfijnen die Flipper speelden.
Dat is me toch wat: het huis waar dat tv-gezin woonde, aan het water waar Flipper rondzwom, dat was in het echt het huis van Ric O' Berry zelf, waar hij 7 jaar lang gewoond heeft. Pas toen Kathy, een van de Flippers in zijn armen zelfmoord pleegde, drong er bij hem een besef binnen dat dolfijnen helemaal geen kunstjes willen doen. Dolfijnen kunnen zelf besluiten om niet meer adem te halen en dat deed Kathy. Ze legde zich in de armen van Ric en stopte er mee.
Door hem zijn er nu dolfinaria over de hele wereld. De keren dat ik er was, vond ik het er ook altijd lollig. Maar wetenschappelijk is al aangetoond, dat dolfijnen in gevangenschap gemiddeld 20 jaar oud worden en in de vrije zee, 40 jaar en dat ze bijna allemaal medicijnen gebruiken tegen de stress en de maagzweren. Het levenslot van O'Berry bestaat uit het besef dat hij zich persoonlijk verantwoordelijk acht voor het bestaan van Dolfijnaria en nu alweer 35 jaar strijdt tegen het verschijnsel.
Maar wat moeten we dan met al onze positieve ervaringen met dolfijnen? Ik zelf heb er ook zo eentje. Ik was in de dierentuin van Vancouver en daar was een groot onderwaterbasin waar ook een dolfijn rondzwom, heel in de verte. Ik dacht: als dolfijnen echt contact willen met mensen en ze dat ook weten te bewerkstelligen op een wijze die wij nog niet begrijpen: Oké, dolfijn, kom dan naar me toe! En prompt zwom deze dolfijn rechtsreeks naar mij en drukte zijn snuit tegen het glas, op de hoogte van mijn hoofd. Ja, hij glimlachte natuurlijk naar me. Oeps, wat akelig om nu te denken dat hij wellicht zei: red me uit deze benarde situatie, laat me vrij!