maandag 29 september 2014

Ballonvaarders

Ik keek naar een grote luchtballon die in het park werd klaargemaakt om op te stijgen. Ik keek, maar wist aanvankelijk niet waarnaar ik keek. Ik zag in de verte mensen iets gekleurds op het gras uitvouwen. En dat gekleurde, grote doek kreeg eerst een kleine bolling, die groter en groter werd, totdat ik de contouren van de luchtballon ontwaarde, en toen ook ineens begreep, dat de kubus die erbij stond, de mand was, waarin de ballonvaarders zouden plaatsnemen.

Ik hoorde het geluid van het vuur en zag de grote vlam: de hete lucht die in het losse velletje geblazen moest worden, om uiteindelijk die grote luchtballon te worden, die boven de bomen en de flat aan de horizon,   uitstak. Ik was niet de enige die keek: vlakbij me waren er twee jongens in zeer snelle elektrische rolstoelen, hun nek ondersteund door twee banden aan weerszijden, de benen en voeten een beetje de lucht in, zodat ze niet zaten, maar half liggend toekeken hoe die ballon uiteindelijk opsteeg, de weidsheid tegemoet, het luchtruim in.

Ik dacht: dit past bij de afsluiting van dit weekend. Daarin had ik mijn oud-studiegenoten ontmoet, in het Groningse land. Ook daar was het weids, met uitzichten, weilanden en koeien en weten dat er aan het einde van de horizon de zee is. Bij een vuurkorf bleven we in het donker met elkaar praten en uitwisselen. In een klein kerkje op de terp, 'M.'s kerkje', zongen we de ochtend daarop en spraken wat woorden.

Het ging over 'God', ja ook over 'God' in dat kerkje en al wandelend, in de nazomerzon. En dat heeft iets van heel veel lucht blazen in een luchtballon. Je weet niet precies wat je zegt. Je weet niet precies waar alle woorden naar verwijzen. Je blijft een beetje onhandig, zoals die jongens in die rolstoelen, toekijkend, niet zomaar klaar voor de start om als vanzelf te bewegen.

Maar uiteindelijk zit je tezamen in een mandje en stijg je op, de verte tegemoet.

donderdag 25 september 2014

Razernij

Ik las tot tweemaal toe de 113 bladzijden van De razernij der winderige dagen van Leo Pleijsier. Zijn allereerste boek, toen hij 32 jaar was. Het is autobiografisch. Hij, de schrijver vertrekt op 3 September uit het dorpje Rijkevorsel na zijn zoontje naar school gebracht te hebben, naar Antwerpen om daar een meisje van twintig te ontmoeten. Dat vertelt hij tot 10 keer toe, telkens op een andere wijze met andere accenten in De Eerste Beweging, de Knoping (desis)  geheten. In Tweede Beweging, de Ontknoping (lusis) lijkt het alsof hij weer terugkeert naar zijn geboortedorp en teruggaat naar zijn kinderjaren.

Dit is een zeér droge beschrijving van de inhoud van dit boekje, dat verder nog een Proloog, een Epiloog en Aantekeningen bevat. Want het boekje braakt zijn woorden als het ware uit, je wordt meegesleurd en de eerste keer is het de emotie die je in de ban houdt: een soort van razernij, zoals in de titel van het boek zit. Alsof de schrijver zich tegelijk zéér bewust is van elke woord dat hij schrijft, en tegelijk er niet helemaal vat op heeft.

Ik weet er eigenlijk niks meer over te zeggen. Hij onderschrijft de woorden van Rilke: de geschiedenis van de Verloren Zoon, is de legende van hem, die niet bemind wilde worden. Dus het gaat ook over weggaan en weer terugkomen. Een wonderlijk boekje waarbij ik me weer eens bewust werd dat woorden een werking hebben: Met alles wat je zegt, voltrek je ook iets. Je schept nabijheid.Of afstand. Je breekt.  Of je heelt. Je verbindt. Of je verwoest. Enzovoort.

Een citaat maar, uit de proloog, om iets van de werking van Pleijsiers woorden te laten ontstaan: Je zal opnieuw het woord 'landschap' schrijven, het woord 'dorp', het woord 'gehucht' , het woord 'weg', het woord 'verkennen'. het woord 'gaan', het woord 'doorkruisen'. Je stelt je hoop op deze tekst die uiteindelijk deze woorden opnieuw met elkaar in verbinding zal dienen te brengen en die jou het antwoord op de vraag naar de richting waarin jouw bewegen ten opzichte van het landschap verloopt, zal moeten opleveren. Jij verloren en verliezende zoon.

woensdag 24 september 2014

Orde uit chaos

Ik kreeg pasgeleden van iemand een leuke kijktip. Het gaat om en kunstwerk dat gemaakt is van 804 bolletjes. Die zijn oorspronkelijk van hout, maar ze zijn bewerkt, zodat het lijkt alsof er een natuurlijke roestlaag op ze zit. Al die bolletjes zitten aan dunne, transparante draden en  kunnen dan bewegen en vormen achter elkaar door, een golf, een labyrint, een bloemachtige patroon, als je op een bepaalde locatie in het museum kijkt.

Of ik hier warm van loop?, was de vraag. Ja, ik liep er warm voor! De video begint met The Making of en als je niet weet wat het gaat worden dan denk je: waar kijk ik naar?  Een paar techneuten doen een heel technisch verhaal, waar ik de ballen niet van begrijp, behalve dat er iets met ballen gaat gebeuren. De tipgeefster had er ook nog een andere video bijgemaild, met alleen het resultaat: Het Kunstwerk. Voor het geval ik toch niet het geduld kon opbrengen om te blijven kijken.

Maar waar ik nou juist van warm loop, is de houding waarmee dit werk gemaakt is. Je hoort ze vertellen en ziet ze knutselen en rekenen en calculeren. Ze zeggen dat ze in het hele proces tot voltooiing niks kunnen nachecken of het zal lukken, alles is als één geheel computer-bestuurd, ze kunnen  alleen maar ontwerpen en doorgaan en hopen dat het resultaat dat zal zijn, wat ze hopen en verwachten.

Het kunstwerk is zo een ode aan de wetenschap, die ook vanuit de chaos van gegevens en data, zoekt naar een patroon, naar 'wetmatigheden', naar een orde. Ik vind het kunstwerk vooral een ode aan het menselijk vertrouwen.  Aan de uitdaging die hoort bij mens-zijn, om ook blindelings te durven vertrouwen. Je overgeven aan elkaar, aan de werkelijkheid die pas een betekenis krijgt, omdat jij, ik ieder ander, betekenis wil geven:

Orde uit chaos: in dit kunstwerk dat Breaking Wave is genoemd zijn het 804 bollen, die uiteindelijk een soort van levende eenheid vormen. Maar elke dag opnieuw weer, is het de uitdaging en de oproep om orde uit chaos te scheppen: in jezelf en met elkaar. Mensen tesamen zijn een levende eenheid en kunnen samen elk patroon scheppen dat uit  de verbeelding ontstaat.

Zie het filmpje.

dinsdag 23 september 2014

Reiken

Nog één keer... voor het laatst... buiten aan de rivier de zon rood zien worden. Een boekje lezen: dat mooie verhaal Broke Back Mountain van Annie Proulx, waarvan ik de film al twee keer gezien heb. Dat laatste beeld: Ennis komt in de jongensslaapkamer van Jack die overleden is, op de boerderij van zijn ouders. Daar, in de klerenkast hangt de blouse van Jack. Van 20 jaar geleden, besmeurd met zíjn  bloed; van Ennis. Hij raakt de blouse aan, voelt, tast en daaronder is zijn blouse,die hij verloren waande.

Twee blouses, in elkaar verstrengeld, huid op huid, voor altijd bij elkaar. Jack,I swear... mompelt Ennis. Wat? We zullen het nooit weten. Die liefde die nooit open gegaan is en tot bloei is gekomen. Die bestond uit elkaar een keer in een half jaar zien en weten: het is nooit genoeg...

Ik beluisterde de cd Platina Blues van Thé Lau. Het is zijn afscheids-cd, hij is opgegeven: keelkanker. De cd rijgt de liederen aaneen, in het ritme van het tikken van een klok. Morfine door de slang die eruit ziet als parels, engelen aan zijn bed;  verpleegsters. Leven totdat je dood gaat. We doen het allemaal, maar de ouderen en de zieken misschien op een andere wijze.

Ik vind gedichtenbundels en boeken, allemaal van dezelfde vorige eigenaar. Ik denk dat het een vrouw is, want de letters voorin met haar naam, zijn groot en bol. Maar het kan ook een man zijn, bij nader inzien: misschien was dit zijn voorin-boeken-vignet-handschrift: extra groot.  Telkens die naam met een datum. Ik zie boeken vanaf 1981. Een lezend leven in de rommelwinkel en zoveel ervan  heb ik zelf ooit gelezen.

De gedichtenbundel Het lied van de krekel van J. Eijkelboom ziet er nog als nieuw uit. 21-12-1996, staat er onder de naam. In het gedicht Callantsoog kijkt de dichter naar een huis bij een duin, met uitzicht op de weilanden, waar hij vroeger ook was:

Het fietspad liep erlangs zodat ik vluchtig
maar wel degelijk kon zien hoe om een tafel
drie, vier volwassenen in levendige rust
volmaakt daar thuis en samen waren, 
solide lichtval om zich heen.

Zij waren even oud als ik nu ben, een halve
leeftijd later. Hoe hebben zij hun ouderdom
verdragen, hoe zijn ze heengegaan?
Ik vraag dit pas nu ik het schrijf.

In feite zitten zij nog net zo om die tafel
in dat doorzichtige huis, zo blijvend
buiten bereik.

O! Thuis willen komen. Een thuis dat binnen in je woont, maar buiten bereik is. We vinden dingen, muziek, woorden, poëzie en verhalen, voordat we heengaan en blijven daarin wonen. En blijven reiken.

maandag 22 september 2014

A bridge too far?

Het was een groots weekend voor Nijmegen en Arnhem.  Klaarblijkelijk. De operatie Market Garden, 70 jaar geleden, die bedoeld was om heel Nederland voor de Kerst te bevrijden, door alle bruggen vanuit het Zuiden in bezet te nemen, Son, Grave, Nijmegen en  Arnhem, werd herdacht. In Nijmegen werd de oversteek van soldaten in canvasboten nagespeeld. 48 mensen kwamen daarbij indertijd om. Door die oversteek, de rivier over naar de overkant,  werd het mogelijk om de brug van Nijmegen te bezetten, omdat er van twee kanten een aanval was.

Hoe ik dit weet? Omdat ik de dvd A bridge too far bekeken heb, die ik toevallig in de uitverkoop vond. Als je hem nog eens wilt zien, is dít het moment, zo dacht ik. Indertijd deden jongens van mijn klas mee als figurant en ze hadden naast Robert Redford en Sean Connery gestaan bij het uitgebreide broodjesbuffet met kippetjes en al. En ze kregen twee dagen vrij van school. Dat alles maakte toendertijd de meeste indruk op me.

Ik heb dus geen enkele festiviteit dit weekend in het echt meegemaakt. Wat me het meeste verbaast is dat ook Arnhem, nog uitgebreider dan Nijmegen, zich helemaal in feestvreugde gehuld had met muziekoptredens en 20.000 mensen en 83 veteranen. Terwijl het drama van Market Garden was, dat Arnhem niet veroverd is en Nijmegen frontstad werd. In de verloren slag rond Arnhem verloren 8000 geallieerden het leven.

Eén rivier, maar,  een brug, die het verschil uitmaakte tussen bevrijding en onderdrukking. Nu stelt het niks voor, een fluitje van een cent, dus vieren we een groots feest van de bevrijding in het hele gebied. Maar 70 jaar geleden was de werkelijkheid wrang.

Ja, de Bevrijding kwam, in heel Nederland, zo'n 8 maanden later. Misschien kan  je vanuit dat perspectief, nu ook alvast gaan herdenken en vieren. Zo is tenminste wél besloten om het te doen.

Misschien is dát de houding die voor het leven in het algemeen, elke dag wel het mooiste is en vreugde geeft: niet kijken naar A bridge too far, maar naar de brug die,  wie weet, ooit weer geslagen wordt.

donderdag 18 september 2014

Vrouw in 't park

'Daar zijn we weer!' zei ik tegen de vrouw in de scootmobiel die piepend  remde met volle vaart en me breedlachend aankeek. We moesten allebei hard lachen. De afgelopen week, met dit mooie weer had ik de gewoonte aangenomen om met mijn kleine campingstoeltje in het gras in de late middag- en vroege avondzon in het plantsoen te zitten, want de zon was mijn tuin al uit. Heerlijk, nog even koesteren in de zon met een boek.

- Wat is het laatste woord ?, vroeg ze.
- Een kans, zei ik, terwijl ik de laatste gelezen alinea opzocht. Wel een mooi woord, toch?
- Fout! zei ze, het laatste woord moet nog geschreven worden

- Heb je weer een ander boek?' vroeg ze.
Een scherp waarneemster. Want een paar dagen geleden zag ze dat ik in een nieuw boek was begonnen. En dit was niet dat boek van gisteren. Zij vertelde uit het boek van haar leven dat ze zes jaar weduwe is, dat ze haar man uit het ziekenhuis mee naar huis wilde nemen en dat ze hadden gezegd: 'Je krijgt hem niet mee.' Die nacht was hij in het ziekenhuis gestorven.

Ik stel me voor dat ik 'ooit' ook zo met mijn scootmobiel door het park sjees. En voor het zover is,  ik net zo zal zijn als die andere, hindoestaanse, vrouw die ik dagelijks tegenkom in het park:  de vrouw met de rollator. Ze bewandelt alle uiteinden van het park, ook als het slecht weer is en koud.  Als ze moe is gaat ze gewoon eventjes aan de kant zitten op haar rollator en kijkt rond. Het dikke donkere fleece-vest boven haar  lange jurk tot de enkels, was vandaag vervangen door een grote witte sjaal.

Kerkloper?

Ik moet er wel om lachen. Uit een Japans winkeltje in Amsterdam had ik eens een 'obi' meegenomen in de uitverkoop. Beige-wit met wat zilveren bamboestengeltjes erop gedrukt. Het is zo´n 3 meter lang en zo´n 30 cm breed. Bedoeld als omwikkeldoek bij de kimono, maar ik dacht leuk voor op tafel.  Maar het was te groot, dus het hing bij mij over een deur in de kamer. Toen bedacht ik me, dat het wél leuk zou kunnen passen, diagonaal, over een grote tafel in het wijkcentrum en dit krijg ik te horen: 'Waar heb je dat nou weer vandaan? Uit een kerk?  Het lijkt wel een kerkloper!'

Ik vrees dat dit toch de nieuwe beeldvorming is, die binnen is gekomen, sinds het interview.  Dat ik iets met de kerk van doen heb. Maar dat heb ik helemaal niet. Zelfs het woord `kerkloper´is nieuw voor me. Ik vermoed dat dit het tafelkleed is dat op het altaar ligt. De leeftijd van mensen in het wijkcentrum ligt dichter bij het `Rijke Roomse Leven`, dan het mijne.

Pasgeleden was ik in Almelo, alwaar er in een oud Franciscanessenkloostertje - nu een woongroep - van De Wonne is, alweer 20 jaar. Er is plaats voor zes kerngroepsleden en negen tijdelijke bewoners, die om welke reden dan ook, opvang nodig hebben. Dit kloostertje liet mij fantaseren, wie ik was geweest, zeg, ergens in de jaren 30 of 40 of 50 van de vorige eeuw, toen het voor vrouwen niet heel vanzelfsprekend was om een druk en vol en zelfstandig leven te leiden.

Het kloostertje had van die sympathieke, menselijke proporties. Met een kleine bakstenen kapel en een lieve naïeve kleurige muurschildering van een plaatselijke kunstenaar op de eerste verdieping en zonnige ruimtes onder, nu huiskamer, toen de refter. Alles omringd door een tuin met een Lourdesgrotje.  Naast het kloostertje aan de ene zijde, de kleuterschool, die door de zusters gerund werd, met een grote speelplaats en fruitbomen daarachter. En aan de andere zijde nog een binnendoorgang naar de kerk, dat nu Voedselbank is.

Hád ik in dat Rijke Roomse Leven, als ik in Nederland geboren en getogen was me wellicht op zo´n plek thuis gevoeld? Met negen leeftijdsgenoten zo´n kleuterschool runnen en met elkaar het leven delen? Ik heb tenslotte ook ooit in een kindertehuis, ook in het Verre Oosten van het land, intern gewerkt. Was dat iets voor mij geweest? Of had ik toen ook, de kerk een benauwende structuur gevonden en was ik daarvan weggelopen? Ik zal het nooit weten.

woensdag 17 september 2014

Levend

'Ik vind het een voorrecht om de vragen te mogen maken', zei ik, toen ik door de Leesgroep ook uitgedaagd werd, om ook míjn mening over het afgelopen jaar te geven. Iedereen wilde vooral zo doorgaan, zoals het ging: de grote sfeer van vertrouwen en de vragen die uitnodigden om persoonlijk te worden. Een voorrecht, ja: want wat is er mooier dan zomaar de vraag te kunnen stellen: 'Wanneer voel jij je een levend mens?'

En dan, elke keer weer, die verscheidenheid in de antwoorden. De oude Franciscaan G. die ik nog ken als zeer vitaal voettochten meelopend, wel een stretcher toen om op te slapen en niet op de grond, zei lachend dat hij zich zeer levend voelde als hij de Leesgroep bereikt had. Dat hij nu twee keer moest uitrusten, op weg van zijn huis naar de bushalte. Meerderen voelden zich vooral levend als je het gevoel hebt dat je gezien wordt: wanneer je iets deelt met een ander en die andere iets met jou en je elkaar werkelijk begrijpt en ontmoet.

Ontroerend vond ik het dat J. de oudste zuster in het klooster zei dat ze zich altijd wel levend voelde, maar eergisteren nog iets specialer. Toen werd de jongste, postulante E., ingekleed; dat betekent dat ze nu een habijt draagt in het klooster en haar burgerkleding heeft afgelegd. Dat het doorgaat... En ja, dat moet wel het zeer speciale zijn van het zusterschap in het klooster: dat je tezamen een eenheid bent, los van je individualiteit. J. was de hele zomer ernstig ziek geweest.

M. zei dat ze, elke morgen als ze wakker werd en zich bewust werd dat ze er weer was en dat er weer een hele nieuwe dag voor haar lag, ze zich het meest levend voelde. Ik herkende dat wel. Maar ik had tegelijk opgeschreven, dat ik me heel levend voel, als ik mediteer en bijvoorbeeld twee dagen achter elkaar zwijgend kan doorbrengen.

Ik voelde me de hele dag al erg levend: een deel van wat er leeft om me heen. Ik had een mapje met 'dieren' aangemaakt op mijn laptop en verzon om de dieren in mijn tuin van die ochtend op de foto te zetten. Dit is de oogst van mijn levende have: Een spinnenweb in de ochtendzon. Een lieveheersbeestje op mijn arm in de zon, weliswaar vaag, want van te dichtbij op de kiek gezet.Een vlinder op de groene laurierkersblad. Een spin met zijn ingesponnen buit. Een kruispin. Een merelvrouwtje dat door de tuin heen hipt, een merelmannetje dat hoog in de klimop toekijkt.

En de hele ochtend: kikkers! Ik hoor ze 's avonds in het donker het vijvertje, met de zes goudvissen, in plonsen. Maar nu heb ik ze gevolgd. Het blijkt dat er eentje urenlang op precies dezelfde plek onder de planten bij een steen, doodstil,  bleef zitten. Ik heb er meerdere foto's van gemaakt, steeds dichterbij. Op het einde had hij zich een beetje gedraaid en keek me frontaal aan: ik leef, jij ook?

maandag 15 september 2014

Passenger:Teleportatie

Een gondel! Met een gondelier in een gestreept t-shirt die zijn boot aan het boenen is. Het geklos van de boot tegen de kant en in het water klinkt net zoals in Venetië. Maar het was in de grachten van Utrecht. Ik maakte er  meteen een fotootje van, dat moest gewoon. Al behoorde de gehele entourage bij een Italiaans restaurant, vermoed ik. Het had zó iets geks. Wekenlang heb ik ze bekeken in Venetië. Het interieur van die gondels, hoe ermee om wordt gegaan enzovoort. Het had iets van een tijd/plaats-verschuiving in mijn hoofd. Ik zag iets geteleporteeds. Iets  uit een andere ruimte naar hier.

Dat paste wel bij de overige activiteit in Utrecht, afgelopen zaterdag,  want het was Open Monumentendag. Ik wist van niks, dus dat was een leuke verrassing toen ik Utrecht, op doorreis, in wandelde. Vaag had ik het plan om naar het Catharijneconvent te gaan, alwaar een tentoonstelling is over de 'evolutie' zullen we maar zeggen, van de naastenliefde naar de Voedselbank.

Maar ik had eigenlijk niet zo'n zin in deze teleportatie. Ik word altijd een beetje kriebelig van dat woord: 'naastenliefde'. Nu liep ik te slenteren in de wandelroute: Geleerden en Studenten in Utrecht. Leuk om gebouwen van binnen te bekijken. Sommige zijn door de huidige universiteit overgenomen, andere zijn kantoor geworden.

Een andere teleportatie in Utrecht waar ik altijd voor ga, is het Aboriginal Art Museum. Klein, maar fijn. Ik word in dit twee verdiepingen tellende pandje altijd meteen geteleporteerd naar mijn eerste ervaring van het zien van een schilderij in het museum van Sydney. Al die stipjes en lijnen en kleuren op het doek roepen iets van een mythische ruimte op, alsof je met je geest de Droomtijd betreedt en door eindeloze landschappen kan vliegen.

En zo... beweeg ik me als een Passenger voort. Een muziek-cd bij de bieb die ik puur om het uiterlijk meenam. Twee ouderwets getekende en geklede kindjes op een houten bankje en in een soort van sprookjesbos. De een fluistert de andere iets in het oor. Folk-achtige muziek, oprecht en optimistisch door hoogstwaarschijnlijk een rossige jongen met een pluisbaardje, werd me die avond nog ingefluisterd. De cd heet Whispers en Mike Rosenberg zingt:

everyone´s filling me up with noise
i don´t know what they´re talking about,
you see all i need´s a whisper
in a word that only shouts.

donderdag 11 september 2014

Heimat

Het is een rare ervaring. Ik kijk en ik weet zeker dat ik het niet eerder gezien heb. En toch komt het me allemaal zo bekend voor. Ik heb nu drie afleveringen gezien van de 13 afleveringen van  Heimat 2: Chronik einer Jugend, die elk bijna twee uur duren. Het was een hype in 1992. Iedereen sprak erover, kan ik me herinneren. Heimat gonsde het steeds om me heen en toen hoefde het voor mij niet: die dweperige kuddegeest, ik doe lekker niet mee, dacht ik. Of ging dat alleen over het eerste epos, van 1928-1982, elf afleveringen, dat zich helemaal in het dorpje Schabbach afspeelde?  

Heimat 2 gaat over het studentenleven in München. En dat is leuk om nu te zien, nu ik zelf ook terug begin te kijken naar mijn jeugd en studententijd.  Hermann Simon,  uit het dorp Schabbach in het landelijke Hunsrück wil componist worden. In aflevering 1, De tijd van de eerste liederen geheten , komt hij aan in de grote stad, in 1960, zoekt een kamer, maakt zijn eerste vrienden, wordt verliefd. De muziek erin is geweldig en voert mij naar mijn eigen tijdslaag van toen: een wereld waarin alles nog ontdekt moet worden. De intensiteit van de eerste keer, van alles...

Aflevering 2, Twee vreemde ogen, kijkt met de ogen van de beste vriend van Hermann: de Zuid-Amerikaan Juan die het begrip Sehnsucht ten volle uitleeft en Deel 3 Trots en Jaloezie, kijkt met de ogen van Evelien, een meisje die zang wil studeren met een prachtige diepe stem, die na de dood van haar vader erachter komt dat zij een moeder moet hebben gehad in Munchen. Zij komt in de vriendenkring van Hermann en Juan, die in een mooie villa, waar voor hun tijd de Nazi-top ook kwam, hun broedplek hebben. De tuinfeesten buiten, de discussies over de ideale maatschappij, het experimenteren in de studie, hier de muziek en de filmkunst, het gezoek in de liefde, die onrust in lijf en hart... zo herkenbaar!

Een paar weken geleden zag ik Heimat 4 Der Frauen: een soort van evaluatie en terugblik: een vrouw nu kijkt terug naar vroeger. Ze bezoekt de plaatsen van toen, zoals de muziekacademie, dat nu een kantorengebouw is. Oude filmbeelden van haar en de vrouwen van toen glijden voorbij...
... Ach en daar gaat Heimat tenslotte over: Het voorbij gaan van de tijd, het onontkoombaar ouder worden en door alle dingen in je leven die je beleeft, je Heimat zoeken...Wie ben je? Waar hoor je thuis? Wie laat je toe in je leven? Dat zijn  universele thema's, die je bezighouden tot je laatste snik.

Laptop-techniek

Er is weer een nieuw staaltje techniek mijn huis binnengekomen: Zusje had vanuit haar werk een afgedankte laptop, mijn kant doen toekomen. 'Mijn zus is erg basic, die heeft er wel wat aan', had ze tegen de systeembeheerder gezegd. Anders zou de laptop bij het afval terecht komen. Ik kon er niet mee internetten, dat niet. Maar ze dacht dat ik daarmee dan dingen in Word kan schrijven en het dan op mijn werk kon uitprinten.

Maar ik zag meteen een andere toepassing, die precies op het juiste moment kwam: met Sammie, mijn mobieltje maak ik foto'tjes, alle vakantiefoto's van Venetie stonden erop. Sammie zat vol: Tot nu toe wiste ik steeds weer foto's, maar kiezen werd steeds moeilijker.  Ze op een usb-stick zetten was nog een optie. Maar wat heb ik daar verder aan, als ik vervolgens die foto's toch nooit meer kan zien? Dus nu heb ik een laptop waar ik elke keer alle foto's uit Sammie op kan zetten, die ik in alle rust thuis, op een groter scherm kan bekijken.

Elke keer: en ineens maakte ik op éen wandeling langs de Waaloever lukraak, kris-kras foto's van bloemen en planten, die ik dezelfde avond in een mapje op de computer zette. Leuk: zonder nadenken wat knippen, laat je achteraf zien waar je aandacht naar toe gaat.

En alle gedownloade muziek staat nu ook in de laptop. En je blijkt er cd's en dvd's mee af te kunnen spelen! Hoef ik niet meer te denken over de aanschaf van een kleine cd-speler voor boven. En een helemaal nieuwe ervaring is, om buiten, op mijn terras, in het donker een dvd te kunnen bekijken, met een koptelefoon. Het intensiveert het kijken, met een kaars aan, terwijl ik de volle maan tussen de struiken zag, en de kou net niet echt naar binnen sloeg, met behulp van een fleecetrui en een glaasje wijn.

De eerste film die ik zag was Johny English, met Mister Bean, nou ja, de acteur Rowan Atkinson als een onhandige, klunzende soort van James Bond, waarbij het wonderbaarlijk, uiteindelijk  allemaal op zijn pootjes terecht komt. Dat gestuntel vind ik grappig. Het lijkt op mijn gekruk met de techniek, waar ik bij al deze mogelijkheden op een oude afgeschafte laptop evenzeer van opkijk als Johnny English met de snufjes in zijn auto en zijn paraplu, die hem tot een superman maken.

maandag 8 september 2014

Het interview

'Mag ik je wat vragen? vroeg C. een trouwe meditatiegangster van het eerst uur. Ja natuurlijk, iedereen mag mij wat vragen. Ze zat in de redactie van het parochieblad van de kerk die in mijn stadsdeel zowel katholieken als protestanten herbergt. Daarin zit een rubriek: 'Geloven in diversiteit' Of ik me wilde laten interviewen. Temeer omdat ik ook beheerder ben van een wijkcentrum in datzelfde stadsdeel.

Mijn eerst reactie was meteen: 'Nee, hoor, liever niet!' Wat heb ik nou te melden? Ik noem mezelf nooit 'een gelovige'. Of ik er toch over wilde nadenken. Tien minuten later, tijdens het koffie en theedrinken na de meditatie bedacht ik ineens dat ik daarmee wel reclame kon maken voor mijn wijkcentrumpje. Maar méér nog: ruchtbaarheid kon geven aan de benarde financiële situatie van het klooster. Ik heb ze al 5 euro per keer, per persoon,  per bijeenkomst door de neus geboord...

Vorige week kwam het interview uit. De interviewer kwam drie exemplaren van het blad in het wijkcentrum brengen, maar ik was niet van plan daarover uit mezelf te beginnen. Maar een dag later zag ik het interview open gevouwen op mijn computer liggen. Daar had ik nog geen gedachten over gehad: dat die ook 'gewoon' lid van de kerk kunnen zijn.

Dus was het interview in ene keer talk of the town.
- Dus jij hebt theologie gestudeerd? Waar dan?
- Op de universiteit.
Mijn God, wat klinkt dat dan ineens van een andere planeet. En zo pedant. En zo helemaal-niet-passend.
- Je bent dus een heel knappe kop!
- Ja, jullie mogen wel een beetje meer respect voor me hebben! zei ik lachend.
- Maar het is wel zo. Jij weet dus heel veel.
- Nou, iedereen weet iets op een eigen terrein. Ik had weer nooit van het woord 'beletteringsbedrijf' gehoord... Zo is het toch? Iedereen weet wat en allemaal verschillende dingen.

Men vond de foto mooi. En wat ik zei, ook wel. Ik vroeg maar niet verder. 'En je hebt het best veel over De Grondel!' De hele week, ving ik van die speciale blikken op. Een man bij de kaartclub, die nooit een drankje besteld, stond ineens voor de bar: 'Ik heb het interview gelezen. Dat had ik nooit gedacht. Zo leer je in ene keer een andere kant kennen van je. Mooi'.
PS: Wie googelt op' Parochieblad Ontmoeten, Ontmoetingskerk Nijmegen', kan het zelf lezen. Op blz vier.

donderdag 4 september 2014

De Mat Damon-blik

Er is een bepaald soort energie, om maar eens new-agerig jargon te bezigen, rondom sommige mensen die ik heel prettig vind. Het is een soort op-de-wip-zitten bij hen: aan de ene kant is er iets van onschuld en onnozelheid en aan de andere kant blinkt iemand juist uit in een vaardigheid. Kan goed tekenen, of onverwachte gevatte grapjes maken, of heeft een aparte hobby, of is héél slim; enzovoort. Wip-wap: de ene keer zie je de ene kant en dan ineens weer de andere.

Door die onnozele kant, iets van het dromerige kind dat die andere ooit was, zonder machtswellust, of willen scoren, of overbewustzijn, hangt er een soort van grote relativering om zo'n mens heen. Ze doen iets, maar ze zijn ook ergens anders. Ze laten zich niet pakken of grijpen, ze zijn ook niet zo doelbewust: ze leven wie ze zijn:  gewoonweg, wip-wap, nu eens zus en dan weer zo, en soms in een voortdurende mengeling van beide tegelijkertijd.

Deze gedachten zijn ontstaan omdat de acteur Mat Damon even sterk bij me in the picture kwam, letterlijk dus, ik zag twee film met hem in de hoofdrol  Promised land en We bought a Zoo. In de eerste speelt hij een verkoper van een aardgasbedrijf . Waar gas is moet hij de boeren ertoe zetten dat er geboord mag worden op hun land.  Hij komt zelf ook van het platteland en hij denkt dat hij er daarom zo goed in is om de contracten te verkopen;  omdat hij echt gelooft dat hij de mensen  zo in de vaart der volkeren brengt. Maar de harde wereld bedriegt hem en dan herpakt hij zich en kiest voor een andere richting in zijn leven.

Dan zie je die Mat Damon-blik: zijn ogen turend in de verte, en tegelijk ingekeerd, zijn wangen bijna tussen de mond, een beetje trekkend met zijn bovenlip, zijn lichaam intens alert en toch jongensachtig onschuldig. Die blik is er ook in die andere film, waar hij een verse weduwnaar speelt met twee kinderen die een verwaarloosde dierentuin koopt, in de hoop zo zijn vrouw te kunnen vergeten. Hij raakt er bankroet van en dan: de keuze tussen het opgeven of toch... en weer kiest hij het goede.

En die blik zit er ook in al die andere films: in de hele Bourne Trilogy, waar hij een ijzersterke gevechtsmachine blijkt te zijn, maar niet wetend wie hij is en hoe hij zo geworden is. De blik zegt daar: ik ga dóór totdat ik het weet, ik geef niet op, al snap ik er helemaal niks van. En dan in Good Will Hunting: een zeer intelligente jongen die schoonmaker is, met bindings- en verlatingsangst. De blik van: ik wil niet veranderen, dit ben ik, en dan bij elke keer het moment dat hij zich weer iets meer uitrekt en naar de wereld die bij hem past, reikt: die Mat Damon-blik.

Het is trouwens een blik die  ik spontaan aantrekkelijk en vertederend vind, maar die ook kan omslaan in die van een afstotend, geen verantwoordelijk nemend, pruilend kind. Dan implodeert die Mat Damon blik in een soort van verschrompeld ballonnetje.

woensdag 3 september 2014

Simpel zat

De paarse hei bloeit! In de Achterhoekse bossen met de brede zandpaden, heb ik de eerste rood-met-witte-Stippen-paddestoel gezien, mijn favorietje! Het zijn van die kleine dingen die me een groot plezier kunnen doen. Misschien ben ik wel helemaal aan het versimpelen; het kan me ook niet schelen.

Simpelweg heb je altijd twee keuzen in het waarnemen van de wereld om je heen: je kijkt naar het genoegen, naar dat wat er (nog) is, naar wat je (nog)  kan. Of... je kijkt naar het gebrek, de ziekte, de pijn, naar hoe het wie-weet- allemaal nog erger kan worden, en daarop maak je een strategie.

De eerste wijze behoeft geen strategie. Je weet dat je het niet in de hand hebt, het niet kunt controleren. Je schept genoegen uit het kleine en simpele. De tweede wijze houdt je ten alle tijde bezig. Dan denk je in termen van: Stél.... Als.... dan... Ik moet alvast... etc.

J. komt 's ochtends het wijkcentrum in. Ze  is bij de dermatoloog geweest, en die was niet tevreden. Het gezwel is gegroeid en nu komt er, zo snel mogelijk,  nader onderzoek: ze kan haar nek ook nauwelijks meer draaien. En dan zegt ze: 'Krakende wagens blijven het langst' en gaat over tot de orde van de dag: plannetjes maken, bedenken hoe je de WC in het wijkcentrum het schoonst kan krijgen. Voor haar AOW was ze schoonmaakster.

's Middags laat J. de foto's van een bruiloft zien: van haar pleegdochter, op haar negende in huis genomen. M heeft geen contact meer met haar ouders. Want die  zijn  zwaar aan de alcohol en drugs. J. vertelt: 'Ik heb de trouwjurk betaald en ze had daarbij  iets blauws, iets geleends en iets ouds aan. Een blauw lint nog uit de kindertijd aan haar benen, een geleende corsage toen ze bruidsmeisje was in haar haar, die ik bewaard had en die ze nu mag houden. Een oude kunstcorsage nog van haar doopjurk.'

Het zijn de kleine dingen die het doen. Over de grote dingen in het leven, zoals je gezondheid, heb je toch geen macht. Maar zelf een wereld scheppen is wel mogelijk:  Het genoegen van het bewaren van dingetjes door de tijd heen en weer te voorschijn laten komen op een bruiloft. Zo wordt het een werkelijk feest van verbinding.

Zo vertellen de seizoenen ook elke keer weer datzelfde verhaal, met eigen kleuren.Ook die kun je zelf niet maken, alleen maar beleven.  Fris intens  groen in de lente. Paars, geel-bruin-oranje in de herfst. En Rood met Witte stippen, natuurlijk. Simpel zat.

maandag 1 september 2014

Nederlandse luchten

Voor 12 euro en 50 centen, de hele dag treinen voor de vaste klanten. Maar ik was vast en zeker van plan om naar het Cobra Museum te gaan in Amstelveen: het laatste weekende van een tentoonstelling die lovende recensies had: abstracte schilderkunst helemaal gehaald uit het Guggenheim Museum in New York. Wat ik daarna zou gaan doen, wist ik nog niet.Eenmaal in de trein was de lucht vanuit het raampje grijs, potdicht, asgrauw. Ik had ineens helemaal geen zin meer in abstracte kunst.

Ik had behoefte aan open ruimte, luchten zien. Dat kon: want in Haarlem was er in de Lakenhal een tentoonstelling van Luchten in de Nederlandse schilderkunst. Haarlem kende ik ook niet echt, want ik ging altijd rechtstreeks naar het Teyler Museum of naar Het Dolhuys: maar in de winter was ik vorige jaar  bij schemering en sneeuw in het centrum en toen kwam het me over als dé oerhollandse stad bij uitstek: een oud centrum rondom de Bavokerk, met Hollands Welvaren in sjieke, verzorgde, degelijke ouderwetse winkels. Best wel een langer bezoek waard.

Dus ik ging naar Haarlem. Een heel prettige tentoonstelling vol Hollandse Luchten.  De link met moderne, conceptuele kunst raakt me dan toch het meest: een filmpje van 9 minuten met eigen gecomponeerde pianomuziek van Guido van der Werve, die een etmaal op de Noordpool op eén plek bleef staan, met steeds de zon in zijn rug: een statement om níet met de aarde mee te draaien. Daarmee verslaat hij dus zowel de tijd, als de kou en bijna technische onmogelijkheden: hoe krijg je op die immense lege ijsvlakte 24 uur lang genoeg elektriciteit om te filmen? Hij deed het.

Ik wandelde door Heerlijk Haarlem naar het Frans Hals Museum. Wel even wennen na 25 dagen Verrukkelijk Venetië. Daar was een tentoonstelling waar de fotografe Rineke Dijkstra haar portretfoto's naast geschilderde portretten van mensen uit de 17e eeuw plaatste. Hoe is het toch mogelijk: dat mensen door de eeuwen heen dezelfde gelaatstrekken hebben: maar meer nog: dat er in de gezichten dezelfde vibraties en sferen omgaan. Het lichaam dat spreekt, dat ervaring en emotie opslaat: ik geloof daar wel in: dat het lichaam op een eigen wijze herinneringen bewaard.

En toen kwam het toetje: de échte Nederlandse Luchten. Naar Zandvoort. Daarna met de trein naar Den Haag: een traject dat ik nog nooit getreind had: de bollenstreek met  in de verte de lichtende oranje lucht, waar de zee begint. Van Den Haag meteen door naar Utrecht. Achterwaarts rijden en naar buiten kijken: roze, lichtblauwe, mauve, paars, oranje strepen, waaiers, stippen: En zo veranderen op het einde van de dag de grauwsluiers van de ochtend in toverachtige kleurige ruimte.