maandag 29 september 2014

Ballonvaarders

Ik keek naar een grote luchtballon die in het park werd klaargemaakt om op te stijgen. Ik keek, maar wist aanvankelijk niet waarnaar ik keek. Ik zag in de verte mensen iets gekleurds op het gras uitvouwen. En dat gekleurde, grote doek kreeg eerst een kleine bolling, die groter en groter werd, totdat ik de contouren van de luchtballon ontwaarde, en toen ook ineens begreep, dat de kubus die erbij stond, de mand was, waarin de ballonvaarders zouden plaatsnemen.

Ik hoorde het geluid van het vuur en zag de grote vlam: de hete lucht die in het losse velletje geblazen moest worden, om uiteindelijk die grote luchtballon te worden, die boven de bomen en de flat aan de horizon,   uitstak. Ik was niet de enige die keek: vlakbij me waren er twee jongens in zeer snelle elektrische rolstoelen, hun nek ondersteund door twee banden aan weerszijden, de benen en voeten een beetje de lucht in, zodat ze niet zaten, maar half liggend toekeken hoe die ballon uiteindelijk opsteeg, de weidsheid tegemoet, het luchtruim in.

Ik dacht: dit past bij de afsluiting van dit weekend. Daarin had ik mijn oud-studiegenoten ontmoet, in het Groningse land. Ook daar was het weids, met uitzichten, weilanden en koeien en weten dat er aan het einde van de horizon de zee is. Bij een vuurkorf bleven we in het donker met elkaar praten en uitwisselen. In een klein kerkje op de terp, 'M.'s kerkje', zongen we de ochtend daarop en spraken wat woorden.

Het ging over 'God', ja ook over 'God' in dat kerkje en al wandelend, in de nazomerzon. En dat heeft iets van heel veel lucht blazen in een luchtballon. Je weet niet precies wat je zegt. Je weet niet precies waar alle woorden naar verwijzen. Je blijft een beetje onhandig, zoals die jongens in die rolstoelen, toekijkend, niet zomaar klaar voor de start om als vanzelf te bewegen.

Maar uiteindelijk zit je tezamen in een mandje en stijg je op, de verte tegemoet.