dinsdag 30 september 2008

Liedje

In de serie van de gouden boekjes komt een cd uit met kolderliedjes van Toon Hermans, gezongen door Willem Nijholt, Chantal Janzen en Toons zoon, Maurice. De tekeningen in het boekje zijn van Toon zelf. In de wereld draait door, deed Willem Nijholt een snoezig slaapliedje. Zó lief en zó ingenieus tegelijk in die schijnbare eenvoud, een tederheid omhult je, als een warme mantel.

Dus ik luisterde weer eens naar de cd 'Ik zing van het leven'. Zó knap, zo'n eenvoudig liedje als De Dingen. Kijk maar eens, hoe een wereld zich openbaart. Hij begint eenvoudig en eenduidig, over eén plek:

'n stoel-'n kast'-'n ei-'n ui
weet je dat de dingen spreken
'n keukenkast-n'ouwe deken
'n poef- 'n kruk of 'n fauteuil

ik hoor ze praten allemaal
de kurketrekker en de hamer
en zelfs de stilte in mijn kamer
die spreekt een eigen taal.

Dan komt er de tastzin bij en het zintuig smaak en de beleving van ruimte:

'n thermometer -'n bordje pap
'n hoedje of ', onderbroekje (je oppperste top boven en je kruis)
'n rolmops of 'n bitterkoekje (zuur en zoet én bitter)
'n voordeur of 'n keldertrap (je buitenkant en het onbewuste)
keldertrap, trap, trap,

trrrrrr (goh, wat kan dat onbewuste diep gaan...)

Vervolgens voegt hij het gehoor toe en het oog en warmte en eindigheid:
'n kraan die druppelt in t bad (naakt-zijn, stil in het water)
'n lippenstift of 'n gedichtje (het vrouwelijke en de poezië)
de vlam van een waxinelichtje

en aan 't raam 'n vallend blad,
'n blad...

Terug naar de eenvoud en naar sensualiteit en vage associaties met erotiek:
'n glas-'n fles -'n schoen -'n tulp
ik hoor ze soms heel zachtjes fluisteren
ik sta naar een banaan te luisteren
of naar de knopen van m'n gulp

Dan roept hij de kindertijd op, kunnen vliegen en de stappen van anderen tot bij je eigen deur:
de kokosmatten op de grond
vogelpoep op de kozijnen
kinderwagens, speelgoedtreinen
ze reizen soms de wereld rond,
de wereld rond ...

Vervolgens richt hij zich naar het thuisgevoel, naar verbonden zijn, betrekking, liefde:
Ze zingen voor ze zingen na
de waterketel en de kopjes
de apenootjes en de dropjes
en de sokken in de la, la, la...

leven leeft in ieder ding
in 'n potje of 'n doosje
in 'n wat verschrompeld roosje
of in 'n oude gouwe ring

De muziek verandert van vrolijke tokkelende gitaar, drum, contrabas en fluit en accordeon die toegevoegd wordt... het geweeklaag van een viool neemt het over:
'n fototoestel of 'n brief
'n lieve naam op een kalender
die zegt opeens:
hallo ik ben er
heb je mij nog altijd l-i-e-f ?

Een cello blijft over, het word stiller:
en in de foto's
en in de foto's op de schouw
hoor ik de lieflijkste akkoorden
ze zeggen soms veel meer dan woorden
soms hoor ik zacht:
ik hou van jou

ik hou van jou.

Alle basale gevoelens in een liedje. Zo'n liedje dat je elke dag een keer zorgvuldig zou kunnen horen. En dan je eigen omgeving waarnemen: wat zie je, wat roept het op, welk leven zit er verborgen in de dingen, wat blaas ik met mijn geest nu leven in?


Dan kom je uiteindelijk uit bij anderen. Alle dingen zijn gemaakt door mensen. In De kleine Prins zit ook zo'n mooie zin: na lang dwalen in de woestijn, vond de kleine prins een weg. En alle wegen leiden uiteindelijk naar de mensen.

Dit zou de functie kunnen zijn van religie en spiritualiteit. De kerk zou 'het ding' kunnen zijn, dat ons naar de mensen leidt, naar hun hart, hun wezen. Helaas is dat niet zo voor velen... Gelukkig hebben we wel zo'n liedje van Toon Hermans. Dat ondanks de weemoed en het afscheid, het leven ook gevuld is met tederheid en zorg.

Visioen

Vanmiddag had ik een gesprek met zuster B, die haar visioen met me deelde. Tevoren had ze me de tekst gegeven. Tien jaar leeft het al in haar en nu lijkt het bijna een werkopzet om zó uit te kunnen voeren. Tot mijn verrassing was het een blauwdruk van mijn eigen visioen rondom het klooster in Velp.

Een gemengde gemeenschap met religieuzen en leken, een kerngroep en daarom heen concentrische cirkels van mensen die op allerlei manieren betrokken zijn en mee dragen. Ik vroeg haar waarom ze niet mee ging doen in Velp, maar dat was nét een stap te snel... Als zij mee zou doen, zei ik, dan zou er ineens een al kloppend hart zijn van een nieuwe leefgroep.

Mijn visioen sloeg al bijna op hol. Wat een revolutie zou dat zijn, als Clarissen en Capucijnen hun krachten zouden bundelen, tezamen met een aantal leken! Stel dat de beide kloosters heel close met elkaar zouden samenwerken in een energiestroom als een lemniscaat rondom Nijmegen...

Cirkelend om elkaar heen vertelde ze aanvankelijk dat haar visioen niet uit onrust of nood geboren was, maar toen ik een beetje dóór vroeg, kreeg ik toch het idee dat ze, ondanks de rust, wél zocht naar werkelijke verandering in haar leven... Maar wanneer ze dacht dat ze een stap zou zetten die concreet was... Ze wist het nog niet.

B. vertelden nog over een aanstekelijk initiatief van Clarissen in Ierland. Die hadden van een boer een weiland gekregen rondom een plek waar de heilige Brigida al vereerd werd. Ze hebben er drie grote tenten opgezet als gemeenschappelijke ruimten. Eén om te eten, één om te bidden en één om te recreëren. Eromheen stonden allemaal tuinhuisjes waar de zusters in wonen... Als er iemand bij wilde komen dan zetten ze er gewoon weer een huisje erbij! En die boer had nog meer weilanden eromheen.

Een heel andere situatie dan in Nederland, waar het beheer en behoud en onderhoud van de kloostergebouwen zelf al heel wat hoofdbrekens kost.

We moesten maar vaker met elkaar praten over elkaars visioen, vond B. Het is me wat, hoe mensen op on verwachtte plekken zoeken en in beweging zijn... Wonderlijk, om daar deelgenoot van te worden. Waar zal dit allemaal toe leiden? Ik weet het niet, maar zoals Kavafis al dichtte: het gaat om de reis die je met elkaar maakt, niet om het einddoel.

Vuur

Gisteren in de Schola Contemplativa hadden we een interessante tekst. Het ging over een aantal monniken die van Bethlehem naar de woestijn reisden, om te kijken hoe men daar leefde. Ze hadden aan het thuisfront de belofte gedaan om zo snel mogelijk terug te keren, maar in de woestijn ontdekken ze, dat als ze terug zouden gaan, ze veroordeeld zouden worden tot een 'lauw leven': mooi uitgedrukt, vind ik dat.

Ze staan dus voor een levensdilemma: ofwel hun belofte verbreken, ofwel naar de plek van herkomst gaan en trouw zijn aan de belofte. Ze vragen hiervoor raad bij een wijze woestijnvader.

'Nou, die zegt zeker dat ze naar huis moeten', zo had de partner gereageerd van een andere schola-genote. Maar het verrassende is, dat abba Josef juist zegt, dat ze dát moeten gaan doen wat hun leven vurig houdt. Trouw zijn aan jezelf, dat je groeit en gericht kunt blijven op de Liefde die alles en allen omvat.

Er ontspon zich een intens gesprek. De een vertelde drie maanden op retraite te gaan. Ze heeft daartoe een tuinhuisje ingericht en alle doordeweekse afspraken en lopende dingen afgezegd. Alleen in het weekend zou ze bereikbaar zijn. Nu moest de familie daar nog over bericht worden. Ze was bang dat die het maar raar zouden vinden en soms vroeg ze zichzelf af, of het ook geen egoïstische beslissing was. De tekst hielp haar, om het verlangen in je binnenste serieus te nemen en ervoor te gaan staan.

Weer een ander had zoiets van: waarom kan een belofte niet voor altijd stand houden? Je moet altijd compromissen sluiten in het leven en schipperen. Het moet mogelijk zijn om tot de dood je scheidt bij elkaar te blijven. Ze vond het gemakzuchtig om te willen blijven op een plek die beter beviel. Die monniken hadden die inspiratie toch gewoon in herinnering en in de geest mee kunnen nemen. Trouw blijven aan je belofte, daar ging het om.

Ik vertelde dat ik op tv een progamma had gezien over twee mensen die gescheiden waren. Ieder afzonderlijk waren ze door alle fasen heen gegaan: wrok, haat, verdriet etc. etc. Via advocaten hadden ze alles goed geregeld. Kapitaalverdeling, omgangregeling enzovoort. Maar ze hadden het gevoel dat er iets aan ontbrak: een soort spiritueel afsluiten van hun partnerschap, naar een andere verhouding: die van ouders van hun kinderen en dat in vriendschap zo goed mogelijk willen volbrengen.

Met een begeleidster in nieuwe rituelen waren ze met het hele gezin op een zeilbootje met zijn allen gaan varen. Aan de oever een vuur gestookt. Ze lazen elkaar een brief voor: Dank voor het goede dat we deelden, ik heb je de pijn die je me aandeed kunnen vergeven, ik beloof met jou onze kinderen zo goed mogelijk te begeleiden naar volwassenheid. De liefde die het geheel uitstraalde vond ik ontroerend. Hoe liefde blijft, maar transformeert naar een andere vorm: dat houdt jezelf vurig.

We waren de middag begonnen met een vaderspreuk. Die neem ik deze week maar eens mediterend met me mee: Abba Lot bracht een bezoek aan abba Jozef en zei tot hem: 'Abba, naar mijn vermogen verricht ik het kleine vasten, het gebed, de oefening en de rust, en naar mijn vermogen zuiver ik mijn gedachten. Wat verder moet ik nog doen?' Toen stond de grijsaard op, hief zijn handen in de lucht, en als tien vurige lampen werden zijn vingers. En hij zei tot hem: 'Zo je wilt, word helemaal vuur...'

donderdag 25 september 2008

Tijdreizigers

Voor de derde keer op een rij lees ik The Stone Gods van Jeanette Winterson. Ook deze keer vallen me weer geheel andere dingen op. Het lijkt bijna of ik een ander boek aan het lezen ben. Nu viel het me op dat Billy, de hoofpersoon, eigenlijk een leven leidt zoals dat zo is in deze tijd. Zij heeft een boerderijtje met echt water erom heen, bomen, een hond. Terwijl de planeet allang bedorven is en iedereen zich verheugd op een nieuw ontdekte biotoop: The Blue Planet.

Waarom spreekt het boek me zo aan? Net in de stilte in het koor, dacht ik dat deze gebedsruimte eigenlijk een soort ruimteschip is. Tijdloos, op weg naar... We zijn er allemaal tijdreizigers en reiken naar een onbekende horizon.

Gisterenavond kwamen er weer verhalen los van de broeders. Sommigen kennen elkaar al meer dan veertig jaar. Ze hebben gewoond in Eindhoven, Oosterhout, Brussel, Indonesië, Udenhout, Rome enzovoort. Het lijken wel eigen planeetjes en nederzettingen. Op de ene plek was alles los zand en eigenlijk een hel, op de andere plek waren er monsterlijke medebroeders. Ook in tijd zijn ze als het ware van de Middeleeuwen naar het hier-en-nu gereisd.

Vroeger werd het aan de paters verboden om met de werkbroeders in de tuin te spreken. Priester waren een soort verheven klasse. 'En nu word ik verplicht om aan een vergadering mee te doen !" zei broeder M. lachend. Hij is koster, doet de bloemen en kaarsen op het altaar, de kippen, veegt, schoffelt en assisteert bij het geven van het brood en de wijn. Vroeger is hij nog op termijn gegaan: elke dag bedelend langs de huizen en instellingen.

Een ander broeder vertelt dat hij als broekie bij een hogere geroepen werd. Die de vraag stelde: 'Bevredig jij jezelf weleens?' 'Toen kon ik in alle oprechtheid nee zeggen, later niet meer. Onze puberteit begon pas toen we allang volwassen waren. We groeiden beschermd op achter de kloostermuren en moesten dan ineens het volle leven in. Dan hoorde je tijdens de biecht verhalen over ontrouw, priesters die met vrouwen bezig waren en eentje zelfs met kinderen. Je was dodelijk alleen en eenzaam. Want er was je verteld dat jij de geheimen moest bewaren... Wat wel mooi was, is dat degene die mij die impertinente vraag stelde daarna, tot vlak voor zijn dood, vorig jaar, elke keer als hij me zag zei: "Sorry, hoor, voor die vraag, toen."...' Ach ja, we wisten gewoon niet beter'.

Tijdreizigers zijn het. Ook wat betreft functie en positie. De ene keer was de ene gardiaan, en de andere degene die volgde, een paar jaar later was het omgekeerd. Ze hebben gewoond in tweekamerwoningen waar de muizen krioelden, in eigen huizen en soms partime in een klooster. Ze kwamen bij elkaar met andere zusters en broeders van andere ordes, hebben in kleine gemengde groepen gewoond ... En dat vertellen ze aan mij, de eerste vrouw die in een klooster een kamer bewoond. Voor de meesten het laatste experiment dat ze aangaan...

Ik voel me wel een soort Billy, op zoek naar een nieuwe planeet, zoals in het boek van Winterson. Een plek vol onverwachte dingen. Misschien is het wel meer zoals in Wreck-city: een tussengebied waar allerlei levenvormen door elkaar heen lopen. Of toch meer zoals Paaseiland: waar Stenen Goden onveranderlijk de horizon in staren....

Toekomst (2)

Het lijkt in de lucht te hangen. Ik pak de krant uit de brievenbus en zie staan: 'Van zingende monnik tot popster'. Het betreft monniken uit het bijna duizend jaar oude klooster Stift Heiligenkreuz in Oostenrijk. Zij hebben bij Universal Record, degene die ook de Rolling Stones, Miles Davis en Madonna wereldberoemd maakten, een album gemaakt geheten: Chant, Music for paradise, vol eigen gregoriaans gezang.

Het artikel in de krant is doorspekt met vooronderstellingen. Bijvoorbeeld dat de zoektocht naar 'heilige stemmen' die Universal Records nu heeft gescoord, niet bezield is door religieus elan, maar door pure geldlust. Logisch lijkt me, dat geld een rol speelt, daar ben je een bedrijf voor. Waarom dit vermelden? De luisteraars zijn o.a. degene die ook het immens populaire computerspel Halo 3 spelen. Een hoog verheven drijfveer is hierbij bij voorbaat uitgesloten, volgens het artikeltje. Maar wat is dat 'hoog verheven?' Wie heeft daar wat aan?

'Begeleid door monniken vechten robotachtige wezens zonder einde in een Armageddonachtig gevecht. Ze zijn bezig, hoe kan het ook anders met de ultieme strijd tussen goed en kwaad. Van de soundtrack zijn in immiddels zestien miljoen exemplaren verkocht,' aldus Koert ter Velde, auteur van het artikel 'De soundtrack is ook gregoriaans', dus.

De jeugd heeft de toekomst: mij lijkt het goed mogelijk, dat er tussen al die miljoenen jongeren, later, over tien of twintig jaar, sommigen ineens bedenken: waar kwam dat gezang toch vandaan, toen ik zo wild was achter de computer, strijd leverde om het goede te laten overwinnen? Wie begeleidden mij toen? Zij zullen op zoek gaan naar de bron en zo in een klooster belanden.

In dezelfde Trouw staat de bijna mythische, tot icoon geworden foto van een mannetje dat in de schemering in Manhattan bij de ingestorte puinhopen van de Twin Towers staat. Dat is zo'n moment dat het oor schreeuwt om troostende, verzoenende geluiden... zo kun je snakken naar gregoriaans gezangen of andere milde tonen.

Op het scherpst van de snede, horen verwoesting en wederopbouw bij elkaar. Ultiem verdriet en iets wat je daarboven uit laat stijgen. Mooi toch, dat gregoriaans ontdekt is als geluid in de ontmoeting van het kwade en het goede? Vind ik.

woensdag 24 september 2008

Toekomst

Zaterdagnacht zapte ik en zag ik plotsklaps iets wat ik hield voor een koor Franciscaanse of Capucijnse monnikken in hun bruine pijen. Even dacht ik dat het de uitvoering betrof van de opera van Messiaen over Franciscus van Assisi.

Maar het bleek een concert te zijn van de Nederlandse symphonische-rock-metal-gothic band Within Temptation. In Ahoy, tezamen met het metropool orkest.
Zangeres Sharon den Adel met een stem zoals Kate Busch kwam op, in telkens andere waanzinnige jurken, zoals een hogepriesteres.

In 'De wereld draait door', waar ik haar vlak tevoren hoorde zingen met alleen pianobegeleiding, ook al loepzuiver, krachtig en teer tegelijk, zei ze nuchtertjes dat die gewaden er nu eenmaal bijhoorden.

Heel Ahoy vol extatische gezichten van voornamelijk jongeren. Fakkels die vuur spuwden, gigantische videoschermen met luchten , besneeuwde bergen, wind en regen. Vuurwerk ging af en de 'monniken' zongen als engelenscharen eromheen. Met teksten als:

Sanctus Espiritus redeem us from our solemn hour
Sanctus Espiritus, insanity is all around us

In my darkest hours I could not foresee
That the tide could turn so fast to this degree
Can't believe my eyes
How can you be so blind?
Is the heart of stone, no empathy inside?

Sanctus Espiritus... (uit; The hearth of everything)

En uit Mother earth:
She rules untill the end of time
she gives and she takes

With every breath and all the choices that we make
we are only passing through on her way
I find my strenght
believing that their soul lives on
untill the end of time
she goes her way.

Of uit Pearls of Light:
In the womb of the leaves
on the branches of the trees
lies the treasure of the morning
the pearls of light.

...I got lost in the search for enlightment
the blue rain covered my roots and I forget where I came from...

De band is wereldwijd aan het doorbreken, hun dvd komt uit in ruim veertig landen, ze hebben op het bevrijdingsfestival gespeeld. Een heftige sfeer rondom licht en duister, goed en kwaad. Meeslepend, vol passie, fysiek... Met duidelijke religieuze thema's en associaties.

Wat ik maar zeggen wil: het westerse christendom is in feite een wat verstofte bezigheid voor mensen met grijs haar of gekleurde permanentjes. Goedwillende mensen die de wereld graag willen veranderen en verbeteren. Eigenlijk door en door braaf. Vaak met het idee dat men het toch een tikje beter doet dan de rest van de wereld. Verbeterchristenen. Veelal middleclass. Predikers. Betuttelaars. Betweters. Aan hen is niet de toekomst.

Het is dat ik me vooralsnog bevind op een plek, het klooster, waar ik er waarde aan hecht dat deze voort blijft bestaan en het er geen hotel of congrescentrum wordt voor de rijken. Waar volks, kloosterling, boeren en buitenlui vrolijk door elkaar heen loopt.
Maar anders... geef ik graag alles uit handen, stort me in het aardse, zoals Goldmund van Hermann Hesse. En neem ik afscheid van Narziss. Ik ga dan gewoon luisteren naar de jeugd van tegenwoordig. Van hen is immers: de toekomst.

In andere terminologie: als je werkelijk gelooft, dat God overal werkzaam is, dan heeft God wellicht al een hele tijd geleden andere vormen gevonden, om werkelijk in te werken.

dinsdag 23 september 2008

Gijzeling

Door het boek van Jaap Scholten Morgenster zit ik in mijn hoofd helemaal in de jaren zeventig. Het was de tijd van de treinkapingen bij Wijster in 1975 en bij Beilen in 1977. En de gijzeling door dezelfden, Molukse jongeren, van een groep mensen en kinderen in het Indonesische consulaat.

Het boek speelt zich af in het rijke milieu van een fabrikanten van machines in Twente. Octave, de hoofdpersoon is tijdens het einde van de treinkaping in Beilen, als baby in het ziekenhuis verwisseld met Finn, een jongen uit de arme kant van de samenleving, met een moeder die aan horoscopen en esoterie doet. Zo ontdekt Octave, die uiteindelijk naar zijn familie op zoek gaat, dat zijn moeder is: hij kijkt haar aan en ziet een spiegelbeeld van hemzelf. Octave had dus als Finn moeten opgroeien en Finn is eigenlijk Octave.

Je begrijpt beide moeders: die uit het fabrikantengeslacht, dat zij niks wil weten van de verwisseling van de baby's. Zij houdt gewoon van de jongen die ze heeft grootgebracht. En de sensitieve vrouw die wel altijd geleden heeft, dat zij geen contact kon hebben met haar biologische zoon.

Een beetje wrang is het, dat de laatste uit het arme milieu komt, zodat die familie de verdenking op zich laadt, het enkel om het geld te doen. Misschien was het boek spannender geweest, als de aard van de moederliefde omgekeerd had gelegen.

Maar een groot deel van het boek gaat eigenlijk over die gijzeling in den lande. Symbool natuurlijk, ook voor de beide families die elkaar gijzelen met de wetenschap van de verwisseling en de zonen die daarmee hun levenloop getekend zien.

Terug kwam het beeld van die gele trein, midden tussen de weilanden. En mijn eigen ongemak. Ik had voor het eerst (en het laatst) in mijn leven net van tevoren een permanent gezet, had ineens een woeste krullenkop en leek dus op een Molukse. Mensen gingen van mij afstaan bij de bushalte en in de trein stapte er zelfs een familie uit!

En dan mijn ouders, die het eigenlijk net goed vonden voor de Nederlanders, die eerst die Molukkers geronseld hadden en daarna als een baksteen hadden laten vallen.' Weet je wat RMS betekent op Ambon?' zei mijn vader schamper. Niet Republiek van de Molukken maar Rumah Makan: eethuisje! Niemand op Ambon staat nu te wachten op een onafhankelijke Molukse Republiek.'

Die trein, daar in Drenthe: dat leek toen toch ver weg, ergens in het noorden van Nederland. Dat zou nou niet meer kunnen. Nederland is kleiner geworden, zo lijkt het. Komt dat door de media-explosie: een dagelijkse talkshow van Pauw en Witteman, het internet en alle mogelijkheden van mobiel met elkaar in contact staan?

Het land was weken gegijzeld door het drama en toch ging alles gewoon door. Hoe zou dat zijn, als dat nu zou gebeuren? De Stille Tocht, die nu weer is afgeschafd, moest nog uitgevonden worden. De radio speelde stemmige muziek, maar ging wel gewoon door. De moorden op Pim Fortuyn en op Theo van Gogh dompelden heel Nederland in rouw, discussie, crisis. 'Kut-Marokkaantjes' ook; alsof de samenleving aan het desintrigeren is. Duyvendak zorgde, nietsvermoedend, voor een hetze tegen het linkse aktiewezen van de jaren tachtig.

Nederland ís veranderd. Alsof niemand meer RUIMTE in het hoofd heeft. O, ja tijdgebrek was ook nog geen volksziekte.

We gijzelen elkaar, zo lijkt het. Het land wordt kleiner en kleiner, we verdrukken elkaar, als een prop papier. Van Nederland, waterland klonteren we ineen, als een druppel vet die het afvoerputje inloopt... Hoe zo'n boek, gelezen in de laatste na zomerzon zulke gedachten bewerkstelligt. Dit maakt het tot een goed boek, dat je in enkele uren uitleest. Punt.

maandag 22 september 2008

Van alles minstens twee

Eindelijk doe ik ook eens twee dingen tegelijk op de computer. Ik luister naar de cd Van alles Twee van Eric Derks en typ dit blogje. De cd is van de broer van mijn lievelingkokkin in het klooster. Zo'n mens waar het meteen mee klikte. Gisteren presenteerde hij de cd bij café Tante Koosje in Nijmegen, vertelde ze.

Eigenlijk voelt het alsof ik nóg meer dingen tegelijk doe. Want ik luister in het klooster en de liedjes zijn, begeleid met een piano, liedjes uit een andersoortige wereld dan de kloosterlijke. Een wereld die óók de mijne is: 'Wat blijft is, wat nooit is gezegd, wat blijft zal nooit meer overgaan, die mooie dagen met jou, dicht bij mij... wat blijft wat ooit is geweest, is nu voorbij'. Eenvoudige liedjes van het gewone leven, soms weemoedig... 'Wat blijft zijn liedjes van verlangen...' Liedjes die heten: 'Der Männertango' en 'Ut de kast', op zijn Beers' dialect.

Net vertelde J., de kokkin: ' Hij was getrouwd, het hele plaatje rond en compleet: leuke relatie, huis, auto, gelukkig. Dacht hij. Toen kwam er op zijn werk een wildvreemde man tegenover hem zitten. BAM! raak, hij wist niet wat hem overkwam. Thuisgekomen dacht hij: dit kán toch niet! Maar de tweede keer dat hij hem zag, gebeurde hetzelfde. Nu is hij al twintig jaar met deze man.'

Ongelofelijk: dat blijven zulke verhalen. J. moest de keuken nog dweilen en ik schrijf dit blogje. Straks ga ik weer de kloostertuin in. Kijken hoe de dalia's erbij staan. 'Het geluk van het moment, zet een streep door het verleden... heb het leven lief... met je ogen dicht of open, heb het leven lief en wees niet bang...'

Ik typ gewoon, zonder nadenken, wat ik nu hoor. Eigenlijk helemaal niet zo anders als de liedjes die we zingen in het koorgebed.

vrijdag 19 september 2008

Leeshonger

Vanochtend ben ik naar de promotie geweest van Hubert Bisschops; Franciscus van Assisi: Mysticus en mystagoog. Een mijlpaal, denk ik. In mijn hele studie theologie heb ik geen enkel woord over F. gehoord. Na dit boek, kan dit bijna niet meer. Leuk om de halve 'franciscaanse familie' bijeen gegaard te zien in de zaal. De zusters en broeders uit de kloosters in bruin habijt. R. vertelde dat ze op de fiets waren gekomen en voorrang had gekregen. Zou de pij dat doen? hadden ze zich lachend afgevraagd.

Gek, om je te realiseren dat er in de corona op wetenschappelijke manier over Franciscus werd gedacht en hij als onderwerp behandeld werd. Terwijl het publiek ertegenover met hart en ziel léven, dát Franciscus een mysticus is en mystagoog; allen zijn ooit op de een of andere wijze door het lezen van zijn 'simpele' geschriften ingewijd in het Geheim van zijn leven en zijn geraakt door de verhalen over hem. Dat doet een mystagoog: stap voor stap anderen inleiden, wegwijs maken.

Zó lezen, veronderstelt samen lezen. En zo was het vroeger ook. Zijn teksten zijn aanvankelijk oraal aan elkaar doorverteld, de eerste levensbeschrijvingen en de Fioretti aan tafel in de kloosters bij de maaltijd voor gelezen. Deze week maakte ik het nog mee: hoe een tekst van hem eerst op weerstand stoot. Als je het alleen zou lezen had je het allang aan de kant gegooid. En dan praat je er 2 uur lang met elkaar over en het wonder geschiedt: de woorden openen zich en geven hun geheim prijs.

Precies dit samen, dat ontbreekt eraan in de huidige tijd. Aan de gigantische groei van het marktaandeel van boeken met labels als: spiritualiteit, levensbeschouwing, esoterie, New Age,wijsheid, meditatie etc. etc. en aan het succes van een blad als Happinez blijkt de honger naar geestelijk voedsel. Men is op zoek naar zingeving.

Maar de kans is groot, dat iedereen alleen maar dát leest, wat in je straatje past en blijft hangen in eigen gevoelens en ideeën daaromtrent. Een eindeloze bevestiging van jezelf. Je snoept een beetje hier en daar.

Terwijl de doorbraak, een ommekeer, een echte verandering juist gebeurt doordat je onverwacht oog in oog staat met wat je niet begrijpt, wat allereerst niet in je eigen straatje past. Bij Franciscus was dat het contact met een melaatse. Wat bitter was, werd zoet, zegt hij daarover. Hedentendage lijkt alleen een ernstige ziekte, de dood, pijn en verdriet soms hetzelfde te bewerkstelligen.

Tenzij mensen bij elkaar komen. Tijd nemen om met elkaar te praten wat een boek hun doet, wat erin je raakt en wat je erin niet echt begrijpt. Dat gebeurt in de kerk, bij een goede overweging en dan na de dienst er nog wat over namijmeren; de ene keer heb je er wat mee en een andere keer niet.

Maar mijn boekenclub doet in feite ook hetzelfde. Pas door uitwisseling blijkt hoe verschillend een ieder zo'n boek beleeft en het boek wint zo aan waarde en diepte.

Iedereen die veel leest, verzadigt zijn of haar leeshonger. Maar of het ook verteerd wordt en werkelijk voedt? Ik weet het niet...

donderdag 18 september 2008

Cliffhanger (2)

En ja, hoor, daar hing hij alweer in de mail: de meneer die een 'unheimisch' gevoel van mij had gekregen (zie blogje Cliffhanger 1). Dat ons gesprek hem nog bezig hield. Dat hij toch nog een keer op korte termijn met me wilde praten. En tegelijk de aanval openent: ik was té weinig enthousiast richting hem en te weinig open...

Tja.

Ik mailde terug dat een gesprek me niet zo zinnig leek. Dat ik zijn 'unheimisch gevoel' toch niet met woorden kon veranderen. En dat ik al helemaal geen zin had om energie te besteden aan al zijn vermeende suggesties omtrent gebrek aan enthousiasme en de hele reutemeteut daaromheen.

Toen stond hij op mijn voicemail: dat hij toch heel graag vis a vis met me wilde praten, dat we elkaar misschien verkeerd begrepen hadden, dat hij nog wel zou bellen of anders ik hem. Amehoela! dacht ik. Geen enkele behoefte om jou terug te bellen. Natuurlijk belde hij alweer. Het lijkt wel een afgewezen minnaar, dacht ik... dezelfde bewegingen van erover-willen-praten-en- vol-frustratie-zitten.

Stilte aan de telefoon. Opnieuw probeerde hij mij aan te praten dat ik vast allerlei oordelen over hem had en meningen... Nee! riep ik (ondertussen denkend: help! hoe kom ik hier nog uit?) Toen vroeg hij: 'Mirjam, wat vind je eigenlijk van mij?'

Poeh.

Ik antwoordde eerlijk, dat ik vond dat hij veel onrust in zich had. Dat ik dat eigenlijk ook niet zo vond passen binnen de spiritualiteit van het klooster. Ineens viel hij stil. En begon een lange monoloog door de telefoon. Dat hij toch ook een kant in hem had, die rustig was. Dat het nu thuis bij hem rustiger was. Dat hij aan het proberen was om dingen los te laten. Enzovoort. Hij was uitgepraat en ik zweeg.

Stilte.

Hij murmelde: 'Ik weet eerlijk gezegd niet hoe het nu verder moet...' Ik zei dat het mij het beste leek dat ie het allemaal maar even liet bezinken. Misschien dat zijn beeld van mij gaandeweg ook wel zou veranderen. Of niet en dan was het maar zo. Dat we elkaar binnenkort wel weer in het klooster zouden zien. Hij stemde toe. Op het laatst bedankte hij me voor het gesprek en mijn tijd.

Ik dacht dat ik in het klooster wel verschoond zou blijven van dergelijke relatieinteracties. Nou ja, het brengt wel leven in de brouwerij, zal ik maar denken. Kunst om tegelijk, op dezelfde plek, de kloosterlijke rust en stilte in mezelf te bewaren. Ik zal het maar zien, als een uitdaging: je moet toch wat in het leven en kennelijk moet nu dít.

Klantenpanel

Hé, hé, ze zijn allemaal weer weg. De directeur, die daaronder, mijn leidinggevende, de collega's, de twee helemaal uit Utrecht en de negen 'klanten' van het wijkcentrum; vertegenwoordigers van verschillende groepen.

Tevoren dacht ik: O,o, daar zit iedereen in zijn of haar uniform:
Die van het onderzoeksbureau, sjiek en toch niet té, de onderdirecteur in pak, de leidinggevende in dure spijkerbroek en blouse en wij van de werkvloer gewoontjes. Zo ook de directeur, want die kan zich dat veroorloven. Ooit linkse actievoerder uit dezelfde studententijd als ik zelve.
Wat een vertoning... moet het nou? Ja, het moest.

We kregen instructie. Let op: iedereen geeft als rapportcijfer tussen de 6 en een half en een 7 en een half. ZE zeggen waarschijnlijk dingen waar je het niet mee eens bent. Mond houden. Ik nodig je wel uit om wat te zeggen. En wat voor cijfer geven jullie jezelf? Ik mocht beginnen en zei: ik denk toch een acht. Anderen sloten zich daarbij aan.

Nou, we kregen van zeven mensen een 9 en van twee een 8+ . Meneer uit Utrecht zei dat hij na een kwartier al had: hoe moet ik verder? Want de tevredenheid straalde van iedereen af. Perfect, in en in tevreden. Leuk om zo'n sfeertje te voelen hangen.

Ik had pas de dvd 12 Angry Men (1957) bekeken met Henry Fonda in de hoofdrol. Die gelooft als enige, aanvankelijk, in de onschuld van een ter dood veroordeeld schoffie. Daar zie je in een zaaltje twaalf mensen langzaam van energie veranderen. Schuldig wordt onschuldig, een voor een zakken ze door de bodem van hun gemakzucht, vooroordelen, zelfbedrog. Hoe zo'n film spannend is van begin tot het einde. De zwart-wit film is me altijd bijgebleven: vooral Fonda, eerst helemaal alleen staand, in wit pak in de zinderende zomerhitte: twaalf juryleden en ze mogen alleen maar naar buiten met een eensluidend oordeel.

Moeten ze toch vaker doen. Een groep bij elkaar stoppen en wachten tot ze het allemaal eens zijn. Uiteindelijk wordt iedereen dan toch een beetje op vleugelen gedragen; dat kan eensluidendheid doen. Héél spannend voor het zover is. En daarna: leuk en saai tegelijkertijd.
Wat moet je dan met je tijd DOEN ? Daarom natuurlijk, is er geen hemel op de aarde.

woensdag 17 september 2008

Siemen Dijkstra

Vanochtend me weer gebogen over iets heel anders: de engel van de nuchterheid, uit het boekje van Anselm Grün: Vijftig engelen. Die engelen gebruiken de Clarissen en ik als leidraad voor de meditaties. We kiezen er zelf eén uit en strepen hem af. Zuster B. had de vorige keer de engel van de moed, nou, ik had wel zin in die van de nuchterheid.

Nuchterheid betekent voor mij: stapje voor stapje iets doen. Met behoud van intensiteit, maar zonder daarin beneveld te worden en te zwelgen. Voorbeeld voor mij zijn de kleurenhoutsneden van Siemen Dijkstra. Ik ben ooit op de bonnefooi naar Dwingeloo gegaan, waar hij woont en werkt en heb een lang gesprek met hem gehad.

Zijn kleurenhoutsneden ontstaan door de reductietechniek. Telkens snijdt hij iets weg uit de houtsnede, rolt het oppervlak in de verf, drukt af en vervolgens snijdt hij weer wat weg. Langzaam verschijnt zo de afbeelding: bomen, bos, kreken, water en kiezels, zee, jeneverbesstruiken, heidevelden. Eén houtsnede heeft 15 tot 30 drukgangen.

Hij vertelde mij, hoe ongelofelijk spannend het elke keer was. Bij elke volgende fase kan hij iets verkeerds eruitsnijden, niet goed afdrukken, waardoor de houtsnede de prullenbak in kan. En dat je ook pas bij de allerlaatste drukgang weet, of dat wat jij in je hoofd had, ook werkelijk op het Japanse dunne rijstpapier staat.

Hij bleek een man van: elke dag is er eén en die is uniek. Zo bestaat eén drukgang altijd uit het aantal exemplaren dat hij op eén dag met verf bewerken kan. Hij laat de plaat niet drogen, om de volgende dag weer hetzelfde kunstje te moeten doen. Galeriehouders proberen hem daartoe te zetten, zodat ze meer kunnen verkopen. Of ze willen dat hij de prijzen gigantisch opdrijft. Siemen wil dat niet. Hij wil dat zijn werk voor iedereen betaalbaar blijft.

Lachend zei ik in dat gesprek, dat ik daar héél blij mee was, zodat een armoedzaaier als ik ook werk van hem in huis kan hebben. Ik kocht er een heel mooie houtsnede, rond van vorm, zonder horizon, waar je door het lentegras, als het ware naar beneden loopt, het water in, dat zacht kabbelt. Hij zei dat het een van zijn meest persoonlijke houtsneden was, het heet: Taking the steps to see, en bij betaling deed hij achteloos 120 euro van het bedrag af. Geweldig.

Dát dus. Gewoon maar doen, dan verschijnt wat bedoeld is vanzelf wel. De zegewens die ik schreef en die de meditatie afsluit, gaat aldus:

Moge de engel van de nuchterheid
je leren een pas op de plaats te maken
niet weg te zweven op een roze wolk
maar helder en bewust waar te nemen;
dit ben ik, dit kan ik,
in dit hier-en-nu.

Moge de engel van de nuchterheid
je zo een onverwachte horizon laten zien
een horizon die telkens wijkt, de verte in
bij elke pas die je zet
stap voor stap: ik ben wie ik ben
ik doe wat ik doe: de wereld is ruim en open.

Tja, en of het wat is? Dit kwam er uit en daar moet ik het mee doen.

dinsdag 16 september 2008

Cliffhanger

Ik stond pas bij de kassa om iets af te rekenen en de mevrouw tegenover me zei: 'Zegt u het maar, mevrouw.' Toen keek ze me doordringend aan en zei: 'O, nee, meneer...' 'Nou, zegt u maar mevrouw hoor,' zei ik. Ze schrok zich een ongeluk. 'Sorry hoor,' zei ze tot drie maal toe en nadat ze het ding ingepakt had, nog een keer: 'Sorry...' Ik zei, dat het me wel vaker gebeurde en dat ik het niet erg vond.

Nu was dit de eerste keer, dat het me zo recht in het gezicht gebeurde. Dik in winterjas bij de bushalte, sjokkende in een bos, dat is toch anders dan dit. Ik vind het echt niet erg, maar het verwondert me wel. Stiekem vind ik het wel grappig.

Op onbewust niveau - ons bewuste schijnt maar het topje van een ijsberg te zijn en we worden zonder dat we het weten veel meer geleid door die gigantische hoop onderbewuste - vraag ik me af hoeveel mannen eigenlijk iets voelen bij me, wat ze ongemakkelijk maakt. Misschien ken je ze wel: mannen van rond de vijftig, zogezegd modern, gevoelig, links. Goede manieren, wellevend, voorkomend, durven hun gevoelens te uiten.

Maar ik zie eronder vaak onbewuste agressie, ingetoomde onrust, een ego dat zich wil manifesteren. Ik word daar kriebelig van. Vind het vaak een beetje sneu. Die mannen kijken je met grote ogen aan en proberen je te omhullen met een deken van warmte en belangstelling. Ik reageer daar niet op, voel me niet gevleid en laat me zeker niet liefjes de les lezen. 'Ik krijg een unheimisch gevoel,' zei zo'n man vanochtend tegen me. Ik heb aardig veel met hem te maken. Hij is betrokken met het klooster, als betaalde kracht. Ik ben benieuwd hoe dit verder gaat...

maandag 15 september 2008

Plezier

Ik ben wel voor het knusse en kneuterige. Op 3 oktober wordt er in de avond gevierd dat Franciscus van Assisi stierf. 'Transitusviering' heet het. Hij wilde naakt neergelegd worden op de aarde, op zijn geliefd stukje grond vlak onder Assisi, tenmidden van zijn broeders die hem dierbaar waren geworden. Hij voegde aan zijn Zonnelied waarin hij zon, maan, sterren, water,vuur, wind en aarde looft toe: 'Geloofd zij onze zuster de lichamelijke dood...'

En dan een viering eromheen. Wie wil er nu de dood prijzen? Broeder W. en ik hebben verzonnen om een beeldje van Franciscus, dat broeder W. gemaakt heeft van een boomstronk uit de tuin van de Sionsabdij, de abdij waar ik ook één keer in de maand kom, te leggen in een ronde schaal met potaarde. Iedereen die wil, kan naar voren komen en op een eigen manier wat rozenblaadjes over hem uit strooien.

Dus wij gezellig, aan het uit proberen. De kas in, waar de tomaten en paprikaplanten nog groeien, en de schaal gevuld met donkere aarde. Een kuiltje gegraven en Franciscus erin gelegd. Bijna uitgebloeide rozen afknippen en alles meenemen naar de kapel. Alvast een beetje strooien, kijken hoe het valt. Aaaaah, dat ziet er lief, eenvoudig en kleurig uit.

Hoe anderen zo'n ritueel vinden, dat weet je natuurlijk nooit. Maar wij hebben er wel lol in. Ik heb korte regeltjes geschreven over Zuster Dood: 'Als je met liefde kunt kijken dat het kinderlijke in je sterft en er een rijper iemand verschijnt... dan loof je ook een beetje zuster dood...' Ik leg de nadruk op het gegeven dat alle leven een doortocht is, een proces, telkens weer een overgang en je zo voordurend ook afscheid neemt; een beetje sterft. En dat er daardoor ruimte komt voor wat anders. Dit waarnemen en je eraan overgeven, is elke keer een beetje zuster dood omarmen.

Broeder W. heeft een doodskop op zijn kamer met een zijden roos in de mond en die had voor hem ook wel op het altaar gemogen. Om daarna toch maar te zeggen, dat dit wellicht veel weerstand bij anderen oproept.

M. van 'De Kring,' een groep van ongeveer 35 mensen, die één keer in de twee maanden bij elkaar komen hier in het klooster, verzon ook mee. Haar ogen rolden aanvankelijk toch wel een beetje uit haar kassen, toen ze ons al die ideeën zag afschieten. Maar gisteren, bij de tweede en afrondende voorbereiding zei ze dat ze er nu aan gewend was en het wel zag zitten.

Ach, hoe anderen het straks vinden, dat zal wel blijken. Ik heb er in ieder geval veel plezier aan beleefd. Volgens mij is een mengeling van plezier en speelse ernst, de kern van een viering. En dat je er anderen in betrekt, je er samen wat van maakt. Zoals bij elk feestje.

'Onbelangrijke' herinneringen

Gisteren was ik naar de Glasdagen in Leerdam. Ik was daar nog nooit geweest. F. dacht dat Leerdam een leuk pittoresk stadje zou zijn en er zou een installatie zijn met hele grote drijvende ogen van glas in het water. Reden genoeg om me mee te laten nemen. De trein in, twee keer overstappen, blauwe lucht, fijn.

Maar wat viel Leerdam ons tegen! Een stadje dat rond de jaren tachtig waarschijnlijk gestopt is met renovatie: rommelig, zonder enige allure. De glazen ogen keken ons petieterig en wat doods aan. We besloten een wandeling te maken, buiten het dorp, op zoek naar wat natuurschoon. De nieuwbouwwijkjes stopten niet. Uiteindelijk op het asfalt neergestreken, wel met uitzicht op een wei met koeien en we draaiden met onze troost-hebbeding-glazen-druppel-met-kleuren erin, het ding in het zonlicht.

Láter zullen we ons dit vast heel goed herinneren, zei ik. Zo'n ónspectaculaire dag, ergens in Nederland. Ik vertelde haar dat ik met E. de prachtigste wandelingen heb gemaakt in de Achterhoek. Maar wat we allebei nog haarscherp onthouden hebben, als heel speciaal, was de keer dat we in januari in de zon in de berm onze boterhammen aten. En dat we een dag in de regen hadden gelopen en als twee zwervers onder de brug onze warme chocomel dronken.

Het meest gewone, dat blijft bij. Het onverwachte. Ik weet alleen dat het coulissenlandschap het decor vormde, maar de regendruppels die van de brug naar beneden lekten, die zie ik nog filmisch voor me en dat gevoel van helder aanwezig zijn, het bewust beleven. 'Iets voor in je blog,' zei F. Hierbij, dus.

vrijdag 12 september 2008

Het binnenste buiten

De herfst lijkt definitief te zijn aangebroken. Vanochtend stond ik nog in de zon, tussen de steeds hoger geworden dalia's in de kloostertuin. Dikke, kleurige koppen wiegden boven me uit. Nu typ ik met een natte broek, overvallen door een grijs scherm van regen. Dat klooster is een plek om verliefd op te zijn. Als ik er ben wil ik nergens anders zijn.

Onderweg op de fiets zong ik 'Heart like a wheel' van de gezusters Anne & Kate Mc Carrigle. Op internet mail en blog ik eigenlijk alleen. Maar pas had ik wat meer tijd en dook ik in YouTube. Dit liedje schoot me ineens weer te binnen en wat is het dan geweldig om het via YouTube ook weer te horen. Na 31 jaar, het stond op een oud cassettebandje dat gesprongen is.

Het liedje stamt nog uit de tijd van Het Grote Ontwaken. Voor het eerst de impact van liefde vermoeden en bevroeden. Helemaal. Totaal. Met Alles wat je in je hebt... Some say the heart is just like a wheel/ When you bend it you can´t mend it/ But my love for you is like a sinking ship/ and my heart is on that ship in mid-ocean.

Tegenwoordig denk ik steeds vaker dat liefde een gigantisch vermogen in mensen is, en dat het object ervan secundair is. Dat kan een geliefde zijn. Of een kind. Of een plek. Het doet er niet toe. Die liefde moet ergens heen. Je wilt ontledigt worden, niet bang zijn. And it is only love and it´s only love That can wreck a human being and turn it inside out.

Binnenstebuiten worden gekeerd. Het binnenste, naar buiten... Verlangen dat zich niet laat intomen en beteugelen. Laat het zo zijn.

donderdag 11 september 2008

Jaren zeventig

Broeder W. vertelt over de wilde jaren zeventig. Hij was kapelaan in een kerk tegenover mijn wijkcentrum. Die kerk is met de grond gelijk gemaakt en heeft plaats gemaakt voor ouderenwoningen. Maar toen: onder de kerk was een kelder en daar kwamen de jongeren uit de buurt bij elkaar. Nu moet ik toch eens her en der gaan informeren, want dat kunnen dus de ouderen zijn, die nu in het wijkcentrum komen!

'In die kelder hing een heel groot kruisbeeld en die jongeren verzonnen allemaal religieuze spelletjes.' 'Uuuh?' vraag ik. Ik denk bij spelletjes in een kelder dan toch eerst aan andere dingen, die ik me weer niet kon voorstellen met broeder W. erbij.

'Ja, zo was er een jongen, heel sociaal, hij had heel veel vriendschappen, deed van alles, en plotseling op een avond ging hij voor het kruisbeeld liggen en riep: IK BEN DOOD. Hij deed zijn ogen dicht en bleef doodstil liggen. Ik als jonge kapelaan deed ook maar even niks, en hij bleef gewoon liggen, ogen gesloten, voor dood. Toen kwam schuchter een ander jongen en die begon tegen hem te praten: "Je bent helemaal niet dood, gisteren heb je nog iets getimmerd..." En weer een ander kwam en viel hem bij: "Nee je bent niet dood, zonet hebben we nog gelachen." Enzovoort. Alle jongeren gingen langs hem en pas op het eind deed hij zijn ogen weer open, zo apart. Die jongen speelde dus zijn dood en verrijzenis. En hij had dat kennelijk nodig. Hoe sociaal ook, ergens was hij dus toch niet zo zeker van al die contacten... Iedereen was emotioneel.'

Dezelfde jongen is nu directeur van een strafinrichting voor jongeren, vertelde W. erbij. Nog altijd hebben ze weleens contact. Toen iemand een reünie voorstelde van de groep, was het zo geregeld en iedereen was gekomen.

Mooi verhaal vind ik dit. Ik kan me heel goed voorstellen, dat zo'n groep waar je van alles kon experimenteren, voor altijd een referentiepunt blijft. De roerige jaren zestig en zeventig: een periode met net meer onschuld en naïef idealisme dan de jaren tachtig. Hopelijk denkt die huidige directeur nu over zijn jeugdige delinquenten: jij mag wel dood lijken, al afgeschreven door de maatschappij, maar je bent het niet.

Gisteren in het wijkcentrum bij RTL Boulevard:Ellie, de eerste vrouw van Rob de Nijs, met wie hij tien jaar samen was, ook ergens in die jaren zeventig. Toen een bloedmooie vrouw, nu een verwaarloosd zwerfstertype met verward haar in knopen. Is dat Ellie?! zei een leeftijdgenote van haar, volkomen verbijsterd, die aan het sjoelen was.

Al die oude mensen: ze zijn ooit jong geweest. Wat een gave, als je mooi oud kunt worden, zoals sommige vrouwen in het wijkcentrum. Of zoals de broeders in het klooster. Maar ook dat heb je maar gedeeltelijk zelf in de hand...

woensdag 10 september 2008

Interpretatie

Op mijn wc hangt al een poos, slordig weggescheurd, een foto van Virginia Woolf met het onderschrift: het gezicht als raadsel. Het is een foto van de fotografe Gisele Freund uit 1939 en die foto's horen bij de bekendste portretten van Woolf. Volgens de legende was Woolf woedend over de fotosessie, maar de cultuurhistoricus Léon Hanssen vraagt zich af of dit wel waar is.

Freund, die al befaamd was door haar indringende portretten van allerlei intellectuelen, zou onverwachts meegenomen zijn door Victoria Ocampo, een beeldschone, schatrijke Argentijnse schrijfster en uitgeefster. Hanssen wijst erop dat in de serie portretten, Virginia Woolf telkens andere kleren aan heeft. Iemand die woedend is, kan toch niet tegelijkertijd het geduld en de ijdelheid opbrengen om zich te verkleden, vraagt Hansson zich retorisch af.

Dus wat zien we? Een Virginia met een woedende blik, of is ze eigenlijk olijk en geamuseerd? Ze kijkt de camera in, met een sigaartje in de hand, een kanten blouse als een wit domineesbefje onder een zwart vestje. Leuke foto, vind ik het. Volgens mij is ze niet kwaad.

Nu bekend is dat meisjes geen boerka aan mogen, behalve in het hoger onderwijs, kun je weer eens bedenken wat een bulk van info er inderdaad van de simpele verschijning van iemand tot je komt. Ik vind het volkomen terecht dat men op school, waar iedere volwassene ook mede een kind naar volwassenheid begeleidt, je een kind in volle glorie kan aanschouwen.
Lichaamstaal, het gezicht: ze spreken boekdelen. Wát je ziet blijft open voor interpretatie en die openheid, daar gaat het om.

Ommekeer

Gisterenavond was het de eerste Franciscaanse leesgroep van het seizoen. We lezen de Fioretti, de Bloempjes van Franciscus en het ging over Bernardus, de eerste die Franciscus ging volgen. Ze moeten elkaar al jaren gekend hebben, daar in Assisi, de één zoon van een rijke laken koopman, de andere, B., een van de rijkste, geleerdste en wijste mensen van de stad, zo gaat het verhaal, dat op historische feiten berust. F. gaat ineens in vodden lopen en geeft alle aanzien op. RAAR en gek, moet iedereen gedacht hebben, zeker een gril.

Het vertederende aan het verhaal vind ik, dat na twee jaar dat zo te hebben aangezien, B. besluit om F. bij zich thuis uit te nodigen voor een logeerpartijtje. B. maakt een bed op voor F. in zijn eigen slaapkamer, gaat eerder naar bed en gaat met opzet snurken, om F. de illusie te geven dat hij slaapt. Ondertussen kijkt hij vanuit zijn oogharen toe.

F. legt zich neer en staat dan op, waant zich on bespied en gaat bidden: 'Mijn God en mijn Al', zegt hij tot twee keer toe. B. wordt hierdoor geraakt. Een geheimzinnig proces. B. ziet iets aan F, dat hij nog niet eerder gezien heeft. In alle helderheid komt het bij hem binnen. Alsof zoiets alleen maar in de nacht kan gebeuren: je kijkt naar het slapend gezicht van een geliefde of een kind op het hoofdkussen en de andere is je veel meer nabij dan ooit, overdag. Je ervaart iets van het wezen dat die ander is.

B. besluit daarop zijn leefstijl op te geven. Voor F. moet dat toch ook een shock zijn geweest. Iets wat eerst alleen van jou was, je eigen particuliere 'hobby', 'gekte', 'bevlogenheid', wordt ineens door een ander gedeeld. En dan? Moet je dan samen op pad? Een soort verliefdheid: je doet maar, zonder te weten waartoe het leidt. B. geeft werkelijk alles op: zijn huis, zijn bezit, ALLES. Belachelijk eigenlijk, tenminste nu.

Een Claris vertelde dat toen ze intrad ze ook niks mocht meenemen. Niet eens de mooie vulpen die ze van haar vader cadeau had gekregen. Tja. Dat oude kloosterleven is allang weg en komt nooit meer terug.

Toch is het een verhaal dat ergens, bij iedereen landt. Misschien komt het omdat het in de diepte iets vertelt, dat échte verandering pas gebeurd, als je in staat bent om alles achter je te laten. Een metamorfose veronderstelt het toelaten van het vreemde, dat wat je in eerste instantie maar raar en onbegrijpelijk vindt, tot in de kern van elke celdeling. Pas dan begin je echt opnieuw.

dinsdag 9 september 2008

Sip

Gisteravond in de eerste Pauw & Witteman van het seizoen, waren de twee op bezoek in Camp Holland in Uruzgan. Bij 'De wereld draait door' hadden ze al uitgelegd waarom de uitzending toch werd uitgezonden, al is daar zondag weer een militair gesneuveld.

Vreemd vond ik dat eigenlijk: des te actueler is het progamma, zou ik zo zeggen. Nu de uitzending geweest is, begrijp ik het beter. Daar zaten ze: al die bruin geklede soldaten in het bruingele zand. Er hing een wolk van grimmigheid om ze, van leven met de dood om je heen. Als doem hing het er: als je je buiten de poorten begaf, dan was er altijd een risico dát. Saamhorigheid van het peloton, dat je samen eén bent, gevoed door altijddurende angst.

En nu kan heel Nederland meevoelen, hoe groot de verslagenheid er is, bij weer een dode. Moeilijk voor het thuisfront om daar je dierbare te zien zitten, in die zandwoestijn, terwijl je thuis zit temidden van de luxe en de waan van de dag. 'Kon ik maar even bij je zijn...' Close-up gezichten van stoere mannen die zich allemaal goed proberen te houden, strijd leveren tussen 'rationeel zijn' en 'maar een gewoon mens zijn'.

'Sip' heette het in militair jargon. Iedereen had wel eens een dag dat je je sip voelde, maar ze hadden allemaal geleerd om daar boven uit te stijgen, zo vertelde opperbevelhebber Uhm, die zelf een zoon verloren heeft. Worstelend met zijn tranen vertelde hij over de brief met de laatste wil en gedachten van zijn zoon. Als het goed was, had iedereen zo'n brief op zak, om nooit te hoeven openen.

In de prachtige documentaire Crazy (1999) van Heddy Honigmann, vraagt zij aan uitgezonden gewezen VN-militairen (Camp Holland bestond natuurlijk nog niet), om hun lievelinglied te laten horen: die muziek die je erdoor heen had gesleept. Al dat leed, verdriet, onbegrip, angst en pijn: je ziet het weer langs de gezichten glijden, ook al is het voor sommigen al zó lang geleden.

'Sip'... en dat je dat kunt overstijgen. 'Overlevingdrift' kun je het beter noemen in een kontekst van oorlog en geweld. Toch wel triest dat mensen hun onvermoede krachten pas dan aanboren.

Stel dat je dat elke dag zou doen: leven op het scherpst van de snede, alsof het je laatste dag is: je over je eigen sipheid heen tillen, wát de inhoud daar ook van is: wrevel, irritatie, alles wat ook maar een beetje tussen jou en anderen instaat. Hoeveel mooier, makkelijker, vrediger zou de wereld dan zijn.

maandag 8 september 2008

Eentje, maar

Vandaag doe ik maar een gedichtje, om te melden dat ik er nog ben:

Ik moet op weggegaan zijn, maar ik weet
Niet meer, waarom ik ben gegaan en hoe
Ik juist de richting koos naar 't Oosten toe,
En of ik mij bewust was, wat ik deed.

Ik volgde steeds een ster, die voor mij scheen,
Ik vroeg geen weg, ik werd niet bang of moe.
In blijde zekerheid: hetgeen ik doe
Dat moet ik doen, ging ik mijn weg alleen.


Het gedicht heet 'Pelgrimsreize I' en is van Jacqueline E. van der Waals (foto). Bestaat er dan ook een reis nr II en III, enzovoort? Dat zou eigenlijk de kracht van het gedicht weghalen. Want er is maar één pelgrimsreis, zou ik zo zeggen. Zoals er maar één leven is, dat je leeft.

vrijdag 5 september 2008

Het hart gaat door

Slapjes, na dagenlang geen complete maaltijd met lekker veel vet gegeten te hebben (mmm, wat heb ik daar eigenlijk zin in: geurige frieten met gele mayo en een frikandel met uitjes, curry en nog meer mayo), ben ik vandaag maar eens voor de tv gestrekt gegaan.

De dvd Titanic bekeken, geschreven en geregisseerd door James Cameron, alweer uit 1997. Ach, ach, wat heerlijk om met bijna een brok in de keel de hele lange film uit te kijken. Leonardo diCaprio als armoedzaaier en kunstenaar op het derde dek languit kijkend in de sterrenhemel, redt Kate Winslett, rijk meisje en slavin van haar milieu.

Je weet de afloop, de Titanic gaat zinken en zij overleeft het want het verhaal wordt verteld door de 101-jarige Rose (de jonge Kate Winslett) op het dek van het schip vlak boven de gezonken Titanic, die in het wrak op zoek is naar de kostbare blauwe diamant Het Hart van de Zee. Van jaren terug in de bioscoop wist ik nog dat zij die stiekem bij zich heeft en op het einde van de film terug in de oceaan gooit, eer gevend aan die eerste liefde, die haar in alle opzichten gered heeft, zoals ze zegt.

Gered uit het standenmilieu, uit de onderdrukkende rol van de vrouw omdat zij hem beloofd tussen de ijsschotsen om nooit los te laten. Wat? Dat mag je zelf invullen: Zichzelf, de wil om te leven, haar temparament, haar wildheid en onafhankelijke geest.

'Ik beschouw het leven als een gift, elke dag telt', zegt hij, nog voor het schip op de ijsberg gebotst is bij een diner waar hij uitgenodigd is op het upperclass dek. Om haar weer te zien stopt hij een briefje in haar hand: 'Zorg dat het telt, kom naar de klok'.

Op de boeg van het schip laat hij haar vliegen en samen zingen ze: Come Josephine/in my flying machine/ up she goes... en zij zingt het opnieuw terwijl hij al dood is, vlak voordat zij roept om hulp van de sloep die tussen de stille 1500 doden drijvend in reddingvestjes, zoekt naar nog levenden.

Door zo'n film weet ik weer waarom er helemaal geen behoefte is aan kerk, religie en godsdienst. Alles wat telt wordt in zo'n verhaal ook verteld. Het meest roerende eraan is de levenlange trouw aan deze levenwekkende herinnering. En dan zingt Celine Dion uiteindelijk tijdens de aftiteling My Heart goes on: 'Near, far, wherever you are/ I believe my heart will be open... you are saved in my heart and my heart will go on...' Lekker hoor, zo'n film.

donderdag 4 september 2008

Droom (2)

Een verhaaltje dat op jonge leeftijd mijn werkelijkheidbeleving deed kantelen, eén van de eerste keren, is over Chuang-Tsje een leerling van Lao-Tse, de grondlegger van het Taoïsme. Die schreef de Tao Te Ching , dat begint zo:

De Tao waarover je kan spreken
is niet de echte Tao
welke naam je het ook geeft
het is niet de echte naam

Je kan de Tao niet zien, je kan de Tao niet horen
je kan de Tao op geen enkele wijze kennen
want Tao is verborgen en heeft geen naam.
Alles beweegt in Tao.

Als het erop aankomt, in mijn roots, ben ik taoïst... Een soort van OER, vergelijkbaar wat F. vanochtend zei, toen bleek dat hij de eerste 22 jaar van zijn leven in Amsterdam gewoond heeft: 'Mirjam... weet je wat de gelukkigste momenten zijn in mijn leven, behalve als jij me een bak koffie in schudt, als ik het Centraal Station uitloop over het Rokin... dat voel ik ja, tot diep in mijn aderen. Ik weet niet hoe dat komt, alsof je helemaal terug komt, tot in je jeugd...'

Anyway. Het verhaal over Chuang Tsje: Hij ontwaakte uit een droom waarin hij een vlinder was. Hij keek zo ontdaan dat een van zijn leerlingen hem vroeg wat er aan de hand was. Chuang Tsje antwoordde: 'Ik weet niet wat waar is. Ben ik nu Chuang Tsje die vannacht droomde dat hij een vlinder was, of ben ik een vlinder die droomt dat hij Chuang-Tsje is?

Een eerste vermoeden dat de werkelijkheid meerdere lagen kent. Langzamerhand geloof ik dat het de kunst is om alle lagen waar te nemen, en ze tegelijkertijd zowel te relativeren als serieus te nemen. Het leven is een wonderlijk spel, dat met ernst en overgave gespeeld dient te worden.

Droom

Meestal val ik als een blok in slaap en maak dromenloze nachten door. De enkele dromen die ik me herinner, de volgende ochtend, hebben meestal een betekenis. Nu, met die vage griep, droom ik wel van alles en word ik wakker met het idee dat ik hele avonturen heb mee gemaakt. Waar haalt je brein het toch allemaal vandaan?

Hierbij een in kijkje in mijn hersenpan met een bijhorende analyse, voor zover ik kom: ik droomde dat ik vastzat aan een rolstoel en in een mistig moerasachtig water bijna aan het verdrinken was. Ik zag in een enkel shot mijn handen naar boven, naar het daglicht reiken en als kijker naar een film wist ik: zo meteen staat ze weer op het droge en kan ze toveren, maar ze weet het zelf nog niet. Dit beeld komt uit Harry Potter, die als proef een diepduister moeras in moest zwemmen. De rolstoel koppel ik aan de oude Capucijnen en sowieso aan het voorbijgaan van de dingen.

Ik stond weer in het zonlicht, in een beschutte tuin. Ik dacht: zometeen gebeurt er iets en dan ontdekt ze dat ze toveren kan. Ja, ik was het beide, degene die het leefde en degene die toekeek.
Vervolgens slingerde ik een rood touw over een balk en wonderwel wikkelde het koord zich prachtig strak erom heen. Vaag wist ik: hé, dat is uitzonderlijk, hoe kan dat nou? Een rood koord staat sinds de Dokumenta 2007 in Kassel, waar deze metafoor ook gebruikt wordt, voor een levenslijn, de belangrijkste bloedader naar het hart, de rode draad in je leven.

Vervolgens ging ik als experiment een oude sok over een waslijn 'bedenken': kijken of er wat gebeurde. En ja, de sok kwam aanvliegen en vouwde zich, alsof het keurig gestreken was, scherp over het lijntje heen. Nu wist ik het zeker: ik had toverkracht! Tja, hier houdt mijn analysevermogen op, waarom die sok?

Tot slot ging ik vliegen. Ik maakte een enorme sprong opwaarts en zag toen dat de beschutte tuin een deel was van een liefelijk dorp, met allemaal moestuinen om de huizen, midden tussen groen heuvels. Yes, that's oké! Toen werd ik wakker.

woensdag 3 september 2008

Poes met drie pootjes

Het wijkcentrum heeft ondertussen bijna een huispoes. Het is een kat met drie pootjes, rood gedekt, een wit befje en donkere aanhankelijke ogen. Ze is geheel niet mensenschuw. Pontificaal zit ze voor de ingang en aanschouwt het komen en gaan van het gepeupel.

'Misschien moeten we toch maar de dierenambulance bellen', zegt T. al 24 jaar vrijwilliger en behorende bij het meubilair. 'Waarom?' vraag ik, 'ze ziet er toch goed uit, volgens mij hoort ze ergens, ze is in ieder geval niet ondervoed of verwaarloosd.' Dat is T. met me eens.

'Misschien schooit ze overal wat rond en komt ze zo aan haar kostje', zegt hij. 'Nou, dat is toch mooi', zeg ik, 'dat betekent dat ze in ieder geval overal goed ontvangen wordt, anders zou ze zich niet op haar gemak voelen. Ze heeft zo een beter leven, dan dat ze ergens opgesloten zit in een hokje in een dierenasiel.' T. is het met me eens, dus we laten het maar zo.

Poes met drie pootjes heeft eigenlijk iets van Franciscus. De échte revolutie die hij ontketende, was dat hij rondzwierf en niet in een klooster wilde wonen, een hekel had aan alle kerkelijke goederen en rijkdom die toen al aardig aangewoekerd was. Zo praatte hij tegen de vogels en ging hij op bezoek bij de Sultan temidden van de kruistochtentijd.

Wat er precies gebeurd is, dat kan je nu natuurlijk niks van zeggen. Maar dát hij een speciale affiniteit had met de natuur om hem heen en dát er door heel Europa gepraat is over die vreedzame ontmoeting, daar kun je niet om heen.

Poes met drie pootjes: dat lijkt me wel een aardig beeld voor mijn deelname aan het klooster.

Voedsel

Een oud Indiaans gezegde luidt: je wordt wat je eet. Stop je dus heel veel onrust en agressie in je buik, dan wordt je ook zo'n soort mens. Voedt je je daarentegen met mooie, heilzame dingen, dan zal dat vanzelf een werking op je hebben.

Nu ik met een vage buikgriep bij elke hap eten ervaar wat nu voedzaam is voor me, twee slokken koffie veroorzaakt buikkrampen, twee droge beschuitjes met een kop thee en er is niks aan de hand, vraag ik me af hoe het zou zijn als je ook op geestelijk terrein, precies dat zou kunnen eten wat goed voor je is.

In Trouw van vanochtend las ik dat wolven als het kan, zalm preferen boven ree. Er is in British Columbia een onderzoek gedaan en daar blijkt dat de wolven, als de grote zalmtrek begonnen is, massaal overstappen naar zalm. Ze hebben er maar 6 ons van nodig, en door de rest van het jaar hebben ze 2,7 kilo ree per dag (!) nodig om dezelfde voedzame bestanddelen binnen te halen. Bovendien is het ook een kwestie van lijfsbehoud: de jacht op het ree brengt veel verwondingen teweeg door steken van de geweien.

Hoe zouden wolven dat nou besluiten of ontdekken? Hoe vertellen ze elkaar dat door: Hé, we gaan voor de zalm, veel handiger, kost minder moeite, spaart tijd en energie uit? Ik zou het alle mensen gunnen om zo om te kunnen gaan met hun geestelijk welzijn.

Acute geestelijke buikkramp gebeurd maar zelden: burn out, heet het. De mensen die het mee hebben gemaakt, zien achteraf de jarenlange signalen ervan. Ze gunnen het niemand: 'Van het ene moment op het andere ging het licht uit', zei iemand ooit tegen me. Het licht weer aanmaken is vervolgens een jarenlang proces. Sommigen komen dan voor het eerst dat echte voedzame voedsel tegen. Moeilijk te ontdekken zo blijkt, door de massiviteit en massaliteit van al het junk-food.

Dat geestelijk voedsel... het meest voedzaamst bestanddeel ervan: daar blijken woorden en namen vaak tekort voor te schieten... 'Ineens ervaarde ik vrede, een diepe rust, licht doordrong me, grenzeloze liefde, God.' Mensen gaan ervan stamelen en stotteren. Wonderlijk, is dat.

dinsdag 2 september 2008

Ruimte voor zachtheid

Ik zat pas in de bus met vier andere vrouwen. Ze hadden allemaal een hoofddoekje om. De een kwam uit Somalië of een ander aanverwant land, want verder was ze gedrapeerd in kleurig Afrikaanse stoffen. De ander had een grijs broekpak aan, het had wat stoers, alleen vergeet je dat bijna te denken, door het hoofddoekje erboven. Weer een ander had een zeer flitsend zwartwit hoofdoekje om en was verder gehuld in moderne, trendy zwartwit kleding: ze straalde jeugd en dynamiek uit. En de vierde, die leek heel blank en was eigenlijk het meest het clichébeeld van: traditioneel.

Hoofddoekjes verwijzen in het algemeen naar moslima zijn. Binnenkort begint de ramadan weer. Ook de jonge interieurverzorger praat daarover met een grote rust en vriendelijkheid. Het feestelijke ervan: om na zonsondergang iedereen te zien en voedsel met elkaar te delen.

Soms vraag ik me af hoe volkomen bevreemdend en gek ze die Nederlanders wel moeten vinden. Doen over het algemeen niet aan godsdienst en religie. Vinden wel dat het gerespecteerd moet worden. Laten zich dol maken met real-life televisie, mediums, astrologie, geest en spookverdrijvers. Vinden Sinterklaas een typische Nederlands stuk erfgoed, terwijl dat toch eigenlijk een soort verklede priester of imam is.

Die vrouwen in de bus kwamen zo érg van alle windstreken, dat ik me daar goed in vond passen. Ik maakte de multiculturaliteit compleet, met mijn Aziatische bijdrage. Drie vrouwen stapten na mij in, ze kwamen op het nippertje aangehold en de chauffeur wachtte geduldig. 'Bedankt', zeiden ze, ieder op een eigen wijze. Lachend, half buigend zonder veel woorden en eentje met een echt Nijmeegs accent. De chauffeur wuifde de bedankjes weg. Natuurlijk wacht ik wel even!

Ach, dat is nou écht samenleven met elkaar. Al die technische discussies over wel of geen handdruk. Het gebaar kan er een van agressie en overweldiging zijn, jij moet zo zijn als ik, ofwel van hartelijkheid en tegemoetkoming. Dat geldt ook voor het weigeren ervan onder de noemer van écht respect hebben...

Samenleven blijft geven en nemen. Wat in de lucht hangt aan ruimte en zachtheid, daar gaat het in feite om. Laten we alle woorden nu eens weggooien en alleen maar aftasten, voelen. Zoeken naar ruimte en zachtheid in het sociale verkeer.

maandag 1 september 2008

Zooitje ongeregeld

Ik liep langs een klasje babbelende, kletsende lachende kinderen, een amorf groepje dat zich over het trottoir bewoog. Plotseling riep de juffrouw: 'Dit is een WIJ, dit is een zooitje ongeregeld!' Wat leuk gezegd, dacht ik, een WIJ. Hoe je met een groepje wel of niet een WIJ kunt zijn, gezellig samen op pad. Dat 'zooitje ongeregeld', dat klonk mij aanvankelijk als een positieve bevestiging van dat WIJ.

Ik had me natuurlijk vergist. Ze riep: 'Dit is geen Rij, dit is een zooitje ongeregeld.' De stemmen van de kinderen daalden, het werd stil, beduusd schuifelden ze naast, voor en achter elkaar. De beklemming uit mijn lagere school jaren kwam over me. Hoe je je ineens opgesloten, betrapt en schuldig om niks kon voelen.

'Een, twee in de maat / anders wordt de juffrouw kwaad / maar de juffrouw wordt niet kwaad, want ze is van ijzerdraad', zongen we dan hees giechelend achter haar rug. De eerste stappen op weg naar recalcitrantie en verzet. En hoeveel jaren heb je daarna nodig om dat verzet op te geven en het plaats te doen maken voor een vrijwillig soort van overgave.

Levert dat wat op? Die Rij? Rijtjes zijn er voor de ordening en het overzicht. Voor de controle en de efficiëntie. Rijtjes, dat is hoe we onze hersentjes hebben leren vormen: rijtjes vol plannen, boodschappen, klusjes, geboden en verboden. Rijtjes die het leven keurig overzichtelijk maken en hanteerbaar.

Maar het leven is niet hanteerbaar. In ons woelt het en groeit het en we kunnen helemaal niet zien waar alles toe leidt. We zoeken naar WIJ. Iéts in ons zoekt naar WIJ: naar niet alleen zijn, samen met anderen op weg gaan: elkaar steunen, versterken, troosten en weet ik al wat niet meer. Kunnen we dat écht als we ons vasthouden aan alle rijtjes in ons hoofd? Zorgen rijtjes niet eerder voor strakheid, slaaf worden van de rij, zoals vroeger op het schoolplein alle levendigheid en vrolijkheid verdween als de juffrouw bulderde?

Juffrouw bulderen nog steeds, zag ik net. Maar ik geloof in het zooitje ongeregeld. Dat daaruit creativiteit ontstaat en iets nieuws. Ik hoef alleen maar even mijn eigen hersentjes nauwkeurig te monitoren om een glimp te zien van wat daar allemaal daar elkaar heen groeit en woelt. Dat vind ik positief.

Maar je moet wel durven loslaten: met enige regelmaat een schoffelbeurt, een zelfverkozen pas-op-de-plaats, niets doen en alleen maar luisteren naar het zooitje ongeregeld en je eraan overgeven: dat is het ware leven, het goede leven, om het maar eens in heel ouderwetse termen te zeggen.