En ja, hoor, daar hing hij alweer in de mail: de meneer die een 'unheimisch' gevoel van mij had gekregen (zie blogje Cliffhanger 1). Dat ons gesprek hem nog bezig hield. Dat hij toch nog een keer op korte termijn met me wilde praten. En tegelijk de aanval openent: ik was té weinig enthousiast richting hem en te weinig open...
Tja.
Ik mailde terug dat een gesprek me niet zo zinnig leek. Dat ik zijn 'unheimisch gevoel' toch niet met woorden kon veranderen. En dat ik al helemaal geen zin had om energie te besteden aan al zijn vermeende suggesties omtrent gebrek aan enthousiasme en de hele reutemeteut daaromheen.
Toen stond hij op mijn voicemail: dat hij toch heel graag vis a vis met me wilde praten, dat we elkaar misschien verkeerd begrepen hadden, dat hij nog wel zou bellen of anders ik hem. Amehoela! dacht ik. Geen enkele behoefte om jou terug te bellen. Natuurlijk belde hij alweer. Het lijkt wel een afgewezen minnaar, dacht ik... dezelfde bewegingen van erover-willen-praten-en- vol-frustratie-zitten.
Stilte aan de telefoon. Opnieuw probeerde hij mij aan te praten dat ik vast allerlei oordelen over hem had en meningen... Nee! riep ik (ondertussen denkend: help! hoe kom ik hier nog uit?) Toen vroeg hij: 'Mirjam, wat vind je eigenlijk van mij?'
Poeh.
Ik antwoordde eerlijk, dat ik vond dat hij veel onrust in zich had. Dat ik dat eigenlijk ook niet zo vond passen binnen de spiritualiteit van het klooster. Ineens viel hij stil. En begon een lange monoloog door de telefoon. Dat hij toch ook een kant in hem had, die rustig was. Dat het nu thuis bij hem rustiger was. Dat hij aan het proberen was om dingen los te laten. Enzovoort. Hij was uitgepraat en ik zweeg.
Stilte.
Hij murmelde: 'Ik weet eerlijk gezegd niet hoe het nu verder moet...' Ik zei dat het mij het beste leek dat ie het allemaal maar even liet bezinken. Misschien dat zijn beeld van mij gaandeweg ook wel zou veranderen. Of niet en dan was het maar zo. Dat we elkaar binnenkort wel weer in het klooster zouden zien. Hij stemde toe. Op het laatst bedankte hij me voor het gesprek en mijn tijd.
Ik dacht dat ik in het klooster wel verschoond zou blijven van dergelijke relatieinteracties. Nou ja, het brengt wel leven in de brouwerij, zal ik maar denken. Kunst om tegelijk, op dezelfde plek, de kloosterlijke rust en stilte in mezelf te bewaren. Ik zal het maar zien, als een uitdaging: je moet toch wat in het leven en kennelijk moet nu dít.