zondag 31 mei 2020

Droomarbeid: I do me

Het komt zelden voor dat ik wakker word, met zó levendig een droom nog bij me. Vaak word ik met een soort voldaan gevoel wakker,’wat heb ik weer veel gedroomd en meegemaakt’, denk ik dan. Ook gek, want ik weet dan helemaal niks meer, maar het voelt aan alsof ik mijn tijd goed gebruikt heb. Het is altijd een beetje avontuurlijk, er komen landschappen in voor waar ik doorheen reis, iets met een groep mensen en soms een flard van een bekende en meer weet ik dan niet.

Nu droomde ik dat ik in een klooster was, maar het had de plattegrond van het gebouw van mijn lagere school. Ik liep er anoniem rond, het was gevuld met allemaal nieuwe mensen, maar zag plotseling de oude zuster C. Die begon tegen mij te praten alsof er niks was veranderd en toen ging ze weer, de zondagse dienst begon. O, het was zondag, maar ik was toch niet van plan om mee te doen. Dus ik dwaalde wat door het gebouw en ving door de microfoons flarden van een alternatieve, spirituele viering op. Ik keek een ruimte in, wat vroeger een bloeiende binnentuin was en waar nu een soort van bruin grint lag en er was een raster over de vloer gelegd. Ik dacht: waarom is dit nodig geweest? In de werkelijkheid was dit de oude aula van mijn lagere school.

Toen herinnerde ik me, dat ik mijn fiets hier had achtergelaten, dus ik vroeg iemand, de dienst was voorbij, of ik even mocht kijken. En ja, daar stond het, helemaal achterin, in een hoekje en achterop bepakt met kampeerspullen. Die is van mij! zei ik, mag ik naar binnen lopen en het ophalen? Vooruit, ga je gang, was het antwoord. Ik stond bij mijn fiets en realiseerde me dat ik mijn fietssleutel thuis had achtergelaten dus hem toch niet mee kon nemen. Toen dreigde ze de fiets af te voeren en waarom was ik niet eerder gekomen, hij stond daar al zes dagen? Omdat ik ziek ben geworden en niet de energie had om deze naar huis te fietsen. Nu stond het gebouw in de buurt van mijn oude theologische faculteit, dus dat was bergje op en af naar huis. Er zat een jonge religieuze vrouw in een habijt van de kapucijnen op een tafel langs de kant met haar benen te wiebelen. ‘Jij had eerder moeten komen’, herhaalde ze enkele malen waarop ik steeds antwoordde: ‘Ik was ziek, dat kon niet’. Toen ze het weer herhaalde schoot ik uit mijn slof en riep: ‘Jij wordt zo’n enge religieus, pas maar op, jij wordt eng, jij!' Ze zei weer: 'Je had eerder moeten komen!' En toen kwam er iets binnen van wat ik had gezegd, ze sprong van het tafeltje af, keek mij woedend en streng aan en vroeg: 'Wat bedoel je?!!' En zo schrok ik wakker.

.... Tijdens het opschrijven dacht ik aan mijn ervaring dat ik in een leeg Sydney OperaHouse gedwaald heb terwijl er door de microfoons levende  muziek klonk, ik kwam er niemand tegen en dacht dat er achter de gesloten deuren in de orkestbak misschien geoefend werd. Verder laat ik de droom maar voor wat het is. Het voelt aan als een goede verwerking van allerlei fragmenten uit mijn leven, dat heet dan toch de ‘helende kracht van dromen’, zeggen ze in sommige kringen. Ik vraag mij nu af in hoeverre het liedje You Do You van Jason Mraz een rol heeft gespeeld in het maken van mijn droom. Dat had ik vroeg in de ochtend bekeken en moest erom glimlachen. In de videoclip zie je hem beginnen bij een groen scherm, lopend (Walking forward, take two, zegt hij) en dan worden er allemaal dingen geprojecteerd en komt hij in allerlei werkelijkheden: eerst een gewone straat waarin hij wandelt, maar dan ook op een getekende raket in het heelal, en rijdend op een grote poes.

Ik bekijk het filmpje nu weer een keer: het witte vliegend paard Pegasus,het rijdier van de dichters, een regenboog. Ik moet nu bijna grijnzen. Het is evident dat dit liedje die droom mede gemaakt heeft! Na beluistering ervan viel ik weer in slaap. Dat een gedeelte ervan getekend is, vind ik leuk en wijst mij ook op de kracht van de  ‘graphic novels’ waar ik deze tijd heel veel mee bezig ben. De woorden van het liedje: het is zo duidelijk als wat dat die voor een droom zorgde waarin ik inderdaad allerlei flarden verleden en heden (niet kunnen kamperen, nu, en het is zondag) in verwerk. You do You and I do Me. Mooi, deze droomarbeid! 


zaterdag 30 mei 2020

Passiebloem en Hollywood

Gisteren, overdag, ging de eerste passiebloem in de bamboe open. Ik was even helemaal verrukt; het is de passiebloem die ik daar zelf helemaal niet geplant en gepland heb, maar die uit zichzelf een weg vond naar dit zonnige, windstille plekje. Waar ik zelf nu naast zit, aan een rond tafeltje midden in de tuin om dezelfde reden. Ook niet zelf zo verzonnen, ik zat eerder altijd op het terras tegen het huis aan, maar daar pasten geen vier mensen boekenclub, dus toen dat afgedankte tafeltje van de buren die eerst onder de bamboe stond met oude potten en een schepje dáár en zo is het gekomen.

Dát is de manier die ik het prettigst vind: dat er zomaar iets komt, je zomaar iets meemaakt, iets ziet, iemand ontmoet, een boek vind, een scherf of een steen aan de rivier... enzovoort. Soms is dat iets wat altijd al zo ging, maar wat ik eerder nooit zo zag. Zoals de gang van de maan rondom mijn huis. Tevoren zocht ik de maan onregelmatig op en keek dan. Maar nu ik aan huis gekluisterd ben en het alle avonden helder weer is,  kijk ik elke dag en zie nu pas, dat deze als een kleine sikkel vóór  het huis begonnen is en deze nu dan als halve maan in het midden van de tuin aan het firmament stond en binnenkort waarschijnlijk als volle maan achter het huis te bewonderen is.

Zo was het gisteren ook grappig om langer Venetië in te kijken, live vanaf hotel Filu, die klikte ik nu op allerlei momenten van de de dag aan, even kijken. Het blijkt er vroeg in de ochtend het drukst te zijn, verder zie je een kalme gang van mensen. Vanuit een zij-poort weet ik nu dat daar meerdere mensen wonen die hun hond uitlaten en ik zag een man met een stok naar de brug lopen en wist bijna zeker dat hij die over zou gaan, en niet naar rechts richting het station. Hoe ik dat wist? Omdat aan het einde van de winkelstraat er een aantal bankjes staan op een pleintje met bomen, waar ik zelf heel vaak gezeten heb te midden van ouderen met stokken...het is een prima plek om de stroom van mensen te bekijken, rustig voor een kerk en de mensen verschijnen vanaf een bruggetje en kunnen dan maar één kant op, richting die andere brug waarop de live-camera is gericht. Het wordt in Venetië veel sneller donker dan in Nederland, dat had ik al ervaren, maar nu weet ik dat het kritieke verschil na het achtuurjournaal gebeurt. Kijk je tevoren even dan is het licht nog vergelijkbaar met hier, en daarna is het daar rond 21u al aardig donker, terwijl hier de luchten nog aan het kleuren zijn.

Ik zag nu ook een tv die boven in een raam aanging en ik keek naar een man die stilstond en drentelde naast de brug, bij de Joodse wijk en ik nam mij voor om te blijven kijken totdat hij weg zou gaan. Wat deed hij daar? Ik zag hem een paar keer op zijn mobieltje kijken, zou hij op iemand wachten? Toen begon hij te zitten aan de spullen van de winkel voor hem. O, is het een verkoper, ja daar leek het even op omdat hij leek te lopen richting iemand anders die ook naar de verlichte etalage  keek. Maar nee: ineens liep hij de winkelstraat in en wég was hij. Het gaf een merkwaardig gevoel, zomaar iemand te bekijken vanaf een heel andere plek op de wereld en ik dacht eraan dat Ouders dat zo hebben meegemaakt: er bleek een beveiligingscamera onder de Waalbrug te zijn gemonteerd, die pal hun huiskamer inkeek... je waant je onbespied en dan dát... de desbetreffende boodschapper haastte zich te zeggen dat ze de camera daarna iets anders hadden ingesteld zo dat het niet meer kon... Dat moet dan vallen onder mijn eigen genoegen: zonder planning of voor bedachte rade iets mee maken...

Ik was tot over 22.30u in de tuin met de halve maan en keek daarna verder in de Netflix-serie Hollywood. Een aangename kijkervaring  met veel oude liedjes uit de vijftiger jaren. Het is de tijd van de rassendiscriminatie en homo’s nog helemaal in de kast en strenge seksuele moraal. Al heeft Hollywood wel al haar escape-mogelijkheid gecreëerd: een pompstation met jonge, mooie viriele pompbediendes waar je op de vraag ‘ wat mag het zijn?’ ook kunt antwoorden dat je naar dreamland wil en dan wordt een ieder op de wenken bediend: ook de oudere vrouw van een belangrijke conservatieve filmproducent, of die machtige man die aan veel touwtjes trekt. Iedereen droomt er van om door te breken, als acteur, scenarioschrijver, ook als je zwart én homo bent. Het is een Hollywood met een happy end, het gaat er allemaal gebeuren , in tegenstelling tot in het echt, waar Rock Hudson pas na zijn dood, geloof ik, homo bleek te zijn.

Pas diep in de nacht of eigenlijk de bijna vroege ochtend van deze dag, zocht ik mijn dromenland op, want ik wilde de afloop weten. Heerlijk zo’n filmfantasie waar ook nog eens op het laatste de kracht van het verhalen vertellen beleden wordt: de enige boodschap die ik altijd kan pruimen. Omdat ik dat zelf ook van de daken roep. Verhalen brengen je altijd in niet zélf geplande werelden.


vrijdag 29 mei 2020

(G)een Pinkstervoettocht

Anders... had ik vandaag mijn spullen ingepakt, mijn kleine eenboogstentje, een bord-bestek-en-beker, niet mijn zaklantaarn vergeten zoals twee jaar geleden en ik in het pikkedonker diep in de nacht door het bos terug mijn weg moest vinden, de laatste bij een uitgedoofd kampvuur, en ook niet het programma- en liedboekje zoals die andere keer, voor de Pinkstervoettocht van de Franciscaanse Beweging. Dit jaar is het daar het perfecte weer voor: allemaal buiten eten en tijdens de wandeling comfortabel en relaxed in kringen op de grond zitten, gedachten uitwisselen, een lied zingen, een meditatieoefening doen...

Vorig jaar, bij de 50 ste tocht,  wilde het weer niet  zo meedoen. Het was bij Tata steel bij Wijk aan zee, nu weer in het nieuws en vorig jaar ook door aswolken. ‘Broeder Wind’ zoals deze dan heet, deed lustig mee en het was veel binnen zitten op een locatie die op buiten is gericht, dus wat krap bemeten en ik zette nog net niet in de regen mijn tentje op en gaf wat advies aan een nog oudere vrouw dan ik, die voor het eerst kampeerde: niet de ritsen van je binnentent open laten, dan kunnen er beesten inkomen waar je in het donker erg van kan schrikken! Later bleek zij een ex-zuster te zijn en ze hoorde bij een van de eerste deelnemers van de Pinkstervoettocht in een wereld vol idealen om religieuzen en ‘gewone mensen’ samen te brengen, een van de peilers van het begin.

Nu bestaan de deelnemers uit ook jonge gezinnen en zijn er ook jong-volwassen groepen en dat zijn vaak degenen die met de paplepel groot zijn geworden met deze jaarlijkse tocht en ook voor een reünie komen en dat zijn vaak kinderen die zijn voortgekomen uit huwelijken van ex-religieuzen met elkaar, want die tijd heeft de tocht ook doorleefd: het openen van de muren en stringente gebruiken na het Tweede Vaticaanse Concilie, waardoor ook velen het klooster of het priesterschap verlieten. En er zijn mensen zoals ik, die ook decennia lang meedoen en mensen van wieje hebt mee gemaakt dat ze voor het eerst meededen, er wordt nu ook landelijk reclame voor gemaakt, en die terug komen, zó erg geraakt door de sfeer onderling.

Ja, wat is er  in deze Coronatijd veel gemis. Iedereen kent dat gevoel nu, de ene keer als een soort van achtergrondgeluid en de andere keer heel hevig en dan denk je: dit is toch allemaal niks zo, niks-niks-niks... Er is het woord ‘huidhonger’ dat rondgaat en volgens mij is het verzonnen door een beginnende zuster in een clarissenklooster die ook nooit de eeuwige gelofte heeft afgelegd en is uitgetreden. Ik neurie wel al dagen het liedje ‘Jij geeft mij vleugels en handen vol licht, jij laat mij lopen zonder gewicht’ dat in een nieuwsbrief van de Franciscaanse Beweging erbij geleverd werd, bij de afkondiging, en dat zo ongeveer de evergreen is tijdens deze dagen. Ik zing het verder nooit, alleen dan, en de ‘jij’ is er zo prettig ieder mens en ook ‘de Allerhoogste’. Die hele tocht afsluiten door al staande allemaal het Zonnelied te zingen, zoals het Wilhelmus, dat raakt me elke keer weer...

Er zijn ook heel veel  jaren voorbijgegaan dat ik niet ging en dat had ook te maken dat ik niet tegen het kunstlicht kon in de scholen waar heel lang, nog voor de strenge brandvoorschriften na de brand in Volendam, de tochten plaatsvonden. Iedereen als sardientjes in een blik in de gymzaal en in de klaslokalen en ik zocht dan een plekje onder een tafel in de gang of achter de bok waar het gymmateriaal opgeslagen werd. Ik kwam weer toen er ook de gelegenheid was om te kamperen, sloeg het jaar over als dat aanbod er niet was en toen sprak ik met M. een keertje daarover met wie ik vroeger als laatste aan het swingen was in de disco maar het nu veel te druk daarvoor heeft als spin in het web. Ze zei dat er altijd wel een paar informele plekken waren voor een tentje. Dit jaar kreeg ik een mail van haar tijdens mijn verblijf op Bali of ze zo’n plekje voor mij moest reserveren. Ja!, mailde ik, ja, ja, ja...

Jammer. Het nieuwe mini-concert van Norah Jones heeft het allemaal, al die gemengde gevoelens die bij deze Coronatijd horen: I am going down the road, to see Bessie’ zingt ze. Dat doe ik nu ook en zal deze dagen toch ook maar het lichtvoetige ‘Jij geeft mij vleugels’ in ere houden.






donderdag 28 mei 2020

James Tissot

Verbazingwekkend. Dat hij niet veel bekender is. Door een kort filmpje van een dame, keurig bij een tafeltje met boeken, begrijp ik dat hij in zijn tijd multimiljonair was, zeer gewild in zowel Parijs  als Londen, maar hij heeft het niet gehaald tot de hoogste regionen van de kunstgeschiedenis: James Tissot. Hij was bevriend met velen zoals Degas en Whistler, en dat hij niet hun status heeft bereikt, komt omdat hij weigerde zich te mengen met de politiek en de kunstperikelen waar het impressionisme hoogtij vierde. Hij zat in Londen en wilde niet terug naar Parijs, waar het aan het gebeuren was en is gewoon doorgegaan met schilderen in zijn eigen realistische stijl.

Hij blijkt twee geheel verschillende onderwerpen te hebben gehad: hij schilderde Bijbelse taferelen en er is een filmpje waar je 349 Bijbelse taferelen ziet, voornamelijk het leven van Jezus. Ik kijk ernaar en zie de contouren van een ‘graphic novel’. Zoveel inkijkjes in dat leven, ook vanaf het perspectief van wat Jezus zelf misschien zag: hoe mensen hem vragend aankeken en vanaf het kruis,maar ook het dorre, woeste woestijnlandschap en brokkelige stenen in de stadjes, en actiefoto’s: hoe de vissers van hun netten werden gerukt toen hij ze vroeg hem te volgen, grote lakens om hem van het kruis te halen en ook de fantasieën hoe engelen of een leeg graf er dan uit zien. Sommige beelden hebben iets van de sfeer van ouderwetse schoolplaten, eentje heeft het klassieke middeleeuwse perspectief van Jezus in het midden in de verte op de berg aan het kruis, maar de meeste schilderijen hebben iets verfrissend dynamisch, waar Jezus er eentje is te midden van een dagelijks leven, niks vrooms of quasi-heiligs om hem heen.

Al deze schilderijen staan in schril contrast met wat dan het leven van de zeer welgestelde bourgeoisie heet, van zijn tijd. Dames in prachtige jurken, op een bal, bij koetsen en op een schip en aan dek, picknickend in parken, maar er sprankelt een lichaamstaal doorheen waaruit blijkt dat zij de spil van de afbeelding zijn, niet als statisch mooi poppetje maar omdat zij de dynamiek genereren. Je ziet ook een vrouw die geweren controleert, met een boek in de hand, bukkend, lachend met elkaar: de mannen hangen eromheen en het enige portret met heel veel mannen is juist wel heel statisch en er is een man, een soldaat uit het leger die bijna een beetje verwijfd met een sigaret in de hand wordt afgebeeld, hangend op een bank met boeken naast zich. Ik zie het in het filmpje ‘Paintings!’ 

Wat een grote productie heeft hij achtergelaten, daar heb je dan de tijd voor als je je niet mengt in de kunstscene, waarvan sommige doeken ook meer dan levensgroot zijn. Ik ontdek dat er heel wat filmpjes over hem zijn, maar dat dan maar voor later weer een keertje. Zou er misschien ooit een heel grote overzichtstentoonstelling van hem gemaakt worden? Na de Coronatijd? Dat zou een wereldwijd succes kunnen worden, juist omdat er zoveel alledaagse dynamiek in zijn schilderijen aanwezig is, van groepen mensen bij elkaar die een blik van Jezus willen opvangen of flirtend op het dek van een schip, of een glimlach naar elkaar en steelse blikken werpen op kleine afstand: scènes die nu uit het openbare leven zijn verdwenen.


woensdag 27 mei 2020

Venetië vanuit hotel Filù & zingen in een kerk (The Rose)

Ik kijk live Venetië in, vanaf hotel Filù vlakbij de Ponte della Guglie. De ochtendzon, vergelijkbaar met nu in Nederland, er is een contante beweging van mensen, zoveel als dat het aangenaam is. Op de Canal Grande erachter varen ook regelmatig vaporetto’s. Is de lockdown er al opgeheven of verzacht? Ik zie vrachtboten en sjouwers met die specifieke behendigheid van een zwaar pak achterwaarts de trapjes van de brug ophijsen, toeristen ook met koffers, een hond wordt uitgelaten, meeuwen vliegen rond, mensen aan het flaneren hand in hand en mensen die dóórlopen over de brug.


Ik ken het punt zó goed. Anders, zonder Corona, is het er altijd heel druk, ook tot s’avonds laat omdat het een doorgaande weg is naar het station vlakbij, vanuit een brede winkelstraat dat als een laatste  tuitje van de trechter is van Venetië aan die zijde van de oever. De wandeling terug brengt je naar de Rialtobrug.  Links onder het bewegend beeld het begin van de Joodse wijk, rechtsboven nog een stukje van de koepel  van de Sante Lucia. Als je daar langs het water loopt, naar het Canal Grande, dan is het er meteen stil, je komt op het achterpleintje van die basiliek en je hebt er een groots uitzicht op het water. Daar op de hoek, rechts na de brug, de luiken zijn er nu gesloten, heb ik vaker een belegde panini gekocht, en die bij het water opgepeuzeld. Ik zou zó het beeld wel in willen duiken.

Hiervoor zag ik ‘The Rose’ in een uitvoering van de King's Singers in een kerk met mooie kleurige glas in lood ramen, ze staan nonchalant bij elkaar tussen een paar kerkbanken. Het lied van Bette Middler is al sinds de middelbare school favoriet, als ik weer onderaan in dit blog zou gaan kijken dan weet ik zeker dat er weer een paar blogjes zouden verschijnen. Deze uitvoering en entourage: zo passend, het lied ging voor mij altijd al over levenskracht en liefde die jou kan voeden zonder dat daar een menselijke object bij hoort. En dan kijk je en dan weet je ook dat dit vóór de Coronatijd is opgenomen: zo staan met die kleine afstand van elkaar, al zingend;  dat is nu gemarkeerd als zeer besmettelijk...



Die fysieke verbondenheid met elkaar, die er ook is als je gewoon maar ergens flaneert, luistert naar muziek op straat, dat was er ook héél vaak in de avond op het grote plein bij de hoofdingang van de Sante Lucia basiliek in Venetië, in een museum als je, meestal in stilte, naast elkaar naar een iets kijkt (alhoewel ik in Den Bosch ooit ben aangesproken of iemand een foto van mij mocht maken bij een schilderij van Jan Sluijters, Bal Tabarin), gedachteloos snuffelend in winkels, de bieb, op een markt, dat mis ik heel erg. Als ik nu mijn huis uitloop, het park achter mij in, ben ik meteen alert en dat zie ik subtiel terug bij elk mens die ik tegenkom... Er hangt een ander ‘aura’ over alles heen.

dinsdag 26 mei 2020

Herstel van een Rothko

Mondkapje! Maar op een heel andere manier gebruikt dan wat het nu is geworden: een massa-artikel ter bescherming van onszelf en anderen. Ik zag het een conservator dragen terwijl ze met haar neus op een schilderij van Rothko zit: ‘Restoring Rothko’ een filmpje van Tate. Het blijkt dat op één van de negen schilderijen die in Tate hangen en die bij elkaar horen, er in 2012. ‘Een aanval is gedaan’, het is als een fysieke doodsteek, iemand heeft er met inkt zijn naam op geschreven. 

Het filmpje toont het jarenlang onderzoek en het uiteindelijke succes om dit schilderij te herstellen. Juist omdat het een onderdeel is van de negen die er in één zaal hangen is er hiermee nog meer verwoest dan alleen maar die ene. Het lijkt net alsof je kijkt naar het herstel van een levend wezen,  naar een andersoortige IC en dan het moment dat het schilderij weer gaat hangen waar het hoorde en de verzuchting: hopelijk ziet de bezoeker er niks van en kan de oorspronkelijke ervaring van het geheel weer genoten worden.

Ik was er in april 2018 en heb er dus niks van gemerkt of iets gezien: dat een ervan ooit zo verwond is geweest. Dit filmpje zou een pleidooi kunnen zijn voor cultuur en de schone kunsten:  daar moeten in deze tijd ook mondkapjes heen, als onderdeel van zorg en herstel... Om mijn eigen geheugen te checken, typte ik onder in dit blog Rothko in en in de loop van mijn eigen tijd, verschenen er tien blogjes. Gek om jezelf terug te lezen en ja, ik was er inderdaad, iets meer dan twee jaar geleden. Het komt, voor nu, uit een ander tijdperk; toen de stad nog als een cadeau was, om in te dwalen en te gaan ontdekken...



maandag 25 mei 2020

Wave. Cocktail van de curator.

Ondertussen staat er in het landschap van mijn geest een draaimolentje, die elke keer weer hetzelfde rondje draait. Gelukkig zie ik dan zo’n kleurige voor mij, op de kermis waar je vroeger verlangend bij stond: waar ga ik zometeen in zitten? De rode brandweerauto of het paard dat op en neer gaat, of vind ik dat te eng? Ik zie het molentje ook tegelijk staan op een India’s strand, alleen op de zondag in gebruik met wat eettentjes en andere heel simpel gemaakte attracties: ballen gooien tegen blikken met grote netten eromheen, ballonnetjes schieten van een bord. En dan waren het alleen de rijken die er gebruik van maakten, het gros van de mensen niet, die stonden of zaten op het strand met een flesje water.

Mijn draaimolen is de vraag of en in welke mate ik mijn eigen quarantaine ga opheffen. Er is het geluid van Maurice de Hond die vindt dat er in de buitenlucht nu niks aan de hand is en af wil van ‘de wurgslang van de anderhalve meter samenleving’, het geluid van een bestuurder, de burgemeester van Eindhoven die  zegt dat we in de mist van boei naar boei varen en dat een bezoek op de IC je bescheiden maakt, Nelleke Noordvliet die in een column het een gigantisch experiment noemt, er is de statisticus Bert Slagter die tenminste vindt dat we toch de richtlijnen van het RIVM en het beleid dat daaruit volgt moeten volgen, want ook rondom de onduidelijke statistieken staan ondertussen 30-50 andere wetenschappers... ook al ziet hij ook fouten in de gepresenteerde gegevens.

Ik zie het filmpje voor mij: ‘WAVE with anamorphic illusion’: een gigantische glazen tank bij een flatgebouw in Seoel, dat heeft iets weg van dat virus en alle gevolgen eromheen, zoals het instorten van de wereldwijde economie, hoe houden we de dreiging daarvan enigszins onder controle? Het heeft ook iets weg van emoties in je : hoe te handelen, te denken en te voelen, zó dat er geen barsten komen in de tank en het toch ook een bijzonder zicht blijft? Oké geen superspread-events meer, overal ventileren en vooral in de buitenlucht blijven: dat laatste is voor mij in ieder geval van toepassing omdat ik al mijn halve leven weet dat ik extreem snel een virus oploop...maar dan: alle nuances ertussenin, toch weer winkels ingaan, de bieb en mensen zien, ik weet het niet. Er ligt een gapend gat van onwetendheid tussen de wetenschap die gegroeid is hoe er brandhaarden ontstaan en hoe de besmetting gaat op persoonlijk micro-niveau ... en de laatste telt voor mij... dus misschien toch nog even helemaal aan de kant blijven staan en nog niet de draaimolen in...



Dan luisterde ik naar de harde wind die over het land woei, de wereld om mij heen rekte zich uit tot bij de rivieren, alsof je zelf mee over het oppervlakte scheerde en de mussen vertoonden zich niet en hielden zich die ochtend heel stil met af en toe een uithaal en een korte, harde tjilp: Nee, nog niet gaan vliegen, jij, je wordt omvergeblazen! Laat op de middag zat ik bij die rivier en de wind woei zó hard zoals ik het alleen ken van het strand op Terschelling, een muur van wind, de rivier kleurde prachtig van donker naar weer felle zon,  de konikspaarden op een kluitje bij elkaar, velen zittend.

Ik zie een filmpje waar allerlei thema’s die mij aan het hart gaan,  bij elkaar komen: ‘Cocktails with a Curator: Bellini’s  St Francis in the Desert’, de eerste in de reeks over dit belangrijkste werk, volgens de curator, dat hangt in The Frick Collection. Gemaakt vanuit het huis van deze curator in New York, om midden in de pandemie die deze stad treft, toch een cocktail te drinken en middels een kunstwerk ook te mediteren over het leven en de dood... Het werk is in een klooster op een eilandje in de lagune van Venetië gemaakt en toen overgebracht naar de stad, en het schilderij dat ik al heel lang alleen als plaatje kende, is nu helemaal tot leven gekomen. Je ziet er niks van, geen zon in beeld, maar het gaat wel helemaal over het licht, het lentelicht en de natuur om hem heen die ontwaakt, terwijl ook de dood daar een onderdeel van is.



Niemand ziet het virus, velen leven al breder uit: verheugen zich op musea, terrasjes, gaan al lang weer naar de kapper, winkelen, gingen naar het strand, naar vakantiehuisjes, maken voorzichtig vakantieplannen, wie weet toch al naar het buitenland, maken mondmaskertjes voor bus en trein, dat dacht ik ook nog even te gaan doen en wie weet doe ik dat ook wel, maar dan zegt iets in me weer: Nee!! Jij moet dat openbaar vervoer niet in! Dus dan eindigt het rondje draaimolen in mijn gedachten toch nog steeds in stilstand en met een cocktail van de curator.

zaterdag 23 mei 2020

And so it goes

Dit is heel mooi. Ik open op de vroege ochtend YouTube, kijken wat deze mij brengt en ik krijg The King’s Singers met het ‘Stay at Home Choir’ met meer dan 700 mensen en ze zingen And so it Goes. Het heeft het klooster-effect: dat de eerste menselijke geluiden die je hoort iets van jubel en grootsheid in zich dragen. Rechts onder in de hoek is er een doventolk. Die vertaalt niet de woorden, want die worden onderaan geleverd en probeert dus iets van het gevoel, het tempo, de toon over te brengen. Wat zou je ervan meemaken, zonder muziek te horen?... Misschien toch iets van diepe verbondenheid, omdat het filmpje ook mooi is gemonteerd.



Daarna dan toch maar nog zo’n mozaïek-postzegelformaat schermpje vol gezichten aanklikken en ik kwam in Longest Time - Querantain Edition door het ‘Phoenix Chamber Choir’, wel een heel andere sfeer dan het eerste, maar wel woorden die de exacte dagelijkse ervaring is van velen nu en ook een beetje melig zou kunnen worden, maar door de uitvoering een soortement van ernstige toon behoudt en daardoor dus ook het besef geeft: o, ja, jouw eigen ervaring thuis is he-le-maal niet uniek.

Tijd voor iets héél anders: een filmpje van Madurai in India met zwart-wit filmarchief materiaal uit 1945 Old Madurai, South India in 1945 and now en wat zo leuk is, dat het voor mij volstrekt herkenbaar is. Dit soort beelden heb ik op mijn netvlies gehad, wat mensen er doen, hoe ze je aankijken en gekleed zijn. Het is niet gedateerd, totdat je het allerlaatste shot zien van de stad nu: vol brullende scooters en auto’s. Dat houdt in, dat het dagelijks gaan en staan ook nu op dezelfde wijze doorgaat en ik ook wel makkelijk de drukte en volheid in mijn geheugen naar de achtergrond krijg (en dat was er ook minder in het kleine Mahabalipuram). Wat overblijft zijn al die close-ups van  de hoge tempelcomplexen zoals ik ze in Chennai en Kanchipuram zag en mensen-met-elkaar.



Een beetje dezelfde, maar  omgekeerde ervaring heb ik nu, als ik naar filmpjes kijk van wandelingen door Venetië. Op Bali keek ik daar al naar: het waren de eerste beelden toen, van een lege stad en ook daar hadden de beelden ook iets vertrouwds, vooral ook omdat ik ze zag te midden van een andere omgeving:  tropisch en een Balinese familietempel voor mijn neus. Maar ik keek ernaar voor de bevreemding: Venetië, helemaal leeg, hoe kan dat?... Pas weken later, alweer thuis, kwamen ze allemaal binnen; geen mensen in Parijs, Londen, Rome, New York... enzovoort. Nu kijk ik naar het lege Venetië, maar trakteer mezelf dan vooral op een wandeling, zoals ik het daar ook altijd zie: de gevels, het water, de bruggetjes, de heel smalle straatjes waar je geen 2 meter afstand van elkaar kunt houden. Filmpjes die eerder niet gemaakt werden: zomaar wandelen door Venetië was geen attractie.


Verheugend is het nieuws dat veel grote steden nu fietspaden aanleggen en plannen die er al jarenlang lagen voor een auto-vrije binnenstad met voorrang voor voetgangers en fietsen nu wél worden gerealiseerd. Fijn om op het Journaal van die witte fietsen op de weg in Milaan te zien worden aangebracht: mocht ‘straks’ social distancing niet meer nodig zijn, dan hoop ik dat de make-up van steden al zodanig veranderd is, dat niemand het meer wil terug brengen in de oude staat.

vrijdag 22 mei 2020

Labyrint in klooster

In de laatste Kap en Koord, het blad van de Kapucijnen dat ik nog altijd krijg, ik heb me er nooit voor op gegeven, blijkt dat ‘men’ (de nieuwe eigenaar of huurder die het geheel exploiteert en rendabel tracht te maken) in de binnenplaats nu een labyrint heeft gemaakt. In die ‘binnentuin’ lagen eerder kapucijnen begraven en die zijn allemaal herbegraven op de gerenoveerde grote begraafplaats die buiten is gebouwd. Op de voorkant van het blad  zie ik het gehele klooster van boven en binnenin zie je het als een vogel vliegend, liggen in het groene landschap.

Er overviel mij een groot heimwee: dáár had ik ooit een kamer en ik verdeelde mijn tijd tussen thuis en werk en klooster en kloostertuin... Er is historisch onderzoek omtrent de schilderijen op panelen in de kapel, meldt het blad en  ik heb er zoveel en vaak tegenaan gekeken. 's Ochtends vroeg beginnen met: ‘Heer, open mijn lippen...’ en dat dit dan de eerste woorden zijn die je hardop spreekt... Janus, de tuinbroeder die mij dahlia’s leerde dieven en daarbij zei: ‘ later moet je het alleen doen.’ En nu is hij gestorven. Zoals alle broeders die mij toen zo dierbaar waren... Hun dromen over een toekomst van het klooster, jongensdromen eigenlijk, zelf geen handen en voeten daaraan kunnen geven, afhankelijk van de structuur en de hiërarchie, nooit geleerd om werkelijk te communiceren... 

Alles kwam terug.  Hoe graag ik daar was en op een bepaalde manier daar ook  thuis kwam...zoals dat ook zo was in het Clarissenklooster in mijn stad... Het is de vanzelfsprekendheid van het dagelijkse leven, gemengd met de aandacht voor ‘Het Heilige, het 'goddelijke’ die ik mis. Beelden op het journaal van alle mensen die op de eerste zomerse dag van het jaar de  stranden, winkelstraten, de parken, het water bevolken, alles gericht op genieten en eigen comfort en ik dacht aan al die dagelijkse rituelen in India: bloemen en een olielampje bij een beeld, zowat op elke hoek van de straat, mandala’s van rijstkorrels voor de deuren, zoveel tempels om even in te lopen, de dagelijkse zegeningen en rieten bakjes met bloemetjes, wat eetbaars, wierook op Bali... Eigenlijk zoek ik op mijn reizen dat ‘thuis’ van het klooster weer op: mensen om mij heen die niet alleen maar gecentreerd zijn op zichzelf, maar voortdurend ook leven in ‘een andere dimensie’.

Daarom vind ik dat labyrint in het hart van het klooster zo ongepast. De pandgangen in het vierkant die je naar de kapel of de refter of de keuken of de huiskamer brengen zijn er ook om daar mediterend in stilte doorheen  te wandelen. Je maakt geen praatjes in de gangen. Dan loop je langs de binnentuin en je kijk in de binnentuin, naar de graven van degenen die jou voor zijn gegaan, je kijkt de leegte in, naar de lucht erboven en je weet niet waar ze zijn gebleven, je weet zelf niet wat het allemaal betekent, alles rondom het leven en de dood, maar dat doet er ook niet toe. Je geeft het uit handen, je geeft het weg, aan de stilte en de leegte,  in die ruimte, op die plek: het klooster waar mensen wonen en werken rondom dat wat het ‘Geheim van het leven’ zelf is, het is in de woorden van de dichter Rutger Kopland, ‘een lege plek om te blijven’.

En nu is in het hart van die plek dus een labyrint  gebouwd. Waar je dan tussen de bedrijven door, in kan gaan wandelen, bekeken door alle bewoners die daar nu dan wonen? De bewoners kijken niet meer naar een plek waar sterfelijkheid en je-verbonden-weten-met-hen-die-er-niet-meer-zijn beoefend wordt, ze wonen daar niet meer omheen... Ze kijken nu naar een labyrint, dus, naar iets wat verwijst naar henzelf en je eigen levensweg: je wandelt, maar de weg naar het doel kan dichtbij lijken, maar wijkt dan ook weer. Je kijkt nu dus in je eigen spiegelbeeld en niet de verte in...

Het labyrint zelf ‘verdient’ het om er te zijn in een omgeving waar ook ruimte is: ergens in de natuur, in een tuin of park, aan een rivier... Of in een hoge kathedraal, zoals Chartres, het oude   grote labyrint dat daar op de tegelvloeren ligt is degene die nu zoveel wordt nagemaakt in het klein, want ook een kathedraal of kerk roept ruimte op, hemelse ruimte, waar ‘God’ verblijft... Wat je daarmee ook zegt, hoe niet bewijsbaar dat ook is, een ieder die daar komt voelt zich tenminste even ‘ergens anders’, ruimte voor bezinning, het neerleggen van zorgen en verdriet, het denken aan alle geliefden, dood en levend...

Dat labyrint in het klooster laat mij weten dat de plek waar ik ooit ook woonde, helemaal weg is. Het decor is over en overspoeld met menselijke intentie en goede bedoelingen... Maar broeder Janus zei het mij indertijd ook al, toen de eerste plannen kwamen om van de kloostertuin vooral een moestuin te gaan maken: 'De kloostertuin is er niet om uit te eten.' Punt. Meer zei hij niet, maar zijn dagelijkse gang in die tuin, de hele dag, dat zei mij alles. 

donderdag 21 mei 2020

Wunderschönen Monat Mai & David Hockney

Ik leerde ‘het liedje’ kennen in #Songsofcomfort, een iniatief van Yo Yo Ma in het begin van de Coronatijd,  waar mensen liederen van troost opzetten, soms in een  nogal  krakkemikkige uitvoering, ook maar gewoon vanuit de huiskamer; Im wunderschönen Monat Mai van Robert Schumann. Ja, zo is het ook: het is nu een prachtige maand mei, zoals ook april een uitzonderlijk mooie warme uitbarsting was van de lente, ‘De knoppen barsten, in mijn hart ontspringt de liefde’, zo heft het aan. Het is overal prachtig en nu geurt het in het park achter mij naar zoete vlierbessen.



Maar alras kwam ik erachter dat het lied niet los staat van een cyclus:‘Dichterliebe’. Ik zie Loes Haverkort in Podium Witteman het vertolken met achter de piano Reinbert de Leeuw en nu wordt er weemoed en twijfel aan het lied toegevoegd, het is niet langer een ode aan de lente, het gaat langzaam over in de nacht... En het kan nog erger wanneer Barbara Sukow zingt met Asko/Schönberg en opnieuw Reinbert de Leeuw achter de piano bij ‘VPRO vrije Geluiden’, dat  bijna thrillerachtig, bloedstollend begint in deel 1... het aanvankelijk troostende liedje, mooi gezongen door tenoren en sopranen begeleid door een enkele piano, staat te midden van de hele mikmak en wervelwinden en turbulentie die des mensen eigen is in die binnenkamer van de emotie...

Mooi, om even als een spannende thriller daar flarden van mee te maken, maar nu op deze Hemelvaartsdag die voor mij gekoppeld blijft aan de ongecompliceerde herinnering van in de ochtendvroegte dauwtrappen op de fiets in de bossen, toch graag terug naar de eenvoud van de sensatie van de lente. Gelukkig is daar David Hockney, waarvan ik gisteren een interviewtje zag:‘The World is Beautiful’ met daarin zijn nieuwste lente-schilderijen. Gewoon een bloeiende boom en grote narcissen op groene stelen en hij, die met een weer ouder geworden stem, zijn aloude boodschap herhaalt: kijk! Als je goed kijkt dan zie je hoe mooi de wereld is.

woensdag 20 mei 2020

Jason. SAGA

Ik noem het ‘graphic novel’, dat hele genre van boeken waar beeld en tekst hand in hand gaan en het beeld, de tekeningen het meestal overnemen: zij vertellen het verhaal, meer dan de woorden. Daarmee worden meer lagen van jezelf aangesproken dan wat alleen maar woorden doen. Wat ook een geheimzinnig proces is, wat mij vaak blijft verwonderen: hoe is het mogelijk dat taal, een bladzijde tekst, in jouw hoofd een hele wereld kan oproepen die er dan gewoon is? Nu komen er tekeningen bij en die kunnen zonder dat je de tekst gelezen hebt, soms een direct gevoel aanspreken.

Zo is er Jason, een Noorse auteur, die heel simpel tekent met een hond of een vogel als hoofdfiguur en dat werkt pas, als je het heel langzaam bekijkt en elke tekening bestudeert, zoals bij Nijntje van Dick Bruna: je ervaart dat elke lijn die hij gezet heeft telt en zorgvuldig daar zó staat. Maar Jason behandelt grote thema’s: het vergeefse lege leven in een stad, eenzaamheid, angst, sterfelijkheid en je ermee verzoenen, terugkijken in een ongrijpbaar verleden...hoe doet hij dat? Dan loopt de hoofdpersoon ergens en komt steeds een skelet tegen, of een angstig gezicht of de schim van iemand die hij gekend heeft en dan weet je, aha! Ik heb nu twee verzamelbundels: What I did. (En die punt staat niet voor niks in de titel) en Almost Silent.
Hij heeft nu ook voor het eerst een autobiografisch verhaal gemaakt waar hij , zichzelf als hond heeft getekend en verslag doet van zijn pelgrimstocht naar Santiago de Compostela: On the Camino, misschien dat ik die ook nog eens bestel, kijken of het eigen herinnering wakker roept: ik  heb ooit met de auto de route gevolgd in België, Frankrijk en Spanje. Met opzet niet het einddoel bereikt omdat ik er toen nog over dacht deze tocht te gaan wandelen...De stukken waar ik pelgrims langs de warme stoffige autoweg zag sjokken waren niet echt een aanmoediging...

De afgelopen weken heb ik erg genoten van SAGA, geschreven door Brian K. Vaughan en getekend door Fiona Staples. Het geheel is unaniem ontvangen als misschien de beste van het afgelopen decennium. En, ja, ik snap het, gelukkig. (Ik vind dat prettig omdat ik dan het gevoel heb aansluiting te hebben met een jonge generatie, het post-moderne bewustzijn - ik geloof dat ook deze term alweer achterhaald is: alle traditionele godsdienst is weg, maar mensen blijven verhalen vertellen over de zin en de betekenis van het leven, hoe te handelen in deze tijden?  en SAGA thematiseert het allemaal.

SAGA is van oorsprong een comic: dat houdt in dat er elke maand ofzo, een deeltje van uitkomt met een eigen pakkende kaft die deze verhaalboog samenvat, je zit dus in een vervolgverhaal. Meerdere volumes worden dan gebundeld in weer aparte dikkere delen en uiteindelijk worden die ook weer gebundeld en in hardcover uitgebracht op dik glanzend papier met weer een nieuwe kaft en ik viel voor de afbeelding van deel 1: Baby Hazel die aan een borst zuigt. Dus nu heb ik twee zware hardcovers, deel 3 bestel ik binnenkort en SAGA is nog lang niet afgelopen, het zit nu op de geplande eerste helft. 

Het gaat over... modern ouderschap, door Brian K. Vaughan met opzet zo ingezet, omdat hij net vader was geworden en hiermee ook op zijn eigen vaderschap kan reflecteren, over het vreemde wél toelaten in je wereld: Hazel is het niet voor mogelijk gedachte kind van Alana, die uit een gevleugelde technischer beschaving komt en van Marko, die gehoornd is uit een natuurlijker wereld, waar weven en ‘magie’ gewoon is, maar dat dekt de lading niet, zegt een personage dan. Beide werelden zijn met elkaar in oorlog en niemand of niets is uitgesproken goed of slecht. Het is, zo zegt men, Star Wars en Game of Thrones ineen, de laatste ken ik niet. Maar dit is een comic die ook nooit verfilmd zal worden, zo hebben de auteurs al bepaalt. Er zitten seksscenes in van allerlei soort, emotionele close-ups, vergezichten van vreemde werelden, vermakelijke personages zoals Lying Cat: een kat die elke keer als een personage niet de waarheid spreekt, ‘lying’ zegt... Er is veel over SAGA  te zeggen, misschien later ooit als ik ook Deel 3 tot mij heb genomen. 

dinsdag 19 mei 2020

Quarantaine ?...

Vanochtend kwam Egel langs mijn voeten schuifelen, terwijl ik aan mijn tafeltje in de ochtendzon de krant las, bij mijn tweede kopje koffie. Nou, wat leuk! Ik maakte wat geluiden en toen keek zij me met haar kraaloogjes ook nog eens aan. Ėėn welkome tuingenoot, voor de derde keer nu in zicht, die mag blijven. Later in de hangmat in de zon: zou er niet één rabarberplant in die wat donkere hoek, achter het boeddhabeeldje passen? Ik ben dol op rabarber.

Dus ik ging rond 17u naar het tuincentrum, dat leek me wel een tijd dat er geen spitsuur zou zijn en dat klopte. ‘Ik hoor bij de risicogroep’ zei ik tegen de man die daar al vanaf den beginne staat en die ik dus 30 jaar ofzo meemaak. ‘Nou, dan zit je nou toch goed! ’ zei hij en hij liep met me mee naar mijn fiets met de grote lichtroze hangpetunia, die heeft een heerlijk zoete geur. Ik kocht een courgetteplantje, die moet toch op de grond, aan de kant, vast wel een weg kunnen woekeren en Marokkaanse munt, voor de thee, ik hoop dat het een grote struik wordt en vier geraniums. Om niet erachter te gaan zitten, maar ervoor, ook naast Boeddha,  in wat oude potten die ik nu bij elkaar heb gezet.

Ik las Lucca in mijn hangmat, van Jens Christian Grøndahl, een beetje een lievelingsschrijver die de subtiele gemoedsbewegingen van mensen in relaties zo treffend weet te verwoorden. Dit boek komt nog uit de boekenclub van Moeder  en ik nam het ter hand omdat het begint met een vrouw die in het ziekenhuis belandt, volkomen ingepakt als een mummie door diverse botbreuken en ook blind zal blijven, na een verkeersongeluk; Lucca, heet ze. Het andere perspectief is die van haar arts Robert. Van beide leer je hun jeugd kennen en hun liefdesgeschiedenissen en waar zij nu in verwikkeld zijn. Dat contrast : van patiënt zijn, aanvankelijk anoniem en nauwelijks menselijk, letterlijk ongeveer gemummificeerd en dat ze dan  een mens wordt van vlees en bloed: 

Soms heb ik het idee dat dit té weinig gebeurd met alle  Coronadoden, meer dan 5700...het is een cijfertje ... er wordt niet collectief gerouwd of herdacht, het maatschappelijk gesprek verwijderd zich van ze: het gaat om wat wel mag en wat niet. Toevallig in Trouw van vandaag wel in Naschrift : over een vitale man die noodhulp in  de vorm van huizen en beschutting over de hele  wereld heeft gerealiseerd, Covid-19 krijgt, uit het ziekenhuis nog belt, en zegt dat hij over enkele dagen vast wel  weer thuis zal zijn en dan plotseling overlijdt. Hij hoort dan tot die 22% die niet ouder is dan 78 jaar.

Soms betrap ik mezelf op een soort van overmoed: een beetje willen vergeten dat er een virus is waarvan, zoals Rutte steeds zegt, ‘we maar 50% iets van weten, maar 100% beleid op moeten maken.‘ Waarom zou ik mijn eigen beleid, quarantaine, volhouden? Kom, gewoon dat openbaar vervoer in en als je geen auto hebt dan heb je het dus nodig om je een beetje te kunnen verplaatsen... en zometeen weer naar het museum of op een terrasje zitten, gaan kamperen. Misschien zou ik dit ook gaan doen, als ik niet tot de risicogroep hoor...

Maar er is dus een virus. Die heel besmettelijk kan zijn. Misschien alleen onder bepaalde temperatuuromstandigheden, misschien alleen in groepen binnen, misschien alleen als er gezongen en aangeraakt wordt, misschien alleen...? ... We weten het niet. Maar we moeten wel dóór met ons leven... En voor sommigen betekent doorgaan: Wu-wei: Niet handelen, geen experiment met je zelf aangaan en binnen de eigen marges er het beste van maken.

maandag 18 mei 2020

Chinees zijden jasje (2)

Hierbij, met dit blogje, ga ik persoonlijke geschiedenis schrijven met een voorwerp: mijn Chinese zijden jasje, het is al in mijn bezit vanaf de middelbare school en het komt authentiek uit China, door vader meegenomen. Het is dus meegegaan met al mijn verhuizingen, maar het kan ook zijn dat het langere tijd in mijn ouderlijk huis is gebleven. Ik herinner me, dat  ik het wel een poos gedragen heb toen ik het pas had gekregen totdat ik mij bewust werd, wellicht dat iemand mij erop attendeerde, dat de mouwen eigenlijk te kort zijn en dat dus geen gezicht is. Daar ben je gevoelig voor, als je nog jong bent. Of misschien was ik gewoon een beetje uit het jasje gegroeid.

In ieder geval werd het enige jaren geleden ineens een lievelingskleding stuk voor thuis, ik heb er ook een blogje aan gewijd en nu zie ik dat dit alweer bijna drie jaar geleden is! Het lijkt zoveel korter, ik kan me nog zo levendig herinneren dat ik de harde brokstukjes van de gewassen zijde in de binnenkant uit elkaar aan het trekken was... daar dacht ik vandaag aan, want ik heb bijna een halve dag tijd gegeven aan dit jasje. Dat kan nu, met vervroegd prepensioen en in Coronatijd...

Ik had het in mijn hoofd al gedoopt tot Corona-quarantaine-jasje want ik heb het elke dag sinds de quarantaine aan gehad. Het is zo zacht en jezelf omhullend en het is écht zo dat het, wanneer het warmer is iets van koelte geeft en bij kou heerlijk warm wordt. In die drie jaar heb ik het al eens uitgebreid met naald en draad en stukjes blauwe zijde uit een oude slaapzak-binnenlaken  hersteld: er vielen gaten in, de stoffen blauwe zijde begin te scheuren, zó dat de witte zijde waarmee het gevuld is eruit ging piepen, vooral bij de onderkant en de mouwen.

Vorige week vond ik dat het aan de voorkanten en bij de mouwen er smoezelig uit begon te zien en omdat ik mij herinnerde dat wassen geen optie is, omdat dan de zijde binnen hard wordt, heb ik het met een warm sopje en een borsteltje aan de buitenkant zitten boenen. Het resultaat was zo-zo, maar vorige week was het kouder weer, dus ik kon mijn jasje niet missen. 

Vandaag was het warmer en ik bekeek het nog eens, met een kritisch oog: wel verdorie, kennelijk te hard geboend, want nu bleken er meerdere scheurtjes te zijn ontstaan in de stof... dus de hele middag in de zon met naald en draad herstelwerkzaamheden verricht: stukjes blauwe zijde erop genaaid, scheurtjes gedicht en ik verzon een andere methode om het jasje wat schoner te krijgen: alle zijde van binnen verplaatsen naar andere delen en dan stukjes stof,  geheel onderdompelen in een sopje, het aan een kleerhanger in de zon laten drogen, dat gaat heel snel, en dan weer de zijde met je vingers verplaatsten naar een ander gedeelte van het jasje.

Het resultaat is nu een jasje met allerlei kleuren blauw, een beetje zoals wanneer je met aquarelverf op papier bezig bent geweest. Sommige delen hebben de oorspronkelijke diepblauwe kleur, andere delen zijn donkerder geworden en andere juist iets lichter, heel onregelmatig maar het is net alsof het jasje nu leeft. Ik heb het weer aangetrokken want de avond is gevallen en het is afgekoeld. Het ruikt lekker naar wasmiddel. 

Ik ga dit jasje oneindig blijven herstellen, heb ik besloten, totdat dat hele oude laken van blauwe zijde op is gebruikt en dan wellicht de oorspronkelijke stof van het zijden jasje niet meer te zien is. Ik dacht: misschien moet ik me maar in dit jasje laten begraven. Want dan is het met mij mee gegaan, vanaf dat ik 15 jaar was, ofzo. Een Chinees zijden jasje als tweede huid van ikke, die tenslotte ook half Chinees van bloed is. En dan alles laten vergaan: die tweede huid en mijn eerste.

Corona in de Stad

Het Amsterdam Museum heeft op 15 Mei een digitale tentoonstelling geopend die Coronaindestad heet en onder die titel dus te bezoeken is. Ik heb net de openingsfilm daarvan bekeken, waar een heel aantal makers van de diverse zalen iets vertellen. Hé, hier word ik nu echt enthousiast van, want hier is in heel korte tijd de kennis, talent en deskundigheid uit zoveel disciplines verzameld, en is er iets gemaakt waar iedereen nú meteen van kan gaan genieten. Het is ook een tentoonstelling die zich blijft evalueren, want de Coronatijd is een historische tijd, waarin we allen leven. De zalen ontwikkelen zich dus met de tijd en een keer in de week op donderdag om 17u  zal er ook weer zo’n Zoom- gesprek zijn, zoals deze opening. Dit is een tentoonstelling om in de komende tijd echt plezier aan te beleven!

Ik zag al indringende zwart-wit foto’s van de IC in Amsterdam van Kim Marquardt die benadrukt dat ze geen fotograaf is maar IC-verpleegkundige, maar de foto’s zijn zo doordringend en op-de-huid; natuurlijk ook omdat ze haar eigen collega’s voor de lens heeft: maar je ziet meer: een scherp oog voor detail en sfeer, het zijn geen slordige in de haast gemaakte snapshots.En de curator van de zaal die zich helemaal rondom de Dam afspeelt laat alvast een filmpje zien van iemand van de facilitaire dienst die bij het ochtendgloren op 4 mei, de vlag halfstok hangt op het paleis op de Dam en ondertussen een liedje van tante Leen zingt. 

Zelf klikte ik op de website een filmpje aan waar oud nieuwslezeres Noraly Beyer een gedicht van Derek Wallcot voorleest in de kapel in museum De Hermitage, ze koos het gedicht omdat het over ons gaat, in Coronatijd, en ja, ik vind het een prachtig gedicht:

LOVE AFTER LOVE

The time will come
when, with elation
you will greet yourself arriving
at your own door, in your own mirror
and each will smile at the other’s welcome,

and say, sit here. Eat.
You will love again the stranger who was yourself.
Give wine. Give bread. Give back your heart
to itself, to the stranger who has loved you

all your life, whom you ignored 
for another, who knows you by heart.
Take down the love letters from the bookshelf,

the photographs, the desperate notes,
peel your own image from the mirror.
Sit. Feast on your life.

zondag 17 mei 2020

Holly, holy : Be

En daar is ze weer... Melissa Etheridge: ik luister naar het concertje ‘Neil Diamond-day’: dag 53 van Stay at home, 7 mei, handig dat iemand jouw eigen dagen telt. Dit, hij, Neil, brengt mij terug naar de bodem van mijn liefde voor singer-songwriters en nu blijkt het ook te horen bij de oudste muzikale herinneringen van Melissa: haar vader was grote fan en draaide lp’s in de kelder en vertelde haar over de liedjes en zo leerde ze zelf hoe je liedjes kunt schrijven. Zij is dus ook fan en droomt ervan om met hem op te treden in het olympisch theater in Athene, waar Neil zijn live-album Love at the Greek heeft opgenomen, zeer welbekend, ook bij mij.Zelf een grote rock-ster en dan zo je roots trouw blijven en ongecompliceerd kunnen blijven adoreren, dat vind ik mooi.



Door haar zie ik de doorgaande lijn bij Neil Diamond, die de muziek schreef voor Jonathan Livingston Seagull, over ‘spiritueel ontwaken’ zou je kunnen zeggen, een dun boekje van Richard Bach die mij op de middelbare school wakker schudde en enkele jaren geleden vond ik de film ervan terug  op dvd: je ziet dus vooral een zeemeeuw, vliegend over duinen, in de wind en over zee, het is de muziek van Neil Diamond die de film draagt. Het nummer BE... lang voordat ik theologie ging studeren was dit er al en eigenlijk kan ik wel zeggen, dat na al die woorden, gestold in zoveel ‘gewichtige studie’, dit alles verdampt is en alles wat overblijft en erover te zeggen is, in dit liedje aanwezig is.

En nu zingt Melissa Etheridge Holly, holy, ze zegt erbij: ‘Let’s get spiritual! Waar gaat dit liedje eigenlijk over, ik heb geen idee, dat doet er ook niet toe, misschien gewoon over een vrouw die Holy heet.‘ Het is een oud liedje van Neil Diamond en ik heb altijd gedacht dat het inderdaad een liefdesliedje was voor een vrouw, maar nu hoor ik het Melissa zingen en realiseer me dat het dezelfde intentie en beweging heeft als het liedje Be. In de laatste komt het woord ‘god’ voor, in dit oude liedje dus niet, maar wel het woord holy dus, en niet als een woordspelletje met de naam Holly, zoals ik dit altijd eerder interpreteerde.

Mircea Eliade dé cultuur-en godsdienstfilosoof, die aan de wieg staat van dit vak en zegt dat alle religie begint met de ervaring van een tremendum et fascinosum, de ervaring van ‘iets’ waarvan je gaat trillen en beven én wat tegelijk fascineert: het boezemt angst in, omdat het zo vreemd en groots is, maar het boeit je ook: bijna letterlijk dus, het houdt je als een boei op één plaats en die plaats, die plek heet: ‘het heilige’. Zo dus onstaat alle religie:  de mens gooit haar verbeeldingskracht erin van sjamanen tot katholieke priesters, om maar eens twee uitersten te noemen. En in liedjes dus. Om (er) te zijn, BE, op weg,  of eerder in een liefdesstroom, naar het heilige: Holly, holy.

zaterdag 16 mei 2020

Melissa Etheridge & Baily

Jeetje. Ik heb mijn portie inspiratie voor vandaag wel weer binnen. In de vroege ochtend is het en ik hoor nu het rustig getjilp van de mussen in een mild zonnetje zo te zien, zo tjilpen ze tenminste, genoegelijk en tevreden, zo van : dit wordt een aangename dag! Ik zag Melissa Etheridge, die dus ook ‘Stay at Home'-concertjes geeft en het eerste wat ik zie is, met haar dochter Baily, Fix You van Coldplay. Wat?... Zij heeft dus een dochter, nu 23 jaar. Ik ken Melissa alleen van heel vroeger, ze was te hard voor mijn luisterend oor, één cd’tje bezit ik van haar, maar in mijn omgeving was ze heel populair. Ze was een ‘lesbisch icoon'.



In een concertje voor Janis Joplin, in een kamer die ze nu speciaal voor de thuisconcerten heeft ingericht, vol herinneringspul zoals oude kralen van Janis Joplin, muziektrofeeën, oude posters van haarzelf,  zegt ze in een tussenzin hoezeer ze Kris Kristofferson waardeert als songwriter (ik ook, van hem heb ik wel meerdere LP’s) en dat hij ook even haar boyfriend was, zoals dat ging in de sixties. Aha! dus toch geen die-hard lesbo, zoals indertijd mijn beeld was. Maar ik loop vooruit: ze zingt dus een zacht nummer met haar dochter, die dat voor het eerst voor de camera doet in deze Coronatijd, zoals ik haar nog nooit gehoord heb en dat smaakt naar meer. Ik klik Gently we row aan en daarvan krijg ik een brokje in mijn keel: de anekdote die ze tevoren verteld over haar dochter die erbij was toen ze het componeerde, ze was toen twaalf en hoe ze het daarna met haar dochter Bailey zingt... In deze Coronatijd doet muziek hetzelfde met me als toen: het brengt me direct bij mijn gevoel en het brengt me ook terug bij mijn jongere zelf...



Ze doet dus een eerbetoon aan Janis Joplin en vertelt erin dat ze deze bijna in een film vertolkt heeft, dat is niet door gegaan, dat ze in 2005 zware chemo had om borstkanker te bestrijden en dat ze toch ging zingen op de Grammy-awards: ‘Take a piece of my heart’. In dit thuisconcert zijn daar alleen haar dochter die is overgevlogen naar LA en nu de techniek doet en Linda, ik neem aan haar vriendin. Haar verhaal brengt je terug naar de tijd van toen en dan zingt ze het en het lijkt of al die mensen waarover ze praat, een uitzinnig publiek en  ook Janis Joplin zelf, de ruimte mee vullen.


En daarna kwam ik vanzelf in dat optreden waarover ze net vertelde: samen met Joss Stone, met haar kale hoofd en diamanten in haar oren en je ziet het er niet vanaf dat ze halverwege bijna geen energie meer had om verder te zingen en ze heel stil ging staan, in haar herinnering, om die laatste schreeuw in het lied te volbrengen.

Tot slot zie ik haar met haar dochter ‘Teach your children’ zingen, dat aloude liedje van Crosby,Still, Nash &Young dat me ook dierbaar is... Dit was weer een wandeling door mijn eigen memory-lane. Ik zie dat ze héél veel thuisconcerten heeft gegeven, ik kan voorlopig dus weer vooruit.


vrijdag 15 mei 2020

Sofonisba Anguissola e.a.

Helemaal in het begin van iPad, zocht ik naar leuke apps en zette er ‘Daily Art’ op: elke dag krijg je een kunstwerk voorgeschoteld. Dat doe je dan in het begin elke dag en dan verwaterd het. Maar nu in Corona tijd klikte ik het weer aan en zag een zelfportret van Sofonisba Anguissola, meteen raak: nog nooit van haar gehoord maar wat een zelfbewuste vrouw kijkt je aan uit de 17e eeuw en ik zocht naar haar antecedenten en zag nog meer van haar werk en overal die heldere blik in haar zelfportretten, ook op oude leeftijd, ze heeft als schilder aan het Spaanse hof gewerkt. 

Dan zijn er weer fijn de algoritmes van het internet, want vandaag verscheen er een filmpje op YouTube: haar naam en de ondertitel: Painting the Soul, Renaissance Master met nieuwe wetenswaardigheden: dat Michelangelo een bewonderaar van haar was, dat technische onderzoek heeft uitgewezen dat werk van haar aan anderen is toegeschreven in de loop van de tijd, o.a. aan Leonardo da Vinci en Greco en dat ze voor de tweede keer trouwde met een veel jongere man die een hartverscheurend grafschrift plaatst na haar dood en een andere schilder een portret van haar maakte toen zij in haar ouderdom blind werd, maar tijdens het schilderen steeds tips van haar kreeg. Weer  een sterk vrouwelijk genie opgedoken uit de mist van mannelijke geschiedschrijving!



Ook ontdekte ik de countertenor-stem van Philippe Jaroussky, ik ben een poos weg geweest van deze stemsoort omdat het zweeft tussen mannen en vrouwen, maar hem kende ik nog niet. Mercedes de Soza zingt met haar zware donkere stem het slaapliedje Duerme Negrito en dan hoor je zijn uitvoering, licht en hoog, een leuke omkering van het geijkte verwachtingspatroon. 

Norah Jones heeft in haar miniconcertje in de afgelopen Nederlandse nacht, een strooien hoedje op en een t-shirt met vier oudere vrouwen erop dat ze op het einde nog even voor de camera houdt ‘Stay Golden’. Zoals Judi Dench nu als oudste ooit op de cover van Vogue staat. Ik zie haar zo prachtig Send in the clowns zingen, een lied van Stephan Sondheim, ontdekt ik onlangs.

donderdag 14 mei 2020

Take me to the world

Wat een dag, wat een dag... Het begon met twee weemoedige, maar wel vol levensvibratie, liederen van Melody Gardot: 'So we meet again' en 'Morning Sun'. Het eerste zingt ze live in San Sebastián en ik hoor  flamingo- en Moorse invloeden en het gaat zó erg ook over een tijd waarnaar je kan verlangen vanuit een onvervuld en gebroken heden. Ook 'Morning Sun' zwelt aan van louter adem naar een apotheose. Ze blijkt als kind een ernstig ongeluk te hebben gehad en nog altijd lichamelijke klachten daarvan te hebben, muziek was ook een therapie. Het doet me aan Frida Kahlo denken: kunst als heel-maker.



Toen las ik het laatste deel van de graphic novel Y, the last man geschreven door Brian Vaughan. Twee eerdere delen had  ik al lang geleden in de opruiming gekocht, aangetrokken door de tekeningen met heel veel vrouwen in beeld, ook in liefdesomhelzingen. Het blijkt te gaan over een wereld waar een virus alles met een Y-chromosoom vernietigd heeft, behalve Yorrick en zijn mannelijke aapje en metgezel Ampersand. Er hangt de sfeer van de Coronatijd: vrouwen zoeken naar een geneesmiddel en een oorzaak, de WHO spreekt zich uit, er is een complottheorie dat het virus in een lab in China gemaakt is. Bij het herlezen wilde ik nu ook weten hoe het allemaal zou eindigen en dat weet ik nu.

Voor de ingang van mijn voordeur bleek de opnieuw aangevraagde grote papiercontainer te zijn geleverd, sinds mijn verblijf op Bali weg, nadat de buurman deze op straat had gezet voor de ophaaldienst. Ongelofelijk hoeveel papier ik dan verzameld heb in twee maanden tijd, de deksel kon nauwelijks dicht en ik maakte op een groot papier de kleurige cijfers van mijn huisnummer, en dan meteen maar ook op de groencontainer en plakte die met ducktape en bubbeltjesplastic op de deksels. Als ontmoediging voor iemand uit de buurt die dus zomaar een container ‘steelt’.

Tijd voor iets anders en ik ging lezen in een verzamelbundel met allerlei soorten teksten over India... Er is weinig voor nodig om daar dan weer in mijn geest te zijn... herinneringen van mensen ; Wiki en Sunjay die mij te eten gaven in Mahabalipuram, de rotstempels, het zo vaak gewoon praten over God die overal aanwezig is en dat differentiatie en ieder haar eigen religie juist nodig is om er beweging in te houden. Vivekananda vergelijkt het met water dat elke vorm kan aannemen, in een beker, een emmer, een kopje, een kruik, een ketel, maar het water blijft altijd dezelfde. Zo houdt God de wereld gaande.

En toen liep er een egel midden over het paadje rechtstreeks naar mij van voor in de tuin uit de struiken naar achteren vlakbij mijn voeten! Ja, ik heb dus eindelijk een egel in mijn tuin, enige tijd geleden zag ik haar heel kort en verdween ze onder de bamboe en had ik iPad naast me en  kon snel een foto maken. Ik hoor ook wel een hijgend kuchend gescharrel in het donker,  maar nu vol in beeld, zo grappig lopend op vier poten die op kleine donkere laarsjes lijken.
En toen een gigantische explosie: de grond trilde en de ruiten deden mee. Sirenes en helikoptergeluiden: er blijkt in een buurt vlakbij een heel huis opgeblazen te zijn door een gaslek, de oorzaak is nog  niet bekend en twintig huizen eromheen hebben zoveel schade dat bewoners geëvacueerd moesten worden.

's Avonds keek ik geheel geboeid naar Take me to the World; a Sondheim 90th Birthday Celebration. 
Ik ontdekte  dit door een optreden van Meryl Streep met twee andere dames die in witte badjassen vermakelijk in dronkenschap zingen The Ladies who Lunch en ze proosten op het einde op Steven en dat blijkt dus de componist en tekstschrijver van vele musicals Steven Sondheim. Dit is een tribute  in Coronatijd, zijn 80ste is uitgebreid in theaters en concerten gevierd, maar nu zingen heel veel artiesten vanuit huis en er wordt ook aandacht gevraagd voor een fonds dat de kunsten propageert en steunt in armere landen. De teksten van Sondheim zijn kleine pareltjes, ik kan geen ander cliché gebruiken, nou diamantjes dan, met zoveel facetten die door zijn muziek helemaal tot bloei komen. Sommige passen ook helemaal in de Coronatijd en zijn zo dan ook uitgekozen door de artiest die optreedt. En ja, dat was het wel, gewoon in sjofele kleding in huis, maar ik zag soms een kostuum of feestkleding en een groot publiek erom en er doorheen. Ik voelde mezelf even op een theaterstoel zitten. Zo kan dit dus ook: de kracht van de menselijke verbeelding...



En toen als eindfilm Random Hearts een oudere film met Harrison Ford en Kirsten Scott Thomas in de hoofdrollen. Vaak kijk ik naar films om de acteurs die erin meespelen en beide vindt ik heel aangenaam om te zien... Fijn toch, een huis met van alles om je heen, binnen handbereik, zo comfortabel. Mijn passiebloem is gaan wandelen van achterin de hoek van de tuin naar het bamboebosje middenin en wikkelt zich om de bamboestengels, binnenkort zal deze gaan bloeien. Ik moet er niet aan denken dat alles in één explosie zomaar weg is. Op een dag als deze waardeer ik alles nog eens extra.

woensdag 13 mei 2020

Het gezicht van mijn stad

Gisteren een heerlijke rondwandeling gemaakt: vanuit huis, langs het kanaal, die over bij de sluis van Weurt, over de brug de Oversteek naar de andere kant van de Waal, over de strandjes langs de rivier, de Waalbrug over, door de binnenstad, het Kronenburgerpark, de oude huizen van de Voorstadslaan en het vroegere tuindorp Hees dat in ere lijkt te worden hersteld met grote grasstroken langs de weg en tenslotte een boeketje margrieten,korenbloem, klaprozen plukken langs de kant van de weg, weer aan mijn kant van het kanaal.

Doel was ‘Het gezicht van Nijmegen’, een reuzenmasker gemaakt door de kunstenaar Andreas Hetfeld, het verwijst naar een zilveren gezichtsmasker uit de Romeinse tijd dat in 1915 uit de Waal is opgebaggerd en sindsdien een pronkstuk is in Museum Valkhof. Je kunt er van achter in klimmen en dan zie je door de open ogen de Stevenskerk uittorenen. Ik kon het aanvankelijk niet vinden want ik dacht dat het op een strandje aan de Waalkant lag, maar het bleek op het stadseiland te liggen. Dus al bijna bij de Waalbrug, zag ik dat het niet kwam, ook niet wanneer ik onder de Waalbrug zou lopen naar het vervolg van de rivier. Dus ik liep terug, ging het stukje Oud-Lent over (Ja, natuurlijk, lege terrassen...) en daar, aan de andere kant zag ik ineens het profiel van dat gezicht, reuzengroot, omringd door de rivieren, de wandelbruggetjes, de wolken erboven.

Wat machtig mooi en ook wat onwerkelijk, zo’n nieuw gezicht, het had iets fijn droomachtigs, iets wat in je dromen er ineens kan zijn. De wandeling voegde ook ineens al mijn ervaring van de afgelopen maanden samen, het was een thuiskomst-wandeling, ik was nog niet in mijn stad geweest na Bali en nu kwam de skyline steeds dichterbij vanuit verschillende perspectieven en ik tuurde naar het oude huis van Ouders aan de overkant van de Waal, nee daar kon ik niet meer boven van het uitzicht genieten... En dan dat masker, ook surreëel, zoals deze hele Coronatijd die eigenschap houdt, het is alsof je in het begin van een film zit, een rampenfilm of een actie/thrillerfilm, je ziet de mensen allerlei actie ondernemen om hieruit te komen en ermee om te gaan, maar we zijn er nog lang, lang, lang niet...

Dat neemt niet weg dat ik al wandelend eigenlijk alleen maar die regels uit het liedje Le Bucheron  van Yves Duteil neuriede:
C’est la chaine sans fin des détails innombrables 
Qui fabriques nos jours et ressemble au destin 
Qui fait tomber la pluie sur les déserts de sable 
Et jaillir la musique aux doigts des musiciens 

Je n’étais qu’un maillon dans cette chaine immense 
Et ma vie n’est qu’un point perdu sur l’horizon
Mais il fallait l’amour de toute une existence
Pour qu’un arbre qui meurt devienne une chanson.

Op een oud filmpje op YouTube zingt hij het met zijn lange bruine Beatle-kapsel: zo heb ik hem in mijn herinnering bewaard en zo vergelijkbaar jong was ik ook in die tijd, al was hij zelfs een paar jaar ouder... op andere filmpjes zie ik hem nu ook oud met kortgeknipt grijs haar... Ik hoop heel erg dat ik bij leven en welzijn dit liedje ook weer kan zingen in een tijd dat het leven weer normaal is, helemaal zoals vanouds, iedereen vrij en blij door de straten, alles boordevol gevuld met fysieke mensheid.


dinsdag 12 mei 2020

Liedjes!

Als ik ergens jaloers op zou kunnen zijn, dan is het op liedjesschrijvers-en zangers. Mocht ik kunnen kiezen hoe ik in een volgend leven terug zou willen komen, dan graag zó. Het exact omgekeerde van nu, want ik kan niet eens meezingen in een koor, ik heb iets in mijn stem dat bromt en zing daarbij ook nog eens vals en uit de maat. Maar ook dat andere deel van het vak; in weinig woorden iets zeggen wat je dan alleen doet, afdalend in de binnenkamer van je hart en dat dan uitdragen naar anderen, de vrijwilligheid van die interactie en dat je ook emotie kunt aanspreken, dat lijkt me geweldig.

In deze Coronatijd wordt voor mij zichtbaar dat liedjesschrijver en -zanger zijn een soort van roeping is: als ik ze zie optreden zonder opsmuk in hun thuissituatie met vaak maar één instrument dat ze zelf bespelen, zonder band om hen heen, dan sijpelt daar door heen: hier ben ik en ik kan niet anders, dit brengt me vreugde omdat ik met mezelf samenval.

Zo zag ik gisteren een optreden van Reinhard Mey in een zonnige tuin Open Air 2020, die ik alleen maar ken van heel vroeger met zijn Gute Nacht Freunde en Als de Dag van toen en nu zie ik een man van mijn eigen leeftijd, een troubadour die liedjes uit zijn repertoire koos voor dit optreden die zacht en troostend zijn in deze Coronatijd. En ik zag Reina del Cid met haar laatste Zondagmiddag-liedje. Ze vertolkt samen met haar vaste gitariste en goede vriendin, zo ziet dat eruit, Don’t think twice, it’s allright van Bob Dylan, maar nog nooit is de tekst zo bij me binnengekomen als nu met de sprankeling van levenslust die ze eraan toevoegen in plaats van het felle rusteloze van Bob Dylan.



En ik ontdekte weer enkele Corona-liedjes: Jason Mraz zingt Look For The Good, een deuntje waar  je meteen aan mee kunt doen en zo helder als wat alleen maar onversneden positief is, al is het ook op een vuilnisbelt opgenomen, dat blijft kriebelen.



En er is het liedje van ene Glen Hansard Cold Comfort, ook heel zoet gevooisd, waarbij ik eerst dacht: wat kitsch, die regenbui achter hem en het dan toch grappig is hoe de video eindigt. En Markus Mumford van Mumford&Sons een aanstekelijke band, zingt nu in huis met ook zijn moeder in beeld en rommel, het overbekende You never walk alone, maar ingetogen op een piano en dan wordt het ook ineens een verdrietig en troostend liedje in plaats van een crowd managing meezing-liedje.

En dan is er ook nog een liedje van de drie zussen Haim I know alone waar ze in een driehoek dansen met de gewaarborgde 2 meter afstand van elkaar, zó dat ik dacht: hé eindelijk een interpretatie van afstand waar je best het dansje van zou willen leren en dat dit dan juist aanvoelt als onzichtbare touwtjes die je aan elkaar verbindt. Hetzelfde als met line-dancing, bedenk ik nu, waar ik in het wijkcentrum altijd graag naar keek en ook weleens even mee heb gedaan en ik ontdekte dat het moeilijker is dan het ervan de buitenkant uitziet. Maar dit zou ik nog wel kunnen leren, na de Coronatijd of wie weet, zelfs erin, als er gaandeweg meer bekend is wat dat virus doet... social distancing en toch samen, zit in de kern van die dansvorm.


maandag 11 mei 2020

Something tame something wild. Le Bucheron

Vandaag gaan de lagere scholen weer open dus ik had mijn oren gespitst. Ik hoorde wat scooters, enkele stemgeluiden dat klonk als kindergebabbel, maar verder niks. Helemaal niet vergelijkbaar met vroeger, toen er eerder een zachte wolk van geluiden in de lucht rondwaaierde... De helft van het aantal scholieren van eerst op één dag, ouders mogen niet babbelen bij de ingang, zou dit zoveel in volume uitmaken? Gelukkig kwetteren de vogels de hele tijd,  als vanouds... Gek, als je hoopt op een beetje de ervaring dat iets van het dagelijks leven in je omgeving weer hernomen wordt, dan mis je het des te meer als dit niet het geval blijkt te zijn.

Dan maar een liedje om mij op te vrolijken. Ja, ik wist al dat dit met dit liedje zou gebeuren want het was ook het laatste wat ik hoorde voordat ik ging slapen Something tame, something wild, Mary Chapin Carpenter had het net op YouTube gezet, in haar serie 'Songs from Home' en dit is alweer episode 16. Je raakt gewend aan zo iemand, al spreken niet alle liedjes me aan en  articuleert ze niet zo goed maar  nu wist ik eigenlijk bij de eerste akkoorden al, dat dit wel een liedje zou worden dat resoneert  in the echo’s of  your heart: something tame something wild.: best accuraat voor mijn status van zijn...



Eerder in de late middag, toen het weer omsloeg, het heel snel kouder werd, kon ik weer rustig binnen zitten. Dat lukt mij aanvankelijk niet:  ik zit het liefst buiten, dan maar met een dik vest aan en vind het ook leuk om de aanzwellende wind mee te maken en te kijken of ik helemaal droog blijf onder mijn afdakje, pas als ik een beetje begin te verkleumen en echt naar warmte begin te verlangen dan bevallen de stenen muren van mijn huis mij weer en een plaatje draaien leek me wel weer eens een aangename bezigheid.

Ik was het helemaal vergeten, maar juist een aantal heel favoriete lp’s had ik bij elkaar geplaatst op een plank in een kast onder de trap en daar vond ik Yves Duteil. Die ene lp waar hij je aankijkt met gevouwen handen onder een lamplicht: die heb ik uit Parijs meegenomen uit... Fnac heette toen de grootste platen -en boekenwinkel toch? Parijs, de stad waar ik in mijn studententijd een keer in de twee jaar kwam, de eerste hotelkamer, de romantiek van samen flaneren in deze flaneer-stad, de stoeltjes in Parc de Luxembourg, de bootjes in de fontein... Het kwam allemaal terug.

Nu ik de lp-hoes erbij pak en het nogmaals opzet, zie ik het gele prijs-stickertje Gilbert Jeune: bijna goed dus, deze herinnering... Het was een dubbel-lp van Mercedes de Sosa die ik in de trein terug achtergelaten had, die uit Fnac kwam. Het laatste liedje is Trente Ans: dertig jaar en dat was ik toen nog lang niet... Het eerste liedje is Le Bucheron en toen ik dat gisteren weer hoorde, misschien wél na dertig jaar, zag ik mezelf in-de-tijd geleefd hebben: dit liedje was lang, lang absoluut een lijfliedje: hoe een cipres door een houthakker geveld wordt en een liedje wordt doordat er van dat hout een gitaar wordt gemaakt, hoe alles een keten is en jij daar een klein stipje in bent.



Het liedje rijpt in de herfst van je leven. Nu ben ik blij dat ik elke zin nog mee kan zingen zoals in de lente van mijn leven, toen ik nog geen rouw en verlies had meegemaakt, tenminste niet op de wijze wanneer je zoveel langer geleefd hebt... De laatste zin, die hoop ik toch echt tot mijn laatste snik te kunnen meezingen:

Mais il fallait l’amour de toute une existence 
Pour qu’un arbre qui meurt devienne une chanson.