vrijdag 30 maart 2012

Armoede?

Ik had woensdagmiddag leesgroep rond de eerste brief van Clara aan Agnes. Het ging over wat het 'loflied op de armoede' wordt genoemd: 'O, gelukkige armoede, wie haar liefhebben en omhelzen, ontvangen eeuwige rijkdom, O, heilige armoede, wie haar bezit en liefheeft, geeft God het rijk der hemelen en eeuwige glorie en het zalige leven, O liefdevolle armoede; Jezus zelf heeft die omarmd...'

De middag cirkelt dan rondom de vraag wat die armoede dan inhoudt. Zuster M. wilde wel graag kwijt dat dit voor gasten toch meestal het onbegrijpelijkste struikelblok is. Wie kan de armoede nou gaan loven, denk aan al die uitgehongerde kinderen, het gebrek, de ziekten door armoedige, onhygiënische omstandigheden. Dat heeft niks prijzenswaardig. Ook al koos zij er voor om aan de kant van de armen te staan.

'Wat is dat dan?' vroeg ik haar, een beetje advocaat van de duivel spelend, 'hóe je ook leeft, hier in het westen, het blijft een paradijs.' Daar kwam ze ook niet uit en ze noemde dat 'heilige onrust' in zichzelf. Voor de overigen aan tafel was zonneklaar duidelijk dat de armoede waar Clara over spreekt iets met een geestelijke gesteldheid te maken heeft: met kunnen loslaten, zachtmoedigheid, geduld. Niet je wil ergens opleggen, maar zoeken naar lege ruimte waar dingen kunnen ontstaan en vrij kunnen ademen.

Dus woensdagmiddag was ik niet in het wijkcentrum. Gisteravond vertelde het vaste clubje, dat het DRUK was geweest! O, wat zal Mirjam blij zijn, als ze dit hoort, hadden ze al tegen elkaar gezegd. Er was voor het eerst gebiljart door drie mensen. Er werd gelegpuzzeld, die moest naar het andere zaaltje, want die ligt anders op het biljart. En er waren zomaar mensen binnen gekomen en hadden aan een tafel gezeten en zitten kletsen met elkaar. Toen zij, de sjoelers, het vaste clubje klaar was, waren al die anderen nog gebleven.

O, wat was ik blij! Ik kraaide bijna van plezier. Zou dat schelen, al die gekleurde papiertjes op de ramen met vlindertjes erop en aankondigingen van: biljarten- boekenruilen -puzzelen? Ik liet me nog net niet ontvallen dat dit wel een leuk verjaarscadeautje was, want dan was bekend geworden dat ik jarig was. Zoiets is het dus voor mij, die armoede: ik wil niks hebben maar ervaar het als een gigantische rijkdom als de lege ruimte in het wijkcentrum gevuld wordt met mensen die het zomaar gezellig hebben met elkaar.

donderdag 29 maart 2012

Dreamcatcher

Ach, en toen kwam Nichtje langs, onverwacht. Met een zelfgemaakt cadeautje waar ze heel lang mee bezig was geweest. Verpakt in een kartonnen doos zonder deksel, maar met een mooi cadeaupapiertje eroverheen gespannen. Zusje had al aan haar gevraagd, 'wat moet je toch met die veertjes?' Ze heeft een dreamcatcher voor me gemaakt. In mijn lievelingskleuren: het midden is van paarse draadjes en daaromheen zijn roze draadjes. Meteen opgehangen aan het raam en het lijkt alsof het daar altijd al geweest is.

Haar eerste dreamcatcher, geleerd uit de Taptoe, daar stond de maak-instructie in. Knap hoor. En ik heb er altijd al eentje willen hebben, maar vond die in de winkels te groot en te protserig en een beetje overdreven. Maar deze is precies goed! Met witte en blauwe kraaltjes die voor het water staan. En bruine en groen kraaltjes voor de aarde, de natuur, het zand. En geel, voor de zon en het licht. En dan was er nog een kleur: donkerblauw ofzo. Waarvoor? Voor de wind misschien, zei ik, de geest die waait. Ja! Zo was het. En daaronder dezelfde veertjes als in al mijn hoeden.

De dromenvanger.... Kon je je dromen maar echt vangen en vormgeven, denk ik soms. Dat je gedachten, de tere en mooie, zomaar waar worden. Maar 'tussen droom en daad zitten praktische bezwaren', zei een Nederlandse dichter ooit. Dus waait de dromenvanger mee met elk briesje en zuchtje wind en bewaart je dromen, want ook de dromen zelve, zijn voedsel voor de geest.

Volte (54)

Zal ik er aandacht aan besteden, of niet? Aan wat? Dat ik jarig ben, vandaag. Heb ik er dus toch aandacht aan besteed, hier in het blog, want anders had ik het niet gemeld. Maar ja. Het blijft zo'n dag, die toch speciaal is omdat ik elk jaar welbewust iets dóe met de dag. Maar vandaag niet. Vanmorgen heb ik de telefoon verborgen, de deuren achter me gesloten en ben lekker gaan schilderen. De uurtjes vlogen om. Ik leef tenslotte toch al een bijna kluizenaars bestaan en dan is mijn verjaardag een mooi moment om dat te onderstrepen. En de rest van de dag, de middag en de avond werk ik. Geen verjaardag dus.

Dus iets heel anders: gisteren was ik getuige van een wreed tafereel. Midden op het fietspad lagen twee padden, de ene op de andere, met een vers bandspoor midden over hen heen. het bloed, nou ja, slijm, want padden zijn koudbloedig, dus hebben geen bloed, spatte vers eruit. Ik kon er niks aan doen: ik heb ze opgeraapt en bij mijn vijvertje gelegd. Laatste rustplaats bij een natuurlijke biotoop. Ik dacht eerst dat het een moeder met kind was. maar ik vergis me natuurlijk. Dit zijn twee padden die midden in hun paringsmoment zijn gegrepen. Zielig, toch.

Ik snap niet veel van de natuur. Ik had in mijn achtertuin héél veel tulpenbollen gepland en dat wat er niet meer paste, van de 30 ofzo, in mijn voortuin. Tien dus. Hoogstens. En nu blijkt het geheel stuivertje te hebben gewisseld. Achter steken ongeveer tien stugge bladen de grond uit en voor zijn er al rode en gele tulpen in de knop te zien. Die elkaar verdringen. Het lijkt wel of die zich onder de grond vermenigvuldig hebben. Kan dat bij tulpenbollen?

Ieder dus zijn eigen feestje. De ene wil wel, maar het mag niet meer en ik wilde een feestelijke achtertuin, maar krijg een feestelijke voortuin. Het leven laat zich niet dwingen en controleren. Mooi motto voor mijn komende levensjaar. Leven en laten leven en overal waar groei en bloei mogelijk is, de kans grijpen. Grijpen klinkt zo hebberig. De RUIMTE geven, zal ik maar zeggen. Lege ruimte voor volheid van leven.

woensdag 28 maart 2012

Licht-lente-groen

De natuur blijft voor mij een grote bron van genoegen, vreugde, heerlijkheid. Gisteren ging ik naar de rivier en daar waren zowaar al vier rode kalfjes bij de kudde rode oerossen en er liep al een veulen bij de wilde paarden. De rivier zelf was pastellerig blauw, het zand pastellerig lichtbruin, er hing een waas van zonnige vriendelijkheid en mildheid. Ik schreef er de volgende woorden, alvast voor de aankomende maandagochtendmeditatie:

De waas van
licht-lente-groen
rondom
de waterwilgen
lijkt bijna
een product van de verbeelding.

Pas wanneer ik bij
een stam zit,
omhoog kijk,
mijn aandicht richt,
zie ik 't miniem
ontbottend blad.

Zo is het ook met de stilte
rondom
mijn bestaan.

Pas wanneer ik stil zit,
mijn aandacht richt
ervaar ik subtiele stromingen,
iets streelt mijn
aangezicht,
en raakt mij.

Iets of iemand is nabij,
ik ontbot,
alles wordt licht.

's Avonds laat verwonderde ik me, de tweede nacht op een rij, over de maan. Heb je het al gezien? Die maansikkel met vlakbij haar, als een schoonheidsvlek een heel heldere lichtpunt. En vlak daaronder nog een iets zwakker lichtje. Wat is het? Gisteren dacht ik nog dat het een sateliet ofzo was. Je bent eerder geneigd te geloven in de techniek, dan dat dit werkelijk een verschijnsel van de natuur zelve is. Maar dat is het wel: de grote heldere, dat is Venus. En daaronder is Jupiter: twee vriendjes van de maan, nu dus. Hoe lang het te zien is, weet ik niet. Vanavond ga ik weer kijken.

Selexyz

In Trouw vanochtend reacties van lezers wat zij van een boekhandel vinden. Dit omdat Selexyz, een van de grote boekenketens, op instorten staat. Is dat erg of niet? Hoe moet het verder met de boekhandel, wordt het langzaam maar zeker voornamelijk bestellen bij bol.com? Toen ik pas vertelde aan iemand daar voor het eerst wat besteld te hebben zij ze bezwerend: dat is helemaal niet goed voor de boekhandels! Om me daarna de tip te geven dat je er ook heel goed kunt zoeken naar tweede handsboeken. Bij bol.com dus.

Mijn laatste ervaring met Selexyz was negatief. Helaas. Ik zocht het boek dat de Nobelprijs van literatuur gewonnen had in 2011, Tomas Tranströmer dus, maar de naam was me ontschoten. Degene aan wie ik het vroeg wist van niks. Nou zijn mijn eisen helemaal niet hoog. Dat je niet alles kunt weten, logisch. Maar als een boekhandelaar of iemand die daar werkt niks weet van de Nobelprijs Literatuur, dan ga je toch denken. Overijverig ging ze in de computer kijken, maar dat wil je niet. Mijn hersentjes zelf hadden eerder dan haar de naam toch gevonden. Bleek het niet in de schappen te staan. Maar ze kon het wel bestellen. Dat wil je ook niet.

Ik dus naar de concurrent, boekhandel Roelants, voorheen de Oude Mol, die ook genomineerd was voor de beste boekhandel van het jaar. Niet gewonnen, geloof ik, want ik heb ze er niks over zien melden. Daar stond de dichtbundel tot 2 keer toe, gewoon in de schappen. Ik besloot het nog niet te kopen en te wachten tot de Boekenweek. Die wil je dan belonen met een aankoop, maar die waren nu weg, die verkópen dus boeken!

Lang geleden heette die grootste boekhandel in mijn stad nog geen Selexyz. Ze hadden toen wel deskundige verkopers. Ik weet nog dat een medewerker van de Feeks, de vrouwenboekhandel, de overstap maakte. Men sprak er schande van, intern. Zij had de stap gemaakt naar het groot kapitaal, in plaats van voor het idealistisch-feministisch collectief. Ik begreep het wel: ze zou daar de inkoop van een hele afdeling verzorgen, ze had ineens een betaalde baan en was ook af van al die ellenlange emotionelerige wekelijkse vergaderingen, waar subtiele hiërarchie het voor haar ook niet echt mogelijk meer maakten om nog door te groeien in het boekenvak.

Ik vraag me nu af waar ze gebleven is. Al reconstruerend lijkt het erop dat ze zo ongeveer verdwenen is, toen die boekhandel in handen van Selexyz kwam. Toen er ineens een koffie en drankjes en gebakcirkel midden in de boekhandel kwam. Waar weinig mensen zaten. Tja, als Selexyz zou verdwijnen, ontstaat er wel een ruimtelijk boekengat in mijn stad. Maar ik weet niet of ik die boekhandel zelf zou missen.

dinsdag 27 maart 2012

Uien en gebed

Het prikkelende van in-het-klooster zijn vind ik dat de alledaagse, banale werkelijkheid rakelings langs of naast de verhevener, 'goddelijke' werkelijkheid staat. Zo is het niet voor de gasten. Die zien een aantal serene, rustige, wellicht verstilde kloosterlingen, die rustig eten en drinken en zingen en bidden. Maar zo is het niet, achter de schermen. Hoe kan dat er dan uitzien?

Nou, op de zaterdag is er om 19.30 een vigilie-viering in de veertigdagentijd. De avondboterham is om 19 uur klaar. Er waren alles bij elkaar 30 mensen aan tafel. In dat half uur moet én de tafel afgeruimd en schoongemaakt, én de hele afwas gedaan worden én de tafel weer gedekt voor het ontbijt van de volgende dag. De broodzuster moet al het brood en beleg weer herschikken op de schaaltjes en kiezen wat ze de volgende dag op tafel wil. Als er jam is, moeten er jamlepels gedekt worden, is er vleeswaar, dan de vorkjes. In datzelfde half uur komen er mensen van buiten aanbellen voor in de kapel en het is de tijd om ook alvast wat voorbereidend te koken voor de warme maaltijd de volgende dag.

In de keuken, terwijl ik de afwas doe de volgende interaktie: zuster R. tegen zuster M die op schoot op een krukje uien aan het snijden is en even weggeroepen werd, dat kan ook nog, de telefoon kan bijvoorbeeld voor jou zijn,
- M! Kun je alsjeblieft die uien toedekken met een deksel! Het gaat er overal naar ruiken door de hele gangen door!
- Nou, zusje, rustig maar, rustig! Die geur wappert wel naar buiten!
- Nee, dat is niet waar! dat gaat niet de tuin in, dat gaat naar binnen!
Beide kijken daarbij om beurten lachend naar mij, met de blik van: die ander begrí'jpt me niet.

Dan begint de vigilieviering. Ik kwam samen met G., de broodzuster als laatste de kapel in, want de medetafeldekster had gezien dat ik het al van haar had overgenomen, ook die werd even weggeroepen en zuster H. had twee plaatsen voor ons gereserveerd, in de koorbanken in het midden van de kapel, terwijl zuster R. en M. onder me zaten, op meditatiebankjes. Zij zitten naast elkaar, ze zijn de voorzingers. Ik zat diagonaal boven zuster M. maar ik vergiste me niet: volgens mij rook ik een vage uienlucht. Laat staan wat zuster R. rook, naast haar, die van zichzelf zegt dat ze een heel scherpe neus heeft en die dus nog geen 10 minuten geleden zuster M. aan het verstand probeerde te brengen dat er een déksel, potverdorie, op de hele bak uien moest.

En zó is dus het kloosterleven. En daarin zit dus de persoonlijke uitdaging: je ruikt de uien naast je en tegelijk hef je samen zuiver en volmaakt het zingen aan. Zit je samen in de kapel en hoop je dat God, het goddelijke, Jezus, het licht, de eeuwige, de levende, de liefde, de levende, you name it, daar waar je je leven aan hebt gegeven, je nabij is. Jou en zuster M. en zuster R. en elke aanwezige in de kapel, waarvan ook nog eens geloofd wordt dat het bidden voor de wereld aldaar, de wereld ook beter zal maken.

Ik doe er graag de afwas. Ik doe er altijd de afwas. De zusters rekenen er al op. Ik verstoor daarmee een beetje hun orde, want een ieder heeft een taak , op het juiste moment, afgepast tot de minuut. Een van de afwaszusters heeft dan vrij. Als de afwas klein is, zijn beide afwaszusters vrij en doe ik alleen de afwas, in stilte. Op het geraas van de volautomatische afwasmachine op krachtstroom, na. Ik geniet van het moment dat ik de droogdoek weer over het drooghek te drogen leg en de trappen bestijg, naar de kapel.

maandag 26 maart 2012

Blauw slotakkoord

Wat was het een gedenkwaardige week en weekend. Een ochtendritueel van wakker worden van de vogeltjes, gedichten van Tranströmer lezen en daarna een essay uit de catalogus van Dreams of Nature en vervolgens mijn geest verplaatsen naar Venetië: o.a. Der Tod in Venedig van Thomas Mann, en gisteren als slotakkoord De Passie van Jeanette Winterson herlezen. Wat kan zij schrijven! Het was nu rondom Nieuwjaarsdag in 1805, precies de periode na Een liefde in Venetie van Robilant, dat ik daarna uitgelezen heb.


Een onderthema bij Winterson is altijd het levenwekkende van het verhaal, het verhalen vertellen, de vele werkelijkheden die er naast elkaar geschapen worden en die er dus ook zo zijn. In De Passie is het prachtig om te lezen dat de stad Venetië voor haar de stad is, die dat als het ware heeft gematerialiseerd. Venetië is er om in te dwalen en te verdwalen, om in verloren te raken en je elk moment opnieuw uit te vinden. Niet drijven op controle, maar bereid zijn om je plannen omver te gooien als de labyrint-achtige steegjes en bruggetjes je onverwacht ergens ander brengen, naar iets wat je tevoren niet had kunnen bedenken. Precies wat het verhaal ook voor je doet.

Gisteren in de zon met uitzicht op mijn lente-park, waar de treurwilg in de verte in een waas van lichtgroen stond te dromen, zondagse mensen met kinderen die leerden rolschaatsen, een peuter op een driewielertje, stevig omarmde stellen voorbij flaneerden, voltooiden die hele week lente en gedichten en Venetië zich in een cirkel, toen ik in het essay Stille steden in de catalogus van Dreams of nature las, dat Venetië een van die steden was: de ultieme stad van de stilte. Voor schilders als Whistler en Monet is Venetië de stad waar landschap, droom, geheim, het mijmeren over de tijd en de kleuren die elke keer verstrijken in het altijd spiegelende water bij elkaar komen.

Zoals het voor mij ook is. In de catalogus een afbeelding van het Pallazzo Contarini, geschilderd door Claude Monet. Blauw, zo blauw als blauw kan zijn: een doorgang naar het geheim van verlangen, het onbekende en de stilte.

vrijdag 23 maart 2012

Het echte Venetië

Ik probeer altijd zoveel mogelijk uit het moment te halen wat er is. Dus als er iemand ergens is waar jij ook wel zou willen zijn en ook nog bijna 'live' foto's op haar dagelijkse blog zet, waar jij exact weet waar het is, dan móet ik gewoon ook wat over Venetië lezen. Dus ik besloot, alweer in de stralende zon en een strakblauwe lucht, The Comfort of Strangers (1981) van Ian mc Ewan te herlezen. Een stel, Colin en Mary in Venetië en de novelle heeft een meer dan Roald Dahl-achtig horror einde. Daarom dat ik het ook nooit herlezen had.

Toch was het leuk. Want nu wist ik precies waar het geheel zich afspeelde, ik kon zelfs het uitzicht visualiseren, de kade aan de Noordkant van Venetië met uitzicht op de begraafplaats van het kerkhofeiland St Michel, waar het stel in een fuik wordt gedrongen.Tegelijk zag ik dat de beschrijvingen van de afstanden niet klopten. Ineens zitten ze op het St Marcoplein en dan zouden ze tien minuutjes naar hun hotel moeten lopen en dan zijn ze plotsklaps weer helemaal aan die Noordkant van Venetië.

Ik las het boek in 1982, en dat betekent toch dat mede door dit boek ik de zomer daarop een reis naar Venetië maakte. Het leven van een stel, de vertrouwdheid, gemengd met sleur en onuitgeprokenheden was me toen ook niet vreemd. Dat jaar liep ik een dag alleen in Venetië en weet nog dat ik ineens door allemaal mannen werd aangesproken en dat gebeurd dus niet als je anders een man aan je zijde hebt.

Gek, hoe je fantasie een eigen leven geeft aan alles. Want ik had de droeve eindscene in een donker en duister huis in een achterafsteegje gevisualiseerd. Maar nee, het gebeurd in een lux appartement aan het water, daar aan die Noordkant. Beide 'werkelijkheden', blijven nu naast elkaar bestaan, twee versies van één verhaal.

In Venetië kocht ik twee jaar geleden een heel klein etsje van de Bac-Art studio en heb daar geen spijt van. Omdat ik het jaar daarop op de trappen zat, waar de ets gemaakt was en het een groot genoegen is om te weten dat Venetiaanse handen ooit met aquatinten zich gebogen hebben over dat flardje papier en een uniek plaatje maakten, dat in al haar materialiteit helemaal écht is.

donderdag 22 maart 2012

Blauw

De Duitse taal is mijn hele middelbare school alleen maar geassocieerd geweest met schwere Wörter leren, bierdrinken en voetballen. Gepersonificeerd in de leraar Duits, die alleen daarover kon praten en als aanbod van de Duitse literatuur, zo ongeveer 10 boekjes in de kast had staan, geselecteerd op de dunte, want daar ging het ons volgens hem alleen maar om. Toen begon ik uit vrije wil, jaren later Thomas Mann te lezen en begon voor het eerst Duits mooi te vinden. Buddenbrooks, Der Zauberberg... Nu las ik Der Tod in Venedig en vraag me af of ik het ooit eerder gelezen heb.

Het viel me tegen. Het verhaal van de mooie jongen Tadzio en de oude, zieke Gustav von Aschenbach op het Lido en in een van de pest besmette Venetië is zwaar aangezet met Griekse en mythische motieven, het doet ouderwets en oudbollig aan. Voor het eerst zie ik dat een film Death in Venice (1971), van Luchino Visconti, het verhaal in beeldvorm dus, met de muziek van Mahler, de literatuur veruit overleeft. Schoonheid tegenover verval, puur en zuiver leven tegenover de vele gedaanten van de dood; Venetië en het strand van het Lido in beeld gebracht zoals het nu nog te zien is: nog altijd, en zo zal dat blijven, gaat de zon vanachter onder en kleurt het strand en de zee in vele pasteltinten.

Kleur! Dat hoort bij de lente en deze eerste heerlijke dagen met zon en een blauwe lucht. Ik pakte, alweer vroeg in de ochtend, een dichtbundel uit de kast, een beetje instinctief, zomaar, het werd Eenzang Twee van Elly de Waard. Lente-water-Venetië; mijn 'binnenstad', het kwam allemaal samen. Ik sloeg de bundel open en las:

IK trok een hemd aan zo blauw
als de vroegste

ochtend; ik trok een broek
van zeeblauw water aan, de

fijnste coupe en werd gewaar
hoe lucht en water

aan mijn lichaam bloeiden
en voelde dat mijn

huis mijn beide voeten
was die moeten gaan.

woensdag 21 maart 2012

Van Scarlett naar Anybody

Het is zulk een prachtig lenteweer, dat ik wel kan uitbarsten van vreugde! Gisteren zowat alleen maar boekjes gelezen in de zon en 's avonds met koptelefoon West Side Story tot me genomen. In 1961 van theateruitvoering verfilmd en het is een gigantische kaskraker geweest, een klassieker geworden. Het begin is verrassend modern: op de beginmuziek zie je ritmische shots van New York van bovenuit de lucht en dan zoomt het in: op die volkswijk op de West Side, die wijk vol ijzeren buitentrappen naar een speelplaats, waar de Jets de baas zijn.

Autochtoon tegenover allochtoon: de net aangekomen Puertoricanen, verenigd in de jongensbende The Sharks, willen dit stuk straat veroveren. Nog steeds actueel dus en de choreografie staat messcherp tussen dans en gevecht in. Daar worden Tony van de Jets en Maria van de Sharks verliefd op elkaar en volgens het aloude stramien van Romeo en Julia en Pyramus en Thisbe in de oudheid, loopt het niet goed af. Volgens mij heeft ook Michael Jackson ooit goed naar deze film gekeken: een dans speelt zich af in een parkeergarage, zoals in die bekende videoclip en Beat it! is een veelgeroepen kreet.

Ook heel modern is de figuur van Anybody: een meisje dat een jongen wil zijn, een tomboy, bij de Jets. Haar strijd is nog steeds herkenbaar. Ik dacht aan Scarlett O'Hara, in Gone with the Wind (1939) die ik onlangs, op een koude zondag, ook helemaal bekeken heb. Ook een dame die strijdt. In diezelfde week deed Paul Verhoeven zijn zegje over deze film in the Volkskrant van 7 februari.. Hij verwondert zich dat zo'n door en door egocentrisch wezen als Scarlett toch zo'n klassieke filmhit kan opleveren. Ik vind het wel begrijpelijk.

Scarlett is nét wat erger opzichzelf gesteld dan wat netjes en goed zou zijn, maar ze is niet slecht: haar zelfbehoud drijft haar voort. Je kunt bij haar denken: nee, zó ver zou ik niet gaan, ík ben net een tikje beter. Scarlett staat centraal in de film, Anybody is maar een bijrolletje. Zij wint het aanzien van de Jets, en Scarlett verliest uiteindelijk toch haar liefde wanneer Reth Butler het beeld uitloopt met de woorden: Frankly my dear, I don't give a damn. Boontje komt om haar loontje, denk je dan. En ook: Ach, die redt het wel weer.

Het kan me niks schelen wat jij doet of wat je ervan vindt: dat straalt Anybody ook uit. Anybody... iedereen dus. Het is een motto wanneer het in balans is met je omgeving, precies de kern van een levenslust is, die je verder brengt. Hoe doe je dat, zonder dat het ten koste gaat van anderen? Is dat eigenlijk wel mogelijk? Is niet elke levensdrift allereerst een instinct in jezelf om zelf te overleven en er beter van te worden?

Het is voor gevoelige zielen wellicht de zwaarste strijd om met jezelf te leveren: hou ik almaar rekening met anderen omdat ik die ander niet wil kwetsen of pijn doen of kun je niet anders dan uiteindelijk kiezen voor jezelf? In de christelijke moraal is het welhaast vloeken in de kerk om te zeggen: Frankly my dear, I don't give a damn. Maar mensen kunnen niet anders: een gezonde dosis hiervan voorkomt schijnheiligheid. Of zelfverlies.

Ergens met als startpunt Scarlett O'Hara richting Anybody... daar moet het goed zijn, dan kun je meevoelen en meeverlangen met Tony en Maria en meezingen: There's a place for us...

dinsdag 20 maart 2012

Tomas Tranströmer

En wat kocht ik dan als boek waarmee je het boekenweekgeschenk erbij krijgt? Ik wist dat er een boek was dat ik wilde, maar ik wist niet meer welke. Dus ik stond al met het glossy foto-jubileumboek in de hand van het 10-jarig huwelijk van Maxima en Alex. Soms wil men alleen maar domweg bladeren en wegdruipen. Of zoiets. Toen wist ik het ineens weer: het was het boek dat de Nobelprijs voor de literatuur in 2011 gewonnen had: Het verzameld dichtwerk van de Zweed Tomas Tranströmer, in het Nederlands vertaald door Bernlef: De herinneringen zien mij. Alleen deze woorden al...

Het is prachtig. Ik werd vanochtend vroeg wakker van het gezang van de vogelkolonie, goed dat de klok dit weekend weer vooruit gaat, want dan is dat minder vroeg, en met een heerlijke espresso met opgeklopte melk begon ik de dag in een stoel buiten in de ochtendzon met het lezen van enige gedichten. Elk gedicht is raak. Is wáár, denk ik erbij en het gebeurt meestal aan het einde van het gedicht.

Zelf zegt hij over zijn poëzie in een brief: 'Mijn gedichten zijn ontmoetingsplaatsen... wat er op het eerste gezicht als een confrontatie uitziet blijkt een verbinding te zijn". En nu een gedicht maar, voor mensen die de lente in het kielzog hebben en buiten op het terras de dag kunnen bemijmeren:

ESPRESSO

De zwarte koffie op het terras
met stoelen en tafels kleurrijk als insecten.

Kostbare opgevangen druppels
vervuld van de zelfde kracht als Ja en Nee.

De koffie wordt donkere cafés uitgedragen
en kijkt zonder knipperen in de zon.

In het daglicht een weldadige zwarte stip
snel uitstromend in een bleke klant.

De koffie lijkt op de druppels zwarte diepzinnigheid
soms opgevangen door de ziel,

een weldadige schok teweeg brengend: Vooruit!
Inspiratie om de ogen te openen.

maandag 19 maart 2012

Dreams of nature

In het Van Gogh Museum is een geweldig mooie tentoonstelling die op zijn Engels heet: Dreams of Nature; Symbolism from van Gogh to Kandinsky. Het claimt de eerste Europese tentoonstelling te zijn over de relatie tussen de natuur, het landschap en het symbolisme. Deze laatste term heeft voor mij nu een nieuw associatieveld gekregen. Ik dacht bij 'symbolisme' altijd aan zwaar romantische mythische wezens en dergelijke, die dan afgebeeld werden, alles overladen met een Saus van Betekenis.

Maar in deze tentoonstelling wordt bedoeld dat het landschap zelf symbool staat voor....dromen, zoals in de titel van de tentoonstelling, voor suggesties van een bepaald gevoel; verlangen, weemoed, verwachting e.d. Soms is de natuur realistisch in beeld gebracht, zoals bij Millet. Bij andere kunstenaars niet of: niet meer, zoals bij Mondriaan en Kandinsky. Het gaat erom wat het schilderij oproept: Aan lyriek, maar ook het meer donkere,zoals de dood en de eenzaamheid. De inrichting van de tentoonstelling heeft als achtergrond de kleur paars, zoals dit blog en heeft als afdelingen ook, verrassend, 'de stille stad' en 'in to mysticme'.In het Nederlands vertaald met: wegen naar mystiek Dat is toch wat anders, vind ik. Wegen zijn concreet, het 'into' verwijst alleen maar...

Ik heb er de hele middag zoet doorgebracht en dat komt ook omdat er bij zeven schilderijen de bijhorende muziek is te beluisteren. Soms heeft de componist speciaal het werk ervoor geschreven, soms is via een omweg de muziek met het kunstwerk in verband gebracht. Zo schreef de schilder Whisler: 'As music is the poetry of sound, so is painting the poetry of sight, and the subject matter has nothing to do with harmony of sound or of colour'. Hij schilderde Nocturne; Blue and silver-Chelsea (1871) een traag stromende rivier in blauwe nachttinten en Claude Debussy componeerde daar Nuages (Nocturnes) bij.

Heel mooi vond ik het schilderij Evening poem (1897)van Alphonse Osbert tesamen met de muziek Prélude de la porte héroïque du ciel (1894) van Eric Satie. Drie vrouwenfiguren (het zouden de 3 gratiën kunnen zijn, maar dat hoeft niet), zitten bij een water met de geel-roze nevelen van een zomeravond die bijna donker wordt, en dan klinkt die pianomuziek en lijkt het alsof er een hemelpoort open gaat.

zondag 18 maart 2012

Apple (2)

Een oefening op de iPad, terug in THE Apple Store. Het toetsenbord begrijp ik al weer een beetje meer. Voor cijfers een aparte toets indrukken enzo. En ook voor de leestekens. Het is een denkend machientje, want als je iets verkeerds typt, dan verzint hij er zelf een woord bij. Wat wen je ook snel dat je alleen maar glas aanraakt en niet een echte toets! Het schijnt ook zo te zijn, dat ie precies het toetsenbord geeft, dat past bij wat je aan het doen bent.

Wat ook heel mooi is, dat je zomaar met twee vingers foto's en plaatjes helemaal groot kunt maken en in detail kunt bekijken. Net stond ie op een e-boek en die letters waren zo scherp en helder. Dit is een iPad2 en die kost 519 euro. Er verschijnt op de iPad naast me het verzoek of ik een specialist wil spreken. Zal ik? ... dan ben ik zo verkocht. Ofwel, dan heb ik 'm zo gekocht. Dat lijkt me toch geen geld voor zo'n apparaat, die werelden, muziek, films en 1000 dingen meer, je zó in de schoot gooit. En je kunt er ook zelf mee filmen en fotograferen. Ongelofelijk.

Een batterij van iPad gaat 10 uur mee, zegt de info. En dan? Moet je het dan opladen op het elektrische net? Voor mij die ook geen mobiel heeft, is alles nieuw. Naast me een iPad waar een filmpje op wordt vertoond. Haarscherp. Ik merk een grote neiging in me tot een impuls aankoop...

Apple

Dit doe ik voor de kick: een bericht typen op een kleine Mac Book Air in de nieuwe shop van Apple in Amsterdam bij het Leidse plein. Als ik ooit iets van een PC koop, dan zal het iets van dit zijn. Licht, makkelijk mee te nemen, lijkt me best leuk voor als ik op reis ben. Dat je overal zomaar bent 'aangesloten'.

Ik ben op weg met het Boekenweekgeschenk: gratis de trein in. Wilde naar Rotterdam, naar Boymans, maar ik zat lekker met grappige reisgenoten, het werd allengs bewolkter en ik dacht: vooruit maar; gewoon naar Amsterdam. Shoppen, naar het Van Gogh Museum waar een tentoonstelling schijnt te zijn over symbolisme en landschap.

So far so good. Dit typen bedoel ik, hier in the Apple Store. Alleen schuine letters maken lukt niet. Hij is zo licht als je 'm optilt! En Apple is gebruiksvriendelijk, weet ik al door de PC van Broer. Ik ben in een koopzieke bui. Maar loop zo meteen toch gewoon weer verder.

PS: En nu typ ik een ps-je op een iPad! Ja, nog steeds in the Apple store. Dit is helemaal fantastisch! Weegt nog minder. Je moet er wel flexibele, vingervlugge vingertjes voor hebben.

donderdag 15 maart 2012

Tous les soleils

Een heerlijke levenlustige film gezien: Tous le Soleils geschreven en geregisseerd door Philippe Claudel. Als schrijver van o.a. Grijze Zielen en Het verslag van Brodeck was ik al voor hem gevallen en ook zijn film I l y a un long temps que je t'aime is ontroerend. Met Tous les Soleils gaat hij op een andere toer: de komedie, de tragi-komedie en hij wilde iets maken wat een goed gevoel geeft, zegt hij in de Extra's van de dvd. Hij snapt niet waarom men zo negatief kan doen over het feel-good genre.


In deze film spelen twee Italianen de hoofdrol: twee broers, de ene is een beetje gekke anarchistische kunstenaar, die altijd in badjas loopt en pas het huis uit wil komen als Berlusconi niet meer aan de macht is. De andere is een weduwnaar, al 15 jaar met een dochter van dezelfde leeftijd. Hij is muziekleraar oude barokmuziek. Ze wonen met zijn drieën in een huis in Strassbourg , de meest internationale stad van Europa volgens Claudel.

Hij lijkt heel goed in zijn vel te zitten, hij danst voor zijn studenten de Tarantella op tafel en hij doet mee aan een project dat heet: woorden verbinden, waar hij voorleest aan doodzieke mensen.Hij leest voor aan een Chinees meisje (die komen altijd voor bij Claudel) en aan een oudere vrouw die sterft en afscheid van hem neemt buiten het ziekenhuis: ik ga nu op reis... zegt ze. Op de begrafenis ontmoet hij haar dochter en hij raakt van haar in de war. Ondertussen wordt zijn dochter voor het eerst verliefd en hij begrijpt daar niks van, voor hem is ze nog een kind. Om het kort te houden: zoveel verwarring in ene keer en dan blijkt dat hij de tijd stil heeft gezet na de dood van zijn vrouw: nog steeds leeft hij met haar in zijn herinnering en hij durft het nieuwe niet aan.

Het eindigt allemaal goed. Het mooie aan de film is de muziek, die in Claudels woorden, 'een eigen personage is', in de film. Eerst was er de muziek en daaruit vloeide het verhaal. Die muziek is o.a. de Tarantella van L'Arpreggiata waar een ritmische, pulserende kracht in zit: zo vol levenslust! Er zit een muziek-cd bij de dvd ingesloten. L'Arpreggiata blijkt, al googlend, een muziekgroep o.l.v Christanne Pluhar die met oude instrumenten en zang verschillende muziekstijlen tot leven brengt. De film eindigt met de hoofdpersoon, al zingend bij een uitvoering in een kerkje, waar allen van wie hij houdt aanwezig zijn. Heel mooi.

Het Technium

Heerlijk! Voor het eerst weer het stoeltje buiten met uitzicht op het plantsoen en een krant en een boekje lezen. De lentezon filtert zacht door de nog kale stammen en takken van de bomen en belicht het gras er onder frisgroen. Lentegroen. Het gaat allemaal weer beginnen: de groei, de bloei, veel buiten zijn, de zon.

In de krant een interview met Kevin Kelly, oprichter van het technologiemagazine Wired. Hij gelooft in de tecnologie: het zal leiden naar voortschrijdende beschaving; naar meer intelligentie, schoonheid, vrijheid, naar meer openheid en begrip voor alle aardbewoners naar elkaar. Alles wat er aan technologie bestaat noemt hij het Technium.

Het is als een levend organisme: ontsproten aan ons brein, maar als geheel is het meer dan de som van de delen. Een door de mens zelf gecreëerd nieuw ecosysteem dat onze keuzemogelijkheden vergroot.Omdat het groter is dan we zelf kunnen bevatten, zal dat ook gevoelens van eerbied geven of een soort verliefdheidsgevoelens. Net als de natuur raakt het ons, alsof we iets goddelijks raken.

Ja! denk ik dan, zo zal het zijn, zo is het al: het concept van God evolueert mee met onze eigen mogelijkheden. God begon als God de Vader: degene die het nomadenvolk naar het beloofde land leidt, een Godsconcept dat ook maar aan één volk gebonden was. Maar langzaam maar zeker zal dit concept zich steeds meer uitbreiden: dat was ons trekt naar goedheid, meer verbondenheid, meer begrip voor elkaar, dat heeft de Vader allang achter zich gelaten en krijgt bovendien steeds meer gestalte in de werkelijkheid!

Want dat kan het Technium al: We kunnen al over de hele aardbol in real time met elkaar communiceren, grenzen en barrières overstijgen. Aan ons de keuze om dat Technium te gebruiken ten goede of ten kwade. Aan ons ook de keuze om dat gedeelte te gebruiken wat jou persoonlijk een stap verder brengt. Wie bang is voor alle nieuwe techniek, is eigenlijk bang voor zichzelf.

Ik vond het leuk om te lezen dat Kevin Kelly zelf geen tv heeft. Met de tijd die daarmee vrij komt kan ik weer andere dingen doen, zegt hij. Van harte mee eens, ik, die ook alweer bijna een jaar geen tv heb.

woensdag 14 maart 2012

Een liefde in Venetie

Ik blíjf maar in de sfeer van Venetië, dat ik afgelopen zomer bezocht heb. En de zomer daarvoor ook. Het gaat vanzelf, ik weet het niet, die stad zit als een soort binnenstad in mij. Vroeger droomde ik altijd van steden en die lagen aan zee en de stad was groot en en ik rende er vaak, wanneer de zee rees met grote golven. Venetië heeft veel binnenwateren, het water stroomt overal en ook de zee is in de buurt, aan de kant van het Lido. De laguna naar alle andere eilanden is een soort tussenwater, overal is wijdsheid en vaste land inéén aanwezig.Venetië laat je slenteren.

Misschien is de stad, de stad die staat voor een soort integratie van de verschillende delen binnen mij. Ik schreef er ooit in 1985 al, het voorwoord van mijn scriptie die 'God, wat zeg je daar nou mee?' heette. Ik had het over de horizon die telkens wijkt en dat ik de lezer mee wilde nemen naar het droompaleis, maar dat ik wist dat me dat in woorden, tegelijk nooit zou lukken. Ik zou ze lokken met al die gewichtige woorden in de scriptie en de scriptie ging ook over taal: wat taal over God vermag, kan bewerkstelligen, wat je ermee kan dóen: je kunt er een ritueel mee voltrekken.

Ik lees nu Een Liefde in Venetie van Andrea Di Robilant. Hij is journalist en hij reconstrueert daar aan de hand van veel citaten uit brieven, de echtgebeurde liefde van twee geliefden uit de 18e eeuw, zijn eigen voorvader, wier liefdescorrespondentie in een kartonnen doos op zolder gevonden is. Hij kwam uit de Venetiaanse elite en was edelman, zij kwam uit een milieu dat daar rangen en standen onder lag: een huwelijk indertijd tussen twee uit zulk een ander milieu was nooit vertoond. Dus hebben ze een geheime liefde, ze volgen elkaar vanaf de gondels en op de uitkijk bij een raam. Ze vinden liefdesnestjes, geholpen door vertrouwelingen en bedienden. Ik ben nu op het punt dat ze tóch proberen om te trouwen, maar of het ze gaat lukken, ik weet het nog niet.

Het roept het Venetië van toen op, het uitgaansleven, met maskers en witte kousen voor de heren, maar het toont ook hoezeer Venetië helemaal niet veranderd is. Dat kan ook niet: er is geen gemotoriseerd verkeer mogelijk, het kronkelige stratenplan waar je je helemaal in kan laten oplossen, de kerkjes op alle kleine pleinen, de stille wateren en steegjes en het drukke magistrale, majestueuze front van het St Marcoplein, de drukte rondom de Rialtobrug: het is er allemaal nog steeds zo.

Venetië... Ik ben er vaak in mijn gedachten en kom er zeker weer terug en ik hoop de betovering van de stad en haar omgeving in mij te blijven dragen als een innerlijk landschap waar alles wat er stroomt in mij kan blijven stromen.

dinsdag 13 maart 2012

Rode schoentjes

Vannacht werd ik wakker van een droom. Ik droomde dat ik in de kapel van de Clarissen was en er werd een dans gedaan. Helemaal los van elkaar, zo'n beetje als bij een country-line dans. Het ging helemaal niet goed, de ene draaide terwijl dat niet de bedoeling was en de andere ook later nog een keertje. Zo was de werkelijkheid zaterdag tijdens de vigilie-viering en al dansende moesten we moeite doen om niet te gaan lachen. Met een brede glimlach voltooiden we de dans.

Niet die country-line dus: dat was in de droom. En in die droom dansde ik ook niet mee: ik zat voorin de koorbanken en keek toe. En ik dacht plotsklaps: Ik moet weg, ik wil naar buiten, ik hoor hier niet te zijn. En ik ging en de zusters waren een beetje verbaasd, maar ook niet helemaal. Buiten bevond ik me in een mooi natuurgebied en wilde gaan wandelen. Maar ik kon de juiste schoenen niet vinden. Bovendien was het eerst mistig, maar de mist trok op. Ik vond mooie rode schoenen, dacht even: zijn die wel geschikt om op te wandelen?, maar ik ging toch.

Nu denk ik ineens aan het sprookje van de rode schoentjes, zoals die in de Efteling is gerealiseerd. Je kijkt op een dansvloer, er klinkt muziek en plotsklaps gaan de rode schoentjes die erop staan, dansen. Als kind vond ik dat zo'n wonder! Die schoentjes die uit zichzelf dansten, zonder dat je zag wie er in de schoenen stond. Dansende schoenen zonder eigenaar, maar die niks anders kunnen dan uit zichzelf gaan dansen.

Ik denk dat dit een corrigerende droom is op mijn klooster-tic gedachte (zie vorig blog). Het is niet aan mij om toe te geven aan een tic, door deze te voeden en dan maar hopen dat de tic ophoudt. Al zou ik een dag in de week in het klooster zijn, mijn positie is er dan eentje van zittend in de koorbanken aan de zijkant, terwijl de anderen dansen. Ik zal zelf mijn rode schoentjes moeten zoeken en gaan dansen waar ik dat kan: in de kapel van een klooster, op paden in de natuur, bij andere mensen, al schilderend, al stilzittend en zijnd: waar dan ook.

Oók in het klooster, bedenk ik nu. De droom heeft zich in een cirkel rondgedroomd, de dans zichzelf rondgedanst. De vraag is niet: Waar zijn mijn rode schoentjes? Ik bén de rode schoentjes.

maandag 12 maart 2012

Klooster-tic

'Kom je met Pasen weer?' vroeg zuster R.
'Ja, ik kom graag met Pasen weer. Vanaf Goede Vrijdag, kan dat?'
'Ja, natuurlijk kan dat, ik vind het fijn als je er bent, je kunt zelf ook het initiatief nemen hoor. Wat is het, ben je te bescheiden... of zit Velp nog in de weg?'
Velp is het klooster waar ik een kamer heb gehad en waar ik toen weer vertrokken ben. Toen ik dat bericht aan zuster R. deed, sprongen de tranen in haar ogen.

Tijdens de afwas kwam ze nog even terug: Je vond het toch niet vervelend dat ik dat zo zei, net? Alsof ik vind dat je te weinig initiatief neemt ofzo? Zo bedoelde ik het niet, hoor!'O nee, zo had ik het ook helemaal niet opgevat. Meer als een uitnodiging om dat iniatief wel te nemen. Ja, zo was het ook bedoeld. "Ik ben nog steeds op zoek, tussen het een en het andere", zei ik, en dat begreep ze meteen.

Het ene, dat is een religieus leven, niet-meer-in-de-wereld. Het andere is wél in de wereld zijn, veel, uitbundig, de liefde, de vriendschap, de drukte. Maar zo is het eigenlijk allang niet meer. Ik leef best wel 'kloosterlijk'. Van Velp heb ik een soort klooster-tic overgehouden: het lijkt wel alsof ik niet meer zomaar vanzelfsprekend meer in-de-wereld kan zijn. Tenzij iemand me daar met volle vaart in sleurt.

Bij de drempel van de deur, had ik het er met M. over, die Claris is geweest in Megen en op het feestje van gisteren, oud medezusters zag. Die vroegen wanneer ze weer eens wat verder kwam dan alleen de spreekkamer. 'Als ze me zouden vragen, dan zou ik weer terug gaan', zei ze. En ikke? Misschien vind ik het wel fijn om elke week een dag en een nacht in het klooster mijn bedje te spreiden. Een dag in de week... om mijn klooster-tic een plaats te geven.

zaterdag 10 maart 2012

Buitenzuster

'Dat ontroert mij wel... dat er twintig mensen zitten in de kapel en dat het helemaal stil is, zó stil....', zei zuster R. na de meditatie.
'En het ging zo vlug voorbij, voor mij had het nog veel langer mogen duren', zei een ander.
En: 'Ja, dat had ik ook', zei weer een ander.
'Het was weer mooi.'
'Ja, het was mooi.'
'Dat je tussen aarde en hemel staat. En dat je het leven als een dans kunt zien, daar kan ik wel wat mee'.
'En die poort, dat je een poort kunt zijn, open en dicht...'
'En er lag een heel kunstwerk op de grond, wat was het allemaal? Mooi die lichtgroene doek.'

Dus ik vertellen: allemaal vondsten van mijn wandelingen, van de zee, het bos, het veld. Nee, die donkerbruine takjes ertussen waren geen wierookstokjes, het is een soort riet. "Weed?!" had F. boven gehoord tijdens het opruimen, heb ik ook in mijn tuin staan! Nee, riet, geen weed!"'

Ik voel me in die stilte die 20 tot 25 minuten duurt volstromen van een intense energie en ook een dankbaarheid. Het 'werk' is dan gedaan. Het neerleggen van alles op de grond, de doek had ik op de Dappermarkt gekocht, een witte ronde donsveerhoop en een tak als een engelenvleugeltje deze week nog, op het strand gevonden. De ontspanningsoefeningen, het bewust maken van je lichaam in dat hier-en-nu, het langzaam inleiden de stilte in, het uitspreken van de meditatie... Nu zou de Stilte haar werk doen, de zegewens spreekt zuster C. altijd uit.

Vanmiddag ga ik een dans inoefenen voor morgen, wanneer Zuster B. haar 25 jaar Zuster-zijn viert. En dan blijf ik weer, een uur in de stilte in dezelfde kapel, het weer even oefenen van de dans van de vigilie-vieringen, mee eten, helpen met de afwas, de vigilie-viering. Ik ben ingeroosterd om morgen drankjes aan de gasten uit te serveren. Ik voel me op zulke dagen als deze een soort buitenzuster. Nooit bewust zelf zo gewild, maar zo gebeurt het aan mij. En dat is ook wel goed, zo, ik kan niet anders.

donderdag 8 maart 2012

Gefeliciteerd, Winterson

Haar boeken raakten me altijd al ten zeerste. Niet haar eerste boek waarmee ze meteen doorbrak: Oranges are not the only fruit (1985), want die heb ik nooit gelezen. Die gaat over het zware religieuze milieu waar ze opgroeide en haar godsdienstwaanzinige moeder. Dat thema zit me ergens te dicht op de huid en dan hoef je daar niet over te lezen. Maar The Passion, Written on the body, Lighthousekeeping; voor die boeken maak ik een knieval. The Stone Gods heb ik al drie keer herlezen.

Nu las ik haar autobiografie: Why be happy, when you could be normal? Een uitspraak van haar moeder toen Jeanette Winterson, thuis kwam met het bericht dat ze verliefd was geworden op een vrouw. Het is een prachtig boek dat terecht alleen maar lovende recensies heeft gehad. Ik vind dat juist bij dit boek een soort van troost omdat ze in het boek zo vanzelfsprekend vertelt dat er een life of the mind is en dat boeken daartoe de toegang geven, zij openen de getemde wereld naar de echte: reading is where the wild things are, zegt ze ergens.

Het gaat over verlies, verlangen, liefde, wanhoop en verzoening, thuis willen komen. Een zoektocht naar wie ze is en geworden is in the life of the mind dat geheel verstrengeld blijkt te zijn met het leven van haar lichaam. Ze is goudeerlijk, helemaal aanwezig in wat ze vertelt en waarnemer tegelijk. Ze gaat op zoek naar haar biologische moeder en wanneer ze die eindelijk ontmoet, had ik de tranen in de ogen staan. You were always wanted zegt haar moeder die haar na zes maanden heeft afgestaan en van wie ze nog borstvoeding heeft gehad. Fysiek verbonden, terwijl ze een leven lang de strijd is aangegaan tegen de ervaring niet gewenst, altijd veroordeeld en beoordeeld te zijn.

Hoe het verder zal gaan? Ze weet het niet. Bij de derde ontmoeting krijgt ze ruzie met haar moeder, die haar het liefste in haar leven en de grote familie waar ze uit komt een plaats geeft. Die huivert en vol ontzetting is over Mrs Winterson, zoals de schrijfster haar adoptief moeder noemt. Ja, het is allemaal wel waar, al die vreselijke dingen, maar ze is wel My monster. Wie was ze anders geweest? Wellicht gewoon getrouwd, met kinderen, nooit gestudeerd, geen schrijfster.

Een citaat maar. Ze zegt over haar adoptiefmoeder dat die altijd maar op zoek was naar wonderen, zoals die in de Bijbel gebeuren. Ik had haar wonder kunnen zijn, zegt ze dan, maar dat kon ze niet zien. Het had kunnen gebeuren, maar het is nooit gebeurd. En dan zegt ze: All of that has been a brutal lesson to me in not overlooking or misunderstanding, what is actually there, in your hands now. We always think the thing we need to transform everything -the miracle- is elswhere, but often it is right next to us. Sometimes it is us, ourselves.

Het is vandaag Internationale Vrouwendag. Ik word gefeliciteerd door de Internationale vrouwen in het wijkcentrum. Ik feliciteer ze terug. Ik eet een stuk slagroomtaart. Dat is toch de kunst in het leven: elkaar geluk wensen, felicitas, gefeliciteerd.

woensdag 7 maart 2012

De zee

Volgens de weervoorspelling in de krant van gisteren zou het een bijzondere dag worden: de eerste keer droog en zon sinds twee weken en de dagen daarop zou het weer grijs, vochtig en koud worden. En ik had al weken, misschien al maanden, zin om weer bij de zee te zijn. De zee, de zee, de zee... die roept en trekt, ik wou dat ik er dichterbij in de buurt woonde, maar gisteren stapte ik in de trein en stond ik twee uur later in Castricum.


Ik was er twee keer eerder geweest: de ene keer, twee jaar geleden begon het heftig te sneeuwen, dikke vlokken, in dat Noord-Hollands duinlandschap met kleine oude eikebomen, ik zag een rode vos in het witte landschap, waar mijn eigen voetstappen alweer verdwenen en ik geloof dat ik de zee toen helemaal niet bereikt heb. De andere keer heb ik al dwalend een lange, lange wandeling gemaakt en was al bijna moe toen ik eindelijk de zee bereikte. En toen nog de weg terug.

Ditmaal heb ik, een beetje door de opgedane ervaring van de vorige keren, de bijna volmaakte rondwandeling gemaakt. Meteen op de Geverseweg linksaf langs de weilanden het bos in, totdat je tegen een pittoresk huis, dat Kijklust heet, aanloopt. De Bredeweg volgen en dan als je de hoge duinrand aan de horizon ziet, eventjes dwars door de duinen, en uitkomen bij een hoog duinpan, die opklimmen, en aaaah, daar lag het dan: de zee. Als een driehoek vrouwenhaar tussen twee hoge dijbenen.

Een beetje gekke vergelijking, wellicht. Maar die komt nu eenmaal in mij op. Ik vlijde me tegen een dijbeen aan, at mijn boterhammen en zag in die driehoek een blauw visserschip voorbij varen. Een man met een hond, een jogger. Dat was het, na een uur zitten. Dan het strand op: hoge duinen aan de ene kant en verders een leeg, stil strand. Daarover wandelen, tot een officieel strandpad omhoog, de duinen weer in.

Toen brak de zon door. Met een voorspel van een lichtroze vlek aan de horizon en her en der sprankelende stralen op de schuimkoppen van de golven in een grijze zee. En die zon veranderde laat op de middag, die zee, in een zee van licht. Ik kon bijna geen afscheid nemen van de zee. De overgang is heel scherp. Aan de ene kant van het hoge rulle zand, ruist de branding, je daalt een metertje naar beneden en het geluid van de branding en het zicht op de zee zijn helemaal weg.

Tot twee keer toe, liep ik op-en-af en weer terug. En besloot gewoon nog even neer te ploffen en me te koesteren in de zon. 'Heerlijk, he, in die luwte, geniet er nog maar van!' zei een man in een douane-uniform die met zijn college ook heel even, vlug, op-en-neer de zee kwam opsnuiven.

Ik geloof dat ik een nieuw plan heb: ik ga deze rondwandeling in dit lege en stille landschap, met waterplassen van het waterwingebied en nesten als zwarte manden in de bomen van grote zwarte vogels met een iets wit in de kop als ze opvliegen, adopteren als nieuw natuurgebied in mijn omgeving. Waar ik gewoon, een keer in de twee weken ofzo, naar toe trein. En dan op het einde even Amsterdam in, en pekingeend eten op de Zeedijk. Perfect.

maandag 5 maart 2012

Iconenwijding

Ik zou er het geduld niet voor hebben: het schilderen van iconen. Maar het is zo'n mooie bezigheid en het resultaat is natuurlijk bijzonder. Meditatie en handenarbeid ineen. Maar ik ben niet van de handenarbeid, van het klussen, het meten en passen, op de vierkante centimeter. 'Met passen en meten, gaat de meeste tijd versleten', zei een naaister vroeger, als ze al speldeprikkend in rug en onder de oksels jou een overgooier aanmat. Soms dacht ik dat ze dat stiekem wel geinig vond: die absolute macht die ze dan eventjes over een niet stil te krijgen kinderlichaam had.

Iconen: M. schildert ze, prachtig en ze heeft me het hele proces uitgelegd. Je begint met een houten plaat. Die je desgewenst ook al kan uithollen, zodat er wat diepte ontstaat, de rest wordt dan de lijst daarom heen. Tot nu toe had ze met triplex gewerkt, maar nu voor het eerst chique op lindehout. Dit bespan je met linnen, nee, je plakt het linnen erop met een speciaal mengsel van lijm en kalk. Dat schuur je voorzichtig en dan zet je er nog meer laagjes van dit mengsel op. 7 of 12 laagjes: heilige getallen. Elke keer insmeren, weer laten drogen en schuren.

Heb je alleen pas de ondergrond. Dan teken je er een raster op met vierkante hokjes en daarin projecteer je de icoon die je na gaat schilderen. Ook dat vind ik zo-zo: je kopieert, dus eigen interpretatie en creativiteit is niet gewenst, maar van de andere kant schaar je je in een lange traditie en is jouw handwerk en jouw aandacht hetgeen wat de icoon zal gaan begeesteren. Dan staat de icoon erop en moet je alles inkleuren. De 'verf" is een mengsel van eigeel, wijnazijn en pigment. Je kunt echt bladgoud gebruiken, duur!, of een soort vis-pigment, gemaakt van visschubben. 'Goud' komt veel voor op iconen: dat is als het ware het goddelijk licht.

Zaterdagavond was er een iconenwijding tijdens een byzantijnse mis. Alle iconen van haar en mede iconenschilders, stonden in het midden op een tafel. Ik kwam binnen na de vigilie-viering van de Clarissen, bevond me dus al in een soort milde stilte. En toen was het prachtig om in een heel andersoortige ruimte binnen te lopen, het byzantijns koor te horen zingen, het altaar met dieprode kleden en goud, een poort van iconen en kaarslichtjes daaromheen gebouwd. De priester in een lichtblauw gewaad met zilver en goud stiksels daarop.

Zo'n heel andere vorm als de eenvoud bij de Clarissen. Zo kleurrijk en beeldrijk en het koor en de byzantijnse hymnen zakte diep je hart en buik in, alles werd even klankkast. Zoveel verschillende vormen om je te verhouden tot het Licht, het Goddelijke, het Eeuwige, dat-wat-blijft, de meest Levende en Lichtende Kern in jezelf, hoe je het ook noemen wilt!

zaterdag 3 maart 2012

Zegewens bij psalm 24

Gisteren, op de drempel van de avond, was er even wat warmte van een voorjaar nabij. Spreeuwen dansden in de roze lucht, ik harkte dode takjes en oud blad weg, de donkere aarde kwam weer te voorschijn en het eerste groene stugge blad van de tulpen die zich nog een weg naar het licht moeten groeien. Paarse krokussen bloeien al en het begin van de sneeuwklokjes, die in het Achterhoekse bos al wild en uitbundig bloeiden.

Ik had drie primula's gekocht, roze en oranje en paars en ik rookte mijn eerste sigaartje van het jaar buiten. Heerlijk. Het voorjaar komt eraan! Je hoofd als een poort waar warmte en licht naar binnen kan komen. Ik woonde een beetje in mijn eigen woorden die ik deze dag neergekrabbeld had, de meditatie op Psalm 24. De zegewens gaat aldus:

Moge je het leven als een dans ervaren
stapjes voorwaarts en stapjes achterwaarts
een dynamisch ritme
van vraag en antwoord.

Moge je in die dans van het leven
vaste grond onder de voeten voelen:
het licht dat alles omringt en draagt,
grondvest en verankerd.

Dans de wereld nieuw
dans de wereld open
Zegen voor jou,
Licht in een open poort.

vrijdag 2 maart 2012

Irena Werning

Het ligt al een hele poos te slingeren op mijn matras: een VN van Januari met daarin een fotodocument met foto's van Irena Werning, het project heet Back to the future. Bijna elke avond voor het slapen kijk ik er eventjes naar, het blijft me intrigeren. Zij fotografeerde mensen in hun huidige zijn, exact zó, zoals ze op een baby- of kinderfoto staan. Exact. Met de oude kleuren en lichtinval van toen, als er krassen op de oude foto zijn gekomen, ziten die ook zo op de nieuwe foto.

Dus je ziet een baby op een kleedje heel verwonderd omhoog kijken en de volwassen man ligt en kijkt er precies weer zo. Een meisje dat bij een stoel een balletpas oefent, een stel jongetjes in de bus, nu al met grijze haren, vijf familieleden boven op elkaar liggend,een stoer jongetje met een zeemanspet op bij een brug, een meisje in een lichtblauwe badjas met een grappig zwart hoedje op. Alles, de stofjes, het rare frummeltje op de tegels bij een aanrecht, proppen papier, een gele beker, alles is gelijk.

En dan kijk je: naar die gezichten die oók vaak nog gelijk zijn, alleen veel ouder geworden. Gezichten die dus iets gehouden hebben van een tijd voordat het leven met al zijn verdriet en zorgen zijn sporen tekende, je ziet daar weinig van, het moet er toch ook zijn, of niet? Kun je je gezicht op aanvraag terug zetten in de stand van een jonger, onschuldig zelf? Hoe erg veranderd dat zelf wezenlijk, of blijf je onder alles toch ook ergens die puber, dat kind, die peuter, die baby?

Dat soort vragen stel ik me dan, vlak voor het slapen gaan. Nou ja, ik stel ze niet echt. Ik vind het een heel intrigerende bezigheid die Irena Werning zich heeft eigen gemaakt. De tijd verslaan. De tijd stil willen zetten. De stervelijkheid en veranderlijkheid van het leven zo weinig mogelijk vat laten krijgen. De kern van iemand proberen te vatten omdat het enige dat veranderd is, dat ouder geworden lijf is, is dat wat je ziet?

Welke jeugdfoto van jezelf zou je dan zelf kiezen? Ik weet er wel een: ik sta erop in een jurkje met een ankertje erop geborduurd. Ik ben een kleuter, er valt wat zonlicht op me en ik lach zó lief, dat ik me afvraag of Irena Werning datzelfde terug zou kunnen toveren.

donderdag 1 maart 2012

Ik WIL

Nu heb ik voor het eerst wat bij Bol.com besteld. Het wordt je wel erg makkelijk gemaakt daar, een creditcard is helemaal niet nodig. Vorige week ben ik in mijn provinciestadje op zoek geweest naar 'Shoah', de vier dvd's van Claude Lanzmann. Nergens te vinden. Ik baalde al verschrikkelijk van mijn kleine provinciestadje, dat zoiets niet gewoon ergens te koop is.

Gelukkig kan ik het lenen van iemanden. Bij de ene had ik het zo mee kunnen nemen, maar helemaal vergeten. Bij de andere kon ik het ophalen, maar die woont over de grens, ik wilde er een dagje uit van maken, maar dat komt toch niet echt uit, achteraf. Ze had de Shoah al verstopt in haar schuurtje, ik verzocht haar het toch bij haar werk af leveren, maar ze werkt morgen in een ander stad, dus dan zou er wéér een weekende overheen gaan.

Mijn hebberigheid sloeg toe. Ik WIL en wel nu, niet nog dagen wachten. Ik WIL, ik WIL! Bol.com belooft dat een bestelling die voor 22.30 uur geplaatst is, de volgende dag geleverd wordt. Vooruit maar, toe! Hebberig, om de Shoah te bekijken, terwijl ik het al eens uitgesteld heb om me negen uur lang onder te dompelen in een van de zwartste dingen die de mensheid bewerkstelligd heeft: de systematiek van de wil om een heel volk uit te roeien.

Waarom wil ik dit nu? Willen is macht beoefenen en uitoefenen. Willen is kunnen controleren. Willen is bewerkstelligen. Willen is lekker als het kan. Willen kan niet altijd. Dat ik nu net dit wil willen, willen kijken naar de donkere wil van anderen, de donkere willoosheid, machteloosheid waar anderen in gestort zijn... Ja, willen is lekker als het kan. Op de een of andere wijze voelt het als heel dichtbij dat willen over lijken kan gaan, als je per se je eigen wil wilt doen, die wil ruist in je bloed, die geeft een kick.

Het zesde geluk

Er is een vrouw het wijkcentrum komen binnen wandelen, die wat mij betreft precies behoort bij de nieuwe doelgroep die ik graag de ruimte zou willen geven. Zij is zo enthousiast over de ruimte dat ze alles wat ze wil ontwikkelen, hier zou willen doen. Cursussen in geweldloze communicatie, persoonlijke coaching, een weekend lang een combinatie van van alles.Nou ja, je verzint zo iemand niet en nu hoop ik maar dat ze mensen vindt voor al haar plannen. Ze heeft haar moeder ook al getipt, die hier een handwerkclub zou kunnen starten.

Ik geloof dat ze mij voor een boeddhiste houdt, al dacht ze eerst dat ik Indiaans was. Ze noemt haar geheel beginnende praktijk: Het Zesde Geluk. Gelijknamig aan een film met Ingrid Bergman; The inn of the sixth happiness. Die bijnaam zou ik zelf wel aan het wijkcentrum willen geven! Het verhaal gaat aldus: Ingrid Bergmann speelt een zendelinge die in een herberg in China arriveert, die de herberg van het zesde geluk heet. Ze vraagt waarom die herberg zo heet.

Welnu: In China wenst men elkaar vijf vormen van geluk toe: Een lang leven, voorspoed, deugdzaamheid, gezondheid en een vredige oude dag. De eigenaresse van de herberg zegt: en het zesde geluk... dat kun je alleen maar zelf vinden, dat is voor een ieder wat anders, wat dat voor jou is, ligt verscholen in je hart... A. wil mensen begeleiden om dit zesde geluk te vinden. Ik wens haar van harte toe, dat dit haar lukken zal. Daar word ik in mijn werkend leven immers zelf ook gelukkig van.