Een onderthema bij Winterson is altijd het levenwekkende van het verhaal, het verhalen vertellen, de vele werkelijkheden die er naast elkaar geschapen worden en die er dus ook zo zijn. In De Passie is het prachtig om te lezen dat de stad Venetië voor haar de stad is, die dat als het ware heeft gematerialiseerd. Venetië is er om in te dwalen en te verdwalen, om in verloren te raken en je elk moment opnieuw uit te vinden. Niet drijven op controle, maar bereid zijn om je plannen omver te gooien als de labyrint-achtige steegjes en bruggetjes je onverwacht ergens ander brengen, naar iets wat je tevoren niet had kunnen bedenken. Precies wat het verhaal ook voor je doet.
Gisteren in de zon met uitzicht op mijn lente-park, waar de treurwilg in de verte in een waas van lichtgroen stond te dromen, zondagse mensen met kinderen die leerden rolschaatsen, een peuter op een driewielertje, stevig omarmde stellen voorbij flaneerden, voltooiden die hele week lente en gedichten en Venetië zich in een cirkel, toen ik in het essay Stille steden in de catalogus van Dreams of nature las, dat Venetië een van die steden was: de ultieme stad van de stilte. Voor schilders als Whistler en Monet is Venetië de stad waar landschap, droom, geheim, het mijmeren over de tijd en de kleuren die elke keer verstrijken in het altijd spiegelende water bij elkaar komen.
Zoals het voor mij ook is. In de catalogus een afbeelding van het Pallazzo Contarini, geschilderd door Claude Monet. Blauw, zo blauw als blauw kan zijn: een doorgang naar het geheim van verlangen, het onbekende en de stilte.