dinsdag 30 november 2021

Joker & nabijheid

‘Die ligt lekker in de zon!’ hoorde ik vlak boven mij. Het waren twee mountainbikers, de enigen die ik op mijn wandeling ben tegen gekomen. Ja, ik zat, zwaar geleund met mijn rug en hoofd tegen een boom, na al een flinke wandeling in het bos, pal achter mijn huisje. Er bleek flink gewerkt te zijn: langs meerdere paden lagen de omgezaagde  boomstammen met een lekkere harsgeur, als wanden hoog opgestapeld; al die bomen die een roze stip op hun stam hadden. Niks van gemerkt: dit stuk bos is mijn ‘ommetjesbos, voor de lichaamsbeweging’, kennelijk heb ik precies alle werkzaamheden omzeild.

Weer thuis bleek het pas 15u. Dat is zo fijn van hier wonen: het is zo efficiënt: ik hoef niet eerst ergens heen, ik ben er al, in het bos. Twee uur was ik weg geweest, het leek veel langer. Wat nu? Warme amandelmelk met stukken pure chocola erin, een stuk van een banketstaaf: de sfeer voor een film op de bank en ik wist meteen welke: 🃏 Joker, dus. (Er verschijnt eerst een plaatje, ik laat het zo, past ook wel bij het thema: hoe je een speelkaart blijft, klaar om weg te gooien, je  voor niemand een mens van vlees en bloed wordt, dodelijk eenzaam. En zo desintegreer je.)

Het leukst vond ik eigenlijk, dat een eigen vooroordeel doorbroken werd: de film werd zeer lovend behandeld door regisseur Martin van Koolhoven in DWDD, hij betoogde dat je compassie voor deze man moest hebben, al gaat het over de iconische vijand van superheld Batman in Gotham City. De film vertelt hoe een gewone, zijn best doende man, toch de moordende Joker werd. Mijn vooroordeel: daar heb je weer twee mannen aan de praat, die dat wel een fijn universeel thema vinden en o, zo graag medeleven  willen;   mannen ze kunnen er niks aan doen als ze moorden, geweld plegen, aan seksueel misbruik doen, hun macht gebruiken…

Ik vond het dus wél steengoed en ook universeel: je zinnen bij elkaar houden in een wereld die jou afwijst, is voor iedereen een klus en je kan zomaar met een opeenstapeling van verkeerde afslagen en ongelukkige momenten, gek worden. De film won op het festival in Venetië een Gouden Leeuw en hoofdrolspeler Joaquin Phoenix, een Oscar. Nog tot 4 december op Netflix. 

Vandaag de hele dag regen en geen zin om pakjes op te halen, meer dan 1 km verder bij de receptie. Ik luister naar Norah Jones, haar eerste cd Come Away With Me waarmee ze in 2002 doorbrak. Haar warme stem heeft me elke week van het eerste jaar van de lockdown begeleid, daar zat ze onopgesmukt bij haar piano in huis en het is gek, hoe ze klinkt als vertrouwd en ik meteen haar gezicht in die kamer erbij zie. Ze zingt nu: The Nearness of You. Exact dat wat The Joker ontbeert. Het is iets wat je iedereen gunt, en het is vooral een geestgesteldheid: De ervaring van nabijheid…

vrijdag 26 november 2021

Intens licht

Gisterenochtend was het grijs en regenachtig en tegen de middag zou het opklaren. Omdat ik nog een kaartje op de brievenbus moest doen, bijna 4 km fietsen, dacht ik ineens het te combineren met een grote beurt van mijn fiets. Dat zou jaarlijks moeten, dus dat dan bij de fietsenmaker van Hoenderloo die het vorige maand nog te druk had met fietsgroepen, of ik midden november terug wilde komen. Oké dus, dit leek me hét moment, weer 1 kilometer verder dan de brievenbus en als ik 5 kilometer terug moest wandelen naar mijn huisje, dat kon goed, want voor de rest van de middag voorspelde het weerbericht zon.

Maar ik kreeg een leenfiets mee, wat nu?, want ik had ‘wandelen’ als het ware al in mijn lichaam geprogrammeerd. Dus ik besloot de zon te volgen en fietste de Hoge Veluwe in, naar ‘de eeuwige jachtvelden’, dat gebied waarin ik het afgelopen jaar intens in heb geleefd. Ik zette de leenfiets tegen een boom en wandelde de zon tegemoet. Er hing een witte mist, laag, over de jachtvelden, dat moest wel al het vocht zijn dat uit de aarde nu ging opdrogen, nu er weer warmte kwam.

En toen, plotsklaps, was ik omgeven door alleen maar heel wit intens licht, zover mijn oog kon reiken, overal om mij heen. Ik dacht erbij: dit is het soort licht waarvan ik mij verbeeld, dat het er is, als ik net dood ben gegaan. Alleen maar licht, zonder vormen. Het is ook het soort licht dat ik nabij kan voelen als ik stil ben, en ‘mediterend-aanwezig-ben-in het hier-en-nu’.

En net dacht ik daarbij, dat dit het licht is dat gevuld is met liefde. Als een grote potentie in ieder van ons. In alle religies in verhalen tot leven gewekt en bewaard. Maar het is niet nodig, al die religie of godsdienst. Het kan genoeg zijn om het simpelweg als grote groeimogelijkheid te zien. In mezelf, in jou, in ieder van ons. Een werkelijkheid om je naar te richten, ernaar te neigen, je eraan te ijken.

Een ijkpunt, de stip aan de horizon, die niet afhankelijk hoeft te zijn van iets concreets. Zoals het snakken naar een einde en vooruitgang in deze wereldwijde Corona-crisis en de moed die je in de schoenen kan zakken nu er vanavond weer strengere maatregelen worden afgekondigd en er weer een nieuwe variant uit Zuid Afrika aankomt die waarschijnlijk weer slimmer is geworden om het menselijk afweersysteem aan te vallen…

We kunnen dit niet zomaar controleren. Alles wat zozeer hoort bij mens-zijn en leven, wordt ons afgenomen omdat afstand houden en quarantaine het enige lijkt wat zoden aan de dijk zet… Dus we moeten ons herijken, op zoek naar datgene wat wel mogelijk is. Als potentie: richten naar het licht, naar liefde, die niet afhankelijk is van een vorm: juist vormeloos is. 

Ik kwam op deze gedachten terwijl ik het liedje van Adele hoorde: Make You Feel My Love. En nu ik het einde van dit blogje nader, is het buiten donker, ik zie geen bomen meer, en hoor ik van haar: When We Were Young… Daartussen, ergens, gebeurt het: wanneer je terug kunt naar de onschuld toen je jong was; dan kun je de liefde voelen, zomaar stil, op één plek, zonder je te bewegen: Intens licht.

dinsdag 23 november 2021

Terug naar de vliegden

Gisteren lag ik - tot twee keer toe - drie kwartier in het zand met winterjas en hoedje op. Het was in ‘De Pollen’, de enige vlek geel op de kaart van het Nationale Park de Hoge Veluwe, die verder groen en paars is. Het heet ook officieel ‘struingebied’, bedoeld dus om er kriskras doorheen te lopen. Ja, ten zeerste zo bedoeld en gemaakt, want héél vroeger was het bos, pal achter de familieplek en toen waren er lang graafmachines en dergelijke bezig en toen was ik er een keertje en dacht alleen: en nu is de hele Hoge Veluwe voorgoed verpest, dit komt nooit meer goed.

Het voordeel van zo lang blog-schrijven is, dat ik nu mijn eigen herinneringen een beetje gedocumenteerd heb. Want dit kleine gebiedje is door de jaren heen al veel vaker gevisiteerd door mij en ik wist al dat het wél goed was gekomen: de oorspronkelijke zandverstuivingen met een enkele vliegden zijn hier gerestaureerd. Of beter gezegd: opnieuw tot leven gewekt en geconserveerd. Wanneer was het dat ik er ook was met nichtje L.? Dat bleek in september 2010 en ze maakte ratelslagen in het gele zand en  noemde het er ‘De Kale Woestijn’. Dat was ik alweer vergeten… 

En dan de twee keren in 2016 in het laatste half jaar van Moeders leven: met Zusje daar genieten van de late middagzon bij de auto en de keer met Moeder alleen: ik wandelde een stukje in de brandende hitte terwijl zij in haar auto aan de kant een dutje deed. Tussen haar vele schilderijen tijdens het opruimen van het huis vond ik een klein schilderijtje in oranje en gelige tinten met twee zwarte vlekken en ik herkende het onmiddellijk: De ene was ikke en de andere een vierkanterige boom, een vliegden dus en  dit is wat zij zag toen ik daar wandelende… Zij heeft het nooit aan mij laten zien, er hangt een rare, ongedefinieerde spanning in de verf, alsof het ook een portret is van de moeder-dochter relatie. Ik heb het wel mee naar huis genomen, het hangt nu in mijn huis in de nieuwbouwwijk, boven aan de trap. 

Nu liep ik het gebied in vanaf de andere kant, want het was mijn intentie om naar het jeneverbesbos te lopen, maar de zon in de gele vlakte en de welvingen van de zandverstuivingen om tegen aan te kunnen liggen, lokte mij om van dat plan af te zien en daarin te wandelen.Dus ik lag en genoot van de zon en struinde en de tweede keer, op zoek naar een zon-plekje, liep ik naar een vliegden met een aanlokkelijk zand eronder dat uitzicht zou geven over de weidsheid waarin ik net had gelopen. Daar lag ik dan, opnieuw in een stukje landschap van Nederland met zoveel herinneringen… En ter plekke maakte ik een nieuwe herinnering: want toen ik opstond en verder liep, zag ik dat de boom onder bij wier wortels ik had genoten en mij had gekoesterd, het die ene vliegden was op dat schilderijtje van Moeder. 

Alsof ik door de tijd en de ruimte barrière was gebroken en even naar de achterkant van het schilderijtje was gereisd en daar verbleef. Een soort van cirkel die rond is geworden, ik was in  een patroon dat van evenveel belang was, als dat wat de voorzijde laat zien. Zoals in dat liedje van Carole King: Tapestry. Hoe het precies zit weet ik niet, maar mijn gevoel zegt: het is goed zo. 

maandag 22 november 2021

Sunshine en everzwijnen

Heerlijk. Een strakblauwe lucht, de zon schijnt door het raam en ik koester mij op de bank. Dat kan tot ver in de middag, want achter mijn huisje gaat de zon onder. Nu alle loofbomen bijna kaal zijn is er weer het feest van de herfst- en winterzon binnen, en het kunnen bekijken hoe de maan opkomt en langs de hemel reist. Pas dit jaar is het mij opgevallen hoe bijna aardedonker het is wanneer er geen maan is en dat ook een halve maan als een schijnwerper is, die alles in het licht zet.

Dit jaar heb ik maar twee eikeltjes geraapt van de grote boom voor mij. Dat was vorig jaar wel anders. Handenvol en tot in de lente groef ik nog ontkiemende eikeltjes uit mijn gazonnetje, al degenen die ik toch nog gemist had. Er is nu dus een gigantisch eikeltjestekort  voor de wilde zwijnen, die zo slim en hongerig zijn geworden, dat ze met hun hoeven zichzelf geleerd hebben om over de wildroosters bij de ingangen te komen, ook ik heb de sporen van een everzwijn in mijn grasveldje gehad, geheel omgewoeld. Nu zijn er roosters met brede tralie-achtige stangen en langs de weg heeft het hele terrein nu schrikdraad op kniehoogte langs de omheining. In het Nationaal Park de Hoge Veluwe is het ook raak: men streefde naar 50 zwijnen, om alle rijke bodemvegetatie op gang te houden, maar ook daar hebben ze de barricades van de wildroosters weten te overwinnen. Er vallen anders gemiddeld 4,7 miljoen kilo aan eikeltjes en beukennootjes en dit jaar zal dat er maar 1,6 miljoen kilo zijn, lees ik in een Apeldoorns krantje.

Sinds ik een groot wild zwijn op 20 meter afstand van mij het fietspad zag over draven in de Hoge Veluwe, met een razend tempo, ben ik nu wel wat angstvalliger. Ik zie, al wandelend alleen, ik kom vaak echt niemand tegen, regelmatig stukken omgewoelde aarde rondom bomen en soms ruikt het midden in het bos  ineens vreemd; positief  is het de geur van Maggi, negatief is het ronduit afval… dat zouden héél vlakbij dan wilde zwijnen kunnen zijn. Dan denk ik: Oké, die houdt zich dus stil en is dus ook bang voor mij. Maar wat doet échte honger? Misschien is de geur van eten om mij heen genoeg om toch een aanval op je te plegen. En al is het vanuit zwijnenperspectief dan de moed der wanhoop, ik wil het niet meemaken.

Enfin. Ik kan er ook niet thuis voor blijven, dat gaat te ver. Anders dan  bij Corona, waar elke burger wél toch werkelijk, elke keer opnieuw, iets zou kunnen bijdragen om de verspreiding te temperen… Vooralsnog is op één plek verblijven in de zon zeer aangenaam én risicoloos. En dan neurie ik maar de aloude evergreen van John Denver die al meer dan 45 jaar met mij mee gaat: Sunshine on my shoulders…

donderdag 18 november 2021

New Delhi in smog. To Be Loved

Ergens in mijn tienerjaren droomde ik eenmaal: ik was in een stad vol mist, alles was grijs en er liepen en stommelden mensen. Achter een hek stonden een paar dieren in het grijze beton. Een kind kroop op mijn schoot en vroeg mij: Wat is een kleur? Is het echt zo dat er ooit vogels vlogen, en er bloemen bloeiden, was er helder water dat zomaar stroomde? Mijn ogen vulden zich met tranen omdat ik niet kon uitleggen hoe de wereld ooit was. Toen werd ik wakker, ik sprong op en schoof de rode gordijnen open: ik zag een blauwe lucht en de lichtgroene blaadjes van de berkenboom voor mijn raam. Mijn nog vochtige ogen huilden opnieuw: maar nu van opluchting dat deze wereld er nog zo was.

De droom heeft een blijvende invloed gehad in mijn leven: zó blij kunnen zijn om alle kleuren om mij heen en ik wilde geen auto leren rijden, alhoewel het een cadeautje van mijn ouders was als je de middelbare school had gehaald en niet rookte. Ik weigerde om auto te rijden omdat dit slecht voor het milieu zou zijn, maar tegelijk was dat toen toch ook nog iets abstracts: er was nog geen urgente klimaatcrisis, zoals nu. Deze droom komt nu weer in mij op omdat New Delhi nu in lockdown is. Niet om de Corona, maar om de smog en ik zag een foto, voor het eerst eigenlijk, van contouren van een stad in een grijze mist. In mijn droom heette dat toen nog geen smog: ik kende het woord niet, misschien bestond het ook nog niet? 

Toen ik in 2018, midden in december landde in New Delhi, laat op de avond en de groep opgehaald werd door de eerste Indiër die tot mij sprak, die ons met een bus naar het hotel zou brengen, was het eerste wat hij zei, dat het een goede en mooie dag was geweest omdat hij voor het eerst weer sinds héél lang echt had kunnen ademen. Ik dacht dat ik het verkeerd verstaan had of dat zijn Engels niet exact zo was, als wat hij wilde zeggen. Maar nu denk ik dus dat het gewoon was, wat het was: dat hij, net zoals nu, misschien een maand lang nauwelijks vrij heeft kunnen ademen door de smog…

Het is vreselijk dat het zo is en opnieuw heb ik het gevoel dat ik nu in Nederland in een paradijs leef…Vanochtend vroeg zag ik Adele een nieuw liedje zingen van haar album ‘30’ dat morgen uitkomt. Nu al alom bejubeld als haar beste, ze heeft een concert gegeven, ‘One Night Only’ in een zwarte diva-jurk op een prachtlocatie: in de bergen in het avondgloren bij het observatorium boven Hollywood en het schaarse publiek bestond ook uit sterren en haar negenjarig zoontje Angelo zag er zijn moeder voor het eerst zingen. Hopelijk heeft hij de omgekeerde ervaring dan het kind uit mijn droom: dat hij iets ongekends moois ervaart aan zijn moeder en niet de machteloze, kwade ogen van het kind dat mij aankeek, omdat ik niet kon uitleggen wat ik ooit gezien heb…

Het liedje vanochtend zong Adele gewoon op haar bank, thuis, zo leek het, met de begeleidende pianomuziek uit haar laptop ofzo, die dan tegelijk de camera was. ‘To Be Loved’ heet het liedje. Ik was geheel geraakt door de impact, misschien ook omdat dit het eerste was wat ik hoorde na mijn ontwaken, nog warm onder de dekens. Eerst was er gospel, waar de zanger als het ware boven zichzelf uitstijgt, ook omdat de geadresseerde ‘God’ is en de ziel in haar handen wordt gelegd. Adele  zingt ook een soort van gospel, maar dan zonder God. De inhoud is dezelfde: To Be Loved: het verlangen van een ieder en dan hopelijk ook door een natuurlijke wereld om je heen, die je koestert.

dinsdag 16 november 2021

Klifi. Bootjes op het strand.

O. Dit was als een theater-ervaring: Om Adriaan van Dis, achter elkaar, zonder even weg te lopen (om even naar de wc te gaan) of iets te gaan eten (het werd lunchtijd, ik kreeg wel trek), zijn roman Klifi te horen voorlezen. Het duurt 3 uur en 43 minuten, bij de online-bieb te verkrijgen en hij zingt er zelfs ook nog een liedje en af en toe zijn er flarden van muziek, hij vertolkt  accenten en dialecten en dat draagt allemaal  bij aan de theater-sensatie. Maar het meeste nog; zijn taal, de stijl, zijn passie, de gedrevenheid die een toon heeft van ingehouden woede, met toch een lichtheid daarin. 

Al is er voor Jacob, de hoofdpersoon, 83 jaar , uiteindelijk alleen plek voor een andersoortige conclusie, welbewust, maar onontkoombaar. De naam Jacob alleen al: hij die een ladder naar de hemel beklimt, volgens het Bijbelse verhaal. De feiten van Klifi: Nederland heeft een president, een mooiprater en susser, een deel van het land raakt overstroomt en de eenvoudige en arme mensen die in De Kuil wonen, zijn verdronken. Jacob moet zijn huis beschikbaar stellen voor hen die geen huis meer hebben of nooit hebben gehad: klimaatvluchtelingen overspoelen al lang het land, mensen die zich kritische uiten tegen het regeringsbeleid worden de mond gesnoerd én weggesaneerd.

Klinkt dit niet erg bekend, in dit hier-en-nu? Het is het geluid van de ongevaccineerden, en ook van iedereen die nu bang is dat de tweedeling in de maatschappij zal toenemen wanneer het 2G-beleid doorgang zal vinden. We zouden terug moeten gaan naar het begin van de pandemie: nadruk op SAMEN, om ‘de Corona eronder te houden’, was het, maar nu is het: ‘Met Corona leren leven’. Ik ontwaar bij mezelf  wel dezelfde soort van felheid als in het proza van Adriaan. Er zijn veel te veel, te veel omtrekkende  bewegingen.

Want er ÍS nu een tweedeling, of exacter een 85%-15% deling: zij die met  zijn allen zo stom zijn geweest om zich te laten vaccineren èn zij die het ware wijsheid en inzicht in huis hebben: dat zijn binnen die 15% dan niet degenen die door onderliggend lijden zich niet kunnen laten vaccineren, of zij die nog net niet bereikt zijn. De 85% stomme, domme mensen, de meelopers die zich als slachtvee weg hebben laten leiden, hebben er per ongeluk voor gezorgd dat de samenleving uit een lockdown kon komen en dat geldt ook wereldwijd: het is slechts bijvangst.

Dus al degenen die in een 2G-samenleving leven, hebben dan eindelijk de wereld zoals ze die graag willen: van elkaar gescheiden, samen je koesteren in je eigen gelijk, het warme bad van de gelijkgezinden , de verstandigen en de verlichten. Heerlijk, zij hoeven zich nooit meer te mengen met al die dwazen,  in de eigen cocon van de zelf verkozen vrijheid. En ‘ze’ dan zijn wij dus : allemaal en iedereen.  Elk krijgt wat die zelf graag wil. Sorry, ik draaf wat door, dat komt door Klifi. 

Ondertussen was ik heel huiselijk, aan het puzzelen: bezig met ‘Bootjes op het strand’ van Vincent van Gogh. Dezelfde soort kleine bootjes die ik dagelijks zag in de baai van Mahabalipuram in India, al hadden die geen zeilen, maar ze waren wel beschilderd met  symbolen uit het Hindoeïsme, het christendom en islam: die gezindten woonden allen  tezamen in één dorp. Op een van de bootjes bij Vincent staat ‘Amitie’: vriendschap, dus. Wij allemaal als bootjes op een strand. En dan als een zucht, voor een ieder: Vriendschap…

zaterdag 13 november 2021

De Tweede Lezer. Özkabat. Silent Dreams

Vroeg wakker geworden van het gestaag tikken van de regen op het dak: de ‘tentervaring’: onontkoombaar het weer van buiten dat binnendringt op de plek waar je verblijft. Vandaag is het weer bewolkt en regenachtig, zoals voorspeld, dus toog ik gisteren richting Apeldoorn, in plaats van op de al als gewoonte gevormde ‘Zaterdagse Marktdag e.a’. Eerst wat struinen bij de kringloopwinkel Foenix, waar ik een ongelezen boek van mijn verlanglijstje vond: Oefeningen in genot; liefde en lust in de middeleeuwen van Herman Pleij. Ik zag hem in een praatprogramma zeer bevlogen en smeuïg  erover vertellen en hij las een stukje ‘erotische literatuur’ voor en dat bleef hangen. Weer een nieuw studieobjectje waar ik een weekje ofzo zoet mee kan zijn. 

Maar eerst moet De Plunderaars uit, De nazi-obsessie met kunst van de Zweed Anders Rydell. Héél boeiend: dat Hitler in Linz droomde van een megalomaan museum vol kunst. Hij hield van, nu helemaal geworden, obscure schilders uit de 19e eeuw. Alles vanaf het impressionisme en de moderne kunst, zoals Paul Klee, Picasso, het Kubisme en het expressionisme  was ‘ontaard’ en moest wat hem betreft vernietigd worden, maar andere hooggeplaatsten zoals Hermann Göring hadden een andere smaak en legden enigszins in het geheim, eigen kunstverzamelingen aan. Een aanzienlijk deel van de energie en aandacht was gericht om grote kunstverzamelingen van rijke Joden op te sporen en te confisqueren. Er werd geroofd, geplunderd en vernietigd. Je kunt daarbij denken, dat een ieder die groots wil leven en een visioen heeft van de ‘best of possible world’s’ ook put en zich wil laten voeden uit wat de mensheid eerder aan moois heeft voortgebracht… Hoe verderfelijk die wereld verder dan ook is… Dit terzijde.

Ik ging op zoek naar de grote Turkse supermarkt Özbaktat, die ergens in een woonwijk verscholen moest zijn. Er is altijd zo’n moment dat ik in de buurt ben, maar het net niet kan vinden, dus ik vroeg twee mensen op straat de weg: ‘Geen idee, ze waren hier niet bekend, maar vraag het in de winkel, hij weet het vast wel’. Dus ik keek achter hen en dat bleek de ingang, onaanzienlijk, zonder pui of wat dan ook, gewoon een woonhuis, had ik anders gedacht, van: ‘De Tweede Lezer,  Tweedehands boeken en strips’. Binnen ontsloot zich een wereld VOL boeken, tot de nok gevuld, in stapels vanaf de grond, van de ene nauwe ruimte in de andere, laddertjes aan alle zijden. Alles wat je verzint bij een verscholen antiquariaat dat magisch verschijnt, met een echte boekliefhebber daarin.

Daar hoort ook een gesprek bij dat er al gevoerd werd, toen ik binnen kwam: over de zeldzame druk van het een of ander, en dat de eigenaar nog wel iemand wist, die morgen weer langs zou komen die deze serie ook had verzameld en deze wilde verkopen, hij kon eens vragen of hij genegen was om alleen dit ene deel  weg te doen, maar beide schatten uiteindelijk in van niet. Ik snuffelde wat en kroop steeds dieper in de krochten van de boekhandel. De eigenaar kwam vragen of hij kon helpen. ‘Wat een onverwachte verrassing, hier!’ zei ik, ‘bent u nooit bang voor een brand?’  Nee, helemaal niet: hij verzekerde mij dat boeken heel slecht branden en hij was al 35 jaar boekhandelaar, er was nooit wat gebeurd, en nu had hij zijn langste tijd wel gehad. Ja, écht?, reageerde ik een beetje teleurgesteld, schat ik in, want hij zei: ‘Ja, 35 jaar, dat wordt het nooit meer.’ O, ja natuurlijk, dat is ook zo, zei ik. De man was enigszins van mijn eigen leeftijd en de sterfelijkheid doemt op aan de horizon…

Nee, ik zocht niks speciaals, ik zocht de Turkse supermarkt, of wacht ja, misschien toch wel: had hij iets van Corto Maltese? Ik liep met hem mee, weer helemaal naar voren, hij klom zijn laddertje op en haalde van verschillende planken wat andere boeken van Hugo Pratt, de schrijver en tekenaar, want hij had nog veel meer gemaakt, waarvan ik nog niks wist. En zowaar kwam hij ook met een tweedehandsje aan, exact die ene die ook bij Bol.com te koop was en die ik zelfs al in mijn winkelwagentje had gestopt, maar nog niet besteld, met een vage notie: misschien kom ik die nog wel tegen, al dacht ik daarbij meteen: maar waar dan? Nou, daar, dus. 

De andere klant mengde zich ook in het gesprekje en beiden hadden nog wel een tip voor mij: de Fransman Bourgeon, die bekend was dat hij zéér nauwkeurig reseach deed, hij was van beroep glasschilder, vandaar misschien, zodat werkelijk alles wat hij tekende ook klopte met ooit bestaande kleding, gebruiksvoorwerpen, enzovoort, vast ook  wel in de bieb verkrijgbaar, zó klassiek en bekend. Later las ik dat zijn hoofdpersonages altijd krachtige vrouwen zijn. Bijna had ik ter plekke een album van hem gekocht omdat ik zag dat het zich in Afrika afspeelde en bij nader inzien rondom Abomey en een dorp op palen in het water in Benin, waar ik ook geweest ben. En ja, inderdaad, de detaillering van kruiken en flessen langs de lemen muren, de bootjes bij de houten palen, de wijze waarop de mensen zitten en bewegen en hun kleding: alsof ik er even weer was. ‘Ik kom zeker terug’, zei ik bij het weggaan en nu wellicht om tóch dat album nog eens in te zien en aan te schaffen.

En toen was er nog de Turkse supermarkt met ervoor een levendig buurtwinkelcentrumpje, dat me wel een beetje aan buurtjes in Amsterdam deed denken, rondom de Noordermarkt of ergens rondom de Jordaan of de Albert Cuyp. Wat een grote groenten en fruitafdeling, die al buiten begon en ja, ik hou van de sfeer en de illusie dat je als het ware, even niet in Nederland bent.

Ik typ dit, met geurend Turks brood en de cellist Harriet Krijgh, begeleid met de piano van Magda Amara: Silent Dreams’. Ze vertelde in ‘Podium Witteman'  van afgelopen zondag dat deze cd haar meest intieme en persoonlijke is, met  liederen die al haar leven lang meegaan, te beginnen toen ze een kind was en haar oma een liedje voor haar zong. Tijdens de lockdown vroeg ze zich af, of ze de cello kon laten zingen, zonder de woorden, zou de zeggingskracht aanwezig blijven? Ja dus, heel mooi, een mengeling van schoonheid en melancholie…  Hoe die lockdown ook goede dingen heeft gegeven…Zoals ook de vondst van mijn boshuisje… Ánders met de dingen omgaan, dan zoals we dachten dat het leven vanzelfsprekend was en zo onverwachte dingen tegenkomen… dat zal de uitdaging blijven.

woensdag 10 november 2021

Over reislust: Herodotus & Corto Maltese

Mijn reislust, die zo constateer ik, gewoon nog in mij sluimert (al ben ik geheel content nu op één plek hier in het bos met geen grote verlangens om verder te gaan dan wat ik al fietsend bereiken kan), gaat al lezend wel haar eigen gang. Zo lees ik al bijna een maand ‘The Histories’, een tamelijk recente vertaling van Tom Holland van de geschiedenissen ofwel belevenissen van Herodotus in de 5e eeuw voor Christus. Op YouTube geeft Tom Holland een zeer aanstekelijke inleiding; hoe hij al als kleine jongen door deze verhalen wordt meegesleept en dat dit nooit is over gegaan.

Zelf val ik al lezend, elke keer van de ene verbazing in de andere, waardoor je na een tiental bladzijden weer een hele dag ermee voort kan om het te laten bezinken. Dan lees je over een koningin, die à la koning Willem Alexander ‘water’ als specialisatie had, enorme meren aan de rand van haar land liet bouwen, die alles irrigeerden, de Nederlandse dijkenbouw en inpoldering valt erbij in het niet,  en ik denk dan tegelijk ook aan het oude landschap op Bali, met haar terrasvormige groene sawah’s langs de heuvels. Dan verzint ze een list: ze nodigt haar ergste vijand als zogenaamd gebaar van verzoening uit, voor een feestmaal in een zaal, een beetje ondergronds, die ze er speciaal voor heeft laten bouwen. Maar als het hele gezelschap binnen is, dan opent ze de sluisdeuren die ze achter een wand gebouwd heeft en het water verzwelgt allen. 

Zonet las ik over een man Zopyrus geheten, in het derde boek, die uit een profetie van het orakel van Delphi begrijpt dat het aan hem is om aan Darius de overwinning op de Babyloniërs, die niet te verslaan waren, te schenken. Daartoe verminkt hij eerst zichzelf, hij snijdt zijn neus en zijn oren weg en havent zijn gezicht, Darius moet ervan huilen, en stelt een list voor: dat hij naar de Babyloniërs zal gaan en zal zeggen dat hij overloopt en zichzelf wil wreken op Darius die dat gedaan heeft. Een paar keer moet Darius, duizend mensen bij de verschillende poorten van het gebied van de Babyloniërs brengen, die zal Zophyrus dan verslaan en als hij eenmaal het vertrouwen heeft van de Babyloniërs en de sleutels van alle poorten heeft, dan volgt de genadeslag. En daarna las ik over een volk, waar alle mannen en vrouwen kaal worden geboren, ze zijn volstrekt vredelievend en wonen in de bergen, een beetje ontoegankelijk, ze eten alleen vruchten en elk mens woont onder een boom, ze bezitten geen wapens en ze zijn de scheidsrechters en wijze raadgevers als er stammen in de buurt ruzie met elkaar hebben. Ik dacht aan boeddhistische monniken.

Herodotus beschrijft alles, zoals je eigen oog dat ook zou ervaren, als je iets op reis ziet wat je niet meteen begrijpt, wat verbazing opwekt en de verwondering hoe anders en verschillend mensen onderling van elkaar kunnen leven, wat voor gebruiken ze hebben, hoe ze zich kleden, wat ze dagelijks doen. Soms heeft hij het niet met eigen ogen gezien, maar bericht dan over wat hij gehoord heeft, soms zijn er ook meerdere versies, en dan zegt hij erbij wat hem het meest waarschijnlijk lijkt. Héél modern en ik weet nog dat ik hem voor het eerst las in het hoge Erasmusgebouw in m’n stad, in de bieb van klassieken en ik om mij heen keek, over de bossen heen onder mij en dacht: is dit écht 500 jaar voor Christus geschreven? , het lijkt alsof hij naast mij zit en reisverhalen opdist. Ik las toen over de Amazones, dat vrouwenvolk ter paard, daar ben ik nu nog niet aangekomen. .

In de Apeldoornse bieb heb ik Corto Maltese ontdekt. Hij is een iconische stripfiguur waar mijn twee gidsen in de ‘graphic-novel’-wereld, de Indiër in For The Love of Comics en de Duitser in Panellogy, altijd met een grote vanzelfsprekendheid over praten, ook tussen de regels door, als ze het over iets anders hebben. Ik dacht: nou, die ontdek ik ter harer tijd nog wel, ik ga er nu niet actief naar op zoek. En verhip,  daar waren er een paar in de stripboekenbakken en  ik begreep meteen wat de impact van hem is, op beide.

Het is een stripfiguur waarvan ik meteen dacht: die zou ik zelf hebben willen verzinnen. De schrijver en tekenaar is Hugo Pratt, geboren in Rimini, maar opgegroeid in Venetië. En dus is een van de nationaliteiten of oorsprongen van Corto Maltese ook Venetiaans: hij is een kapitein zonder schip, die over de wereldzeeën en door de tijden heen zwerft. Hij hecht niet aan geld, zoekt ook niks op, maar bevindt zich zomaar in de actie waar goed en kwaad, recht en onrecht, redelijkheid en ‘rituele irrationaliteit ‘ iets met elkaar hebben uit te zoeken. Hij kan zelf kiezen wanneer hij wil sterven en dat maakt hem een figuur die zowel menselijk als goddelijk is, of tussen droom en werkelijkheid in, en hij heeft ook iets van een sjamaan: als het moet, dan vecht hij; zweeft, buitelt of vliegt hij om zijn tegenstander te verslaan,  maar een kenmerkende favoriete pose van hem is: languit ergens zitten tegen iets geleund, benen over elkaar geslagen, relaxed, oorring in zijn linkeroor, zeemanspetje op, sigaartje in de mond, turend de verte in en er vliegen ook vaak zeemeeuwen door het beeld. 

Corto Maltese is een soort van verbeelding van mijn reislust. Het oerboek over hem, de eerste: ‘The Ballad of the Salty See’ is echter niet verkrijgbaar en andere boeken zijn antiquarisch ook nogal prijzig. Dus hem vaker ontmoeten is aan banden gelegd. Net zoals mijn reislust.

zondag 7 november 2021

Pikdonker

Pikdonker: dat is het woord dat de hele dag door mijn hoofd gaat, dus laat ik maar een blogje beginnen, dan raak ik het daarmee wellicht kwijt. Want dat was het: pikdonker, dat laatste stuk door het bos, 2,5 km van mijn terugweg uit Apeldoorn. Ik was even helemaal vergeten dat het wintertijd is geworden, dus een uur eerder donker. Vorige week fietste ik van de stad naar hier, in de regen, ook omdat het die avond, ‘de nacht van het donker’ was, of zoiets heette het: overal op de wereld de grote lichten uit en in de steden, ook de iconische gebouwen zoals het Sidney-operahouse, de Eiffeltoren enzovoort.

Ik was héél benieuwd hoe meer het donker zou zijn bij mijn boshuisje, het ís er al loeidonker, wanneer ik elke avond als laatste even de voordeur open doe en soms naar buiten stap: altijd een kick geeft mij dat, maar zou het nog ondoordringbaarder zwart kunnen worden? Nee, dus. Ik zag aan de horizon nog steeds iets van licht. Zo niet gisteren, midden in het bos. Er was alleen het licht van mijn fiets, dat niet ver reikt. Natuurlijk had het wel iets, maar ik dacht ook: stel dat een everzwijn ofzo nu mijn pad kruist, dat is niet fijn. Echt donker geeft de wereld om je heen ook iets onvoorspelbaars, het overzicht is weg.

Dan voelt het aan als ‘menselijke beschaving’: die paar lichtjes die uiteindelijk opdoemden, de lichtjes van het park hier. Dat ik daar woonde en binnenkort thuis was, zo’n klein plekje van licht zou ontsteken, daar was mijn nederzetting, letterlijk dus: daar kon ik mij neder zetten, neerzijgen, gaan zitten, uitrusten.

Ik had de bieb ontdekt en er de tijd vergeten, het is één gebouw, te samen met het CODA-Museum en dat is CODA: Cultuur Onder Dak Apeldoorn. Ik meldde me bij de ingang, voor het eerst met een QR-code, en toen bleek dat dit de balie van het museum was, terwijl de balie van de bieb geheel achterin verstopt was: zo raar was het aanvankelijk in mijn ogen, dat je helemaal naar achter moet lopen om je uitleen te scannen. 

Er bleek een hele zaal vol met kunstboeken te leen, wát een sortering, misschien omdat de bieb onder hetzelfde dak zit als het kunst-museum, maar die zware boeken ga ik niet meesjouwen naar huis. Misschien eens een dagje daar af en toe doorbrengen, in een welhaast lege bibliotheek, verwacht ik, want er liepen nu ook maar enkele leners, terwijl er van onder in het begin juist lawaai kwam, er was een  kinderactiviteit bij de kinderboekenafdeling. ‘Bouwfoutje’, dacht ik, geluid stijgt naar boven, zou er nu altijd door de hele bieb geluid zijn? Eens uitproberen: maar  dan in de ochtend vertrekken en midden op de middag weer gaan, om dat dus te vermijden: het pikdonkere. De beginregels van het liedje van Simon & Garfunkel ‘The Sound of Silence’, Hello darkness my old friend…  Die bewaar ik maar voor het nachtelijk afscheid van de dag, voordat ik ga slapen. 

donderdag 4 november 2021

Filmpje (Vos)

Ik zat op de bank te lezen en toen kwam Vos voorbij. Eén van de vossen, er zijn er meerdere weet ik ondertussen, maar deze is er het beste aan toe: groot, stevig, mooie vacht, dikke staart, scherpe blik. Zij keek mij, langs slenterend, even door de ruit aan en ik sprong op en liep naar buiten. En ja, daar was ze, bij het schuurtje alsof ze had gewacht. En ik maakte een filmpje.


woensdag 3 november 2021

Schelpen, tempelsleutel, hemeldeur

Wat is het toch prachtig. De vroege vaalbleke ochtendzon die door de nevelige bomen filtert en de nog overgebleven bruine en gele eikenbladen aan de bomen in een gouden gloed zet… Zo stil en geheimzinnig ook, door de mist.Een enkele donkere merel wipt over het groen gras, af en toe vliegen er vogels voorbij of ze dalen van tak naar tak. 

Onlangs hoorde ik een heel harde  klap tegen het raam. Later bleek er een goudvinkje in het gras te liggen, nog warm, met subtiele kleuren van lichtgroen en rood-oranje op haar jasje.De buren hadden vet- & voederbolletjes gehangen in het boompje tegenover mij, ik zag een rode specht aan de boomstam zich te goed doen en vogeltjes af en aan duikvluchten maken, maar deze had niet helemaal begrepen, hoe… Ik kon het niet direct begraven, zij zat tegen een oranje pompoen aan op de ronde tafel, nog bijna levend, zo leek het. Dagenlang is het goed gebleven omdat het in de nacht al vroor, dat zag ik aan het heel dunne laagje ijs op het tafelblad.

En nu ga ik mij ingraven, in mijn hol voor de winter, zou ik kunnen denken, met de onlangs verzamelde schatten uit mijn huis uit de stad die nu een plek hebben veroverd op mijn boekenkasttafeltje. Met haar drieën omspannen ze als het ware iets van mijn reisgeschiedenis die ingebed is in wereldgeschiedenis. 

Allereerst nam ik een schelp mee, die ik in de brandende hitte in de Egyptische woestijn heb gevonden. Bij een plaspauze van de bus, ik hurkte en kon het bijna niet geloven, er lag een schelp bij mijn handen! Ik las dezelfde verbazing bij Herodotus in zijn Historiën, ook wel de eerste geschiedschrijver van de wereld genoemd. Dat een stem van 500 jaar voor Christus zó fris en helder tot je klinkt, en hij dit zelfde heeft gezien. 

In dit kielzog, nam ik een dubbele schelp met parelmoer bekleed mee, die wandelend langs een strand in Sumatra zó uit het glinsterend schuim van de zee voor mijn voeten viel. Het voelde als een cadeautje uit het universum en door het hiernaartoe te brengen, hou ik deze ervaring, die je eigenlijk elke dag wel kan gebeuren, hier levend. En ook mijn vele, vele wandelingen langs stranden aan zee. 

Tot slot een oude grote sleutel van een tempeldeur uit Sri Lanka. Ik zie het kromgebogen mannetje met zijn fiets vol kisten erop gemonteerd, die over het grote tempelcomplex fietste, dat nog bedrijvig was vol archeologische arbeid, het was 45 jaar geleden; mijn eerste kennismaking met zo’n groot uitgestrekte opgraving of uitgraving of ontdekking van een heilige plek, zo’n beetje midden in de natuur. Hij haalde de sleutel uit een houten kistje, schichtig om zich heen kijkend, wel wetend waarschijnlijk dat hij iets deed wat eigenlijk niet mocht. ‘Tempelsleutel!’, zei hij en maakte het gebaar van een hele hoge deur en hij tekende met zijn ogen naar boven, naar de hemel, de contouren uit en vouwde daarna zijn handen en boog een beetje. Mijn raam in het boshuisje is ook zo’n hemeldeur. 

maandag 1 november 2021

Verzamelaar van sensaties

Ik ben wel een verzamelaar. Van sensaties: en die hebben als voertuig dan vaak concrete dingen. Letterlijk: dingen, dus materie. Vandaar dat ik een overvol huis in de stad heb, waarvan nu een klein deel in verhuisdozen, hoog opgestapeld, een kamertje in het huis innemen. Die kamer was vroeger, een lange tijd als een kapelletje: juist zo leeg mogelijk. 

Het was een aparte sensatie om ineens een ander door jouw huis te zien bewegen. En dan te horen: wist je dat alleen maar gordeldieren en mensen aan lepra kunnen lijden? Dat had hij opgezocht omdat er een masker, gemaakt van een gordeldier aan de muur hangt. Uit de erfenis van mijn ouders, die van alles van hun reizen meenamen en daaruit dingen van hen bewaren, houdt ook de  sensatie van hun leven op gang, ze bewegen daar als het ware in mee.

Ik neem ook altijd oude servetjes na een maaltijd mee. ‘Dat is zuinigheid’, oordeelde broer Y. Maar degene die de tafel kwam afruimen begreep mijn uitleg wel meteen: Vader nam ze ook altijd, van overal, mee. Ik vertelde er niet bij dat toen hij lag opgebaard en iemand voelde in de zakken van het colbert dat hij aanhad en dat daar een beetje zakte richting de grond, er meerdere servetjes uitkwamen en de hele familie lachte, door de tranen heen. Zo beleef je elke keer, in een fractie van een seconde, zowel de dood als het leven…

Ik zag op Instagram bij Amanda Gorman, dat zij allemaal foto’s had geplaatst waar haar gele jurk en rode haarband in verschijnt, die zij droeg toen ze haar gedicht The Hill We Climb voordroeg bij de inauguratie van Joe Biden: een jong meisje in dezelfde pose als haar op een cover van Time, een hond met een geel jasje en een rode band en als Halloweenkostuum: zoals praalwagens met carnaval ook commentaar kunnen  leveren op maatschappelijke kwesties.

Het leuke aan Amanda Gorman is, dat zij de glamour en de materie niet schuwt en dat ze het verweeft met haar poëtische boodschap tot verandering en optimisme in de krachten van de mens. Materie helpt haar. Zoals ook het kartonnen bord waarmee Greta Thunberg vanaf het begin mee op straat heeft gezeten, ‘Skolstrejk För klimatet’ iconisch is geworden omdat ze het over de hele wereld heeft meegenomen en dat navolging heeft gevonden in vergelijkbare bordjes. 

Materie als voertuig voor dingen van de geest: het was altijd al zo, het is een menselijke eigenschap. Zoals boeddha-beeldjes uit het tuincentrum of afbeeldingen van hem binnen, bij vier caravans in mijn straatje aanwezig, wat zegt het? Misschien iets over het genoegen van op één plekje verblijven, met een glimlach. Want ook gewoon hier naar buiten kijken, in een bos dat verkleurt, blaadjes af en toe ronddwarrelen en dansen, de vogels op de takken wippen, de lucht weer meer  zichtbaar wordt: elk moment is nieuw en dat is een onuitputtelijke bron voor een verzamelaar van sensaties.