dinsdag 23 november 2021

Terug naar de vliegden

Gisteren lag ik - tot twee keer toe - drie kwartier in het zand met winterjas en hoedje op. Het was in ‘De Pollen’, de enige vlek geel op de kaart van het Nationale Park de Hoge Veluwe, die verder groen en paars is. Het heet ook officieel ‘struingebied’, bedoeld dus om er kriskras doorheen te lopen. Ja, ten zeerste zo bedoeld en gemaakt, want héél vroeger was het bos, pal achter de familieplek en toen waren er lang graafmachines en dergelijke bezig en toen was ik er een keertje en dacht alleen: en nu is de hele Hoge Veluwe voorgoed verpest, dit komt nooit meer goed.

Het voordeel van zo lang blog-schrijven is, dat ik nu mijn eigen herinneringen een beetje gedocumenteerd heb. Want dit kleine gebiedje is door de jaren heen al veel vaker gevisiteerd door mij en ik wist al dat het wél goed was gekomen: de oorspronkelijke zandverstuivingen met een enkele vliegden zijn hier gerestaureerd. Of beter gezegd: opnieuw tot leven gewekt en geconserveerd. Wanneer was het dat ik er ook was met nichtje L.? Dat bleek in september 2010 en ze maakte ratelslagen in het gele zand en  noemde het er ‘De Kale Woestijn’. Dat was ik alweer vergeten… 

En dan de twee keren in 2016 in het laatste half jaar van Moeders leven: met Zusje daar genieten van de late middagzon bij de auto en de keer met Moeder alleen: ik wandelde een stukje in de brandende hitte terwijl zij in haar auto aan de kant een dutje deed. Tussen haar vele schilderijen tijdens het opruimen van het huis vond ik een klein schilderijtje in oranje en gelige tinten met twee zwarte vlekken en ik herkende het onmiddellijk: De ene was ikke en de andere een vierkanterige boom, een vliegden dus en  dit is wat zij zag toen ik daar wandelende… Zij heeft het nooit aan mij laten zien, er hangt een rare, ongedefinieerde spanning in de verf, alsof het ook een portret is van de moeder-dochter relatie. Ik heb het wel mee naar huis genomen, het hangt nu in mijn huis in de nieuwbouwwijk, boven aan de trap. 

Nu liep ik het gebied in vanaf de andere kant, want het was mijn intentie om naar het jeneverbesbos te lopen, maar de zon in de gele vlakte en de welvingen van de zandverstuivingen om tegen aan te kunnen liggen, lokte mij om van dat plan af te zien en daarin te wandelen.Dus ik lag en genoot van de zon en struinde en de tweede keer, op zoek naar een zon-plekje, liep ik naar een vliegden met een aanlokkelijk zand eronder dat uitzicht zou geven over de weidsheid waarin ik net had gelopen. Daar lag ik dan, opnieuw in een stukje landschap van Nederland met zoveel herinneringen… En ter plekke maakte ik een nieuwe herinnering: want toen ik opstond en verder liep, zag ik dat de boom onder bij wier wortels ik had genoten en mij had gekoesterd, het die ene vliegden was op dat schilderijtje van Moeder. 

Alsof ik door de tijd en de ruimte barrière was gebroken en even naar de achterkant van het schilderijtje was gereisd en daar verbleef. Een soort van cirkel die rond is geworden, ik was in  een patroon dat van evenveel belang was, als dat wat de voorzijde laat zien. Zoals in dat liedje van Carole King: Tapestry. Hoe het precies zit weet ik niet, maar mijn gevoel zegt: het is goed zo.