Onlangs hoorde ik een heel harde klap tegen het raam. Later bleek er een goudvinkje in het gras te liggen, nog warm, met subtiele kleuren van lichtgroen en rood-oranje op haar jasje.De buren hadden vet- & voederbolletjes gehangen in het boompje tegenover mij, ik zag een rode specht aan de boomstam zich te goed doen en vogeltjes af en aan duikvluchten maken, maar deze had niet helemaal begrepen, hoe… Ik kon het niet direct begraven, zij zat tegen een oranje pompoen aan op de ronde tafel, nog bijna levend, zo leek het. Dagenlang is het goed gebleven omdat het in de nacht al vroor, dat zag ik aan het heel dunne laagje ijs op het tafelblad.
En nu ga ik mij ingraven, in mijn hol voor de winter, zou ik kunnen denken, met de onlangs verzamelde schatten uit mijn huis uit de stad die nu een plek hebben veroverd op mijn boekenkasttafeltje. Met haar drieën omspannen ze als het ware iets van mijn reisgeschiedenis die ingebed is in wereldgeschiedenis.
Allereerst nam ik een schelp mee, die ik in de brandende hitte in de Egyptische woestijn heb gevonden. Bij een plaspauze van de bus, ik hurkte en kon het bijna niet geloven, er lag een schelp bij mijn handen! Ik las dezelfde verbazing bij Herodotus in zijn Historiën, ook wel de eerste geschiedschrijver van de wereld genoemd. Dat een stem van 500 jaar voor Christus zó fris en helder tot je klinkt, en hij dit zelfde heeft gezien.
In dit kielzog, nam ik een dubbele schelp met parelmoer bekleed mee, die wandelend langs een strand in Sumatra zó uit het glinsterend schuim van de zee voor mijn voeten viel. Het voelde als een cadeautje uit het universum en door het hiernaartoe te brengen, hou ik deze ervaring, die je eigenlijk elke dag wel kan gebeuren, hier levend. En ook mijn vele, vele wandelingen langs stranden aan zee.
Tot slot een oude grote sleutel van een tempeldeur uit Sri Lanka. Ik zie het kromgebogen mannetje met zijn fiets vol kisten erop gemonteerd, die over het grote tempelcomplex fietste, dat nog bedrijvig was vol archeologische arbeid, het was 45 jaar geleden; mijn eerste kennismaking met zo’n groot uitgestrekte opgraving of uitgraving of ontdekking van een heilige plek, zo’n beetje midden in de natuur. Hij haalde de sleutel uit een houten kistje, schichtig om zich heen kijkend, wel wetend waarschijnlijk dat hij iets deed wat eigenlijk niet mocht. ‘Tempelsleutel!’, zei hij en maakte het gebaar van een hele hoge deur en hij tekende met zijn ogen naar boven, naar de hemel, de contouren uit en vouwde daarna zijn handen en boog een beetje. Mijn raam in het boshuisje is ook zo’n hemeldeur.