Het houdt me deze week bezig: de verhouding tussen vorm en inhoud. Vanochtend las ik in Trouw een bericht over de 500.000 vergeten Australiërs, die als kinderen tussen 1930-1970 in kindertehuizen in een soort kinderslavernij leefden. Ze werden gedeporteerd, zoals een slachtoffer dat noemt uit o.a. Groot Brittannië omdat dat goedkoper was dan ze in eigen land op te vangen. En jawel: de kerken waren de spil hierin.
Over de fraters van de Christian Brothers getuigt een kind: 'We werden ook seksueel misbruikt. De broeders kwamen 's nachts naar onze bedden en namen ons mee naar hun slaapkamers. Ze gebruikten ook grof geweld. Ik had op een dag met zes andere jongens druiven geplukt in de tuin. We hadden honger.' De overste kleedde hem als straf naakt uit en ranselde hem af in het bijzijn van de andere iongens. En deze lui zitten dan overdag regelmatig te bidden: de vorm ziet er mooi en hemels uit maar de inhoud is de pure hel.
En ik lees van Jens Christian Grondahl: Veranderend licht. Daarin ontdekt de 56-jarige Irene dat haar man Martin een ander heeft. Dat zet haar aan tot zelf onderzoek en ze komt er tot haar eigen ontzetting achter, dat ze wellicht nooit van hem gehouden heeft. Dat Martin wellicht zo hoffelijk is, om nu de schuld van de scheiding op zich te nemen, terwijl de liefdeloosheid uit haar zelf komt.
Ze bezoekt haar moeder. ' Irene kijkt naar haar moeder. Zij heeft haar hele leven doorgebracht met de zorg voor het uiterlijke kader van het leven; ze ging erin op, verfraaide het, administreerde de betrouwbare, regelmatige onveranderlijkheid ervan. Ze had het zo druk met dat kader dat Irene soms de indruk had dat haar moeder helemaal vergat wat erin zat. De inhoud, de inhoud van het leven. Maar kun je onderscheid maken tussen het leven en de inhoud daarvan?
Dat is voor mij de vraag: leven en inhoud hebben met elkaar te maken maar hoe? Een klooster, de uiterlijke vorm van het leven in broeder of zusterschap, kan net zo goed de façade zijn van een hel eronder. Een huwelijk dat dertig jaar duurt en een onveranderlijke rots lijkt in de branding, kan hol, leeg en kaal blijken. Wanneer ik me bezig houdt met het schrijven van een mooie meditatie, dan kan de vorm en de inhoud wel helemaal kloppen, maar tegelijk niet gelijk lopen met hoe ik me verder gedraag.
Ook ik heb de neiging om het ene in mijn leven als belangrijker, dieper, en mooier te beschouwen dan het andere. Mijn gedrevenheid is eerder gericht op het lezen en genieten van mooie boeken, kunst, de natuur. Ik mediteer liever dan me druk maken over het feit of ik de biljartballen heb opgeruimd in een wijkcentrum dat tussentijds wordt afgesloten en waar niemand meer komt totdat de volgende dienst heeft.
Maar stel dat dit voor een collega nu heel belangrijk is? Dan behoor ik zijn behoefte daaronder, van aandacht en serieus genomen willen worden wel serieus te nemen. Liefdeloosheid is zo geschiedt. In een liefdesrelatie kun je niet voortleven op de macht der gewoonte, in een klooster kun je je niet verbergen achter heilige teksten en het samen bidden. Zo wordt onverwachts, een biljarttafel een plek van gebed, waar vorm en inhoud samen kunnen vallen. Merkwaardig toch; Het Leven. Zoals in het boek van Grondahl: het licht verandert.