maandag 9 december 2013

Vurig vuur

Afgelopen weekend heb ik veel bij een warm gloeiende houtkachel gezeten. Wat een weldadige warmte, de thermostaat in de kamer gaf af en toe 25 graden aan, dat je dan gewoon in een T-shirt al die warmte tot in je botten voelt! Het is net geen open vuur, zoals bij een open haard, maar je ziet wel alle vlammen en het vuur in het hout, zonder dat je bang hoeft te zijn dat er iets heets naar je toe spat: gewoon maar blijven liggen en zitten en zijn en je alleen maar ietsjes verwijderen als het té warm wordt.

Dat is een uiterlijke wereld waar het goed toeven is, maar dat is alleen zo, als je het ook met het gezelschap in de kamer kunt vinden. Uiterlijk heel warm, van binnen ijskoud, dat is niks: van binnen heel warm en verder kippevel van de kou, ook dat is niks. Dat beide accorderen, ofwel, dat beide een verbinding met elkaar aan gaan, de uiterlijke en innerlijke wereld: dan stroomt het pas. Of ademt het: zoals vuur in de branddriehoek ook drie elementen nodig heeft: de brandstof, zuurstof en het vuur.

Vriend T. vroeg zich af, waarom hij toch ook altijd met die innerlijke wereld bezig was. Waarom kun je niet 'gewoon' altijd mee willen doen met die uiterlijke wereld en die de voorrang geven, waarom moet je een boek lezen, schrijven, je creatief zitten uiten? Terwijl die uiterlijke wereld faciliteert voor de innerlijke: zonder dat kom je er helemaal niet aan toe, die is toch in feite voorwaarde scheppend, dus het belangrijkste, zou je denken.

Maar zo is het niet. Je moet jouw innerlijk voedsel in die uiterlijke wereld brengen, want anders stort die in, ofwel om in de vuurterminologie te blijven: dan dooft ook die uiterlijke wereld uit en word die dof en zwart. Je voedt de wereld met jóuw voeding en dat zal voor een ieder een andersoortig voedsel zijn. Maar de levenslijn, die je met je eigen wortels hebt, die zorgt ervoor dat ook die uiterlijke wereld zich wortelen kan: alles wordt uiteindelijk gevoed door een gloed van binnenuit.

Ook M. zei dat na de ochtendmeditatie. De tekst die ik had meegnomen van Tao Meng, bleek wel heel toepasselijk: buiten op het balkon die haar flat aan twee kanten omgeeft, waren werklui bezig met hameren, bonken, veel gepraat en gestommel en ik las voor:

Stilte is niet de afwezigheid van geluid,
Stilte is de diepste klank.

'Alsof je het ineens van binnen uit voelt gloeien en dat die ruimte steeds groter wordt" zei ze. Zo is het maar net. De uiterlijke wereld wordt ten alle tijden gevoed door een groot innerlijk vuur: dat is het ene element van de branddriehoek. Voeg daarbij de zuurstof die je de levensadem geeft, en een uiterlijke wereld als brandstof, en de branddriehoek die je het leven geeft, wordt, brandt en blijft vuur.'